Toelichting bij COM(2012)162 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1760/2000 wat betreft de elektronische identificatie van runderen en tot schrapping van de bepalingen inzake de facultatieve etikettering van rundvlees - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2012)162 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1760/2000 wat betreft de elektronische identificatie van runderen en tot schrapping van ... |
---|---|
bron | COM(2012)162 |
datum | 04-04-2012 |
Verordening (EG) nr. 1760/2000 (waarbij een regeling inzake de identificatie en de registratie van runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten – waaronder facultatieve etikettering – is vastgesteld en die de elementen “dubbel oormerk”, “bedrijfsregister”, “dierpaspoort” en “gecomputeriseerd gegevensbestand” omvat) staat in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een “Actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten in de EU” (COM(2009) 544)[3] vermeld onder de “informatieverplichtingen van bijzonder belang wat betreft de lasten die aan de bedrijven worden opgelegd”.
Volgens het actieplan van de nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie[4] moet de Commissie bij de invoering van de elektronische identificatie (EID) van runderen de informatieverplichtingen (bijv. bedrijfsregisters, paspoorten) vereenvoudigen. In de agendaplanning van de Commissie voor het eerste halfjaar van 2011 is een wetgevingsvoorstel opgenomen, dat volgens de gewone wetgevingsprocedure zal worden behandeld.
Toen de huidige regels voor de identificatie van runderen in 1997 werden vastgesteld, was de EID technisch evenwel niet voldoende ontwikkeld om op dat ogenblik bij runderen te worden toegepast. EID op basis van radiofrequentie-identificatie (RFID) heeft zich de voorbije 10 jaar sterk ontwikkeld en biedt nu de mogelijkheid individuele diercodes sneller en nauwkeuriger rechtstreeks in gegevensverwerkingssystemen in te lezen, wat arbeidskosten voor manuele inlezing bespaart, maar tegelijk de uitrustingskosten verhoogt. De bestaande wetgeving betreffende de identificatie van runderen is bijgevolg geen weerspiegeling van de laatste technologische ontwikkelingen. Elektronische identificatiemiddelen kunnen, bijvoorbeeld wanneer het bedrijfsregister via de computer wordt bijgehouden (wat op steeds meer landbouwbedrijven gebeurt), de administratieve lasten en het papierwerk helpen te verminderen door automatische lezing en automatische invoer in het register. Bovendien maakt een sneller en betrouwbaarder systeem onder meer een snellere en meer nauwkeurige lezing mogelijk dan de klassieke oormerken, wat de procedure om de verplaatsingen van dieren aan het centrale gegevensbestand te melden vergemakkelijkt en dus voor een betere en snellere traceerbaarheid van besmette dieren en/of besmet voedsel zorgt.
Tal van EU-lidstaten hebben, op basis van de huidige technologische vooruitgang bij de EID, vrijwillig besloten te beginnen met de toepassing van EID bij runderen. Ook buiten de EU neemt het gebruik van EID van runderen toe. Voorts is in de EU reeds voor tal van andere diersoorten EID ingevoerd (meestal verplicht).
Het huidige rechtskader verbiedt de lidstaten niet om op vrijwillige basis elektronische identificatiemiddelen te gebruiken, maar dit kan alleen als aanvulling op de officiële, conventionele, zichtbare oormerken. Aangezien geen geharmoniseerde technische EU-normen zijn vastgesteld, kunnen op verschillende plaatsen verschillende soorten elektronische identificatiemiddelen en leestoestellen met verschillende RFID-frequenties worden gebruikt. Zo kan elke lidstaat de normen kiezen die hij wil en zal deze aanpak wellicht tot een gebrek aan harmonisatie leiden, wat de elektronische uitwisseling van gegevens in het gedrang kan brengen; hierdoor zouden de voordelen van de EID-systemen verloren gaan.
Wat de facultatieve etikettering van rundvlees betreft, moeten de buitensporige administratieve lasten die de huidige facultatieve regeling met zich brengt, worden verminderd. De regeling inzake de identificatie en registratie van runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten is bij Verordening (EG) nr. 820/97 vastgesteld en bij Verordening (EG) nr. 1760/2000 aangescherpt. Deze regeling betreft de verplichte vermelding van de oorsprong van de runderen waarvan het rundvlees afkomstig is (de plaats waar de dieren zijn geboren, gemest en geslacht) (het voorliggende voorstel bevat geen nieuwe voorschriften met betrekking tot de verplichte etikettering van rundvlees), de verplichte vermelding van het identificatiecodenummer van het geslachte dier en van de inrichting waar het vlees is verwerkt (slachthuis of uitsnijderij), alsook een formele goedkeuringsprocedure van de Commissie, met inbegrip van verplichte kennisgeving, voor op het etiket aangebrachte aanvullende gegevens, andere dan de verplichte. Reeds in 2004 heeft de Commissie bij de Raad en het Europees Parlement een verslag over het onderdeel “etikettering van rundvlees” van Verordening (EG) nr. 1760/2000[5] ingediend, waarin zij op de gebreken van de facultatieve etiketteringsregeling voor rundvlees wees. Aangehaald werd dat de regeling niet in alle lidstaten op uniforme wijze wordt toegepast (zo zijn de administratieve praktijken van de lidstaten sterk verschillend) en dat alle op het etiket vermelde gegevens (ook die welke geen verband houden met de oorsprong, de traceerbaarheid of de kwaliteitskenmerken van het vlees) formeel door de bevoegde autoriteit moeten worden goedgekeurd. In het werkdocument van de diensten van de Commissie over vereenvoudiging van het GLB[6] wordt verwezen naar de suggestie van de “Groep van onafhankelijke belanghebbenden op hoog niveau inzake administratieve lasten” (de Stoiber-groep). De Stoiber-groep suggereerde de intrekking van de verplichte kennisgeving voor facultatieve etiketteringsgegevens die ter aanvulling van de voor rundvlees verplichte gegevens worden gebruikt[7].
