Toelichting bij COM(2017)672 - Vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Zwarte Zee

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

·

Motivering en doel van het voorstel



Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad moet ervoor zorgen dat de levende aquatische hulpbronnen vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt duurzaam worden geëxploiteerd. Een belangrijk instrument in dit verband is de jaarlijkse vaststelling van de vangstmogelijkheden.

Het doel van dit voorstel is voor 2018 de vangstmogelijkheden van de lidstaten vast te stellen voor de in commercieel opzicht belangrijkste visbestanden in de Zwarte Zee.

Voor sprot is het voorstel gebaseerd op het wetenschappelijke advies voor een autonoom quotum, teneinde het huidige niveau van visserijsterfte te handhaven.

Voor tarbot is het voorstel gebaseerd op de TAC en quota zoals vastgesteld bij GFCM-aanbeveling (GFCM/41/2017/4) inzake een meerjarig beheersplan voor de tarbotvisserij in geografisch deelgebied 29 (Zwarte Zee).

·

Algemene context



·In de mededeling van de Commissie betreffende een raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2018 (COM(2017) 368 final) wordt de achtergrond van het voorstel geschetst.

·De vangstmogelijkheden moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 16, lid 1 (beginsel van relatieve stabiliteit) en artikel 16, lid 4 (doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de voorschriften in meerjarenplannen).

De bestanden in de Zwarte Zee die worden bevist door Bulgarije en Roemenië, worden gedeeld met niet-EU-landen zoals Turkije, Oekraïne, Georgië en de Russische Federatie. Tot 2016 hadden de EU- en de niet-EU-landen op regionaal niveau echter geen totale toegestane vangsten (TAC's) vastgesteld. De Europese Unie heeft sinds 2008 elk jaar autonome quota voor tarbot- en sprotbestanden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) worden toegepast.

Het wetenschappelijke advies inzake de vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee voor 2018 is aangeleverd door het WTECV tijdens de zitting van september 2017.

De visserij op sprot is van groot sociaaleconomisch belang voor de oeverstaten van de Zwarte Zee. Volgens de beoordeling 2015-2016 van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) met betrekking tot de Zwarte Zee bedroeg het aandeel van de EU-landen in de vangsten van sprot in de Zwarte Zee in 2014 4 %, in 2013 14 % en in 2012 9 % van de officiële, aangemelde aanlandingen. Volgens het verslag van de zitting van 2017 van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) wordt het sprotbestand in de Zwarte Zee duurzaam geëxploiteerd. Het is echter noodzakelijk het huidige niveau van visserijsterfte op 11 475 ton te handhaven om de duurzaamheid van het sprotbestand in de Zwarte Zee te waarborgen.

De visserij op tarbot is van groot sociaaleconomisch belang voor de oeverstaten van de Zwarte Zee. Op haar 41e jaarlijkse vergadering in 2017 heeft de GFCM een aanbeveling voor een meerjarig beheersplan voor de tarbotvisserij in geografisch deelgebied 29 (Zwarte Zee) goedgekeurd. In aanbeveling GFCM/41/2017/4 wordt een totale toegestane vangst voor tarbot (644 ton) voor de volgende twee jaar, 2018 en 2019, vastgesteld, met een tijdelijke toewijzing van quota aan de overeenkomstsluitende partijen. Indien in het advies van de GFCM-werkgroep inzake de Zwarte Zee van 2018 niet wordt bevestigd dat de gunstige ontwikkeling van de visserijsterfte in de richting van een herstel van de omvang van het tarbotbestand van de Zwarte Zee zich voortzet, kunnen de TAC's en quota door de GFCM worden herzien. Voor de EU bedraagt het toegewezen quotum 114 ton in 2018. De TAC en quota voor tarbot, het beheer van de visserijinspanning, de beperking van het aantal visdagen tot 180 per jaar en de thans geldende sluitingsperiode van twee maanden, van 15 april tot en met 15 juni, moeten in deze verordening worden omgezet.

Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad 1 wordt voorgesteld de artikelen 3 en 4 van die verordening niet toe te passen op de onder deze verordening vallende bestanden. Daartegenover staat dat overeenkomstig artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 de daar bedoelde jaarflexibiliteit van toepassing is op bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt.

