Toelichting bij COM(2015)634 - Aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2015)634 - Aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud. |
---|---|
bron | COM(2015)634 |
datum | 09-12-2015 |
Zoals aangekondigd door de Commissie in haar werkprogramma voor 2015 is in deze twee voorstellen rekening gehouden met de ervaring die is opgedaan tijdens de onderhandelingen over een verordening betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht. In het bijzonder kennen deze voorstellen geen facultatieve regeling en een alomvattend geheel van regels meer. In plaats daarvan bevatten de voorstellen een gerichte reeks volledig geharmoniseerde regels. De voorstellen bouwen ook voort op een aantal amendementen die het Europees Parlement in eerste lezing heeft aangenomen met betrekking tot het voorstel voor een verordening betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht, waarbij het met name gaat om de beperking van het toepassingsgebied tot online-verkoop en andere vormen van verkoop op afstand van goederen en de uitbreiding van het toepassingsgebied tot bepaalde digitale inhoud die wordt geleverd tegen een andere tegenprestatie dan geld.
Hoewel deze toelichting specifiek betrekking heeft op het voorstel betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud, zien de delen van deze toelichting over de motivering van het voorstel, het vergaren van deskundigheid en de effectbeoordelingen op beide voorstellen, aangezien deze twee voorstellen moeten worden gezien als een pakket met gemeenschappelijke doelstellingen.
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
• Motivering en doel van het voorstel
Het algemene doel van het voorstel is bij te dragen tot een snellere groei van de digitale eengemaakte markt, ten behoeve van zowel consumenten als bedrijven. Door het wegnemen van de belangrijkste obstakels voor grensoverschrijdende handel op het gebied van overeenkomstenrecht zullen de in de voorstellen opgenomen regels bijdragen tot het verminderen van de onzekerheid waarmee ondernemingen en consumenten te kampen hebben als gevolg van de complexiteit van het juridische kader en tot het verminderen van de kosten die ondernemingen moeten maken als gevolg van de verschillen in overeenkomstenrecht tussen de lidstaten. Het initiatief zal het vertrouwen van de consument vergroten door te zorgen voor uniforme regels met duidelijke consumentenrechten.
39 % van de ondernemingen die online maar niet grensoverschrijdend verkopen, wijst het verschil in nationaal overeenkomstenrecht aan als een van de voornaamste belemmeringen voor grensoverschrijdende verkoop 2 . Dit geldt in het bijzonder voor vormen van genoegdoening in geval van een gebrekkig product. Dit punt wordt genoemd door 49 % van de detailhandelaren in de EU die online verkopen en 67 % van de detailhandelaren in de EU die momenteel online grensoverschrijdend proberen te verkopen of overwegen dat te doen 3 . Het verschil in nationale regels van overeenkomstenrecht heeft voor detailhandelaren die aan consumenten verkopen, tot eenmalige kosten geleid van ongeveer 4 miljard EUR; deze kosten drukken vooral op micro- en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Met deze voorstellen wordt beoogd een bedrijfsvriendelijke omgeving te scheppen en het voor ondernemingen, met name kmo’s, gemakkelijker te maken om grensoverschrijdend te verkopen. Ondernemingen dient rechtszekerheid te worden geboden en zij mogen niet worden opgezadeld met onnodige kosten als gevolg van het verschillen tussen nationale rechtsstelsels wanneer zij goederen en digitale inhoud buiten hun binnenlandse markt verkopen.
Slechts 18 % van de consumenten die in 2014 het internet voor privédoeleinden gebruikten, kocht online in een ander EU-land, terwijl 55 % online op de binnenlandse markt kocht 4 . De onduidelijkheid over hun contractuele rechten ingeval van gebrekkige digitale inhoud, is nadelig voor consumenten. Digitale inhoud heeft betrekking op een breed scala aan onderwerpen, zoals muziek, films, apps, computerspellen, video, diensten inzake opslag in de cloud of uitzendingen van sportevenementen. De totale waarde van de financiële schade die het gevolg is van de meest recente problemen van consumenten met digitale inhoud en de tijd die is besteed aan het zoeken naar oplossingen voor deze problemen tijdens de laatste 12 maanden, wordt geraamd op een bedrag tussen de 9 en 11 miljard EUR. Ook missen consumenten vertrouwen wanneer zij online grensoverschrijdend aankopen doen. Een van de belangrijkste redenen is de onzekerheid over hun voornaamste contractuele rechten. Daardoor missen zij kansen en beschikken zij over een geringer aanbod tegen minder concurrerende prijzen.
• Samenhang met bestaande beleidsbepalingen op het betrokken beleidsgebied
Dit voorstel heeft tot doel de huidige juridische leemte op te vullen in het consumentenacquis op EU-niveau met betrekking tot bepaalde contractuele aspecten die thans nog niet geregeld zijn.
