Toelichting bij COM(2017)753 - Kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2017)753 - Kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking). |
---|---|
bron | COM(2017)753 |
datum | 01-02-2018 |
• Motivering en doel van het voorstel
De meeste inwoners van de EU hebben een zeer goede toegang tot drinkwater van hoge kwaliteit, met name in vergelijking met sommige andere regio’s in de wereld. Dit is het resultaat van een lange traditie van drinkwaterbeheer in veel van de Europese lidstaten, maar is ook in belangrijke mate te danken aan Europese milieuwetgeving en financiële steun van de EU 1 . Sinds de jaren 1980 heeft de EU regels toegepast die strenge controles van de waterveiligheid voorschrijven. Dit betekent dat stedelijk afvalwater wordt opgevangen en behandeld, industriële emissies veilig worden beheerd, het gebruik van chemische stoffen onder strikte voorwaarden wordt goedgekeurd en een holistische aanpak wordt gevolgd bij het beheer van grensoverschrijdende waterlichamen. Hoewel deze regels in sommige gevallen vanwege hoge initiële investeringen of concurrerende prioriteiten niet binnen het overeengekomen tijdsbestek in praktijk konden worden gebracht, is het waterbeheer steeds verder verbeterd, en de Commissie en de lidstaten doen nu een gezamenlijke, gecoördineerde inspanning om de regels zo spoedig mogelijk volledig te implementeren 2 .
Eén wetgevend document, Richtlijn 98/83/EG van de Raad betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water 3 , verdient daarbij speciale aandacht, aangezien het specifiek is bedoeld om mensen te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van het drinken van verontreinigd water, door ervoor te zorgen dat het water gezond en schoon is. In het algemeen is de richtlijn door de lidstaten betrekkelijk goed geïmplementeerd, maar de in de richtlijn gevolgde benadering van de kwaliteitscontrole op de plaats van verbruik gaat uit van parameters die meer dan 20 jaar geleden zijn vastgesteld. Het is daarom nodig na te gaan of met de richtlijn bestaande en opkomende vormen van druk doeltreffend kunnen worden aangepakt, en of zij waarborgt dat de inwoners en bezoekers van landen van de Europese Unie ook de komende decennia kunnen blijven profiteren van drinkwater van goede kwaliteit.
Het drinkwater is duidelijk een zeer belangrijk onderwerp voor veel Europeanen. Het stond centraal in het allereerste Europees burgerinitiatief, „Right2Water” 4 , waarbij meer dan 1,8 miljoen handtekeningen zijn ingezameld en waarop de Commissie positief heeft gereageerd. Het initiatief werd in december 2013 aan de Commissie voorgelegd en drong er met name op aan dat „de EU-instellingen en lidstaten worden verplicht om er voor te zorgen dat alle inwoners het recht genieten op water en sanitaire voorzieningen” en dat „de EU zich nog meer inspant om ervoor te zorgen dat iedereen toegang heeft tot water en sanitaire voorzieningen”. In haar antwoord 5 heeft de Commissie de lidstaten verzocht alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat iedereen toegang heeft tot een minimale watervoorziening. Dit strookt volledig met de Agenda 2030, met name met duurzameontwikkelingsdoelstelling 6 en de daarmee samenhangende doelstelling om universele en billijke toegang tot veilig en betaalbaar drinkwater voor iedereen te verwezenlijken, die in 2015 zijn aangenomen 6 . Ook heeft de Commissie zich ertoe verbonden de richtlijn te herzien, hetgeen als te behalen resultaat is opgenomen in het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) van de Commissie 7 . Dit voorstel sluit derhalve rechtstreeks aan op het Europees burgerinitiatief „Right2Water”.
De herziening maakt ook deel uit van het plan voor de overgang naar een circulaire economie 8 . Het herziene voorstel zal de lidstaten helpen het drinkwater op hulpbronnenefficiënte en duurzame wijze te beheren en aldus energieverbruik en onnodig waterverlies te verminderen. Het zal ook helpen het aantal plastic flessen dat we gebruiken te verminderen door het vertrouwen van de consumenten in kraanwater te vergroten.
De Commissie heeft dit proces in gang gezet door de richtlijn allereerst te evalueren, overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving 9 . De resultaten van de evaluatie werden op 1 december 2016 gepubliceerd 10 en hebben geholpen de sterke en zwakke punten van de richtlijn aan te wijzen. Zij bevestigden dat de richtlijn het relevante instrument is voor het waarborgen van de hoge kwaliteit van het in de EU verbruikte water, aangezien haar basisdoelstelling bestaat uit de handhaving van de controles van drinkwater en het waarborgen dat de lidstaten de vereiste waterkwaliteitsniveaus herstellen in geval van problemen.
In de evaluatie werden echter vier gebieden aangewezen waar er ruimte voor verbetering is:
–de lijst van parameters;
–het gebruik van een op risico’s gebaseerde benadering;
–meer transparantie over watervraagstukken en consumenten toegang geven tot actuele informatie; en
–materialen die in contact komen met drinkwater.
In de begeleidende effectbeoordeling is ook gekeken naar een punt dat aan de orde werd gesteld in het Europees burgerinitiatief en tijdens de raadplegingen, namelijk dat delen van de bevolking, bijvoorbeeld kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, zoals met name de Roma, geen toegang tot drinkwater hebben. Op basis van de resultaten van de effectbeoordeling biedt dit wetgevingsvoorstel evenredige antwoorden op deze kwesties.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het voorstel is een herschikking van Richtlijn 98/83/EG, die in 2003, 2009 en 2015 is gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid wordt een herschikking het meest geschikt geacht. Dit strookt met de verbintenis die is aangegaan in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 11 om vaker gebruik te maken van de wetgevingstechniek van herschikking voor het wijzigen van bestaande wetgeving.
In het algemeen is het voorstel verenigbaar met vastgestelde wetgeving van de EU op het gebied van water, in het bijzonder de kaderrichtlijn water 12 , de kaderrichtlijn mariene strategie 13 , de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater 14 en de nitratenrichtlijn 15 . Het voorstel vormt met name een aanvulling op de artikelen 6, 7 en 8 van de kaderrichtlijn water die betrekking hebben op de voorschriften om de waterlichamen die voor de onttrekking van drinkwater worden gebruikt, aan te wijzen en te monitoren, en om beschermde gebieden aan te wijzen die die waterlichamen omvatten. Voorts vormt het een aanvulling op artikel 11 van die richtlijn, waarbij de lidstaten ertoe verplicht worden maatregelenprogramma’s op te stellen, met inbegrip van maatregelen ter bescherming van de onttrekkingsgebieden voor drinkwater.
Water wordt vanaf de plaats waar aan de kwaliteitseisen moet worden voldaan beschouwd als „levensmiddel” in de zin van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving. 16 Daarom wordt voorgesteld bepalingen inzake „water in flessen of containers en bestemd voor verkoop” uit te sluiten van het toepassingsgebied van Richtlijn 98/83/EG, aangezien al het drinkwater in flessen binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 178/2002 valt vanaf de plaats waar aan de kwaliteitseisen moet worden voldaan.
Wat specifieke categorieën van water in flessen betreft, wordt natuurlijk mineraalwater overeenkomstig Richtlijn 2009/54/EG van het Europees Parlement en de Raad 17 van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgezonderd. Overeenkomstig artikel 9, lid 4, derde alinea, van Richtlijn 2009/54/EG, moet bronwater aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen. Bronwater moet derhalve binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn blijven vallen.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
De herziening van Richtlijn 98/83/EG is opgenomen in het werkprogramma van de Commissie voor 2017 als een nieuw initiatief 18 dat zal bijdragen tot de uitvoering van het actieplan voor de circulaire economie. Het voorstel bevat elementen die het duurzame beheer van drinkwater op hulpbronnenefficiënte wijze ondersteunen en zullen bijdragen tot een vermindering van de consumptie van water in flessen. Dit is verenigbaar met de inspanningen van de EU om de broeikasgasemissies en de hoeveelheid zwerfvuil op zee terug te dringen 19 en met de Europese strategie voor kunststoffen 20 .
Het voorstel draagt ook bij tot de inspanningen om de administratieve lasten te verminderen en om beleidsmaatregelen te ontwerpen die zo doeltreffend en doelmatig mogelijk zijn, in overeenstemming met de mededeling van de Commissie over betere regelgeving 21 . Bijwerking van de normen en een meer holistische benadering van risicobeheer zou ook moeten helpen het concurrentievermogen van de watersector in de EU te handhaven en de innovatie te stimuleren. Het voorstel heeft ook tot doel controle- en verslagleggingsprocedures te vereenvoudigen, met bijzondere aandacht voor automatisering, minder frequente verslagen en relevantere gegevens. Dit is in overeenstemming met de aanpak voor betere regelgeving en de geschiktheidscontrole inzake verslaglegging en monitoring 22 . De bepalingen ter verbetering van de toegang van burgers tot informatie over hun drinkwater sluiten tevens aan bij de strategie van de Commissie voor een digitale markt 23 .
Het voorstel zal ook helpen bij de verwezenlijking van prioritaire doelstelling 3 van het zevende milieuactieprogramma voor de periode tot en met 2020: „beschermen van de burgers van de Unie tegen milieugerelateerde problemen en risico’s voor de volksgezondheid en het welzijn” 24 . Het past ook bij prioritaire doelstelling 4, waarin is bepaald dat het publiek toegang moet hebben tot duidelijke informatie over het milieu op nationaal niveau. Daartoe zijn in het voorstel kruisverwijzingen opgenomen en wordt gewaarborgd dat het in overeenstemming is met de voorschriften van Richtlijn 2003/4/EG 25 en de Inspire-richtlijn 26 .
Door de regels inzake materialen die in contact komen met drinkwater (artikel 10 van Richtlijn 98/83/EG) te schrappen, zal worden gezorgd voor een betere samenhang met de wetgeving inzake de interne markt, en in het bijzonder met de bouwproductenverordening 27 . Uit de effectbeoordeling is gebleken dat het huidige artikel, dat wederzijdse erkenning tussen de lidstaten impliceert en rechtsonzekerheid met zich meebrengt, mogelijk een belemmering voor de interne markt vormt. Voorgesteld wordt dat in een nieuw artikel inzake risicobeoordeling van het huishoudelijk leidingnet een deel van de verplichting zoals voorheen vervat in artikel 10 van Richtlijn 98/83/EG wordt overgenomen, en dat tegelijkertijd een normalisatiemandaat wordt afgegeven in het kader van de bouwproductenverordening om de eisen vast te leggen die van toepassing zijn op bouwmaterialen en -producten die in contact komen met drinkwater. De technische belemmeringen voor bouwproducten kunnen alleen worden weggenomen door geharmoniseerde technische specificaties vast te stellen om de prestaties van bouwproducten te beoordelen; om die reden is het nodig de geharmoniseerde normen krachtens Verordening (EU) nr. 305/2011 vast te stellen en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.
