Toelichting bij COM(2017)280 - Interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en vergemakkelijking van informatie-uitwisseling over niet-betaling van wegentol (herschikking) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2017)280 - Interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en vergemakkelijking van ... |
---|---|
bron | COM(2017)280 |
datum | 31-05-2017 |
• Motivering en doel van het voorstel
In 20 lidstaten bestaan al tolheffingssystemen op nationaal, regionaal of lokaal niveau, en hun aantal neemt nog steeds toe. Voor de meeste systemen moeten de weggebruikers speciale apparatuur installeren (boordunits, OBU's) in hun voertuigen. Enkele systemen bieden grensoverschrijdende interoperabiliteit, maar de meeste niet. Dit leidt tot kosten en lasten voor de gebruikers, die hun voertuigen met meerdere OBU's moeten uitrusten om ongehinderd in verschillende landen te kunnen rijden. De kosten worden op dit ogenblik op 334 miljoen EUR per jaar geraamd, en zullen naar verwachting dalen tot net onder 300 miljoen EUR per jaar tegen 2025 (zonder nieuwe maatregelen op het niveau van de EU).
Het gebrek aan grensoverschrijdende interoperabiliteit brengt ook kosten met zich mee voor overheden, namelijk voor de aankoop en het onderhoud van overbodige OBU's die alleen in hun eigen lidstaat werken, maar niet in het buitenland kunnen worden gebruikt. Voor slechts één nationaal systeem waarbij de positie van voertuigen wordt bepaald aan de hand van satellietplaatsbepaling 1 , bedragen de eenmalige kosten voor de aankoop van de OBU's 120 miljoen EUR en de onderhoudskosten 14,5 miljoen EUR per jaar.
Om deze problemen op te lossen werd in 2004 een richtlijn betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen vastgesteld 2 . In een beschikking van de Commissie uit 2009 waarin wordt uiteengezet hoe de interoperabiliteit in de praktijk moet worden bereikt 3 , is bepaald dat aanbieders van de 'Europese elektronische tolheffingsdienst' (EETS) de weggebruikers OBU's moeten leveren die verenigbaar zijn met alle elektronische tolheffingssystemen in de EU.
De doelstellingen van de wetgeving zijn voor het grootste gedeelte niet verwezenlijkt. Er is sprake van een zekere mate van grensoverschrijdende interoperabiliteit, maar in Kroatië, Tsjechië, Duitsland, Griekenland, Hongarije 4 , Ierland 5 , Italië, Polen, Slowakije, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk kunnen nog steeds alleen nationale OBU's worden gebruikt om tol te betalen.
De twee hoofdredenen hiervoor zijn:
–EETS-aanbieders worden geconfronteerd met grote hinderpalen wanneer zij zich op de markt willen begeven, zoals:
·discriminerende behandeling door overheden (met inbegrip van bescherming van gevestigde marktspelers);
·lange en veranderende aanvaardingsprocedures; en
·specifieke technische kenmerken van lokale systemen die niet beantwoorden aan gevestigde normen.
Doordat de verplichtingen van tolheffers (die het tolsysteem beheren) en lidstaten ten aanzien van EETS-aanbieders onvoldoende duidelijk zijn uiteengezet in de huidige wetgeving, kunnen deze hinderpalen blijven bestaan zonder dat dit in strijd is met de EU-wetgeving. Het is dan ook belangrijk dat deze verplichtingen in detail worden gespecificeerd, zodat EETS-diensten zich parallel met nationale diensten kunnen ontwikkelen;
–de EETS-wetgeving legt buitensporige eisen op aan EETS-aanbieders, zoals:
·een verplichting om hun diensten in alle lidstaten aan te bieden binnen 24 maanden na hun officiële registratie. Dit heeft potentiële aanbieders gedurende lange tijd ontmoedigd om zich te laten registreren. Zij vreesden immers dat hun registratie in hun lidstaat van vestiging zou worden geschrapt als ze niet tijdig actief zouden zijn op alle EETS-markten; en
·een verplichting om de markt van lichte voertuigen te bedienen met dure satellietgebaseerde OBU's (hoewel op dit ogenblik geen enkel elektronisch tolheffingssysteem voor lichte voertuigen gebruik maakt van satellietplaatsbepaling). Hierdoor wordt het onmogelijk voor EETS-aanbieders om een concurrerende dienst aan te bieden aan eigenaars van lichte voertuigen. Satellietgebaseerde OBU's zijn nog steeds duurder dan de eenvoudige microgolf-OBU's die nationale aanbieders van tolheffingsdiensten gebruiken, en hun extra functies en rekenkracht zijn overbodig in de context van tolheffing voor lichte voertuigen. Zolang satelliet-OBU's zo duur blijven, moet worden voorzien in een periode waarin een EETS-markt voor lichte voertuigen kan ontstaan door EETS-aanbieders toe te staan hun klanten uit te rusten met eenvoudige OBU's die verenigbaar zijn met bestaande tolheffingsregelingen.
