Toelichting bij JOIN(2016)19 - Sluiting overeenkomst tot voortzetting van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de EU en Euratom en negen derde landen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | JOIN(2016)19 - Sluiting overeenkomst tot voortzetting van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de EU en Euratom ... |
---|---|
bron | JOIN(2016)19 |
datum | 26-04-2016 |
Motivering en doel van het voorstel
De algemene doelstelling van het non-proliferatiebeleid is het voorkomen en opsporen van activiteiten inzake de proliferatie van massavernietigingswapens, en op die activiteiten te reageren. Voor het omgaan met proliferatievraagstukken bestaan er multilaterale verdragen en verificatiemechanismen, bilaterale en nationale wetgevingskaders, waarborgen, sancties, exportcontroles, samenwerkingsprogramma's voor dreigingsvermindering en noodmaatregelen.
Een ander aspect van dit beleid is een reeks maatregelen voor het omgaan met knowhow over massavernietigingswapens en hoog-risicomateriaal en -technologie die oneigenlijk en ongeoorloofd kunnen worden gebruikt en schade kunnen berokkenen.
In het licht hiervan werd na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1994 het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie (hierna 'het Centrum' genoemd) opgericht. Het werd opgericht samen met andere partijen (VS, Canada, Japan) via een internationale multilaterale overeenkomst met het oog op non-proliferatie van wetenschappelijke en technische deskundigheid inzake massavernietigingswapens. Intussen zijn ook andere partijen toegetreden, namelijk Armenië, Belarus, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, de Republiek Korea, Noorwegen, de Russische Federatie en Tadzjikistan.
Het Centrum vormt een kruispunt tussen wetenschappelijk onderzoek en non-proliferatie, en heeft bijna 3000 projecten gefinancierd met een totale waarde van ruim 550 miljoen euro. De bijdrage van de EU beloopt ongeveer 270 miljoen euro. De afgelopen jaren evolueerde het werk van het Centrum als wetenschappelijk centrum om rekening te houden met de veranderende proliferatietoestand, de resultaten van risicoanalyses en de veranderende behoeften van de partijen. Het Centrum richt zich meer en meer op de ondersteuning van projecten voor de inperking van risico's op chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair (CBRN) gebied, niet noodzakelijk op het vlak van de heroriëntatie van wetenschappers, maar op het vlak van ondersteuning van bioveiligheid en biobeveiliging, de fysieke upgrade van laboratoria en het stimuleren van netwerkactiviteiten tussen relevante wetenschappelijke gemeenschappen.
Na de in 2010 aangekondigde terugtrekking van de Russische Federatie, die op 15 juli 2015 effectief ingaat, hebben de partijen besloten dat een nieuwe overeenkomst moet worden opgesteld voor het Centrum zodat dit ook onder andere omstandigheden zijn taken kan blijven vervullen.
Op 21 oktober 2013 machtigde de Raad de Commissie om onderhandelingen te openen, namens de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (optredend als één partij), over een overeenkomst tot voortzetting van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie (hierna 'de overeenkomst' genoemd) tussen de Europese Unie en Euratom, optredend als één partij, en Georgië, Japan, het Koninkrijk Noorwegen, de Kirgizische Republiek, de Republiek Armenië, de Republiek Kazachstan, de Republiek Korea, de Republiek Tadzjikistan en de Verenigde Staten van Amerika, en stelde de Raad onderhandelingsrichtsnoeren op.
De doelstellingen die in de onderhandelingsrichtsnoeren werden gesteld, zijn volledig bereikt en met de opmerkingen van de lidstaten werd tijdens de onderhandelingen rekening gehouden. De ontwerpovereenkomst werd op 5 februari 2014 aan de Groep atoomvraagstukken voorgelegd, en op 24 februari 2014 aan de Groep non-proliferatie van de Raad (CONOP).
Vervolgens is de ontwerpovereenkomst door de Commissie geparafeerd. De parafering liep vertraging op door een aantal interne procedures in Kazachstan. In september 2015 parafeerden alle partijen de overeenkomst.
Na de parafering van de overeenkomst stelden de Commissie en hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid een gezamenlijk voorstel op voor een besluit van de Raad om de ondertekening van de overeenkomst goed te keuren en de relevante persoon (personen) aan te wijzen. Tegelijk werd een soortgelijke procedure gestart op basis van het Euratom-verdrag. De ondertekening van de overeenkomst werd goedgekeurd bij Besluit (EU) 2015/1989 van de Raad 1 .
Op 9 december 2015 werd de overeenkomst door alle partijen ondertekend in Astana, Kazachstan.
Dit voorstel vormt de laatste stap in de procedure voor de sluiting van de Overeenkomst tot voortzetting van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie. Er worden twee parallelle procedures voorgesteld, een voor de sluiting van de overeenkomst onder het VEU en het VWEU, en een voor de sluiting van de overeenkomst onder het Euratom-verdrag.