Beveiligingsaspecten komen aan de orde in het kader van andere beleidsterreinen van de Unie, met name in Richtlijn (EU) 2016/1148 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie 28 (de „NIS-richtlijn”). Tevens heeft de Commissie in oktober 2017 een actieplan vastgesteld ter verbetering van de paraatheid, veerkracht en coördinatie op EU-niveau op het gebied van aanvallen met chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen.
Ten slotte vormt het voorstel ook een antwoord op het Europese burgerinitiatief, doordat het de lidstaten ertoe verplicht de toegang tot water voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen te waarborgen. Dit zal ook helpen bij de uitvoering van het EU-beleid inzake de integratie van de Roma binnen het EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma 29 en in het kader van de aanbeveling van de Raad over doeltreffende maatregelen voor integratie van de Roma in de lidstaten 30 .
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Het voorstel is gebaseerd op artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (voorheen artikel 130 S van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap). Dit is dezelfde rechtsgrondslag als die waarop de richtlijn die nu wordt herschikt, berust.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
De EU en de lidstaten hebben gedeelde bevoegdheden voor het vaststellen van regelgeving op het gebied van milieu en gezondheid in de watersector. Dit houdt in dat de EU alleen wetgeving kan vaststellen voor zover de Verdragen haar daartoe machtigen, rekening houdend met de beginselen van noodzakelijkheid, subsidiariteit en evenredigheid.
De doelstelling van de richtlijn, te weten de bescherming van de volksgezondheid tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging van voor menselijke consumptie bestemd water, zal worden verwezenlijkt door minimale kwaliteitsnormen op EU-niveau, alsmede minimumvereisten voor controle, verslaglegging, transparantie, toegang tot water, en herstelmaatregelen in het geval dat niet aan deze normen wordt voldaan, vast te stellen. De lidstaten kunnen zelf bepalen welke concrete actie (bijvoorbeeld het soort herstelmaatregelen, de daadwerkelijke controleprogramma’s) zij nemen.
De herziening van de richtlijn is oorspronkelijk ingegeven door het Europees burgerinitiatief „Right2Water”, dat door meer dan 1,8 miljoen mensen met hun handtekening is ondersteund. Ook het Europees Parlement heeft, in zijn reactie op het initiatief 31 en in het kader van de inzet van de EU voor de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN 32 ,verzocht om actie op EU-niveau om de toegang tot drinkwater te waarborgen. Daarom worden in dit voorstel algemene regels op EU-niveau vastgesteld, binnen de grenzen van de bevoegdheden van de EU en met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, maar biedt het de lidstaten een beoordelingsmarge ten aanzien van de wijze waarop de verplichting om de toegang tot veilig drinkwater te verbeteren, in praktijk wordt gebracht.
Ten slotte is in het kader van de Refit-evaluatie ook bevestigd dat drinkwaterwetgeving op EU-niveau van toegevoegde waarde is, aangezien deze er mettertijd aanzienlijk toe kan bijdragen dat de waterkwaliteit in heel Europa wordt geharmoniseerd. Dit bleek bijvoorbeeld uit het feit dat lidstaten, en in het bijzonder de kleinere, die niet altijd over de benodigde middelen en specifieke deskundigheid beschikken, verwachten dat de EU de essentiële chemische en microbiologische parameters voor drinkwater en de daarmee samenhangende waarden zal blijven vaststellen. Veel belanghebbenden benadrukten ook dat de aanpak van nieuwe gezondheidsrisico’s in verband met water het best gediend is met EU-maatregelen.
Gezien de omvang en de gevolgen van het in de richtlijn neergelegde optreden kunnen de doelstellingen ervan beter worden verwezenlijkt op het niveau van de EU dan op nationaal niveau.
• Evenredigheid
De begeleidende effectbeoordeling bevat meer bijzonderheden over de evenredigheid en kosteneffectiviteit van de opties in dit wetgevingsvoorstel. In het algemeen bleek uit de effectbeoordeling dat de volgende maatregelen de meest geschikte en meest kosteneffectieve zijn die op EU-niveau zouden kunnen worden genomen bij de herziening van de richtlijn:
a) de lijst van parameters in de richtlijn herzien en bijwerken op grond van de recentste wetenschappelijke bevindingen, en tegelijkertijd de op risico’s gebaseerde benadering invoeren voor grote en kleine waterleveranciers;
b) de regels inzake transparantie en toegang tot actuele informatie voor consumenten verbeteren;
c) de verslaglegging verbeteren en vereenvoudigen;
d) belemmeringen wegnemen voor de vrije handel in materialen die in contact komen met drinkwater;
e) de toegang tot veilig drinkwater verbeteren.
• Keuze van het instrument
Dit voorstel brengt ingrijpende wijzigingen aan in Richtlijn 98/83/EG en voegt daar veel nieuwe bepalingen aan toe. Ter wille van de duidelijkheid wordt voorgesteld gebruik te maken van de herschikkingsmethode. Gezien het feit dat de instrument dat wordt herschikt een richtlijn is, betreft dit voorstel, ter wille van de consistentie van de juridische formuleringen en teneinde de lidstaten te helpen bij de omzetting van de handeling, ook een richtlijn.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
De Commissie heeft de werking van Richtlijn 98/83/EG getoetst aan vijf criteria:
–doeltreffendheid;
–doelmatigheid:
–samenhang;
–relevantie; en
–toegevoegde waarde op EU-niveau.
De effectbeoordeling is direct na de evaluatie uitgevoerd, en de probleemgebieden die tijdens de evaluatie zijn vastgesteld, hebben hun weerslag gevonden in de probleemomschrijvingen en beleidsopties in de effectbeoordeling.
In de evaluatie werd geconcludeerd dat de richtlijn doeltreffend is in het behalen van haar doelstellingen en het bijdragen tot de bescherming van de volksgezondheid tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging door te zorgen voor een hoog niveau van naleving van de parameterwaarden. De nalevingspercentages worden echter gemeten aan de hand van deels verouderde parameters en de relevantie ervan is derhalve enigszins beperkt. Uit de evaluatie bleek verder dat artikel 10 van de richtlijn, betreffende „materialen die in contact komen met drinkwater” de lidstaten te veel flexibiliteit geeft bij het bepalen van de „maatregelen die nodig zijn” . Dit leidde tot aanvullende tests en controles bij het in de handel brengen van een product in een andere lidstaat, waardoor de maatregel ondoeltreffend werd.
Bij de analyse van de doelmatigheid werden de totale kosten voor de drinkwatervoorziening in de EU in 2014 op ongeveer 46,5 miljard EUR geraamd. Daarvan kan 8,3 miljard EUR aan de toepassing van de richtlijn worden toegeschreven. Hoewel de gezondheidsvoordelen die voortvloeien uit de richtlijn niet konden worden gekwantificeerd 33 , bleek uit de evaluatie dat de totale toerekenbare voordelen aanzienlijk hoger zijn dan de totale toerekenbare kosten. De evaluatie bracht geen bepalingen aan het licht die zouden leiden tot buitensporige administratieve kosten in verband met controle, informatieverstrekking en verslaglegging. Alleen de door artikel 10 van Richtlijn 98/83/EG geboden flexibiliteit (zoals hierboven besproken) bleek aanzienlijke en onnodige lasten voor het bedrijfsleven op te leveren.
De samenhang tussen Richtlijn 98/83/EG en de kaderrichtlijn water is des te belangrijker omdat de bescherming van drinkwatervoorraden een onmisbaar onderdeel vormt van de plannen en maatregelen uit hoofde van de kaderrichtlijn water. Richtlijn 98/83/EG bevat geen verwijzing naar de bescherming van de voor de onttrekking van drinkwater gebruikte watervoorraden, voornamelijk omdat zij dateert van vóór de kaderrichtlijn water. Deze ontbrekende verbinding moet alsnog worden gelegd om te waarborgen dat zowel het beginsel dat de vervuiler betaalt als het voorzorgsbeginsel van toepassing zijn. Het voorstel zal derhalve bijdragen tot een betere samenhang tussen de twee richtlijnen, door de op risico’s gebaseerde benadering in te voeren voor de hele keten van wateronttrekking tot kraan, en de uitwisseling en communicatie tussen de autoriteiten van de lidstaten en de waterleveranciers te verbeteren om een ononderbroken beheerscyclus voor water te waarborgen.
Wat de relevantie betreft, is bij de evaluatie geconstateerd dat de in Richtlijn 98/83/EG vastgestelde parameterwaarden niet langer geschikt zijn, aangezien zij niet meer overeenstemmen met de wetenschappelijke vooruitgang, verbeterde risicobeoordelingen, veranderd consumentengedrag en nieuwe vormen van milieudruk.
De toegevoegde waarde op EU-niveau van Richtlijn 98/83/EG is dat zij in de hele EU hetzelfde niveau van bescherming van de volksgezondheid tegen de schadelijke effecten van verontreiniging waarborgt. Als terzijde kan worden opgemerkt dat het aantal geconstateerde ernstige drinkwaterincidenten in de EU lager ligt dan in andere regio’s in de wereld — dit houdt echter niet aantoonbaar verband met het van toepassing zijn van Richtlijn 98/83/EG.
De belangrijkste verbeterpunten die bij de evaluatie werden geconstateerd waren derhalve:
–de lijst van parameters;
–het ontbreken van een op risico’s gebaseerde benadering;
–het gebrek aan transparantie en aan toegang tot actuele informatie voor consumenten; en
–materialen die in contact komen met drinkwater.
• Raadpleging van belanghebbenden
Overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving 34 hebben meerdere raadplegingsactiviteiten plaatsgevonden.
·Openbare raadpleging op basis van de online vragenlijst
Naar aanleiding van het Europees burgerinitiatief Right2Water over recht op water 35 , heeft de Commissie tussen juni en september 2014 een openbare raadpleging in alle talen uitgevoerd over de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water. De raadpleging heeft 5 908 antwoorden en 138 adviezen en standpuntnota’s van belangrijke belanghebbenden opgeleverd. Daarnaast heeft de Commissie in september 2014 en oktober 2015 bijeenkomsten met belanghebbenden gehouden, waarin over transparantie en benchmarking is gesproken.