Een ander probleem heeft betrekking op de moeilijkheden om de betaling van tol door bestuurders van voertuigen die in een andere lidstaat zijn ingeschreven, af te dwingen. Een lidstaat die een overtreding vaststelt door middel van automatische handhavingstoestellen, kan de overtreder niet identificeren op basis van de nummerplaat als het voertuig in het buitenland is ingeschreven. Er bestaat op EU-niveau geen rechtsgrondslag voor de uitwisseling van voertuigregistratiegegevens tussen lidstaten met het oog op de handhaving van tolregelingen. Het daaruit voortvloeiende inkomstenverlies voor nationale, regionale en lokale tolregelingen bedraagt ongeveer 300 miljoen EUR per jaar.
Het is belangrijk de ontwikkeling van nieuwe diensten en toepassingen te volgen, met name die van intelligente vervoersdiensten, om in een vroeg stadium hun potentiële synergieën met elektronische tolheffing te benutten. Het is ook belangrijk dat diensten met een toegevoegde waarde toestemming krijgen om gebruik te maken van het technologische platform (de boordapparatuur) dat ook voor elektronische tolheffing wordt gebruikt.
Dit voorstel maakt deel uit van het programma voor gezonde regelgeving (REFIT), dat tot doel heeft de regelgevingslast voor bedrijven te doen afnemen.
• Samenhang met bestaande bepalingen op het beleidsgebied
Dit initiatief is een herschikking van een bestaande wettekst (Richtlijn 2004/52/EG). Het heeft tot doel de tekortkomingen van de huidige wetgeving weg te werken, zodat de doelstellingen van de wetgeving effectiever kunnen worden verwezenlijkt. In het voorstel is ook bepaald dat de richtlijn nauwkeuriger de rol van de verschillende categorieën EETS-marktspelers moet weerspiegelen; nu zijn die alleen gedefinieerd in Richtlijn 2009/750/EG.
• Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie
Door de kaderomstandigheden op de markt voor elektronische tolheffing te verbeteren, draagt dit initiatief ook bij tot de voltooiing van de interne markt en de interne digitale markt. Door het gemakkelijker te maken om elektronische tolgelden op te leggen, vereenvoudigt dit voorstel ook de ruimere toepassing van het beginsel de gebruiker betaalt en de vervuiler betaalt, en draagt het derhalve bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Energie-Unie. Het zal met name de effectiviteit en efficiëntie van het voorstel tot herziening van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware voertuigen 6 , dat parallel met dit initiatief wordt ingediend, verbeteren.
Ten slotte bevat het initiatief een voorstel voor een rechtskader voor de uitwisseling van voertuigregistratiegegevens met het oog op de handhaving van tolregelingen. Dit zal de doelstellingen op het gebied van rechtvaardigheid en grondrechten helpen verwezenlijken. Op een meer operationeel niveau zijn de relevante bepalingen samenhangend met Richtlijn (EU) 2015/413 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen 7 . De relevante bepalingen respecteren ook de toepasselijke wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor dit voorstel is, net als voor de bestaande richtlijn (2004/52/EG), artikel 91 van het Verdrag.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Als de markt voor elektronische tolheffing niet goed georganiseerd is in lidstaat A, heeft dit een negatief effect op weggebruikers die geregistreerd zijn in lidstaat B en omgekeerd. Individuele lidstaten krijgen geen prikkels om de dingen te veranderen, tenzij rekening wordt gehouden met de belangen van EU-burgers en -bedrijven. Dit kan alleen worden verwezenlijkt via actie op EU-niveau.