Het voorstel vormt een aanvulling op Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad 5 , waarbij al bepaalde regels voor de levering van digitale inhoud (hoofdzakelijk vereisten inzake precontractuele informatie en het herroepingsrecht) volledig geharmoniseerd zijn. Terwijl sommige lidstaten, zoals het Verenigd Koninkrijk en Nederland, al specifieke wetgeving inzake digitale inhoud hebben vastgesteld, zijn er momenteel geen specifieke EU-regels ter bescherming van de consument tegen digitale inhoud die niet in overeenstemming met de overeenkomst is. Daarom dient er snel gehandeld te worden om eventuele verdere juridische fragmentatie als gevolg van het ontstaan van nationale voorschriften die van elkaar verschillen, te voorkomen.
Het voorstel regelt bovendien twee contractuele rechten (wijziging en ontbinding van langetermijnovereenkomsten), die problematisch 6 zijn gebleken en waarvoor thans alleen de algemene bepaling geldt inzake de oneerlijkheidstoets van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten 7 .
Het voorstel vult ook Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt 8 aan, waarin onder andere gedeeltelijk geharmoniseerde regels inzake elektronische overeenkomsten zijn vastgesteld.
Het voorstel is verenigbaar met de bestaande Europese regels over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid binnen de digitale eengemaakte markt 9 . Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken 10 en Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) 11 , die regels bevatten om te bepalen welk gerecht bevoegd en welk recht toepasselijk is, zijn ook van toepassing in de digitale omgeving. Deze instrumenten zijn vrij recent aangenomen en tijdens het wetgevingsproces werden de implicaties van het internet zorgvuldig in overweging genomen. Sommige regels houden specifiek rekening met internettransacties, met name die inzake consumentenovereenkomsten. Deze regels richten zich op de bescherming van consumenten binnen onder meer de digitale eengemaakte markt, door hun het voordeel te verschaffen van de dwingende regels van de lidstaat waar zij gewoonlijk verblijven. Samen met de in dit voorstel vervatte nieuwe contractregels voor de aankoop van digitale inhoud, scheppen de bestaande regels van internationaal privaatrecht een duidelijk rechtskader voor het kopen en verkopen op de Europese digitale markt, waarbij met de belangen van zowel consumenten als ondernemingen rekening wordt gehouden. Dit wetgevingsvoorstel vergt dus geen veranderingen in het huidige kader van internationaal privaatrecht van de EU, met inbegrip van de Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I).
• Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie
Met de strategie voor de digitale eengemaakte markt wordt beoogd om op holistische wijze alle belangrijke belemmeringen weg te nemen voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende elektronische handel op de digitale eengemaakte markt. Het voorstel moet worden gezien in de context van deze holistische benadering. De strategie bestrijkt onder andere de initiatieven in verband met de grensoverschrijdende overdraagbaarheid van inhoud, de rol van platforms, het vrije verkeer van gegevens, de Europese cloud, aan btw gerelateerde lasten en pakketbezorging. Vooral in het kader van de grensoverschrijdende overdraagbaarheid van inhoud en de Europese cloud worden met de strategie doorslaggevende maatregelen beoogd om te zorgen voor portabiliteit en interoperabiliteit van inhoud, die van essentieel belang zijn voor de levering van digitale inhoud in de EU. De strategie bestrijkt ook initiatieven in verband met rechtshandhaving en verhaal, te weten de inbedrijfstelling van het platform voor onlinegeschillenbeslechting 12 en de herziening van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming) 13 . Met name zullen volledig geharmoniseerde bepalingen van overeenkomstenrecht in de EU ook de gecoördineerde handhavingsmaatregelen vereenvoudigen van de instanties die op het gebied van consumentenbescherming samenwerken 14 . Het voorstel is ook in overeenstemming met het algemene EU-kader inzake auteursrechten en doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen uit hoofde van het auteursrecht.
De bescherming van individuen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens is, tot slot, geregeld bij Richtlijn 1995/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens 15 en bij Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector 16 , die volledig van toepassing zijn op de levering van digitale inhoud. Deze richtlijnen vormen reeds een juridisch kader voor de bescherming van persoonsgegevens in de Unie. De toepassing en uitvoering van dit voorstel dient in volledige overeenstemming met dat juridisch kader plaats te vinden.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het voornaamste doel ervan is verbetering van de totstandbrenging en de werking van de interne markt.
Wanneer zij consumenten in andere lidstaten digitale inhoud leveren, worden ondernemingen geconfronteerd met uiteenlopende dwingende regels van consumentenovereenkomstenrecht. Overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud worden per staat anders ingedeeld. Afhankelijk van de betrokken lidstaat, worden deze overeenkomsten beschouwd als koopovereenkomsten, als dienstenovereenkomsten of als huurovereenkomsten. Daarnaast worden overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud soms binnen eenzelfde lidstaat verschillend ingedeeld, afhankelijk van het soort digitale inhoud dat wordt aangeboden 17 . Als gevolg hiervan verschillen de nationale rechten en verplichtingen alsook de vormen van genoegdoening voor consumenten op het gebied van digitale inhoud van lidstaat tot lidstaat. Hoewel sommige van deze nationale regels niet dwingend zijn en door partijen bij overeenkomst kunnen worden gewijzigd, hebben andere een dwingend karakter.