Dit voorstel houdt rekening met de resultaten van het overleg met de belanghebbenden en met het resultaat van de effectbeoordeling. De conclusie van de effectbeoordeling luidde dat invoering op vrijwillige basis van de EID van runderen als instrument voor officiële identificatie, de actoren de tijd zou geven om zich met het EID-systeem vertrouwd te maken en na te gaan welke meerwaarde EID in specifieke omstandigheden kan bieden. Deze optie verdient de voorkeur aangezien de EU-lidstaten en alle betrokken particuliere actoren de mogelijkheid krijgen zich te organiseren, waardoor zij de voordelen kunnen evalueren met aandacht voor de regionale verschillen en de verschillende productietypen; voorts is deze optie soepel genoeg om de steun te krijgen van de autoriteiten en de belanghebbenden, die baat zullen hebben bij de handhaving van de regels. Vrijwillige invoering van EID impliceert dat voor EID zal worden gekozen door houders die daarvan wellicht rechtstreekse voordelen ondervinden voor hun bedrijfsvoering. Dit is een individuele beslissing, die elke marktdeelnemer om economische redenen (ingegeven door de markt) neemt. In het kader van de vrijwillige regeling kunnen runderen worden geïdentificeerd met twee conventionele oormerken (huidige regeling) of met één conventioneel, zichtbaar oormerk en één elektronisch identificatiemiddel (d.i. een elektronisch oormerk of een bolus) die aan geharmoniseerde EU-normen voldoen en officieel zijn goedgekeurd. De voorgestelde invoering van EID op vrijwillige basis laat de EU-lidstaten ook vrij om te kiezen voor een verplichte regeling op hun grondgebied. Als een lidstaat voor de verplichte regeling kiest, moet elk rund worden geïdentificeerd met één conventioneel, zichtbaar oormerk en één elektronisch identificatiemiddel. Op dit ogenblik is een verplichte EU-regeling mogelijk niet de beste aanpak, aangezien sommige belanghebbenden (bijv. kleine landbouwers) economisch benadeeld zouden worden. Maar afgezien van de kostenoverwegingen zou een dergelijke regeling in het ideale geval de meest efficiënte optie zijn om de consument te beschermen (traceerbaarheid), de administratieve lasten te verminderen en niet de risico’s te lopen die verbonden zijn aan het naast elkaar bestaan van twee identificatiesystemen. Deze optie is ook gedeeltelijk te verantwoorden door de grotere coherentie met het EU-beleid inzake EID voor andere diersoorten (bijv. schapen).
Aangezien de verplichte toepassing van EID sommige marktdeelnemers economisch kan benadelen, is de voorkeursoptie voor de invoering van EID bijgevolg een vrijwillige regeling waarbij EID wordt gezien als een aanvaardbaar en passend rechtsmiddel voor de identificatie van runderen en waarbij de lidstaten de mogelijkheid krijgen om op nationaal niveau een verplichte regeling in te voeren.
Voorts moet Verordening (EG) nr. 1760/2000 worden aangepast aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) heeft geleid tot grote wijzigingen in het kader voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. Het VWEU maakt tussen beide handelingen een duidelijk onderscheid wat betreft de vaststelling ervan.
– Op grond van artikel 290 VWEU inzake gedelegeerde handelingen kan de wetgever de uitoefening van de bevoegdheden door de Commissie controleren door een intrekkingsrecht en/of een recht van bezwaar.
– Op grond van artikel 291 VWEU inzake uitvoeringshandelingen controleren de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie. Een rechtskader tot vaststelling van de mechanismen voor die controle is vastgesteld in Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[8].
Met betrekking tot de vaststelling van Verordening (EU) nr. 182/2011 heeft de Commissie de volgende verklaring afgelegd:
“De Commissie zal alle vigerende wetgevingshandelingen onderzoeken die niet vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon werden aangepast aan de regelgevingsprocedure met toetsing, teneinde te beoordelen of deze instrumenten moeten worden aangepast aan de bij artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ingevoerde regeling voor gedelegeerde handelingen. De Commissie zal zo snel mogelijk en niet later dan op de data die worden genoemd in de bij deze verklaring gevoegde indicatieve tabel, passende voorstellen doen.”[9]
Verordening (EG) nr. 1760/2000 is één van de wetgevingshandelingen die in het verleden niet aan de regelgevingsprocedure met toetsing werden aangepast; daarom moet zij in overeenstemming worden gebracht met het nieuwe rechtskader voor gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.
Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 1760/2000 opnieuw worden bekeken en dienovereenkomstig worden gewijzigd met betrekking tot de vereenvoudiging en de vermindering van de administratieve lasten en tot de invoering van nieuwe bepalingen inzake de identificatie van runderen en de facultatieve etikettering van rundvlees.
Dit voorstel vervangt het voorstel dat op 30 augustus 2011 door de Commissie is goedgekeurd (COM 2011(525) definitief). De enige wijzigingen die in dit nieuwe voorstel zijn aangebracht, betreffen de bepalingen van artikel 22 die moeten zorgen voor uniforme voorwaarden voor het opleggen van sancties bij niet-naleving van de relevante voorschriften inzake de identificatie van dieren en de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten.
Dit ontwerpvoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad heeft geen financiële gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.