Wat de grensoverschrijdende handhaving van tolregelingen betreft, is gebleken dat een zuiver intergouvernementele aanpak grenzen heeft. Er zijn slechts enkele bilaterale overeenkomsten gesloten tussen lidstaten. Alleen de EU kan een efficiënt systeem instellen voor de uitwisseling van informatie over overtreders van tolregelingen in alle lidstaten.
• Evenredigheid
De nieuwe elementen (in vergelijking met Richtlijn 2004/52/EG) zijn geformuleerd op basis van een voorafgaand onderzoek van de volledige lijst van beleidsmaatregelen die de belanghebbenden in de loop van de openbare raadplegingen hebben gesuggereerd. Evenredigheid was een van de belangrijkste evaluatiecriteria. Minder evenredige systemen, met name een strikte harmonisering van elektronische tolheffingssystemen in de EU, zijn geanalyseerd in de effectbeoordeling en verworpen.
• Keuze van instrument
Dit initiatief zorgt voor substantiële wijzigingen van de bepalingen van Richtlijn 2004/52/EG en voegt er heel wat nieuwe bepalingen aan toe. Daarom wordt, in het belang van de duidelijkheid, een voorstel gedaan voor een nieuwe richtlijn (herschikking) van het Europees Parlement en de Raad.
3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
• Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving
Een ex-postevaluatie van Richtlijn 2004/52/EG en Beschikking 2009/750/EG, toegelicht in één werkdocument van de diensten van de Commissie 8 , heeft tot de volgende conclusies geleid:
–de meeste doelstellingen van de wetgeving zijn niet gehaald: voor tolheffers zijn de kosten van elektronische tolheffing nauwelijks gedaald en er is nog steeds geen EETS voor weggebruikers;
–er is weinig vooruitgang geboekt op het vlak van de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen. Op enkele uitzonderingen na zijn OBU's niet geïntegreerd met andere toestellen. Waar er wel sprake is van interoperabiliteit, is dit hoofdzakelijk op nationaal niveau; er zijn slechts een paar beperkte grensoverschrijdende overeenkomsten gesloten. Dit relatieve gebrek aan grensoverschrijdende interoperabiliteit is te wijten aan de niet-concurrerende structuur van veel nationale markten. De autoriteiten geven er een bevoorrechte marktpositie aan één exploitant van het tolheffingssysteem; voorts is dit ook te wijten aan belemmeringen die in de EETS-wetgeving zelf zitten ingebakken (met name de verplichting voor EETS-aanbieders om binnen 24 maanden hun diensten aan te bieden in de hele EU). Grensoverschrijdende interoperabiliteit is duur en moeilijk te verwezenlijken wegens de grote verschillen in de toepassing van de drie technologieën die door de EETS-wetgeving in nationale tolheffingsregelingen zijn toegestaan, Ook het gebrek aan effectieve bepalingen inzake de handhaving van tolregelingen voor voertuigen die in een andere lidstaat zijn geregistreerd, schaadt de grensoverschrijdende interoperabiliteit;
–het toepassingsgebied van de wetgeving is slechts gedeeltelijk relevant omdat de verplichting voor alle EETS-aanbieders om EETS aan te bieden voor alle voertuigtypes en alle toldomeinen in Europa buitensporig wordt geacht. Aanbieders laten inspelen op de behoeften van hun klanten in plaats van hen te verplichten een volledige maar dure en onnodige dienstverlening op te leggen aan deze klanten, zou veel efficiënter zijn;
–de wetgeving kan een grote toegevoegde waarde voor de EU opleveren aangezien vrijwillige samenwerkingsregelingen tussen lidstaten er niet toe hebben bijgedragen dat EETS in de hele interne markt wordt toegepast. Aangezien er slechts weinig dergelijke vrijwillige samenwerkingsregelingen zijn gesloten, is dit potentieel sowieso slechts in zeer kleine mate verwezenlijkt; en
–in de richtlijn wordt verwezen naar niet nader gedefinieerde 'exploitanten'' als de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor het aanbieden van de EETS, terwijl de term 'EETS-aanbieder' gedefinieerd is in de beschikking. Er is dus een zekere mate van inconsistentie tussen de twee wetteksten.
De resultaten van de ex-postevaluatie werden onmiddellijk meegenomen in de werkzaamheden ter identificatie van de problemen waarvoor dit initiatief een oplossing wil bieden.