·

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



De vangstmogelijkheden en de verdeling daarvan over de lidstaten worden jaarlijks vastgesteld. De recentste rechtshandeling hieromtrent is Verordening (EU) 2016/2372 van de Raad van 19 december 2016 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden in de Zwarte Zee 2 .

Naast de jaarlijkse vangstmogelijkheden zijn de volgende maatregelen van toepassing op de onder dit voorstel vallende visserijen in de Zwarte Zee. De Commissie werkt aan het voorstel ter omzetting van de GFCM-aanbevelingen, maar sommige daarvan zijn intrinsiek verbonden met de jaarlijkse vangstmogelijkheden, zodat daarmee in dit voorstel rekening moet worden gehouden:

–Voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee zijn de op de instandhouding gerichte minimummaten en de minimummaaswijdten vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 227/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen 3 en Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie.

–Aanbeveling GFCM/37/2013/2 tot vaststelling van een reeks minimumnormen voor de visserij op tarbot met geankerde kieuwnetten en de instandhouding van walvisachtigen in de Zwarte Zee – aangenomen door de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) tijdens haar 37e zitting (Split, mei 2013).

–Aanbeveling GFCM/39/2015/3 tot vaststelling van een reeks maatregelen teneinde illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij op tarbot in de Zwarte Zee te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen – aangenomen door de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) tijdens haar 39e zitting (Milaan, mei 2015).

–De in de context van een door de GFCM georganiseerde bijeenkomst op hoog niveau inzake visserijgovernance in de Zwarte Zee in oktober 2016 bekrachtigde Verklaring van Boekarest 4 . De Conferentie heeft haar goedkeuring gehecht aan deze verklaring, waarin wordt onderstreept dat er gemeenschappelijke en collaboratieve benaderingen tussen de oeverstaten nodig zijn om de duurzaamheid van de visserij in de Zwarte Zee te verbeteren.

–De meerjarenstrategie van de GFCM voor de periode 2017-2020, gericht op de duurzaamheid van de visserij in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee 5 , in het kader waarvan, onder andere, een reeks maatregelen ter versterking van de visserijgovernance in de Zwarte Zee op multilateraal niveau is vastgesteld.

–De verbintenissen die Bulgarije en Roemenië in december 2016 in het kader van de verordening inzake vangstmogelijkheden voor 2017 hebben aangegaan om de controle te verbeteren, IOO-visserij te bestrijden en een reeks maatregelen voor tarbot en doornhaai uit te voeren, worden efficiënt ten uitvoer gelegd. Zowel Bulgarije als Roemenië heeft een reeks maatregelen genomen, namelijk om de vismachtigingen te beperken tot de niveaus van 2016, om alle vangsten, met inbegrip van vangsten onder 50 kg, te registreren, en om de marktinspecties en inspecties op zee en gezamenlijke inspecties onder auspiciën van het EBVC op te voeren.

·

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU



De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de doelstellingen en voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

·Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen



De geraadpleegde wetenschappelijke organisatie is het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV).

De Unie verzoekt het WTECV elk jaar om wetenschappelijk advies over de toestand van de belangrijke visbestanden. Het WTECV brengt zijn adviezen uit op basis van de door de Commissie verstrekte taakomschrijving. Het meest recente en accurate advies op het moment waarop dit voorstel in de Raad wordt besproken, zal betrekking hebben op alle bestanden in de Zwarte Zee waarvoor quota worden voorgesteld.

Het uiteindelijke doel is de bestanden op een niveau te brengen en/of te houden waarmee de maximale duurzame opbrengst kan worden gehaald. Dit doel is uitdrukkelijk opgenomen in artikel 2, lid 2, van de basisverordening voor het GVB, waar is bepaald dat dit exploitatieniveau "indien mogelijk tegen 2015, en [...] voor alle bestanden uiterlijk 2020 [moet worden] verwezenlijkt". Dit sluit aan op de toezeggingen van de Unie met betrekking tot de conclusies van de wereldtop over duurzame ontwikkeling (Johannesburg 2002) en het bijbehorende uitvoeringsplan.