·Gerichte openbare raadplegingen;
De Commissie heeft drie gerichte openbare raadplegingsrondes met belanghebbenden georganiseerd: in mei 2015 voor de Refit-evaluatie, in december 2015 voor de effectbeoordeling en in september 2016 over de herziening van de normen voor drinkwater. Hiermee is een breed scala aan belanghebbenden, waaronder nationale en regionale autoriteiten, vertegenwoordigers van de industrie, ondernemersorganisaties en bedrijven en deskundigen, bereikt. Deze raadplegingsrondes hebben een verscheidenheid aan standpunten opgeleverd en hebben de Commissie in staat gesteld rechtstreeks overleg te voeren met de belanghebbenden. Voor alle raadplegingsrondes zijn specifieke werkdocumenten of vragenlijsten opgesteld, en alle presentaties en notulen, met inbegrip van de deelnemerslijsten, zijn openbaar gemaakt 36 .
·Refit-feedbackmechanisme
Nadat op 28 februari 2017 de „aanvangseffectbeoordeling” op de website over betere regelgeving was bekendgemaakt, kregen de belanghebbenden tot en met 28 maart 2017 de tijd om feedback over dat document geven.
·Aanvullende raadplegingen
Op meerdere andere momenten heeft de Commissie de belanghebbenden over de herziening geïnformeerd en hen uitgenodigd opmerkingen in te dienen, bijvoorbeeld in januari 2016 tijdens een druk bezocht „paramount seminar” over de bescherming van het drinkwater, of tijdens besprekingen in het kader van uiteenlopende vergaderingen van deskundigengroepen. Om het proces zo transparant mogelijk te maken, zijn alle relevante documenten die bij de herziening in aanmerking genomen, zoals het ondersteunende onderzoek bij de effectbeoordeling, openbaar gemaakt 37 .
Uit de raadplegingen bleek duidelijk dat bijwerking en herziening van de lijst van parameters brede steun geniet. Tijdens de openbare raadpleging sprak een grote meerderheid zich uit voor de lijst waarin ook hormoonontregelende stoffen, in consumentenproducten gebruikte stoffen en geneesmiddelen waren opgenomen, terwijl veel technische deskundigen het hier niet mee eens waren. De meeste belanghebbenden waren voorstander van de toepassing van een op risico’s gebaseerde benadering in de hele EU. Zij wilden echter ook waarborgen dat de lidstaten in dit verband over voldoende flexibiliteit blijven beschikken. Verscheidene belanghebbenden hebben herhaaldelijk gewezen op de behoefte aan harmonisatie met betrekking tot materialen en producten die in contact komen met drinkwater.
Tijdens de openbare raadpleging werd, met name door burgers, de krachtige boodschap afgegeven dat er behoefte is aan meer actuele, online beschikbare, informatie over de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water. Consumenten voelen zich onzeker over het kraanwater in andere landen van de EU en hoewel de conformiteitspercentages hoog zijn, zijn zij over het algemeen minder snel geneigd dat water te vertrouwen. De meningen liepen uiteen over de vraag of de richtlijn ook regels moet bevatten inzake de toegang tot water. Tegenstanders hiervan stelden dat de toegang tot water buiten het toepassingsgebied van de richtlijn zou vallen, en dat dit punt daarom in het kader van andere EU-wetgeving, of op nog andere wijze, aangepakt zou moeten worden.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Het wetsvoorstel en de effectbeoordeling zijn gebaseerd op een zeer uitgebreide selectie van materialen en studies, waarvan de referenties zijn opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie betreffende de effectbeoordeling.
In december 2015 is een samenwerkingsproject met het Regionaal Bureau voor Europa van de WHO van start gegaan ter ondersteuning van de herziening van bijlage I bij Richtlijn 98/83/EG (in de richtlijn op te nemen lijst van parameters). Het project is in de zomer van 2017 afgerond 38 . Nadere bijzonderheden over de aanbevelingen van dit project en hoe deze zijn verwerkt in dit voorstel van de Commissie, zijn opgenomen in punt 5 „Overige elementen”.
Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd door externe partijen aan wie opdracht is gegeven om de herziening van de richtlijn te beoordelen. Het ging hierbij onder meer om:
–richtsnoeren over materialen voor gebruikers en loodgieters 39 ;
–het onderzoeksverslag over producten en materialen die in contact komen met drinkwater 40 ; en
–het effectbeoordelingsonderzoek 41 .
Voor het door onafhankelijke externe partijen uitgevoerde effectbeoordelingsonderzoek is tevens gebruikgemaakt van een modelleringshulpmiddel voor de beoordeling van beleidsopties en voorkeurspakketten met beleidsmaatregelen.
• Effectbeoordeling
Het voorstel is gebaseerd op een effectbeoordeling, waarover op 23 juni 2017 een positief advies met voorbehoud 42 is uitgebracht door de Raad voor regelgevingstoetsing van de Commissie. De door de Raad voor regelgevingstoetsing aangekaarte knelpunten zijn in de herziene versie van het werkdocument van de diensten van de Commissie betreffende de effectbeoordeling aangepakt; dat werkdocument bevat een apart hoofdstuk waarin de naar aanleiding van het advies van de Raad voor regelgevingstoetsing aangebrachte wijzigingen worden beschreven. Op basis van de evaluatie, de raadplegingen van de belanghebbenden en het Europees burgerinitiatief „Right2Water” is een aantal beleidsopties geformuleerd om elk van de vastgestelde probleemgebieden aan te pakken. In de effectbeoordeling zijn de verschillende opties bestudeerd om na te gaan in hoeverre zij zouden kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de overkoepelende doelstelling van de richtlijn, te weten de bescherming van de gezondheid van de consument, welke financiële gevolgen zij zouden hebben en wat de effecten ervan op het milieu gedurende de periode tot 2050 zouden zijn. De resultaten daarvan zijn opgenomen in het effectbeoordelingsonderzoek en het werkdocument van de diensten van de Commissie betreffende de effectbeoordeling.
De vijf beleidsopties omvatten:
–opties voor de aanpassing van de lijst van parameters in de richtlijn aan de nieuwste normen, door middel van uitbreiding of beperking van de lijst;
–het aannemen van de op risico’s gebaseerde benadering voor (kleine en grote) leveranciers van water;
–harmonisatie van normen voor materialen die in contact komen met drinkwater;
–verbetering van de toegang van consumenten tot actuele informatie en betere monitoring van de implementatie; en
–opties voor het bieden van toegang tot water.
De analyses en de daaruit volgende rangschikking van de opties leidden tot de conclusie dat een combinatie van de verschillende opties de beste manier zou zijn om op de lange termijn alle tijdens de evaluatie vastgestelde probleemgebieden aan te pakken. Een combinatie van de opties zou zorgen voor:
–drinkwater van hoge kwaliteit voor iedereen in de EU. Door bijwerking en verbetering van de lijst van parameters op basis van de aanbevelingen van de WHO zullen mensen ook worden beschermd tegen nieuwe gevaren voor de volksgezondheid;
–een modernere benadering van de controles, door voor zowel grote als kleine waterleveranciers gebruik te maken van de op risico’s gebaseerde benadering;
–de modernisering, en daarmee vereenvoudiging, van de verslagleggingsbepalingen;
–de verstrekking van actuele en relevante informatie aan de consumenten;
–een betere toegang tot water en het verlenen van toegang tot water aan kwetsbare en gemarginaliseerde groepen.
De opties zijn gerangschikt en er zijn drie pakketten met beleidsmaatregelen samengesteld. Twee daarvan (de pakketten 2 en 3) waren de voorkeurspakketten vanuit het oogpunt van gezondheid en milieu. De geringe kostentoename voor beide pakketten is gerechtvaardigd en wordt gecompenseerd door de voordelen voor de volksgezondheid. Beide pakketten met beleidsmaatregelen bieden antwoord op alle vier de verbeterpunten die tijdens de evaluatie werden geconstateerd. Het derde pakket met beleidsmaatregelen houdt daarnaast ook een aanzienlijke verbetering van de situatie voor niet-aangesloten EU-burgers in, aangezien het — door middel van een afzonderlijke optie — ingaat op de kwestie van de toegang tot water, zoals die aan de orde is gesteld in het Europees burgerinitiatief „Right2Water” en in duurzameontwikkelingsdoelstelling 6. Deze afzonderlijke optie omvat een reeks maatregelen ter verbetering van de toegang tot water, maar de daarmee samenhangende extra aanloopkosten zijn hoogstwaarschijnlijk te hoog ingeschat, aangezien zij — bij gebrek aan nauwkeurigere gegevens — zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de helft van de niet-aangesloten burgers zou worden voorzien van individuele waterbehandelingssystemen.
Derhalve is besloten dat de door het derde pakket van beleidsmaatregelen geboden voordelen in dit wetgevingsvoorstel behouden moeten blijven, door een algemene verplichting in te voeren om de toegang tot drinkwater voor iedereen te verbeteren en om die toegang te waarborgen voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, terwijl het aan de lidstaten wordt overgelaten om te besluiten wat de beste manier is om de toegang tot water te verbeteren, rekening houdend met specifieke plaatselijke omstandigheden. Er wordt van uitgegaan dat het aanzienlijk goedkoper zou zijn om die specifieke maatregelen uit te voeren dan om de helft van de niet-aangesloten burgers te voorzien van alternatieve systemen (zoals waarvan werd uitgegaan in het derde pakket van beleidsmaatregelen).
Dit strookt met de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit, omdat het algemene beginsel weliswaar op EU-niveau wordt vastgesteld, maar de lidstaten een ruime beoordelingsmarge behouden om te kunnen kiezen hoe zij precies een betere toegang tot water willen waarborgen.
In de praktijk betekent dit dat de kosten en de effecten van het voorstel tussen de 5,9 miljard EUR (tweede pakket met beleidsmaatregelen) en 7,3 miljard EUR (derde pakket met beleidsmaatregelen) zullen bedragen. Deze kosten zullen voornamelijk worden gedragen door de waterbedrijven. Voor consumenten zou het neerkomen op een zeer marginale stijging van de huishoudelijke kosten. Er is echter geen risico dat dit het drinkwater onbetaalbaar zou maken, en de stijging zou kunnen worden gecompenseerd als mensen kraanwater in plaats van water uit flessen gaan drinken.
De administratieve kosten voor nationale autoriteiten werden als verwaarloosbaar of afnemend beoordeeld. Zo zullen vereenvoudigde verslagleggingsverplichtingen leiden tot een afname van de jaarlijkse exploitatiekosten met 0,35 miljoen EUR.