• Raadplegingen van belanghebbenden
Bij de voorbereiding van de ex-postevaluatie en de effectbeoordeling heeft de Commissie vijf grote raadplegingsactiviteiten uitgevoerd:
Inhoudsopgave
- 1) een open openbare raadpleging op basis van een online-vragenlijst
- 2) een oproep aan alle belanghebbenden om een schriftelijke bijdrage te leveren
- 3) een beperkte raadpleging van professionele belanghebbenden over kwesties die verband houden met de ex-postevaluatie
- 4) Een beperkte raadpleging van professionele belanghebbenden over kwesties die verband houden met het nakende voorstel over de herziening van het wetgevingskader voor EETS
- 5) Reacties op het evaluatiestappenplan en de aanvangseffectbeoordeling
- Artikel 1: Inhoud en toepassingsgebied
- Artikel 2: Definities
- Artikel 3: Technologische oplossingen
- Artikel 5: Kenmerken van de Europese elektronische tolheffingsdienst
- Artikelen 6, 7, 8, 9 en 10 en bijlagen II en III
De raadpleging vond plaats tussen 8 juli en 2 oktober 2016 (12 weken). De vragenlijst bevatte vragen die hoofdzakelijk relevant waren voor het grote publiek. Zij kregen de kans hun standpunt over elektronische tolheffing te geven zonder al te zeer in te gaan op de technische details. Respondenten kregen wel de gelegenheid om hun standpunt uitgebreider toe lichten in hun antwoord op verscheidene open vragen, en om standpuntnota's en andere documenten te uploaden.
Voor de Commissie was het doel van de raadpleging bij het grote publiek te peilen naar de brede beleidskeuzes (zowel in de huidige wetgeving als in de wetgeving die wordt overwogen in het kader van de toetsing van de wetgeving). Hoewel het betrekkelijk lage aantal antwoorden vragen doet rijzen over hoe representatief ze zijn, bleek uit de antwoorden toch dat er aanzienlijke steun bestaan voor alle brede beleidskeuzes in het huidige voorstel;
De belanghebbenden kregen de gelegenheid om bijdragen tot de ex-postevaluatie en de effectbeoordeling in te dienen. In totaal werden 22 relevante bijdragen ontvangen: negen van exploitanten van tolsystemen/snelwegen, negen van vervoersondernemingen en vier van overheden;
3) een beperkte raadpleging van professionele belanghebbenden over kwesties die verband houden met de ex-postevaluatie
Deze gerichte raadpleging van belanghebbenden ging van start op 26 juni 2015 en liep tot 1 september 2015 (10 weken). De belangrijkste doelstelling was informatie en gegevens te verzamelen om de leemtes in de kennis van de Commissie tijdens de voorbereiding van de ex-postevaluatie op te vullen.
Er kwamen in totaal 22 antwoorden binnen op vier afzonderlijke vragenlijsten voor verschillende groepen van EETS-belanghebbenden. Door het relatief lage aantal grote belanghebbenden en de goede organisatie van de sector, mag redelijkerwijs worden aangenomen dat deze antwoorden zeer representatief zijn.
De kwaliteit van de bijdragen varieerde, maar ongeveer de helft van de antwoorden bevatte harde gegevens en uitvoerige informatie, die door de Commissie is meegenomen in het werkdocument van haar diensten. De andere helft bevatte hoofdzakelijk opinies en standpunten die de Commissie een beter inzicht verschaften in de mening van de belanghebbenden over de effectiviteit en efficiëntie van de huidige wetgeving;
4) Een beperkte raadpleging van professionele belanghebbenden over kwesties die verband houden met het nakende voorstel over de herziening van het wetgevingskader voor EETS
Deze gerichte raadpleging van belanghebbenden voor de effectbeoordeling over de herziening van het wetgevingskader voor EETS ging van start op 5 oktober 2016 en liep tot 13 november 2016 (zes weken).
De belangrijkste doelstelling was informatie en gegevens te verzamelen om de gaten in de kennis van de Commissie bij de voorbereiding van het gedeelte 'omschrijving van het probleem' van de effectbeoordeling op te vullen, maar ook om te peilen naar de mening van de belanghebbenden over de beleidsopties en mogelijke maatregelen die de Commissie zou kunnen voorstellen.