Bovendien heeft een aantal lidstaten recentelijk voorbereidende werkzaamheden verricht voor de vaststelling van specifieke dwingende regels inzake overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud of heeft daarmee een begin gemaakt. Deze nationale regels verschillen echter qua toepassingsgebied en inhoud. Het is te verwachten dat ook andere lidstaten deze tendens zullen volgen. Als de EU geen maatregelen neemt, zullen de ondernemingen dus in toenemende mate worden geconfronteerd met verschillen in dwingende bepalingen van consumentenovereenkomstenrecht inzake de levering van digitale inhoud.
De fragmentatie die reeds bestaat of waarvan de contouren zich reeds aftekenen, schept belemmeringen voor ondernemingen om grensoverschrijdend te verkopen omdat zij aan het overeenkomstenrecht gerelateerde kosten moeten maken. Ondernemingen zijn ook onzeker over hun rechten en plichten. Dit heeft een direct effect op de totstandbrenging en de werking van de interne markt en negatieve gevolgen voor de mededinging. Gezien het heterogene karakter van de online-markt voor digitale inhoud zou het voor de markt moeilijk zijn om deze fragmentatie te overwinnen.
• Subsidiariteit (in geval van niet-exclusieve bevoegdheid)
Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.
De algemene doelstelling van dit initiatief is het verwijderen van belemmeringen in verband met het consumentenovereenkomstenrecht in de online-omgeving en bij te dragen tot de totstandkoming van een werkelijke digitale eengemaakte markt in het belang van ondernemingen en consumenten. De lidstaten zijn op eigen initiatief onvoldoende in staat om de barrières weg te nemen die tussen nationale wetgevingen bestaan. Een initiatief op het niveau van de EU is beter geschikt om dit te bereiken.
Meer in het bijzonder wordt met dit initiatief beoogd om consumenten op gecoördineerde wijze specifieke rechten te bieden en om rechtszekerheid te creëren voor ondernemingen die hun digitale inhoud in andere lidstaten willen verkopen. Bij de ontwikkeling van specifieke wetgeving op het gebied van de levering van digitale inhoud zou elke lidstaat afzonderlijk niet in staat zijn om te zorgen voor een algehele samenhang van zijn nationale wetgeving met de wetgeving van andere lidstaten. Een initiatief op EU-niveau zou dan ook bijdragen tot de coherente ontwikkeling van specifieke consumentenrechten inzake digitale inhoud.
Maatregelen op EU-niveau zouden doeltreffender zijn dan maatregelen op nationaal niveau.
Voorts zal een initiatief op EU-niveau ervoor zorgen dat consumentenrechten coherent worden toegepast en dat daarbij alle consumenten in de EU hetzelfde hoge niveau van consumentenbescherming genieten. Het zal zorgen voor rechtszekerheid voor ondernemingen die hun digitale inhoud in andere lidstaten willen verkopen. Een dergelijk initiatief zal een consistente wettelijke basis voor gecoördineerde handhavingsacties bieden aangezien de voorgestelde richtlijn zal worden opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004 18 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming. Bovendien zouden de voorgestelde uniforme volledig geharmoniseerde regels handhavingsmaatregelen zeer vergemakkelijken. De handhaving van de EU-wetgeving zal zo ten voordele van de EU-consumenten worden versterkt. Een dergelijk resultaat kan alleen worden bereikt door een optreden op EU-niveau.
• Evenredigheid
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, omdat het niet verder gaat dan wat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen.
Het voorstel harmoniseert niet alle aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud; een van de vele voorbeelden daarvan zijn de regels betreffende de sluiting van de overeenkomst, die niet geharmoniseerd zullen worden. Het voorstel is daarentegen gericht op de harmonisatie op het niveau van de Unie van alleen die specifieke, cruciale en dwingende contractuele consumentenrechten in de EU die essentieel zijn voor grensoverschrijdende online-transacties en waarvan is vastgesteld dat zij het handelsverkeer van belanghebbenden belemmeren en die noodzakelijk zijn om het vertrouwen van de consument in online-aankopen in het buitenland te bevorderen. Voorts zal de keuze voor de juridische vorm van een richtlijn in plaats van een verordening tot aanzienlijk minder inmenging in het nationale recht leiden (zie hierna onder 'Keuze van het instrument') aangezien het lidstaten de vrijheid laat om de tenuitvoerlegging aan te passen aan hun nationale wetgeving.
• Keuze van het instrument
De Commissie stelt een tweetal harmonisatie-richtlijnen voor die in een volledige harmonisatie voorzien: een richtlijn over bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en een richtlijn over bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen.
De keuze voor een richtlijn laat de lidstaten de vrijheid om de tenuitvoerlegging aan te passen aan hun nationaal recht. Het voorstel bepaalt bijvoorbeeld niet of de overeenkomst voor de levering van digitale inhoud moet worden beschouwd als een koopovereenkomst, een overeenkomst inzake diensten, een huurovereenkomst of een overeenkomst sui generis; de richtlijn laat het aan de lidstaten om daarover te beslissen. Om haar gevolgen rechtstreekse werking te verlenen zou een verordening een veel gedetailleerdere en uitgebreidere regeling vergen dan een richtlijn. Deze zou daardoor een veel grotere inmenging in het nationale recht met zich brengen. Een verordening draagt ook het gevaar in zich minder toekomstbestendig te zijn, aangezien deze, in tegenstelling tot een richtlijn, zo gedetailleerd zou moeten zijn dat er geen ruimte zou zijn om de uitvoering van de volledig geharmoniseerde regels aan te passen aan een markt die zich technologisch en commercieel zo snel ontwikkelt als de markt voor digitale inhoud.