Beide pakketten met beleidsmaatregelen hebben een positief effect op het milieu, omdat wordt aangenomen dat het verbruik van water in flessen zal afnemen naarmate het vertrouwen van de consument in kraanwater toeneemt. Dit zal verder worden gestimuleerd door alle consumenten te voorzien van een betere toegang tot actuele informatie. Bovendien zal de vereiste dat grote en kleine waterleveranciers gebruik moeten maken van op de risico’s gebaseerde benadering ertoe leiden dat er minder waterbehandeling nodig is, hetgeen weer zorgt voor energiebesparingen en minder chemische stoffen die vrijkomen in het milieu. De op risico’s gebaseerde benadering zou ook de behandeling van verontreiniging aan de bron, en de toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt, moeten verbeteren.
De vereiste dat de lidstaten de toegang tot water moeten verbeteren en tot op zekere hoogte zorg moeten dragen voor die toegang, zal een positieve stap betekenen op weg naar verwezenlijking van duurzameontwikkelingsdoelstelling 6. Als positief neveneffect ervan zal ook de werkgelegenheid toenemen.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
De in de effectbeoordeling onderzochte opties hebben een verwaarloosbaar effect op de administratieve lasten of leiden zelfs tot vermindering daarvan, vooral doordat de meeste kosten worden gedragen door de waterbedrijven en niet door de nationale autoriteiten. Teneinde de administratieve lasten te verminderen en de procedures te vereenvoudigen, bouwt dit voorstel voort op de effectbeoordeling door de nationale verslagleggingsverplichtingen ten aanzien van de Commissie aanzienlijk terug te brengen. In plaats van de lidstaten ertoe te verplichten een verslag in te dienen, wordt alleen van hen vereist dat zij gegevensverzamelingen met hun controleresultaten samenstellen wanneer deze de in de richtlijn vastgestelde parameters overschrijden. Ook zullen zij aanvullende informatie, zoals risicobeoordelingen, moeten verstrekken. Hierdoor zal naar verwachting tot 0,35 miljoen EUR per jaar bespaard worden.
Met het oog op de evenredigheid zullen kleine leveranciers langer de tijd krijgen dan grote en zeer grote waterleveranciers om uitvoering te geven aan de op risico’s gebaseerde benadering. Om een te zware belasting van kleine waterleveranciers te voorkomen, hoeven deze de online beschikbaar gestelde informatie minder vaak bij te werken dan grote en zeer grote leveranciers.
Ten slotte is het voorstel dankzij de bepalingen inzake consumentenvoorlichting en transparantie „klaar voor het internet”, doordat het de waterleveranciers ertoe verplicht uitgebreid gebruik te maken van digitale middelen om consumenten te informeren over de kwaliteit en de gevaren in verband met drinkwater.
• Grondrechten
Zoals in de mededeling van de Commissie over het Europees burgerinitiatief „Water en sanitaire voorzieningen zijn een mensenrecht! Water is een publiek goed, geen handelswaar!” 43 wordt opgemerkt, is toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen onlosmakelijk verbonden met het recht op leven en menselijke waardigheid, zoals erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 44 , en met de behoefte aan een toereikende levensstandaard. De Commissie onderstreepte ook het belang van de mensenrechtendimensie van toegang tot veilig drinkwater en beloofde te waarborgen dat deze centraal blijft staan in haar beleid.
De afgelopen tien jaar is in het internationale recht het recht op veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen erkend, in het bijzonder op het niveau van de VN 45 . In resolutie 64/292 van de Algemene Vergadering van de VN wordt het recht op veilig en schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen erkend als grondrecht van mensen op een behoorlijke levensstandaard en als mensenrecht. In het uiteindelijke resultatendocument van de VN-conferentie over duurzame ontwikkeling in 2012 (Rio+20-conferentie) bevestigden staatshoofden en regeringsleiders en vertegenwoordigers op hoog niveau bovendien hun verplichtingen met betrekking tot het recht op veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen als mensenrecht, dat zij met respect voor de nationale soevereiniteit voor hun bevolking willen bewerkstelligen 46 . Deze verplichtingen werden in 2015 bekrachtigd, toen de staatshoofden zich verbonden tot duurzameontwikkelingsdoelstelling 6 en de daarmee samenhangende doelstelling om, tegen 2030, universele en billijke toegang tot veilig en betaalbaar drinkwater voor iedereen te verwezenlijken.
Op Europees niveau heeft de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa verklaard dat de toegang tot water moet worden erkend als fundamenteel recht omdat het essentieel is voor het leven op aarde en een bron die de mensheid moet delen 47 . De Europese Unie bevestigde ook dat op het gebied van mensenrechten alle staten verplichtingen hebben met betrekking tot toegang tot drinkwater, dat beschikbaar, fysiek toegankelijk, betaalbaar en van aanvaardbare kwaliteit moet zijn 48 .
De Commissie heeft met al deze zaken rekening gehouden bij de uitwerking van haar antwoord op het Europees burgerinitiatief „Right2Water” en dit wetgevingsvoorstel.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Commissie. Naar verwachting kan het geïmplementeerd worden op grond van de bestaande toewijzingen voor de Commissie en het Europees Milieuagentschap en zijn er geen aanvullende middelen nodig.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Van grote leveranciers zal worden verwacht dat zij binnen drie jaar uitvoering geven aan de op risico’s gebaseerde benadering, terwijl kleine waterleveranciers zes jaar de tijd zullen krijgen.
De bijlagen zullen regelmatig worden herzien in het licht van de wetenschappelijke en technische vooruitgang. Om twee volledige cycli van zes jaar aan gegevens te kunnen doorlopen, zal de volledige richtlijn twaalf jaar na de omzetting ervan worden geëvalueerd.
Om ervoor te zorgen dat de richtlijn haar doelstelling om de volksgezondheid te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van verontreinigd drinkwater verwezenlijkt, en om andere punten waarop de richtlijn minder optimaal bleek te zijn, te verbeteren, is een aantal verschillende succesindicatoren voorgesteld. Deze zullen voor toekomstige evaluaties worden gebruikt en in samenwerking met het Europees Milieuagentschap worden ontwikkeld, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van de geschiktheidscontrole 49 van de monitoring en verslaglegging op milieugebied. De succesindicatoren zijn:
–het aantal „incidenten” (d.w.z. gevallen waarin de volksgezondheid mogelijk in gevaar komt) en gevallen waarin de grenswaarden in de EU zijn overschreden. In het nieuwe verslagleggingssysteem zullen de lidstaten worden gevraagd op doeltreffendere wijze over deze incidenten en over de geboden oplossingen te rapporteren;
–het aantal mensen in de EU met toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water;
–de gezondheidseffecten op lange termijn van de kwaliteit van het drinkwater — hiervoor zal aanvullend epidemiologische onderzoek in samenwerking met een gespecialiseerde organisatie zoals de WHO nodig zijn;
–de nieuwe vereisten inzake transparantie en de minimaal online ter beschikking te stellen informatie, bijvoorbeeld over de lekkagepercentages binnen de leidingnetten. Dit zal een systematische analyse van de implementatieniveaus en de behaalde successen mogelijk maken.
• Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
Gezien het toepassingsgebied van het voorstel en het feit dat het gaat om een herschikking van een bestaande richtlijn (Richtlijn 98/83/EG), die door alle lidstaten volledig is omgezet, zou een verplichting om toelichtende stukken over de omzetting in te dienen niet gerechtvaardigd of evenredig zijn.
• Nadere toelichting over de wijze waarop de aanbevelingen van de WHO inzake parameters en parameterwaarden voor het voorstel in aanmerking zijn genomen
De bestaande parameterwaarden in bijlage I bij Richtlijn 98/83/EG zijn over het algemeen gebaseerd op de richtsnoeren voor drinkwater van de Wereldgezondheidsorganisatie. Die richtsnoeren worden regelmatig bijgewerkt en zijn begin 2017 voor het laatst gewijzigd door middel van het eerste addendum bij de vierde editie 50 .
Al bij de vaststelling van Richtlijn 98/83/EG in 1998 verschilden de WHO-richtsnoeren en die richtlijn op een paar punten van elkaar wat betreft de vastgestelde parameters en de niveaus daarvan. Bijvoorbeeld:
–in de WHO-richtsnoeren zijn geen normen opgenomen voor de groep pesticiden, terwijl de richtlijn alle pesticiden en de afbraakproducten daarvan omvat;
–De WHO-richtwaarden houden verband met een risico op kanker van 10-5 over de rest van het leven, terwijl de EU er in haar beleid voor heeft gekozen in sterkere mate van een voorzorgsbenadering uit te gaan door een aanvaardbare risicowaarde van 106 te hanteren..
In december 2015 hebben de Commissie en het Regionaal Bureau voor Europa van de WHO het „Samenwerkingsproject inzake drinkwaterparameters” afgerond, waarvan het eindverslag in 2018 is gepubliceerd 51 (hierna „het WHO-verslag” genoemd). Dat project had tot doel beleidsrelevante, wetenschappelijk onderbouwde adviezen te verstrekken als input voor de herziening van bijlage I bij de richtlijn.
De aanbevelingen van de WHO in het WHO-verslag stemmen in hoge mate overeen met dit voorstel. De aanbevelingen bevestigen met name dat uit de honderden parameters waarvoor WHO-richtlijnen bestaan, een lijst van parameters moet worden geselecteerd die moeten worden gereguleerd. De Commissie heeft het overgrote deel van de aanbevolen parameters en parameterwaarden van deze lijst overgenomen, maar met betrekking tot een beperkt aantal parameters een andere benadering voorgesteld. In dit punt wordt gemotiveerd waarom het voorstel van de Commissie in enkele gevallen afwijkt van de aanbevelingen van de WHO .
Inhoudsopgave
- 1. Parameters waarvoor de Wereldgezondheidsorganisatie heeft aanbevolen ze uit bijlage I te schrappen
- 2. Parameterwaarden waarvoor de WHO heeft aanbevolen ze te verhogen
- 3. Nieuwe parameters waarvan de WHO heeft aanbevolen ze op te nemen
- 3.1 Chloraat en chloriet
- 3.2 Geperfluoreerde verbindingen
- 4. Hormoonontregelende stoffen
- 5. Chroom en lood
- Oude artikelen 16 (Intrekking), 17 (Omzetting) en 18 (Inwerkingtreding)
- Bijlage I
- Deel B
- Deel C
- Bijlage II
- Bijlage III
- Bijlage IV (nieuw)
- De oude bijlagen IV en V
- Bijlage V (nieuw)
- Bijlage VI (nieuw)
1. Parameters waarvoor de Wereldgezondheidsorganisatie heeft aanbevolen ze uit bijlage I te schrappen
Wegens de geringe aanwezigheid ervan in het drinkwater, die meestal het gevolg is van verontreiniging, werd in het WHO-verslag aanbevolen vijf parameters uit de richtlijn te schrappen:
–benzeen,
–cyanide,
–1,2-dichloorethaan,
–kwik , en
–polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s).