Samenhang met bestaande beleidsinitiatieven op het beleidsterrein
Zoals wordt vermeld in het thematisch strategiedocument 2014-2020 in het kader van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, is het door de verspreiding van kennis inzake tweeërlei gebruik nodig de steun te verschuiven van de 'heroriëntatie van wetenschappers' naar de ontwikkeling van het begrip 'betrokkenheid van wetenschappers'. Sindsdien is de EU-aanpak daaraan aangepast en wordt ook rekening gehouden met nieuwe informatie- en communicatiemiddelen waardoor entiteiten die mogelijk aan proliferatie willen doen, makkelijker toegang krijgen tot gevoelige kennis en knowhow.
In de loop van de tijd heeft 'het menselijke aspect' aan belang gewonnen binnen het gehele veiligheidsbeleid en wordt er niet alleen nadruk gelegd op heroriëntatie, maar ook op de noodzaak om kennis en deskundigheid inzake tweeërlei gebruik op wereldschaal in te perken. Deze aspecten werden na 11 september 2001 nog belangrijker, en leidden tot de goedkeuring van resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad. Deze ontwikkelingen werden ook besproken in het kader van het wereldwijde partnerschapsprogramma van de G8. In 2009 keurde een werkgroep van de G8 die tijdens een top werd ingesteld, een reeks maatregelen goed voor een gecoördineerde aanpak op het vlak van wereldwijde verspreiding van kennis inzake massavernietigingswapens en engagement van wetenschappers. De werkgroep concludeerde dat de proliferatie van deskundigheid inzake massavernietigingswapens of andere gevoelige kennis inzake CBRN een ernstig risico vormt. In de aanbevelingen wordt verwezen naar de lessen die dankzij het Centrum zijn geleerd om geschikte projecten vorm te geven buiten de landen van de G8, als bijdrage aan de wereldwijde inspanningen voor non-proliferatie. In de G8-verklaring van Deauville werd het wereldwijde partnerschapsprogramma verlengd na 2012, met als aandachtspunt het identificeren van de betrokkenheid van wetenschappers.
Met de verschillende aanbevelingen werd rekening gehouden tijdens de onderhandelingen over de nieuwe overeenkomst over de voortzetting van het Centrum. De inhoud daarvan stemt overeen met de doelstellingen van resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad.
Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie
De overeenkomst over de voortzetting past binnen de EU-veiligheidsstrategie uit 2003 en de herziening daarvan uit 2008, en binnen de conclusies van de Raad uit 2013 over het zorgen voor de voortzetting van een doeltreffend EU-beleid betreffende de nieuwe uitdagingen die de proliferatie van massavernietigingswapens (MVW) en de overbrengingsmiddelen daarvoor inhouden. In de conclusies wordt gepleit voor een verdere versterking van de bescherming tegen overdracht van gevoelige technologie en knowhow, ook met betrekking tot producten voor tweeërlei gebruik.
De nieuwe overeenkomst past ook binnen Horizon 2020 en in het bijzonder het werkprogramma voor veilige samenlevingen, waarin toegepast onderzoek naar veiligheid in verschillende kwetsbare sectoren wordt gestimuleerd. De overeenkomst strookt ook met de inhoud van de relevante onderzoeksprogramma's van Euratom.
De financiering van het Centrum is een onderdeel van het nieuwe instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, in het bijzonder artikel 5, lid 2. Het instrument bevat een aantal bepalingen om ervoor te zorgen dat activiteiten elkaar niet overlappen en om dubbele financiering te voorkomen. De Commissie is wettelijk verplicht ervoor te zorgen dat de goedgekeurde maatregelen stroken met de steunmaatregelen van de Unie en de lidstaten om overlapping van activiteiten en dubbele financiering te voorkomen.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor dit voorstel werd bepaald na een gedachtewisseling over het voorstel van onderhandelingsrichtsnoeren in de relevante werkgroepen van de Raad (CONOP en Groep atoomvraagstukken) en het Coreper.
Dit voorstel is gebaseerd op artikel 37 van het VEU en op de artikelen 180 en 218 van het VWEU.
Tegelijk wordt een procedure gestart op basis van de artikelen 4 en 101 van het Euratom-verdrag.
Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheid)
De lidstaten nodigden de Europese Unie uit partij te zijn bij de overeenkomst vanwege haar capaciteit om overal in de Unie deskundigen te mobiliseren en vanwege de ervaring die zij op dit vlak sinds 1992 heeft opgebouwd. De lidstaten waren het erover eens dat de Unie beter dan individuele lidstaten kan zorgen voor de coördinatie en het netwerk tussen belanghebbenden, met name wetenschappers. Sommige risico's zijn immers grensoverschrijdend (epidemie of smokkel van gevaarlijk materiaal bijvoorbeeld) en moeten dus op regionale of wereldwijde schaal worden aangepakt.
3. RESULTATEN VAN EVALUATIES ACHTERAF, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN BIJEENBRENGEN EN BENUTTEN VAN DESKUNDIGHEID
Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving
Er werd gekozen om door te gaan met een internationale overeenkomst omdat dat de meeste rechtszekerheid biedt voor de Europese Unie, met inbegrip van financieringsprocedures op basis van internationale normen waarmee de financiële belangen van de fondsen van de Europese Unie beschermd blijven.