De keuze voor volledige harmonisatie zal leiden tot eenvoudige en moderne regels die belemmeringen in verband met het overeenkomstenrecht uit de weg ruimen en een gunstig juridisch kader scheppen voor het bedrijfsleven en die tegelijkertijd ervoor zorgen dat consumenten in de hele EU hetzelfde hoge niveau van consumentenbescherming genieten.
Een niet-dwingend instrument, zoals een optionele modelovereenkomst, zou de beoogde bevordering van de totstandbrenging en werking van de eengemaakte markt niet verwezenlijken. Handelaren zouden nog steeds verschillende dwingende nationale regels al naar gelang van het land van woonplaats van de consument in acht moeten nemen, wanneer deze regels een hoger niveau van consumentenbescherming bieden dan de modelovereenkomst, en zouden dus nog steeds met kosten in verband met het overeenkomstenrecht te maken hebben.
3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
• Raadplegingen van belanghebbenden
Inhoudsopgave
Er werd een uitgebreide raadplegingsstrategie ontwikkeld om te zorgen voor een brede deelneming tijdens de hele beleidscyclus van dit initiatief. Deze strategie was gebaseerd op een mix van publieke en gerichte raadplegingen. De Commissie heeft geprobeerd om een brede en evenwichtige reeks van standpunten over dit onderwerp te vergaren door alle betrokken partijen (ondernemingen, consumenten, nationale autoriteiten, advocaten en academici) de gelegenheid te bieden hun mening te geven 19 .
- Openbare raadpleging: een openbare raadpleging van 12 weken via het internet resulteerde in 189 reacties vanuit alle categorieën belanghebbenden in de hele EU.
- Gerichte raadplegingen: uit 22 organisaties die een breed scala aan belangen vertegenwoordigen, werd ten behoeve van de raadpleging een adviesgroep gevormd. De groep is zeven keer bijeengekomen.
Ook hebben van juni tot augustus 2015 diepgaande gesprekken met het bedrijfsleven plaatsgevonden om gegevens te verzamelen over kosten in verband met het overeenkomstenrecht waarmee ondernemingen bij verkoop in het buitenland te maken krijgen.
In het kader van de strategie voor de digitale eengemaakte markt werden in 2015 twee enquêtes, een consumentenenquête 20 en een bedrijfsenquête 21 , gehouden om gegevens te verzamelen waaruit de belangrijkste grensoverschrijdende belemmeringen voor de digitale interne markt blijken.
Ten slotte werd consumenten en ondernemingen in het kader van een economische studie over digitale inhoud voor consumenten, gevraagd welke problemen zij hebben ondervonden bij de aankoop van digitale inhoud 22 .
- Raadpleging van de lidstaten: er werden drie workshops met de lidstaten georganiseerd tussen juni en oktober 2015. De relevante onderwerpen werden ook besproken met de nationale handhavingsinstanties tijdens de bijeenkomst van het Comité voor samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming (april 2015) en met de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor consumentenbeleid tijdens de bijeenkomst van het netwerk voor consumentenbeleid (mei 2015).
Een meerderheid van de ondernemingen in het algemeen acht het nodig dat de EU maatregelen neemt in de vorm van volledige harmonisatie; de IT-sector en de juridische beroepen zijn meer verdeeld. Ook consumentenorganisaties erkennen de noodzaak om te handelen en zijn voorstander van volledige harmonisering mits een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gewaarborgd. Een meerderheid van de lidstaten die reageerden, is ook ingenomen met maatregelen op het gebied van digitale inhoud op EU-niveau. Sommige daarvan geven aan dat zij de voorkeur zouden geven aan volledige harmonisatie of gerichte volledige harmonisatie. Andere lidstaten prefereren een betere handhaving en een evaluatie van de bestaande regels Een aantal van de lidstaten wijst op de noodzaak om te zorgen voor samenhang tussen de regels voor goederen en die voor digitale inhoud.
De overgrote meerderheid van de respondenten is voorstander van een aanpak die alleen betrekking heeft op overeenkomsten tussen ondernemingen en consumenten. De overgrote meerderheid van de consumenten, lidstaten en beoefenaars van juridische beroepen is er voorstander van om niet alleen digitale inhoud die tegen betaling van een prijs wordt geleverd, maar ook digitale inhoud die wordt geleverd in ruil voor door de consument verstrekte (persoons- en andere) gegevens, onder het voorstel te laten vallen. Ondernemingen zijn op dit punt meer verdeeld.