De WHO rechtvaardigde het schrappen van deze parameters door uit te leggen dat zij, indien nodig, nog steeds door de lidstaten zouden kunnen worden gecontroleerd op basis van de WHO-richtwaarden. De belanghebbenden, en met name de autoriteiten van de lidstaten, hebben er sterk voor gepleit ze niet te schrappen, omwille van de volksgezondheid alsook vanwege de noodzaak om over een op EU-niveau vastgestelde bindende waarde te beschikken. Derhalve is besloten ze in bijlage I te handhaven. De op risico’s gebaseerde benadering zoals beschreven in de richtlijn laat echter onder bepaalde voorwaarden toe dat de waterleveranciers een parameter uit de lijst van te controleren stoffen schrappen; de waterleveranciers hebben derhalve het recht om niet op die parameters te controleren indien deze niet relevant zijn in een bepaald leveringsgebied. Ten slotte, maar daarom niet minder belangrijk, is het ook zo dat de benodigde zuiveringsinstallaties om aan deze grenswaarden te voldoen, reeds zijn gebouwd.
In het WHO-verslag werd aanbevolen de waarde voor antimoon (van 5 naar 20 μg/l), boor (van 1 naar 2,4 mg/l) en seleen (van 10 naar 40 μg/l) bij te werken op basis van hun recentste beschikbare gezondheidskundige richtwaarden, zoals gepubliceerd in het eerste addendum bij de vierde editie van de WHO-richtsnoeren. Aangezien de huidige waarden al tientallen jaren van kracht zijn, wordt er echter van uitgegaan dat dit niet zal leiden tot hogere kosten aangezien de behandelingstechnieken om aan deze grenswaarden te voldoen, reeds beschikbaar zijn. De op risico’s gebaseerde benadering laat in ieder geval onder bepaalde voorwaarden toe dat de waterleveranciers een parameter uit de te controleren lijst schrappen. Derhalve zijn de oorspronkelijke, strengere waarden gehandhaafd in bijlage I bij de richtlijn.
Meer in het bijzonder zijn met betrekking tot boor enkele nationale afwijkingen toegestaan in regio’s met sterk boorhoudend gesteente, waar boor van nature in het grondwater voorkomt. Ook van de kant van het Europees Parlement werd enkele malen verzocht de waarde voor boor te herzien (E-9146/2016, P-0848/2016, E-10 109/2014). Hoewel er geen recent officiële advies beschikbaar is, heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid in het verleden aanbevolen 52 dat natuurlijk mineraalwater — om alle leeftijdsgroepen te beschermen — niet meer dan 1,5 mg boor zou moeten bevatten.
In het WHO-verslag werd aanbevolen chloraat (ClO3) en chloriet (ClO2) als nieuwe parameters op te nemen en voor beide een waarde van 0,7 mg/l vast te stellen. In beide gevallen gaat het voornamelijk om bijproducten van desinfectie met hypochloriet. De WHO erkende dat deze waarde mogelijk te hoog is, en merkte op dat, mocht het haalbaar zijn om aan lagere waarden te voldoen, die lagere waarden passend zouden zijn. Een van de oorzaken van het probleem is onderkend, namelijk dat chloraat wordt gevormd in hypochlorietoplossingen die niet vers zijn en gedurende lange tijd worden opgeslagen, met name bij hoge temperaturen.
In een specifiek advies van de Europees Autoriteit voor voedselveiligheid uit 2015 53 werd vastgesteld dat chloraatgehalten van 0,7 mg/kg in drinkwater (de door de WHO voorgestelde waarde) kunnen leiden tot een te hoge blootstelling van zuigelingen en peuters aan chloraat. Voorts constateerde de EFSA dat chloraat de opname van jood kan remmen, hoewel er meer volksgezondheidsgegevens nodig zijn met betrekking tot de remming van de opname van jood door chloraat. De EFSA heeft ook verwezen naar een gezamenlijk comité van deskundigen voor levensmiddelenadditieven van de FAO/WHO (JECFA) dat chloraat heeft geëvalueerd en een gezondheidskundige grenswaarde van 0,01 mg/kg lichaamsgewicht heeft afgeleid als toxicologische referentiewaarde voor beoordeling van de chronische risico’s, wat zou neerkomen op een waarde voor drinkwater van 0,24 mg/l.
De Commissie is derhalve van oordeel dat het gerechtvaardigd is de waarde voor chloraat en chloriet op het strengere niveau van 0,25 mg/l vast te stellen, ongeveer drie keer lager dan door de WHO voorgesteld.
In het WHO-verslag werd aanbevolen parameterwaarden vast te stellen voor twee afzonderlijke geperfluoreerde stoffen: perfluoroctaansulfonzuur (PFOS) zou een waarde van 0,4 µg/l moeten krijgen en perfluoroctaanzuur (PFOA) een waarde van 4 µg/l.
PFOS en PFOA waren oorspronkelijk de meest voorkomende geperfluoreerde stoffen. Zij worden aangetroffen in grondwater, voornamelijk als gevolg van verontreiniging van de bodem door blusschuim, dat wordt afgebroken tot deze en een aantal andere geperfluoreerde stoffen. Zij kunnen echter ook afkomstig zijn van puntvormige bronnen van industriële verontreiniging en van producten met water- of vetafstotende materialen, zoals met teflon beklede kookpannen, vetvrij papier, pizzagrills, of waterbestendige en vuilafstotende buitensportuitrusting.
PFOS en PFOA zijn persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen. PFOS was aanvankelijk opgenomen in de lijst van stoffen waarvoor beperkingen gelden in bijlage XVII bij de REACH-verordening 54 , maar is nu gereguleerd als persistente organische verontreinigende stof krachtens Verordening (EG) nr. 850/2004 55 . PFOA, zouten daarvan en aanverwante stoffen zijn op 14 juni 2017 toegevoegd aan de lijst van stoffen waarvoor beperkingen gelden in bijlage XVII bij de REACH-verordening 56 omdat de Commissie van mening was dat de vervaardiging, het gebruik of de verkoop ervan leidt tot een onaanvaardbaar risico voor de menselijke gezondheid en het milieu.
Perfluorhexaan-1-sulfonzuur en zouten daarvan (PFHxS) is op 7 juli 2017 toegevoegd aan de REACH-lijst van stoffen die in aanmerking komen om te worden ingedeeld als zeer zorgwekkende stof (de „kandidaatslijst”) als een „zeer persistente en zeer bioaccumulerende stof” overeenkomstig artikel 57, onder e), van de REACH-verordening.
Er bestaat echter een breder scala van stoffen met diverse ketenlengtes, waartoe onder meer perfluoralkyl-carbonzuren (waaronder PFOA), perfluoralkaan-sulfonzuren (waaronder PFOS), perfluoralkaan-sulfinezuren, fluortelomeeralcoholen en perfluoralkaan-sulfonamiden gerekend kunnen worden. PFOS en PFOA zijn de meest voorkomende stoffen, maar aangezien ze zijn vervangen door soortgelijke per- en polyfluoralkylverbindingen (PFAS’en), vaak met kortere ketens, zijn PFOA en PFOS waarschijnlijk niet meer representatief voor deze groep van antropogene persistente chemische stoffen 57 .
Er bestaat momenteel geen wetgevingsaanpak voor de regulering van deze hele groep stoffen en er is geen uitputtende lijst van alle stoffen beschikbaar. Zweden heeft intensief onderzoek naar PFAS’en gedaan 58 . Het Zweedse nationale voedselagentschap heeft aanbevelingen gedaan voor grenswaarden voor drinkwater op basis van de aanwezigheid van 11 PFAS’en (PFBS, PFHxS, PFOS, 6:2-FTSA, PFBA, PFPeA, PFHxA, PFHpA, PFOA, PFNA en PFDA). Als deze 11 PFAS’en bij elkaar in gehaltes van meer dan 0,09 µg/l voorkomen, beveelt het agentschap aan om zo snel mogelijk maatregelen te nemen ter vermindering van de verontreiniging. De Verenigde Staten hebben gezondheidsadviezen vastgesteld voor PFOA/PFOS, waarin een gehalte van 0,07 µg/l wordt genoemd. In de lijst van prioritaire stoffen in Richtlijn 2008/105/EC 59 is PFOS opgenomen met een waarde van 0,00065 µg/l. Dit toont aan dat lagere parameterwaarden dan de door de WHO voorgestelde waarden haalbaar zijn. Aangezien deze stoffen niet in het milieu thuishoren, wordt voorgesteld een benadering op basis van het voorzorgsbeginsel te volgen zoals die in Richtlijn 98/83/EG voor pesticiden geldt. De Commissie stelt daarom voor af te wijken van de door de WHO aanbevolen waarden van 4 µg/l (PFOA) en 0,4 µg/l (PFOS) voor de twee afzonderlijke stoffen en in plaats daarvan de hele groep te reguleren.
Voorgesteld wordt de groep PFAS’en, zoals gedefinieerd door de OESO 60 , te reguleren en waarden van 0,1 μg/l voor afzonderlijke PFAS’en en 0,5 μg/l voor het totaal aan PFAS’en voor te stellen, zoals dit ook voor pesticiden wordt gedaan. Aangezien deze waarden hoger zijn dan de waarden die in Zweden en de Verenigde Staten worden genoemd, moet het haalbaar zijn eraan te voldoen.
De WHO heeft geen richtwaarden voor hormoonontregelende stoffen vastgesteld, maar stelde voor dat het — aangezien in het water levende organismen veel gevoeliger zijn voor de effecten van oestrogene hormoonontregelende stoffen dan zoogdieren, met inbegrip van de mens — mogelijk zou zijn om voorzorgsbenchmarkwaarden te gebruiken die dicht bij bestaande of mogelijke toekomstige milieukwaliteitsnormen liggen, voor de bescherming van in het water levende organismen. De volgende drie representatieve hormoonontregelende stoffen en benchmarkwaarden zijn door de WHO voorgesteld:
–ß-oestradiol: 0,001 µg/l;
–nonylfenol: 0,3 µg/l; en
–bisfenol A: 0,01 µg/l.
Hoewel de WHO heeft aangegeven dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn voor gezondheidsrisico’s als gevolg van het drinkwater, dat slechts een minder belangrijke bron van blootstelling vormt, en dat het onwaarschijnlijk is dat die risico’s zich voordoen, is toch besloten deze parameters in de richtlijn op te nemen op basis van het voorzorgsbeginsel.