·

Raadpleging van belanghebbende partijen



De belanghebbende partijen zijn geraadpleegd via de mededeling van de Commissie betreffende de raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2018. De wetenschappelijke basis voor het voorstel zal worden aangeleverd door het WTECV. Alle verslagen van het WTECV zijn beschikbaar op de website van DG MARE.

·

Effectbeoordeling



Op EU-niveau wordt het risico op negatieve gevolgen voor het herstel van de bestandspopulatie ingeperkt door aanvullende controlemaatregelen die door Roemenië en Bulgarije worden ingevoerd en geïmplementeerd overeenkomstig hun toezeggingen in het kader van de aanneming van de verordening tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden in de Zwarte Zee.

Op multilateraal niveau wordt het risico op negatieve gevolgen voor het herstel van de bestandspopulatie beperkt door een aantal nieuwe maatregelen: 1) de vaststelling op de 41e jaarlijkse vergadering van de GFCM van het regionale actieplan ter bestrijding van IOO-visserij van de GFCM, 2) de uitvoering op multilateraal niveau van het GFCM-project 'BlackSea4Fish', dat regionale samenwerking op het gebied van wetenschappelijke gegevens omvat, en 3) de vaststelling op de 41e jaarlijkse vergadering van de GFCM van een meerjarig beheersplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee (GSA 29). Dit plan gaat uit van een tweefasebenadering: (a) de vangstbeperking voor twee jaar (2018-2019) en een proefproject voor inspectie op zee; (b) een TAC met een verdeelsleutel met een permanent inspectieprogramma tegen 2020. De in het plan opgenomen herzieningsclausule zal het mogelijk maken de TAC en quota volgend jaar opnieuw te bekijken indien het wetenschappelijke advies niet bevestigt dat de gunstige ontwikkeling van de visserijsterfte zich voortzet. Dit plan zal bijdragen aan de doelmatige bestrijding van IOO-activiteiten en het goede beheer van het tarbotbestand door alle oeverstaten.

Het voorstel is niet alleen gericht op de korte termijn, maar past ook in de langeretermijnaanpak om de visserij geleidelijk op een niveau te brengen dat duurzaam is op lange termijn.

De voorgestelde benadering kan daarom op middellange termijn resulteren in een verlaging van de visserijinspanning, maar op de lange termijn in stabiele of zelfs stijgende quota. Op lange termijn zal deze aanpak wellicht resulteren in een beperktere impact op het milieu omdat de visserijinspanning en de vangstmogelijkheden worden aangepast. De duurzaamheid van de visserijactiviteiten zal op lange termijn toenemen.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

·

Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)



Om de met het gemeenschappelijk visserijbeleid beoogde totstandbrenging van biologisch, economisch en sociaal duurzame visserijen te verwezenlijken, wordt in dit voorstel vastgesteld welke vangstbeperkingen in de Zwarte Zee gelden voor de visserijen van de Unie.

·

Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De verplichting van de Unie om de levende aquatische rijkdommen op duurzame wijze te exploiteren, vloeit voort uit de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 2 van de basisverordening voor het GVB.

·

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

·

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het gemeenschappelijk visserijbeleid is een gemeenschappelijk beleid. Krachtens artikel 43, lid 3, VWEU is het aan de Raad om maatregelen tot vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden vast te stellen.

Krachtens de voorgestelde verordening van de Raad worden de vangstmogelijkheden over de lidstaten verdeeld. Met inachtneming van artikel 16, leden 6 en 7, en artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de lidstaten deze mogelijkheden naar eigen goeddunken verdelen over de vaartuigen die hun vlag voeren. De lidstaten kunnen dus met een ruime mate aan vrijheid en conform het sociale en economische model van hun keuze beslissen hoe zij de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden benutten.

Het voorstel heeft geen nieuwe financiële gevolgen voor de lidstaten. De Raad stelt elk jaar een verordening als de onderhavige vast, en de openbare en particuliere middelen voor de tenuitvoerlegging van deze verordening zijn reeds beschikbaar.

·

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Dit is een voorstel voor visserijbeheer op basis van artikel 43, lid 3, VWEU, en overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.