Wat de inhoud van de regels betreft, betogen consumenten en beoefenaars van juridische beroepen dat gebruikers als een eerste vorm van genoegdoening de mogelijkheid zouden moeten hebben om de overeenkomst te ontbinden. Ondernemingen benadrukken dat leveranciers van digitale inhoud de keuze moeten hebben de goederen in overeenstemming met de overeenkomst te brengen alvorens de mogelijkheid te hebben de overeenkomst te ontbinden. Volgens sommige IT-organisaties moeten consumenten alleen het recht hebben de overeenkomst te ontbinden en de betaalde prijs terug te krijgen, maar niet het recht om te verzoeken dat de inhoud in overeenstemming met de overeenkomst wordt gebracht, aangezien dit voor handelaren te duur kan zijn. Andere IT-organisaties achten vormen van genoegdoening in geval van gebrek aan overeenstemming überhaupt niet op hun plaats in het geval van digitale inhoud. De lidstaten zijn bijna unaniem voorstander van de opname van alle voor goederen reeds beschikbare vormen van genoegdoening. De overgrote meerderheid van de respondenten is het erover eens dat handelaren de kenmerken van de geleverde digitale inhoud onder bepaalde voorwaarden (zoals het voorafgaand informeren van de consument) zouden moeten kunnen wijzigen en dat consumenten langetermijnovereenkomsten zouden moeten kunnen ontbinden.
• Vergaren en benutten van deskundigheid
Een groep van deskundigen op het gebied van cloudcomputingovereenkomsten is zeven keer bijeengekomen, hoofdzakelijk in de loop van 2014. De deskundigengroep werd opgericht in het kader van de Europese cloudcomputingstrategie en was samengesteld uit praktijkbeoefenaars en organisaties die aanbieders en gebruikers van cloud-diensten vertegenwoordigen alsook uit vertegenwoordigers van juridische beroepen en academici met deskundigheid op het gebied van cloudcomputingovereenkomsten en op het gebied van voor cloudcomputingovereenkomsten relevante aspecten inzake de bescherming van persoonsgegevens.
Cloudcomputingovereenkomsten speelden een bijzonder belangrijke rol bij de vaststelling van de problemen inzake overeenkomsten die voor deze richtlijn relevant zijn. Deze problemen, die uitgebreid zijn besproken door de groep, hebben betrekking op kwaliteit, aansprakelijkheid of de wijziging van de overeenkomsten 23 .
De Commissie heeft zich ook gebaseerd op verschillende economische en juridische studies, waarvoor speciaal ten behoeve van dit initiatief dan wel als onderdeel van de strategie voor de digitale eengemaakte markt, opdracht werd gegeven 24 .
• Effectbeoordeling
De raad voor regelgevingstoetsing heeft op 16 oktober 2015 een eerste advies uitgebracht over de ontwerp-effectbeoordeling, dat is gewijzigd om rekening te houden met opmerkingen van de raad en vervolgens opnieuw is ingediend. Het tweede advies, waarbij de ontwerp-effectbeoordeling werd goedgekeurd onder voorbehoud van de inachtneming van de opmerkingen, is door de raad op 9 november 2015 uitgebracht 25 .
Het herziene effectbeoordelingsverslag en een samenvatting worden samen met de voorstellen gepubliceerd 26 .
Naast de gevolgen van het uitblijven van een beleidsverandering werden in de effectbeoordeling de volgende beleidsalternatieven onderzocht: i) optie 1: gerichte, volledige harmonisatie van bepalingen inzake digitale inhoud en goederen; ii) optie 2: gerichte, volledige harmonisatie van bepalingen inzake digitale inhoud en toepassing van het recht van de lidstaat van de handelaar in combinatie met de bestaande geharmoniseerde regels inzake goederen; iii) optie 3: gerichte, volledige harmonisatie van bepalingen inzake digitale inhoud en geen beleidswijziging voor goederen; iv) optie 4: minimumharmonisatie van bepalingen inzake digitale inhoud en geen beleidswijziging voor goederen; v) optie 5: een optionele Europese modelovereenkomst in combinatie met een EU-keurmerk.
Op grond van een vergelijkende analyse van de effecten van deze opties werd in het effectbeoordelingsverslag tot de conclusie gekomen dat optie 1 het best zou beantwoorden aan de beleidsdoelstellingen. Deze optie zal de met het overeenkomstenrecht samenhangende kosten voor handelaars verminderen en de grensoverschrijdende elektronische handel bevorderen. Ondernemingen zullen zich grotendeels op hun eigen wetgeving kunnen baseren wanneer zij grensoverschrijdend verkopen, aangezien de voornaamste regels die voor grensoverschrijdende handel relevant zijn, in alle lidstaten hetzelfde zullen zijn. Hoewel de nieuwe bepalingen inzake digitale inhoud bepaalde extra kosten voor ondernemingen met zich kunnen brengen, zullen deze kosten in vergelijking met de bestaande situatie beperkt zijn, aangezien de nieuwe rechten volledig geharmoniseerd zullen zijn. Zij zullen ondernemingen daarom een juridisch veilig en ondernemingsvriendelijk klimaat bieden. Consumenten zullen beschikken over een duidelijke reeks rechten in de hele EU en dus meer vertrouwen hebben in het grensoverschrijdend kopen van goederen of verwerven van toegang tot digitale inhoud. Dit zal een win-winsituatie voor ondernemingen en consumenten creëren. De concurrentie zal toenemen, wat leidt tot een algehele toename van handel en bijgevolg tot een ruimere en betere keuze tegen meer concurrerende prijzen voor de consument, met aanzienlijke macro-economische voordelen voor de EU.