De WHO raadt niet aan de hele groep hormoonontregelende stoffen in de lijst in bijlage I bij de richtlijn op te nemen, omdat zij van mening is dat routinecontroles op deze hele groep stoffen op dit moment moeilijk uitvoerbaar, duur en niet doeltreffend voor het voorkomen van verontreiniging van het drinkwater zouden zijn.
De drie stoffen zijn als benchmarks geselecteerd omdat bekend is dat zij voorkomen in oppervlaktewatervoorraden die door rioolwaterzuiveringseffluent en andere lozingen worden beïnvloed. ß-Oestradiol is een natuurlijk oestrogeen. In het advies van het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico’s 61 (WCGM) en het bijbehorende dossier worden de hormoonontregelende eigenschappen aangewezen als het belangrijkste werkingsmechanisme voor de afleiding van de milieukwaliteitsnorm voor deze stof. Het WCGM sprak zijn steun uit voor de vaststelling van de milieukwaliteitsnorm op 0,4 ng/l, wat dicht bij de voor drinkwater voorgestelde parameterwaarde van 1 ng/l ligt.
Bisfenol A wordt op grote schaal gebruikt bij de vervaardiging van bepaalde kunststoffen en epoxyharsen. De stof is momenteel ingedeeld als voor de voortplanting giftige stof van categorie 1B overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 62 . Naar aanleiding van voorstellen van de Franse autoriteiten is het gebruik van bisfenol A in thermisch papier in de EU in eerste instantie beperkt (december 2016), daarna is bisfenol A toegevoegd aan de REACH-kandidaatslijst van zeer zorgwekkende stoffen op basis van de geharmoniseerde indeling ervan als voor de voortplanting giftige stof van categorie 1B (januari 2017), en vervolgens ook nog op basis van de hormoonontregelende eigenschappen ervan (juni 2017).
Nonylfenol is een bouwsteen van alkylfenolethoxylaten die worden gebruikt in oppervlakteactieve stoffen, hoewel deze nu verboden zijn in de EU. Nonylfenol is ook onderworpen aan beperkingen (bijlage XVII bij REACH) en is opgenomen in de REACH-kandidaatslijst van zeer zorgwekkende stoffen op basis van de hormoonontregelende eigenschappen ervan (juni 2013) en in de lijst van prioritaire stoffen krachtens Richtlijn 2008/105/EG.
Daarom wordt voorgesteld de door de WHO voor deze drie hormoonontregelende stoffen gesuggereerde waarden te volgen. Aangezien de in de richtlijn gevolgde benadering niet voorziet in „benchmarkwaarden”, en het doel van de parameters en waarden niet specificeert, wordt voorgesteld ze in de lijst van parameters in bijlage I op te nemen. Bovendien zijn deze stoffen relatief slecht oplosbaar in water en worden zij doeltreffend verwijderd door conventionele behandelingstechnieken op basis van adsorptie (bv. oeverfiltratie, coagulatie, ozonisatie, korrelvormige actieve kool). De stoffen zullen daarom op dezelfde manier worden beschouwd als alle andere chemische parameters in het kader van de richtlijn, hetgeen inhoudt, zoals hierboven vermeld, dat de waterleveranciers onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid hebben ze uit de lijst van te controleren parameters te schrappen, indien uit een risicobeoordeling blijkt dat zij niet relevant zijn.
De Commissie is van mening dat het opnemen van deze drie hormoonontregelende stoffen in het kader van de richtlijn gerechtvaardigd is op grond van het voorzorgsbeginsel. Zij wordt daarin ondersteund door de belanghebbenden. Het opnemen van deze verbindingen zal ook bijdragen aan de bescherming van de volksgezondheid als onderdeel van de uitgebreide lijst van parameters volgens het model van optie 1.2 van de effectbeoordeling.
In het WHO-verslag wordt aanbevolen de huidige parameterwaarde van 10 µg/l voor lood en van 50 µg/l voor chroom (totaal) te handhaven.
De WHO merkt op dat lood een van de weinige stoffen is waarvan bekend is dat zij rechtstreekse gevolgen hebben voor de gezondheid via het drinkwater, en dat de gehaltes daarom zo laag als redelijkerwijs mogelijk zouden moeten zijn. Daartoe stelt de Commissie derhalve voor de waarde tot 5 µg/l te verlagen, met ingang van een datum tien jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn. Tijdens deze overgangsperiode van 10 jaar zal de huidige waarde van 10 µg/l worden gehandhaafd.
De WHO merkt op dat de waarde voor chroom nog wordt bestudeerd. Lopende besprekingen met een groot aantal toxicologen lijken te wijzen in de richting van invoering van een lagere waarde voor chroom, en met name voor het giftigere chroom(VI). De Commissie zal daarom voor chroom dezelfde benadering volgen als voor lood. Zij stelt voor de waarde met 50 % te verlagen tot 25 µg/l na een overgangsperiode van tien jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn.
Het voorstel voorziet ook in de regelmatige herziening van bijlage I (waarin deze parameterwaarden worden vastgesteld) en in de mogelijkheid bijlage I te wijzigen in het licht van de wetenschappelijke vooruitgang. Het is dan ook mogelijk strengere waarden voor deze beide parameters vast te stellen vóór het einde van de overgangsperiode van tien jaar, mochten toekomstige wetenschappelijke ontwikkelingen zulks rechtvaardigen.
•
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1— Doel
Dit artikel blijft ongewijzigd.
Artikel 2 — Definities
De bestaande definities zijn enigszins verduidelijkt en er zijn nieuwe definities toegevoegd („waterleveranciers”, „prioritaire percelen” en „kwetsbare en gemarginaliseerde groepen”), overeenkomstig de nieuwe bepalingen in de herschikking.
De WHO heeft aanbevolen een definitie van prioritaire percelen op te nemen ter vergemakkelijking van de toepassing van de nieuwe bepalingen inzake de risicobeoordeling van het huishoudelijk leidingnet.
Artikel 3 — Uitzonderingen
De bepalingen blijven ongewijzigd, de verwijzingen naar de richtlijn worden eenvoudigweg aangepast.
Artikel 4 — Algemene verplichtingen
Dit artikel blijft grotendeels ongewijzigd, de wijzigingen hebben betrekking op formele wijzigingen of tekstuele verduidelijkingen.
Artikel 5 — Kwaliteitseisen
Dit artikel blijft grotendeels ongewijzigd, de wijzigingen hebben betrekking op formele wijzigingen of tekstuele verduidelijkingen.
Artikel 6 — Plaats waar aan de kwaliteitseisen moet worden voldaan
De leden 2 en 3 zijn geschrapt, maar zijn nu grotendeels overgenomen in het kader van de nieuwe bepalingen inzake risicobeoordelingen van het huishoudelijk leidingnet (nieuw artikel 10).
Artikel 7 — Op risico’s gebaseerde benadering van waterveiligheid (nieuw)
Dit nieuwe artikel presenteert de algemene, op risico’s gebaseerde benadering, doet dienst als inleiding op de nieuwe artikelen 8, 9 en 10, en voert tevens algemene verplichtingen in in verband met de risicobeoordelingen (regelmatige bijwerkingen en herzieningen, alsmede termijnen voor het opstellen van de risicobeoordelingen).
Artikel 8 — Gevarenbeoordeling van waterlichamen die worden gebruikt voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water (nieuw)
Dit nieuwe artikel voorziet in verplichtingen inzake het uitvoeren van gevarenbeoordelingen, met name:
–identificatie van onttrekkingspunten,
–identificatie van gevaren en bronnen van verontreiniging,
–controleparameters die relevant zijn voor de geïdentificeerde gevaren en bronnen van verontreiniging. Alleen relevante parameters of verontreinigende stoffen hoeven te worden gecontroleerd. Hiertoe kunnen parameters behoren waaraan overeenkomstig deze richtlijn moet worden voldaan aan de kraan, maar ook verontreinigende stoffen of stoffen waarop overeenkomstig de kaderrichtlijn water reeds in waterlichamen wordt gecontroleerd, of microplastics. Microplastics zijn bijzonder problematisch vanwege de negatieve effecten ervan op mariene en zoetwateromgevingen, in het water levende organismen, biodiversiteit en mogelijk ook op de volksgezondheid, omdat ze wegens hun kleine afmetingen gemakkelijk kunnen worden opgenomen door organismen en daarin tot bioaccumulatie kunnen leiden, of vanwege toxische effecten als gevolg van het complexe mengsel van chemische stoffen waaruit deze deeltjes bestaan.
Op basis van de identificatie van gevaren en de controle kunnen de lidstaten vervolgens de volgende maatregelen nemen:
–waterleveranciers vrijstellen van, dan wel verplichten tot, het uitvoeren van aanvullende behandeling en/of monitoring,
–preventieve maatregelen voor het beschermen van het onttrekkingsgebied,
–verzachtende maatregelen voor de aanpak van de verontreinigingsbron, met inbegrip van onderzoek om de effecten van bijvoorbeeld microplastics op aquatische ecosystemen en de volksgezondheid te begrijpen en oplossingen te vinden waarmee de mogelijke risico’s kunnen worden beperkt.
Artikel 9 — Leveringsrisicobeoordeling (nieuw)
Dit artikel voorziet in verplichtingen inzake het uitvoeren van een leveringsrisicobeoordeling door de waterleverancier. Deze bepalingen zijn niet nieuw, aangezien deze verplichtingen reeds in 2015 waren ingevoerd door middel van de wijzigingen van bijlage II bij de richtlijn. Een deel van bijlage II bij Richtlijn 98/83/EG is daarom naar dit artikel 9 verplaatst. Bijlage II, deel C, bevat nu alleen nog de technische specificaties voor het aanpassen van controlefrequentie voor de parameters waarop een leveringsrisicobeoordeling van toepassing is.
Artikel 10 — Risicobeoordeling van het huishoudelijk leidingnet (nieuw)
Dit nieuwe artikel voorziet in verplichtingen inzake het uitvoeren van risicobeoordelingen van het huishoudelijk leidingnet, met name:
–de beoordeling van de risico’s in verband met de het huishoudelijk leidingnet, met inbegrip van risico’s in verband met producten en materialen die in contact komen met drinkwater,
–controle van de volgende parameters: lood en Legionella. Van de laatstgenoemde parameter is door de WHO vastgesteld dat hij in de Unie het grootste probleem voor de gezondheid vormt waar het watergedragen ziekteverwekkers betreft. Daarnaast wordt ook door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding aanbevolen regelmatig controles uit te voeren van en passende beheersmaatregelen toe te passen op door de mens gevormde watersystemen teneinde gevallen van veteranenziekte te voorkomen op logiesverstrekkende locaties, in ziekenhuizen, in instellingen voor langdurige zorg of op andere plaatsen waar aanzienlijke populaties met een verhoogd risico kunnen worden blootgesteld 63 .