In totaal werden 35 antwoorden op de vragenlijst ontvangen, d.w.z. gevoelig meer dan tijdens de soortgelijke raadpleging voor de ex-postevaluatie. Een aantal uitstekende bijdragen bevatte een diepgaande analyse van de problemen, met statistieken/andere gegevens en aanbevelingen voor concrete beleidsoplossingen. De antwoorden hebben in grote mate bijgedragen tot de versterking van de feitelijke grondslag voor de effectbeoordeling en tot de opstelling van potentiële beleidsmaatregelen;
Belanghebbenden kregen de gelegenheid om te reageren op het gepubliceerde evaluatiestappenplan en de aanvangseffectbeoordeling, maar geen enkele belanghebbende is hierop ingegaan.
• Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Voor de voorbereiding van het effectbeoordelingsverslag deed de Commissie een beroep op externe deskundigen. Een begeleidende studie werd opgesteld door Ricardo 9 . In de effectbeoordeling werd ook gebruik gemaakt van de resultaten van twee eerdere studies die in opdracht van de Commissie zijn opgesteld in het kader van de ex-postevaluatie: 'State of the art of electronic tolling' 10 en 'Expert review of the EETS legislative acts' 11 .
• Effectbeoordeling
Het initiatief wordt ondersteund door een effectbeoordeling, die eerst een negatief advies kreeg van de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB). De RSB was van oordeel dat de doelstelling van volledige interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen niet expliciet was uiteengezet in het verslag, en dat niet was uitgelegd hoe de opties bijdragen tot interoperabiliteit. De echte voor- en nadelen van de opties en de keuzes voor de besluitvormers werden niet voldoende uitgelegd en de standpunten van belanghebbenden en met name lidstaten kwamen onvoldoende tot uiting in het verslag.
Om tegemoet te komen aan de aanbevelingen van de RSB, werd het verslag op de volgende punten gewijzigd:
- De algemene doelstelling werd herzien, om duidelijk te maken dat het initiatief tot doel heeft elke weggebruiker toegang te verlenen tot het niveau van interoperabele toldiensten dat overeenstemt met zijn/haar behoeften en verzoeken, met inbegrip van de optie volledige interoperabiliteit; bovendien werd tekst toegevoegd onder de eerste specifieke doelstelling om uit te leggen dat deze doelstelling niet alleen verenigbaar is met het streven naar drie lagen van interoperabiliteit (technisch, procedureel en contractueel), maar ook gericht is op de totstandbrenging van een concurrerende structuur op de EETS-markt.
- De twee nieuwe punten 5.1 en 5.2 bevatten de resultaten van de voorafgaande screening van de volledige lijst beleidsmaatregelen die met de belanghebbenden zijn besproken in het kader van de openbare raadpleging; bovendien werd een van de beleidsopties gewijzigd van zuivere harmonisering in een optie die ook marktmaatregelen omvat.
- De standpunten van de belanghebbenden, met bijzondere aandacht voor de lidstaten, zijn uitgebreid gepresenteerd in de punten 5.1 en 5.2.
De Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) heeft deze herziene versie van het effectbeoordelingsverslag als 'positief met voorbehoud' beoordeeld. Het voorbehoud van de RSB had betrekking op drie belangrijke aspecten:
- De RSB was van mening dat de kernmaatregelen die essentieel zijn voor de beoogde resultaten niet waren vermeld in het effectbeoordelingsverslag en dat de onderlinge verbanden tussen deze maatregelen niet waren beoordeeld.
- De RSB gaf ook aan dat niet duidelijk in het verslag was aangegeven hoe de voorgestelde reeks maatregelen zou bijdragen tot het bereiken van het beoogde niveau van interoperabiliteit in de EU en welke risico's er verbonden waren aan de voorkeursoptie.
- Ten slotte wees de RSB op het feit dat in het verslag niet werd uitgelegd waarom tussenoplossingen tussen de meest efficiënte en de meest kosteneffectieve oplossing niet waren overwogen.
Om tegemoet te komen aan deze punten van voorbehoud, werden de volgende maatregelen genomen:
–in tabel 9 is in detail uiteengezet welke maatregelen essentieel zijn en welke niet, en wat de onderlinge verbanden zijn tussen de maatregelen;
–er is een nieuwe tabel 19 toegevoegd die betrekking heeft op de effectiviteit voor het verwezenlijken van de algemene doelstelling en het risico dat optie 2 de doelstelling niet zou bereiken; en
–er is nieuwe tekst toegevoegd aan punten 5.1.4 en 5.4 om uit leggen waarom tussenoplossingen tussen de meest efficiënte en de meest kosteneffectieve oplossing niet werden overwogen.