Het uitblijven van beleidswijziging zou niet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de digitale eengemaakte markt en de huidige economische situatie wellicht negatief beïnvloeden.
Het positieve gevolg van optie 2 zou zijn dat de regels voor digitale inhoud volledig geharmoniseerd zijn. De optie zou voor goederen leiden tot meer stimulansen voor grensoverschrijdende levering, aangezien handelaren hun producten volledig op basis van hun eigen wetgeving grensoverschrijdend zouden kunnen verkopen. Tot op zekere hoogte zouden consumenten kunnen profiteren van een grotere keuze en lagere prijzen. Op grond van deze optie zouden consumenten echter niet meer profiteren van een door hun eigen nationale wetgeving geboden hoger niveau van consumentenbescherming. Omgekeerd zouden consumenten kunnen profiteren van een eventueel door de wetgeving van de lidstaat van de handelaar geboden hoger niveau van bescherming wanneer dat op specifieke punten verder gaat dan hun eigen nationale wetgeving.
Optie 3 zou het positieve effect hebben van volledig geharmoniseerde regels voor digitale inhoud, maar voor goederen zouden aan het overeenkomstenrecht gerelateerde belemmeringen voor grensoverschrijdende handel blijven bestaan.
Optie 4 zou minimumrechten scheppen voor consumenten met betrekking tot overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud in de EU en bijgevolg het vertrouwen van de consument tot op zekere hoogte vergroten. De lidstaten zouden regels kunnen vaststellen die nog meer bescherming bieden. Deze optie zou echter de kosten voor handelaren niet verminderen. Zij zouden bij verkoop in andere lidstaten nog steeds moeten voldoen aan uiteenlopende nationale dwingende bepalingen van consumentenovereenkomstenrecht wanneer die een hoger niveau van consumentenbescherming bieden.
Optie 5 zou ondernemingen kunnen helpen bij de verkoop van digitale inhoud in de EU en consumenten een bevredigend niveau van consumentenbescherming bieden, zij het dat dit sterk afhangt van de inhoud van de bepalingen van de modelovereenkomsten waarover de sector het eens moet worden en van de mate van gebruik en aanvaarding van het keurmerk door EU-ondernemingen. Consumenten hebben wellicht meer vertrouwen in het kopen bij buitenlandse handelaren wanneer daaraan het keurmerk is toegekend. Handelaren zouden echter nog steeds verplicht zijn om dwingende nationale bepalingen van het land van de gewone verblijfplaats van de consument in acht te nemen, wanneer deze een hoger niveau van consumentenbescherming bieden dan de bepalingen van de modelovereenkomst en kunnen dus nog steeds met kosten in verband met het overeenkomstenrecht te maken hebben.
In de effectbeoordeling wordt ingegaan op de gevolgen van beide voorstellen, de richtlijn over bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en de richtlijn over bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen.
De twee voorstellen zullen belemmeringen op het gebied van overeenkomstenrecht voor grensoverschrijdende online-handel wegnemen, zowel voor consumenten als voor ondernemers. Het wegnemen van deze belemmeringen stimuleert de grensoverschrijdende handel: wanneer de belemmeringen in verband met het overeenkomstenrecht zouden worden opgeheven, zou het aantal bedrijven dat online grensoverschrijdend verkoopt met 122 000 toenemen. De uitvoer binnen de EU zou met ongeveer 1 miljard EUR stijgen. De toename van de concurrentie binnen de online-detailhandel zou tot een daling in alle lidstaten van de detailhandelsprijzen leiden van gemiddeld - 0,25 % op EU-niveau. Deze prijsdaling en het toegenomen vertrouwen van de consument als gevolg van het bestaan van uniforme EU-rechten, zal tot een extra vraag van de kant van de consument leiden. De particuliere consumptie, die een afspiegeling vormt van de welvaart van de consument, zou in iedere lidstaat met een EU-gemiddelde van + 0,23 % stijgen, wat overeenkomt met ongeveer 18 miljard EUR. Tussen de 7,8 en 13 miljoen consumenten extra zouden de stap zetten om online grensoverschrijdend te gaan kopen. Het gemiddelde bedrag dat jaarlijks door elke grensoverschrijdende koper wordt gespendeerd, zou ook toenemen en wel met 40 EUR. Deze toename van vraag en aanbod zal rechtstreekse effecten hebben op de voornaamste macro-economische variabelen in elke lidstaat afzonderlijk en in de EU als geheel. Het reële bbp van de EU zal naar verwachting toenemen met ongeveer 4 miljard EUR per jaar.