Op basis van de risicobeoordeling en de controle kunnen de lidstaten vervolgens maatregelen nemen, zoals de opleiding van loodgieters, informatie en advies aan huiseigenaren, de toepassing van adequate behandelingstechnieken in samenwerking met waterleveranciers enz. Daarnaast worden in dit artikel bepaalde aspecten die in het oude artikel 10 aan de orde kwamen (producten die in contact komen met drinkwater) gedeeltelijk behandeld, en zorgt het voor samenhang met Verordening (EU) nr. 305/2011, in het kader waarvan normen voor bouwproducten die in contact komen met drinkwater moeten worden vastgesteld.
Artikel 11 — Controle (oud artikel 7)
Er moeten controleprogramma’s worden opgezet waarin alle verschillende controleverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn aan bod komen. Het wordt aan de lidstaten overgelaten om te besluiten of de controleprogramma’s moeten worden opgesteld door de nationale autoriteiten of dat dit gedelegeerd wordt, bijvoorbeeld aan de waterleveranciers. Het is echter waarschijnlijk dat het grootste deel van de controles daadwerkelijk door de waterleveranciers wordt uitgevoerd, om de kwaliteit van het water aan de kraan te waarborgen. Aangezien nieuwe controleverplichtingen worden ingevoerd met betrekking tot gevarenbeoordelingen (artikel 8) en risicobeoordeling van het huishoudelijk leidingnet (artikel 10), is het nodig dit artikel en de samenhang ervan met bijlage II te verduidelijken.
De leden 1, 5 en 6 blijven ongewijzigd.
Lid 2 wordt gewijzigd om te verwijzen naar in het kader van de nieuwe artikelen 8 en 9 (gevarenbeoordelingen en risicobeoordelingen van het huishoudelijk leidingnet) uit te voeren controles en naar de „reguliere” controles, overeenkomstig bijlage II, van de in de lijsten in bijlage I, delen A en B, opgenomen parameters. In het laatstgenoemde geval kan de controle op basis van een leveringsrisicobeoordeling worden aangepast door de waterleveranciers.
Het oude lid 4 (mogelijkheid om richtsnoeren op te stellen voor de controles) wordt geschrapt omdat het overbodig wordt geacht. De mogelijkheid om bijlage II (die betrekking heeft op controlespecificaties) te wijzigen, blijft evenwel gehandhaafd krachtens artikel 18, lid 2 (via gedelegeerde handelingen).
Artikel 12 — Herstelmaatregelen en beperkingen van het gebruik (oud artikel 8)
Lid 1 blijft ongewijzigd.
Lid 2 wordt gewijzigd om te verwijzen naar de nieuwe lijst van parameters voor de risicobeoordeling van het huishoudelijk leidingnet, zoals opgenomen in bijlage I, deel C.
Lid 3 wordt gewijzigd om te verduidelijken dat overschrijding van de waarden in bijlage I, delen A en B, automatisch wordt beschouwd als een potentieel gevaar voor de volksgezondheid. Deze verduidelijking wordt nodig geacht in het licht van een aantal lopende inbreukprocedures op grond van Richtlijn 98/83/EG.
Er wordt een nieuw lid 4 toegevoegd ter verduidelijking van de verplichtingen inzake de voorlichting aan de verbruikers in geval van overschrijding van de parameterwaarden en/of potentieel gevaar voor de volksgezondheid. Het merendeel van de verplichtingen bestond reeds in het kader van Richtlijn 98/83/EG, maar het werd nodig geacht ze te verduidelijken en in één lid samen te brengen om de implementatie ervan te vergemakkelijken, eveneens in het licht van een aantal lopende inbreukprocedures op grond van Richtlijn 98/83/EG.
Lid 5 blijft ongewijzigd.
Het oude lid 6 wordt geschrapt omdat het overbodig wordt geacht.
Het oude lid 7 wordt geschrapt aangezien het oude deel C van bijlage I, over „indicatorparameters”, is geschrapt.
De in het oude lid 8 neergelegde verplichtingen zijn opgenomen in het nieuwe lid 4.
Oud artikel 9 — Afwijkingen
Het oude artikel 9 wordt geschrapt. De complexe procedure om drie afwijkingen van elk drie jaar toe te staan, is niet langer gerechtvaardigd. Deze was in eerste instantie in de richtlijn opgenomen om de lidstaten in staat te stellen te voldoen aan de in 1998 nieuw vastgestelde parameterwaarden. Het systeem is nu vereenvoudigd, maar de logica is gelijk aan die van Richtlijn 98/83/EG: wanneer een lidstaat een parameterwaarde overschrijdt, moet artikel 11 inzake herstelmaatregelen van toepassing zijn (verbod of beperking van het water, informatieverstrekking aan verbruikers, gezondheidsadvies enz.). Het zou niet nodig moeten zijn om, door middel van een besluit, formeel de parameterwaarde vast te stellen die de in de richtlijn vastgestelde waarde overschrijdt.
Artikel 10 — Waarborging van de kwaliteit van behandeling, installatie en materialen (geschrapt)
Het oude artikel 10 wordt geschrapt: dit artikel wordt niet langer nodig geacht in het kader van Richtlijn 98/83/EG en is gedeeltelijk vervangen door het nieuwe artikel 10 inzake de risicobeoordeling van het huishoudelijk leidingnet. De noodzakelijke harmonisatie zal in plaats daarvan gebeuren in het kader van de internemarktwetgeving, door middel van de afgifte van normalisatiemandaten in het kader van de bouwproductenverordening. Tot het moment waarop deze normalisatiemandaten zijn uitgevoerd en de geharmoniseerde normen in het Publicatieblad zijn bekendgemaakt, zal de status quo van toepassing blijven.
Artikel 13 — Toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water (nieuw)
Dit is een nieuw artikel, dat grotendeels voortvloeit uit de oproepen die zijn gedaan in het kader van het Europees burgerinitiatief „Right2Water” en het antwoord van de Commissie op dat initiatief. Het artikel voorziet in twee hoofdverplichtingen:
–ten eerste de verplichting voor de lidstaten om de toegang tot drinkwater te verbeteren en het gebruik van dat water te bevorderen, door middel van een aantal maatregelen, waarvan sommige zijn opgenomen in het artikel (beoordelen van het aandeel van de bevolking dat geen toegang heeft tot drinkwater, verstrekken van voorlichting aan deze mensen over aansluitmogelijkheden, aanmoedigen van het gebruik van kraanwater in openbare gebouwen en restaurants, ervoor zorgen dat in de meeste steden apparatuur beschikbaar is voor vrije toegang tot kraanwater enz.),
–en ten tweede een verplichting voor de lidstaten om alle nodige maatregelen te nemen om de toegang tot drinkwater voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen te waarborgen. Wanneer die groepen geen toegang hebben tot voor menselijke consumptie bestemd water in de zin van deze richtlijn, moeten de lidstaten hen snel inlichten over de kwaliteit van het water waarover zij beschikken, en de nodige bijbehorende gezondheidsadviezen verlenen.
Dit zou moeten bijdragen tot de verbintenis die is aangegaan in het kader van duurzameontwikkelingsdoelstelling 6 van de VN en de daarmee samenhangende doelstelling om universele en billijke toegang tot veilig en betaalbaar drinkwater voor iedereen te verwezenlijken. Het concept van een billijke toegang tot water heeft doorgaans drie dimensies, en omvat: geografische verschillen in de dienstverlening (bijvoorbeeld als gevolg van een gebrek aan infrastructuur), de problemen waar kwetsbare en gemarginaliseerde groepen (bv. vluchtelingen, nomadische gemeenschappen, dak- en thuislozen en minderheidsculturen, zoals de Roma, Sinti, Travellers, Kalé, Gens du voyage enz., ook als zij sedentair leven) mee te maken krijgen wanneer zij proberen toegang te krijgen tot waterdiensten, en de financiële haalbaarheid. Wat betreft de betaalbaarheid, moet bij elke vorm van waterprijsbeleid in de Unie rekening worden gehouden met het beginsel van de terugwinning van de kosten en het beginsel dat de vervuiler betaalt. De lidstaten mogen bij het vaststellen van gedifferentieerde watertarieven tevens rekening houden met de verschillen in de economische en sociale omstandigheden van de bevolking. Het beginsel van de terugwinning van de kosten belet derhalve niet dat de lidstaten sociale tarieven kunnen vaststellen of maatregelen kunnen nemen ter bescherming van sociaaleconomische achtergestelde bevolkingsgroepen, in aanvulling op de maatregelen waarin het nieuwe artikel 13 van deze richtlijn voorziet.
Artikel 14 — Voorlichting van het publiek (nieuw)
Dit artikel vervangt het oude artikel 13 van Richtlijn 98/83/EG. De bepalingen met betrekking tot de toegang tot informatie zijn uitgebreid, aangezien wordt verwacht dat meer transparantie het vertrouwen van consumenten in hun drinkwater, met inbegrip van de kwaliteit, de productie en het beheer ervan, zal verbeteren. De verplichtingen zijn tweeledig:
–ten eerste, de verplichting ervoor te zorgen dat een aantal gegevens online beschikbaar is, zoals gespecificeerd in bijlage IV. De informatie waartoe de consument toegang heeft, moet relevant zijn voor het gebied dat voor hem/haar van belang is;
–ten tweede, de verplichting om daarnaast een aantal specifieke gegevens rechtstreeks aan de consumenten te verstrekken (bv. op hun factuur), zoals de verbruikte hoeveelheid en de details van het tarief/de tarieven en de kostenstructuur.
Artikel 15 — Informatie over het toezicht op de implementatie (nieuw)
Dit artikel vervangt het oude artikel 13 van Richtlijn 98/83/EG gedeeltelijk. De bepalingen met betrekking tot verslaglegging worden vereenvoudigd ten opzichte van eerdere bepalingen en vervangen door een nieuw systeem, waarbij geen daadwerkelijke verslaglegging plaatsvindt. Dit zorgt ervoor dat het systeem doeltreffender wordt gemaakt door te voorkomen dat er veel tijd verstrijkt tussen de referentiedatum van de gerapporteerde gegevens en de daadwerkelijke datum van verslaglegging.
Het artikel bepaalt dat de lidstaten een gegevensverzameling moeten samenstellen waarin alleen voor het drinkwater relevante gegevens uit hoofde van deze richtlijn worden verzameld: incidenten, overschrijdingen van de in de bijlage vastgestelde waarden, gevarenbeoordelingen en risicobeoordelingen van het huishoudelijk leidingnet, en de maatregelen die worden genomen om de toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water te waarborgen.