Er werden ook een aantal voorrechten verkregen die alleen konden worden geregeld in het kader van een nieuwe internationale overeenkomst, onder meer in verband met de onschendbaarheid en de privileges van EU-personeel van het secretariaat in Kazachstan. Ook de toegang tot instellingen voor het toezicht op de uitvoering van door de EU gefinancierde activiteiten is gewaarborgd, net als een aantal privileges waardoor de bijstand niet onderworpen is aan belastingen als btw, rechten en andere heffingen.
Raadplegingen van belanghebbenden
In 2014 hield het wetenschappelijk adviescomité van het Centrum een aantal vergaderingen met vertegenwoordigers van de wetenschappelijke gemeenschap in de EU, Japan, de VS en andere landen die momenteel lid zijn van het Centrum. Op het vlak van de nucleaire, biologische en chemische veiligheid, maar ook op het vlak van klimaatverandering en nieuwe mogelijkheden voor wetenschappelijke netwerken, zijn prioriteiten voor verdere steun bepaald.
In februari 2015 verdiepte de Commissie tijdens een vergadering met deskundigen uit alle partnerlanden, ook de Unie, de besprekingen. De prioriteiten werden nader bepaald en er werd rekening gehouden met aanbevelingen over financieringsmechanismen en werkregelingen, in het bijzonder om het aspect van het netwerken te versterken.
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Het EU-standpunt werd geformuleerd op basis van aanbevelingen van interne wetenschappelijke kennis bij de Commissie en bij de EDEO. Ook een aantal EU-deskundigen op hoog niveau die op dit domein actief zijn, deden aanbevelingen, in het bijzonder de deskundigen die namens de EU zitting hebben in het wetenschappelijk adviescomité van het Centrum.
Daarnaast werden ook een aantal studies van deskundigen gefinancierd om de risico's en dreigingen te beoordelen die op dit vlak aanwezig zijn in de Kaukasus en Centraal-Azië. De resultaten hiervan werden besproken in een door de Commissie voorgezeten werkgroep over de betrokkenheid van wetenschappers. De aanbevelingen daarvan werden opgevolgd.
4. TOELICHTING BIJ DE SPECIFIEKE BEPALINGEN VAN HET VOORSTEL
De kerndoelstellingen van het Centrum zijn bepaald in artikel 2 van de nieuwe overeenkomst. Deze doelstellingen zijn:
i) het stimuleren van de verbetering van internationale mechanismen ter voorkoming van de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, en van technologie, materialen en vakkennis die cruciaal zijn voor en rechtstreeks samenhangen met de ontwikkeling, de productie, het gebruik of de verbetering van massavernietigingswapens of de overbrengingsmiddelen daarvoor (met inbegrip van technologie, materialen en vakkennis voor tweeërlei gebruik);
ii) aan wetenschappers en ingenieurs met kennis en vaardigheden met betrekking tot massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, met inbegrip van kennis en vaardigheden voor tweeërlei gebruik, mogelijkheden bieden voor omscholing en ander werk zodat hun kennis en vaardigheden kunnen worden ingezet voor vreedzame activiteiten;
iii) het stimuleren van een cultuur van veiligheid betreffende het hanteren en het gebruik van materialen, uitrusting en technologie die kunnen worden gebruikt voor de ontwikkeling, de productie, het gebruik of de verbetering van massavernietigingswapens of de overbrengingsmiddelen daarvoor; en
iv) door zijn activiteiten bijdragen tot: de ontwikkeling van internationale wetenschappelijke partnerschappen, de versterking van wereldwijde veiligheid en economische groei door innovatie; zuiver wetenschappelijk en toegepast onderzoek en de technologische ontwikkeling en commercialisering, onder andere op het gebied van milieubescherming, energieproductie en nucleaire veiligheid, en tot het stimuleren van de verdere integratie van onderzoekers met voor massavernietigingswapens toegepaste technologie, vakkennis en daarmee verband houdende materialen in de internationale gemeenschap van wetenschappers.
In overeenstemming met de onderhandelingsrichtsnoeren wordt in de overeenkomst (artikel 10) bepaald dat alle activiteiten belastingvrij zijn en ook onder andere belastingvoorrechten in de begunstigde landen vallen.
De financierende partijen zijn volledig gemachtigd om toezicht uit te oefenen, audits uit te voeren, evaluaties te maken en inspecties te houden van de door de EU gefinancierde projecten, met inbegrip van de inspectie van de faciliteiten die worden gefinancierd, zoals is bepaald in artikel 8 van deze overeenkomst.
In artikel 12 van de overeenkomst wordt bepaald over welke immuniteiten en privileges het personeel van het Centrum beschikt, ook het personeel dat daar namens de Europese Unie werkt. De tekst van artikel 12 strookt volledig met de bepaling van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961.
Kazachstan maakte bezwaar tegen een rechtstreekse verwijzing naar het Verdrag van Wenen. Daarom is deze verwijzing tijdens de onderhandelingen vervangen door de exacte bewoording van de desbetreffende bepalingen van het Verdrag van Wenen.