In de effectbeoordeling zijn drie grote beleidsopties onderzocht:
1. bepaalde problemen aanpakken via zelfregulering en andere via wetgeving;
2. alle problemen aanpakken via wetgeving en de 'marktgebaseerde' benadering van Beschikking 2009/750/EG behouden; en
3. bepaalde problemen aanpakken via de volledige technische en procedurele harmonisering van de systemen voor elektronische tolheffing in de EU en andere via wetgeving.
Optie 2 is de voorkeursoptie. Ze werd gekozen op basis van haar hoge effectiviteit en hoogste efficiëntie (kosten versus baten) voor het bereiken van de doelstellingen, met algemeen positieve neveneffecten.
De verwachte baten zijn:
·voor weggebruikers - gecumuleerde besparingen van 370 miljoen EUR (netto contante waarde - NCW) tot 2025. Wegvervoersondernemingen, hoofdzakelijk kmo's, hebben het meeste baat bij deze besparingen;
·voor beheerders van het wegennet - besparingen van 48 miljoen EUR (NCW) tot 2025 omdat geen overbodige OBU's hoeven te worden gekocht, en extra tolinkomsten (150 miljoen EUR per jaar) dankzij betere regels inzake grensoverschrijdende handhaving; en
·voor EETS-aanbieders – een beperking van de regelgevingslast die verband houdt met de toegang tot nationale markten (10 miljoen EUR NCW tot 2025, voor naar verwachting 12 aanbieders), en marktuitbreiding, met 700 miljoen EUR extra inkomsten per jaar tot gevolg.
De verwachte kosten zijn 12 :
·voor wegbeheerders - extra kosten voor het aanpassen van tolsystemen aan nieuwe eisen (in totaal 174 miljoen NCW tot 2025) en het betalen van 700 miljoen EUR extra per jaar aan EETS-aanbieders (gecumuleerde waarde, alle wegbeheerders, alle EETS-aanbieders). Het effect is echter neutraal voor de begroting omdat het overeenstemt met de uitbesteding van activiteiten die op dit ogenblik door de beheerders zelf of door hun onderaannemers worden uitgevoerd.
In totaal bedragen de netto gecumuleerde baten van de voorkeursoptie (baten min kosten) 254 miljoen EUR (NCW) tot 2025.
• Gezonde regelgeving en vereenvoudiging
Verwacht wordt dat het initiatief de regelgevingslast voor bedrijven zal doen dalen met een gecumuleerd bedrag van 254 miljoen EUR tot 2025. Dit bedrag is het resultaat van:
–een gecumuleerde afname van de regelgevingslast voor weggebruikers ten bedrage van 370 miljoen EUR tot 2025. Vooral wegvervoersondernemingen, voor het grootste gedeelte kleine ondernemingen (meestal micro-ondernemingen), hebben hier baat bij;
–een gecumuleerde toename van de regelgevingslast voor tolheffers (d.w.z. wegbeheerders) ten bedrage van 126 miljoen EUR; geen enkele tolheffer behoort tot het midden- en kleinbedrijf; en
–een gecumuleerde beperking van de regelgevingslast voor EETS-aanbieders ten bedrage van 10 miljoen EUR (hoofdzakelijk dochterondernemingen van grote of zeer grote ondernemingen).
Aangezien het grootste gedeelte van de getroffen belanghebbenden kmo's en micro-ondernemingen zijn (wegvervoersondernemingen) en het effect voor hen positief is, wordt niet voorzien in uitzonderingen of specifieke regels voor dergelijke ondernemingen.
Dit initiatief zal waarschijnlijk de concurrentie bevorderen door nieuwe exploitanten de kans te geven om tot dusver monopolistische nationale markten voor elektronische tolheffing te betreden. Het zal de regelgevingslast voor de wegvervoerssector doen dalen, en dus de concurrentiekracht van deze sector versterken. De grotere harmonisering van de methoden voor elektronische tolheffing komt ook ten goede van de Europese fabrikanten van apparatuur, die reeds wereldleider zijn dankzij de sterke en efficiënte EU-normen.
Het voorstel draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de interne digitale markt 13 .