De gegevensverzamelingen moeten worden opgezet overeenkomstig de Inspire-richtlijn. Daartoe wordt voorzien in ondersteuning door het Europees Milieuagentschap, waaraan ook de rol wordt toegekend om de gegevens regelmatig in te zien en aan de Commissie overzichten te verstrekken over de implementatie van de richtlijn op het niveau van de Unie, die ook in het kader van toekomstige evaluaties van de richtlijn gebruikt zullen worden (artikel 17).
Artikel 16 — Toegang tot de rechter (nieuw)
Dit is een nieuw artikel, dat in overeenstemming is met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten en uitvoering geeft aan het Verdrag van Aarhus met betrekking tot de toegang tot de rechter. Het moet mogelijk zijn voor burgers en ngo’s om in beroep te gaan tegen de uit hoofde van deze richtlijn door de lidstaten genomen besluiten.
Artikel 17 — Evaluatie (nieuw)
In dit nieuwe artikel wordt het kader vastgesteld voor toekomstige evaluaties (in de zin van de richtsnoeren van de Commissie voor betere regelgeving) van de richtlijn. De eerste evaluatie is gepland op het moment dat de richtlijn gedurende twaalf jaar is geïmplementeerd, zodat ten minste over twee cycli van leveringsrisicobeoordelingen gegevens zijn verkregen.
Artikel 18 — Herziening en wijziging van de bijlagen (oud artikel 11)
Dit artikel vervangt artikel 11 van Richtlijn 98/83/EG. Artikel 11 voorzag in de herziening van de bijlagen I, II en III van de richtlijn via de vroegere regelgevingsprocedure met toetsing. Voorgesteld wordt deze procedure te vervangen door gedelegeerde handelingen (voor de wijziging van alle bijlagen), ook in overeenstemming met de toezegging van de instellingen in het kader van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 „om hoge prioriteit te verlenen aan de snelle aanpassing van alle basishandelingen die nog verwijzen naar de regelgevingsprocedure met toetsing”.
De regelmatige herziening van bijlage I wordt gehandhaafd om ervoor te zorgen dat die bijlage overeen blijft stemmen met de recentste wetenschappelijke ontwikkelingen.
Artikel 19 — Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie (nieuw)
Dit is een nieuw standaardartikel voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen.
Artikel 20 — Comitéprocedure (oud artikel 12)
Dit is een nieuw standaardartikel voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen.
Oud artikel 13 — Informatie en rapportage (geschrapt)
Artikel geschrapt en grotendeels vervangen door het nieuwe artikel 15.
Oud artikel 14 — Tijdschema voor de naleving (geschrapt)
Dit artikel is geschrapt, aangezien het in 1998 wat meer tijd (vijf jaar) gaf voor de implementatie van Richtlijn 98/83/EG, namelijk tot 2003. Dit artikel is nu achterhaald en moet derhalve worden geschrapt.
Oud artikel 15 — Uitzonderlijke gevallen (geschrapt)
Dit artikel van Richtlijn 98/83/EG gaf de lidstaten de mogelijkheid om de Commissie om meer tijd (tot zes jaar) te verzoeken (bovenop de periode van vijf jaar zoals voorzien in het oude artikel 14) om de naleving van Richtlijn 98/83/EG te waarborgen. Dit artikel is nu achterhaald en moet derhalve worden geschrapt.
Deze drie artikelen zijn geschrapt en vervangen door de bijgewerkte standaardtekst voor intrekking, omzetting en inwerkingtreding in herschikte richtlijnen (zie de nieuwe artikelen 22, 23 en 24).
Artikel 21 — Sancties (nieuw)
Er is een nieuw standaardartikel inzake sancties ingevoegd.
Artikel 22 — Omzetting
Dit artikel volgt het standaardmodel.
Artikel 23 — Intrekking
Dit artikel volgt het standaardmodel.
Artikel 24 — Inwerkingtreding
Dit artikel volgt het standaardmodel. Voor de inwerkingtreding van de richtlijn wordt voorzien in een periode van twintig dagen na bekendmaking in het Publicatieblad.
Artikel 25 — Adressaten (oud artikel 19)
Het artikel blijft ongewijzigd.
Deel A
Bijlage I, deel A, heeft betrekking op parameterwaarden voor microbiologische parameters. Op aanbeveling van de WHO zijn nieuwe parameters aan de lijst toegevoegd, namelijk Clostridium perfringens-sporen en colibacteriën, troebelingsgraad (verplaatst vanuit het oude deel C „Indicatorparameters”) en somatische colifagen.
Bijlage I, deel B, heeft betrekking op parameterwaarden voor chemische parameters. Verscheidene nieuwe parameters (met de bijbehorende parameterwaarden) zijn toegevoegd op aanbeveling van de WHO of op basis van het voorzorgsbeginsel, te weten: bisfenol A, chloraat, chloriet, ß-oestradiol, gehalogeneerde azijnzuren, microcystine, nonylfenol, PFAS’en (afzonderlijk en totaal), uraan.
Bijlage I, deel C, bij Richtlijn 98/83/EG betrof voorheen indicatorparameters. De indicatorparameters zijn geschrapt uit bijlage I (met uitzondering van enkele ervan die zijn verplaatst naar deel A, zoals de troebelingsgraad) en verplaatst naar bijlage IV, betreffende de consumentenvoorlichting. De reden daarvoor is dat de indicatorparameters geen gezondheidsgerelateerde informatie geven, maar wel informatie die van belang is voor consumenten (zoals smaak, kleur, anionen, kationen enz.).
Het nieuwe deel C van bijlage I betreft de parameters die moeten worden beoordeeld in het kader van de nieuwe risicobeoordeling van het huishoudelijk leidingnet (waarin het nieuwe artikel 10 voorziet), namelijk lood en Legionella.
Deel A — Algemene doelstellingen en controleprogramma’s voor het voor menselijke consumptie bestemde water
Bijlage II, deel A, heeft betrekking op de algemene verplichtingen met betrekking tot monitoringprogramma’s, en blijft grotendeels ongewijzigd, behalve wat betreft de toevoeging van een nieuwe verwijzing naar operationele monitoring met de bijbehorende parameter „troebelingsgraad”. Dit is toegevoegd op aanbeveling van de WHO omdat operationele monitoring snelle, dagelijks bijgewerkte, informatie verschaft, om te waarborgen dat de waterbehandeling goed functioneert.
Deel B — Frequenties
Bijlage II, deel B, heeft betrekking op de controlefrequentie. Er worden twee soorten parameters onderscheiden:
1) essentiële parameters (E. coli, Clostridium perfringens-sporen en somatische colifagen), die altijd moeten worden gecontroleerd volgens de in de tabel in deel B vermelde frequenties en die niet het voorwerp kunnen vormen van een leveringsrisicobeoordeling; en
2) alle andere parameters, die moeten worden gecontroleerd volgens de in de tabel in deel B vermelde frequenties, totdat een risicobeoordeling wordt uitgevoerd overeenkomstig deel C van dezelfde bijlage.
De tabel van deel B betreffende frequenties is vereenvoudigd en opmerking 3 (onder de tabel) is geschrapt aangezien zij overbodig is geworden.
Deel C — Leveringsrisicobeoordeling
De eerste alinea’s van deel C zijn verplaatst naar het nieuwe artikel 9 inzake „leveringsrisicobeoordeling”. De rest (de specificaties voor het afwijken van de controlefrequentie wanneer een leveringsrisicobeoordeling is uitgevoerd) van dit deel C, zoals ingevoerd bij de wijziging van Richtlijn 98/83/EG van 2015, blijft vrijwel ongewijzigd en de weinige wijzigingen hebben betrekking op formele aanpassing van de formulering aan de tekst van de rest van de richtlijn.
Deel D — Steekproefmethoden en plaatsen van monsterneming
Dit deel, dat bij wijziging van 2015 werd ingevoegd in Richtlijn 98/83/EG, blijft grotendeels ongewijzigd.
Deel A —- Microbiologische parameters waarvoor analysemethoden gespecificeerd zijn
De eerste twee alinea’s van deel A zijn geschrapt omdat ze betrekking hadden op de mogelijkheid bijlage III, deel A, te wijzigen door middel van de regelgevingsprocedure met toetsing, en de artikelen 18 en 19 al voorzien in de mogelijkheid om bijlage III te wijzigen door middel van gedelegeerde handelingen.
De lijst van methoden voor microbiologische parameters is bijgewerkt om deze overeen te laten stemmen met de nieuwe microbiologische parameters in bijlage I, deel A.
Deel B — Chemische parameters waarvoor prestatiekenmerken gespecificeerd zijn
Dit deel was bij de wijziging van Richtlijn 98/83/EG van 2015 bijgewerkt. Op dat moment werden er twee tabellen ingevoegd, waarvan één met tot eind 2019 te gebruiken specificaties. Voorgesteld wordt om deze tweede tabel, met specificaties die slechts geldig zijn tot eind 2019, te schrappen en alleen de eerste tabel te handhaven.
De tabel met de lijst van specificaties voor chemische parameters is ook bijgewerkt om deze overeen te laten stemmen met de nieuwe lijst van chemische parameters in bijlage I, deel B.
Bijlage IV is een nieuwe bijlage waarin een lijst is opgenomen van de gegevens die op een website beschikbaar moeten zijn ten behoeve van de consumentenvoorlichting. Omwille van de evenredigheid moet wat aanvullende specifieke informatie worden verstrekt door zeer grote leveranciers, zoals jaarlijkse informatie over de algemene prestaties van het watersysteem in termen van efficiëntie, met inbegrip van lekkagepercentages en energie-efficiëntie. Er wordt van uitgegaan dat meer transparantie bijdraagt tot een beter bewustzijn van het probleem, en daardoor de waterleveranciers en de autoriteiten van de lidstaten ertoe zou kunnen aanzetten om het probleem van waterverliezen en lekkages aan te pakken.
Bijlage IV had betrekking op de tijdlimieten voor omzetting in nationale wetgeving van de oude Richtlijn 80/778/EEG (ook in het licht van de toetredingen van de verschillende lidstaten). Bijlage V was de oude concordantietabel tussen Richtlijn 80/778/EG en Richtlijn 98/83/EG. Zij zijn niet langer relevant en zijn geschrapt.
Bijlage V (nieuw) is een standaardbijlage waarin een overzicht is opgenomen van de ingetrokken richtlijn en de achtereenvolgende wijzigingen ervan, alsmede de respectievelijke data van omzetting en toepassing.
Bijlage VI is de nieuwe concordantietabel tussen Richtlijn 98/83/EG en het voorstel voor de nieuwe herschikte richtlijn.
🡻 1998/83 (aangepast)