Ondernemingen zullen worden geconfronteerd met kosten om aan de nieuwe richtlijn te voldoen, maar uiteindelijk zullen de voordelen van volledig geharmoniseerde regels voor de uitvoer van goederen en digitale inhoud in de hele EU overwegen. De nieuwe wetgeving zal ook voor kmo's gelden: wanneer zij daarvan vrijgesteld zouden worden, zouden consumenten met minder vertrouwen bij deze ondernemingen kopen. Er is geen reden om consumenten minder te beschermen wanneer zij bij kmo's iets kopen dan wanneer zij klant zijn bij grotere leveranciers. Een vrijstelling zou ook afbreuk doen aan de voordelen die het bestaan van één enkele reeks, in de hele EU toepasselijke regels, kmo's biedt. Het initiatief zal juist vooral voor kmo's bijzonder gunstig zijn, aangezien voor deze ondernemingen de kosten voor de aanpassing van hun overeenkomsten aan de dwingende bepalingen van andere lidstaten meer doorwegen en zij vaker beperkt zijn tot hun thuismarkt dan hun grotere concurrenten. Grensoverschrijdende handel is voor kmo's een belangrijke manier om schaalvoordelen te genieten. Kmo's ondervinden problemen bij het vinden van klanten. In een online-omgeving zou dat minder het geval zijn, aangezien het internet het mogelijk maakt om online te verkopen tegen lagere kosten dan wanneer offline wordt gehandeld.
• Grondrechten
Het voorstel voor de levering van digitale inhoud zal bevorderlijk zijn voor een aantal rechten die beschermd zijn krachtens het EU-Handvest van de grondrechten, met name artikel 38 inzake consumentenbescherming en artikel 16 inzake de vrijheid van ondernemerschap.
Wanneer een reeks specifieke bepalingen inzake digitale inhoud volledig wordt geharmoniseerd, zullen consumenten in de EU duidelijke en specifieke rechten genieten bij het kopen/verwerven van toegang tot digitale inhoud in eigen land of in andere lidstaten, zodat de consumentenbescherming in de hele EU versterkt wordt, waarmee wordt voldaan aan de doelstelling van artikel 38 van het Handvest van de grondrechten.
Een geheel van volledig geharmoniseerde regels inzake essentiële aspecten van de levering van digitale inhoud zal ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van artikel 16 omdat het ondernemingen gemakkelijker zal worden gemaakt om digitale inhoud in de EU zowel binnenlands als grensoverschrijdend te verkopen. Hun vermogen om hun bedrijfsactiviteiten uit te breiden, zal derhalve worden versterkt.
Ten slotte zullen duidelijke contractuele rechten bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van artikel 47 (recht op een doeltreffende voorziening in rechte), aangezien de mogelijkheid om het recht op een doeltreffende voorziening in rechte uit te oefenen, zal worden vergroot. De nieuwe regels dienen duidelijkheid te verschaffen over de beschikbare vormen van genoegdoening in geval van geschillen.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplannen en regelingen voor monitoring, evaluatie en verslaglegging
Van de lidstaten zal worden verlangd dat zij de Commissie de maatregelen meedelen ter uitvoering van de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud. Deze maatregelen zullen de tekst van de door de lidstaten aangenomen wetgeving weergeven. De Commissie zal erop toezien dat deze maatregelen in overeenstemming zijn met de richtlijn.
De Commissie zal een monitoring- en evaluatie-exercitie beginnen om te beoordelen hoe doeltreffend met de richtlijn de doelstellingen worden bereikt. De resultaten van de evaluatie zullen worden gebruikt bij een evaluatieproces, dat 5 jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn moet worden uitgevoerd en in het kader waarvan de effectiviteit van de richtlijn zal worden onderzocht.
• Toelichtende stukken
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken, hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn wordt de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd geacht.
• Gedetailleerde toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel
Het voorstel bevat 20 artikelen.
Artikel 1 geeft het onderwerp van de richtlijn aan, namelijk de volledige harmonisering van een reeks essentiële regels met betrekking tot overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud. Het artikel maakt duidelijk dat de richtlijn bepalingen bevat over de overeenstemming van de digitale inhoud met de overeenkomst en over de vormen van genoegdoening waarover consumenten beschikken bij gebrek aan overeenstemming van de digitale inhoud met de overeenkomst, alsook over bepaalde aspecten met betrekking tot het recht een langetermijnovereenkomst te ontbinden en de wijziging van de digitale inhoud.
Artikel 2 bevat een lijst van definities van in de richtlijn gebruikte begrippen. Sommige definities vloeien voort uit het huidige acquis, zoals de definitie van een consument, of uit het voorstel voor een verordening betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht. Andere definities weerspiegelen het specifieke karakter van digitale inhoud en de snelle technologische en commerciële ontwikkeling. Zo is bijvoorbeeld de definitie van digitale inhoud met opzet ruim en omvat deze alle vormen van digitale inhoud, waaronder bijvoorbeeld gedownloade of gestreamde films, cloudopslag, sociale media of visuele bestandsmodellen voor 3D-printen, zodat deze definitie ook in de toekomst bruikbaar is, concurrentieverstoring wordt voorkomen en gelijke concurrentievoorwaarden worden geschapen.