• Grondrechten
De voortgang op weg naar een werkende EETS moet grensoverschrijdende reizen vergemakkelijken en het vrij verkeer van goederen en mensen ondersteunen. Verbeterde handhaving, ten gevolge van de uitwisseling van informatie over de identiteit van overtreders, garandeert dat binnenlandse en in het buitenland geregistreerde voertuigen op dezelfde wijze worden behandeld. Het voorstel voert ook bepalingen in die het mogelijk moeten maken EETS-aanbieders op dezelfde wijze te behandelen als gevestigde marktdeelnemers.
De belangrijkste gevolgen voor het recht op bescherming van persoonsgegevens en het recht op privacy vloeit voort uit de vaststelling van een mechanisme voor de verplichte uitwisseling tussen lidstaten van informatie over de identiteit van voertuigeigenaars die gefraudeerd hebben met het tolheffingssysteem of daarvan worden verdacht. Dit mechanisme is grotendeels gebaseerd op de bepalingen van Richtlijn (EU) 2015/413 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen. Er is dan ook voorzien in passende garanties om te waarborgen dat het voorstel volledig in overeenstemming is met de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten en met het toepasselijke wetgevingskader inzake de bescherming van persoonsgegevens. De gegevens die in het kader van deze richtlijn worden verzameld, mogen niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan die van deze richtlijn. De lidstaten moeten de verplichtingen naleven betreffende de gebruiksvoorwaarden en de tijdelijke opslag van de gegevens en, meer in het algemeen, de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid van het gebruik van persoonsgegevens.
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) is in twee fasen geraadpleegd over het voorstel: eerst werd de EDPS geraadpleegd over de beginselen van het geplande systeem voor de uitwisseling van informatie, en vervolgens over de wetgevingstekst zelf. De EDPS had geen opmerkingen.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage
De effectbeoordeling bevat een gedetailleerd monitoringplan op basis van 11 indicatoren om toezicht te houden op de wetgeving en de effecten ervan na vijf jaar te evalueren. Er is een specifieke rapporteringsbepaling opgenomen in het voorstel om na te gaan welk effect de nieuwe bepalingen hebben op de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie met het oog op de handhaving van de tolheffing.
• Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
Gezien het toepassingsgebied van het voorstel en het feit dat het gaat om een herschikking van een bestaande richtlijn (2004/52/EG) die door alle lidstaten is omgezet, lijkt het niet gerechtvaardigd of evenredig om toelichtende stukken te vragen.
• Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel
De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen van Richtlijn 2004/52/EG zijn:
Aan lid 1 wordt een tweede doelstelling toegevoegd (naast het waarborgen van de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen): het vergemakkelijken van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van tolgelden in de Unie.
In lid 2 wordt punt b) geschrapt om lidstaten de mogelijkheid te bieden om informatie uit te wisselen over niet-betalers van tolgelden in gevallen waarin geen uitrusting in voertuigen hoeft te worden ingebouwd. Deze wijziging is bijvoorbeeld noodzakelijk voor de grensoverschrijdende handhaving van stadstolgelden (met inbegrip van congestieheffingen) en andere systemen die gebruik maken van automatische nummerplaatherkenning voor elektronische tolheffing.
Lid 3 wordt gewijzigd teneinde te bevestigen dat de EETS wordt aangeboden door EETS-aanbieders, niet door tolheffers.
Er wordt een artikel met definities toegevoegd om de in de richtlijn gebruikte termen te verduidelijken.
In lid 1 is gespecificeerd dat de bepalingen van dat lid alleen van toepassing zijn op tolsystemen die de installatie of het gebruik van apparatuur aan boord van het voertuig vereisen. 'Gebruik' wordt toegevoegd om te bevestigen dat draagbare apparatuur voor elektronische tolheffingstransacties moet worden beschouwd als boordapparatuur voor de toepassing van de richtlijn. In lid 1 wordt uitgelegd welke technologische oplossingen van toepassing zijn op nieuwe en bestaande elektronische tolsystemen.
De in lid 1 vermelde lijst van technologieën die kunnen worden gebruikt voor elektronische tolheffingstransacties wordt verplaatst naar bijlage IV. De Commissie is gemachtigd om de lijst te wijzigen aan de hand van een gedelegeerde handeling als een technologie achterhaald is of als een nieuwe technologie, die getest is in het kader van artikel 20 van Beschikking 2009/750/EG, aan de lijst moet worden toegevoegd.
Het oude lid 2 wordt geschrapt omdat het een herhaling is van andere bepalingen van de richtlijn.
In het nieuwe lid 2 is bepaald dat boordapparatuur die gebruik maakt van satellietplaatsbepalingstechnologie verenigbaar moet zijn met de plaatsbepalingsdiensten die worden verstrekt door Galileo en EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service) en verenigbaar mag zijn met andere satellietnavigatiesystemen.
In lid 3 wordt verduidelijkt dat EETS-boordapparatuur, om te voldoen aan de technologische eisen van de richtlijn en met name bijlage IV, verbinding mag maken met andere in het voertuig geïnstalleerde of aanwezige apparaten, zoals satellietnavigatiesystemen of smartphones. Voorts wordt ook verduidelijkt dat de communicatie tussen die boordapparatuur en andere apparaten gebaseerd mag zijn op andere dan de in bijlage IV vermelde technologieën (bijvoorbeeld Bluetooth).
In lid 3 worden de woorden 'en die geschikt is voor gebruik in alle typen voertuigen' geschrapt om twee redenen:
–EETS-aanbieders mogen niet worden verplicht om EETS aan te bieden voor alle voertuigen, maar moeten ervoor kunnen kiezen om het alleen aan te bieden voor zware voertuigen of lichte voertuigen; en
–zoals uitgelegd in lid 4, is het mogelijk dat boordapparatuur in lichte voertuigen alleen geschikt is voor gebruik met de 5,8 GHz microgolftechnologie en dus niet voor bepaalde tolheffingssystemen die van toepassing zijn op zware voertuigen, welke uitgerust moeten zijn met apparatuur die geschikt is voor elke van de drie toegestane technologieën.
In het nieuwe lid 4 wordt verduidelijkt dat boordapparatuur mag worden geïntegreerd in andere toestellen die voor andere doeleinden dan tolheffing worden gebruikt.
Er wordt een uitzondering toegevoegd aan het nieuwe lid 4 om aanbieders van EETS voor lichte voertuigen de mogelijkheid te geven hun klanten boordapparatuur aan te bieden die alleen geschikt is voor gebruik met de 5,8 GHz microgolftechnologie. Deze uitzondering geldt tot 31 december 2027.
Het oude lid 3 wordt geschrapt omdat het betrekking had op achterhaalde voorschriften.
Artikel 4 wordt geschrapt.
Lid 1 wordt geschrapt omdat het overbodig is geworden.
Leden 2 en 3 zijn verplaatst naar andere artikelen.
Lid 4 wordt geschrapt omdat de lidstaten geen invloed hebben op de datum waarop EETS-aanbieders EETS moeten aanbieden.
In lid 1 wordt verwezen naar 'bijlage I' in plaats van 'de bijlage' omdat er nieuwe bijlagen worden toegevoegd en alle bijlagen zijn genummerd.
De oude leden 2, 4 en 5 worden vervangen door nieuwe bepalingen in artikel 11, teneinde de regelgevingsprocedure met toetsing aan te passen aan de procedure voor bevoegdheidsdelegatie, zoals vermeld in artikel 290, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Het nieuwe lid 5 bevat een specifieke bepaling om ervoor te zorgen dat, wanneer Europese normaliseringsorganen normen beoordelen die relevant zijn voor EETS, passende overgangsregelingen de permanente verenigbaarheid met interoperabiliteitscomponenten garanderen.
In het nieuwe lid 5 wordt eveneens de verwijzing naar artikel 2, lid 1, vervangen door een verwijzing naar bijlage IV, omdat de relevante bepalingen naar die bijlage worden verplaatst.
Deze vijf artikelen en twee bijlagen voorzien in een procedure voor de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over overtreders van tolheffingsregelingen. Ze zijn het resultaat van de aanpassing van de bepalingen van Richtlijn (EU) 2015/413 aan de tolheffingscontext. De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) werd geraadpleegd over het ontwerp van de wetgevingstekst en had geen bezwaren.
De volgende bepalingen van Richtlijn 2004/52/EG blijven ongewijzigd in het voorstel:
Artikel 16 (voormalig artikel 8), waarin de geadresseerden van de richtlijn zijn vermeld; en
Bijlage I (voormalige bijlage), waarin de punten vermeld zijn die vereist zijn voor de vaststelling en uitrol van EETS.
🡻 Rectificatie, PB L 200 van 7.6.2004, blz. 50 (aangepast)