Artikel 3 geeft, uitgaande van het onderwerp, de personele en materiële werkingssfeer van de richtlijn. De richtlijn is alleen van toepassing op transacties tussen ondernemingen en consumenten. In de strategie voor de digitale eengemaakte markt worden de met het overeenkomstenrecht verband houdende problemen in de onderlinge betrekkingen tussen ondernemingen erkend, met name in verband met de specifieke behoeften van kmo's, en deze problemen zullen worden onderzocht in het kader van andere maatregelen die in de strategie zijn aangekondigd. De richtlijn heeft betrekking op de levering van alle soorten digitale inhoud. Naast digitale inhoud die geleverd is in ruil voor een geldelijke vergoeding heeft zij ook betrekking op digitale inhoud die is geleverd in ruil voor door consumenten verstrekte (persoonlijke en andere) gegevens, behalve wanneer de gegevens enkel zijn verzameld met het oog op het naleven van wettelijke voorschriften. De richtlijn is niet van toepassing op diensten waarvan de uitvoering voor een aanzienlijk deel menselijke interventie met zich brengt of op overeenkomsten die betrekking hebben op specifieke sectorale diensten, zoals gezondheidszorg, gokdiensten of financiële diensten. Artikel 3 verduidelijkt ook dat in geval van een conflict tussen de richtlijn en een andere handeling van de Unie, de andere handeling van de Unie voorrang geniet. Met name wordt in dit artikel verduidelijkt dat de richtlijn geen afbreuk doet aan de voorschriften inzake gegevensbescherming. Ten slotte wordt verduidelijkt dat de richtlijn geen afbreuk doet aan nationale wetgeving voor zover de inhoud daarvan niet bij onderhavige richtlijn wordt geregeld, zoals nationale regels die voorzien in verplichtingen van de consument jegens de leverancier van digitale inhoud of die de kwalificatie, de totstandkoming of de geldigheid van overeenkomsten regelen.
Artikel 4 bepaalt dat de huidige richtlijn een richtlijn ter volledige harmonisatie is. De richtlijn belet de lidstaten om binnen haar toepassingsgebied wetgeving vast te stellen of te handhaven die achterblijft bij of verder gaat dan de eisen van de richtlijn. Artikel 4 gelezen in combinatie met artikel 1 impliceert ook dat het de lidstaten op andere gebieden, die niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, vrij staat om in nationale oplossingen te voorzien.
Artikel 5 verduidelijkt de modaliteiten en tijdstip van de levering van digitale inhoud. De digitale inhoud moet worden verstrekt aan de consument of aan een derde partij die een fysieke of virtuele faciliteit exploiteert die de verwerking van, toegang tot of overdracht aan de eindverbruiker van digitale inhoud mogelijk maakt en waarmee de consument zich in een contractuele relatie bevindt. Als uitgangspunt geldt dat de digitale inhoud onmiddellijk moet worden geleverd, tenzij de partijen anders overeenkomen.
Artikel 6 bevat een mix van contractuele en wettelijke criteria inzake overeenstemming op grond waarvan voor de kwaliteit van de digitale inhoud wordt beoordeeld. In de eerste plaats moet de digitale inhoud in overeenstemming zijn met wat in de overeenkomst werd afgesproken. Bij gebreke van dergelijke expliciete ijkpunten moet de overeenstemming van de digitale inhoud met de overeenkomst worden beoordeeld aan de hand van een objectief criterium, dat wil zeggen dat de inhoud geschikt moet zijn voor het doel waarvoor digitale inhoud van dezelfde omschrijving gewoonlijk zou worden gebruikt. Artikel 6 verduidelijkt ook dat wanneer de digitale inhoud gedurende een bepaalde tijd wordt geleverd, de digitale inhoud gedurende de hele looptijd van de overeenkomst daarmee in overeenstemming moet zijn en dat de aan de consument geleverde versie van de digitale inhoud, ook de meest recente versie moet zijn die op het moment van de sluiting van de overeenkomst beschikbaar is.
In artikel 7 wordt uitgelegd dat een gebrek aan overeenstemming van de digitale inhoud als gevolg van een onjuiste integratie in de hardware en de software van de consument gelijk moet worden gesteld aan een gebrek aan overeenstemming van de digitale inhoud zelf wanneer de redenen voor de onjuiste integratie bij de leverancier moeten worden gezocht.
Artikel 8 bevat een aanvullend vereiste inzake overeenstemming volgens hetwelk op de digitale inhoud geen rechten van een derde partij meer mogen rusten, met inbegrip van op intellectuele eigendom gebaseerd rechten.
Artikel 9 bepaalt dat het aan de leverancier is om het gebrek aan overeenstemming te bewijzen, tenzij de digitale omgeving van de consument niet verenigbaar met de digitale inhoud is. Deze omkering van de bewijslast is niet beperkt in de tijd aangezien digitale inhoud niet onderhevig aan slijtage is. Volgens artikel 9 moet de consument samenwerken met de leverancier om deze laatste in staat te stellen zich te vergewissen van de digitale omgeving van de consument. De verplichting tot samenwerking moeten worden beperkt tot de minst ingrijpende middelen waarover de leverancier technisch beschikken kan.
Artikel 10 bepaalt in welke de gevallen de leverancier aansprakelijk is jegens de consument, namelijk wanneer de digitale inhoud niet in overeenstemming met de overeenkomst is of de leverancier volledig verzuimd heeft de digitale inhoud te leveren. Aangezien digitale inhoud soms gedurende een bepaalde termijn wordt geleverd, dient de leverancier ook aansprakelijk te zijn voor elk gebrek aan overeenstemming dat zich tijdens die termijn voordoet.
Artikel 11 verleent de consument het recht om de overeenkomst onmiddellijk te ontbinden wanneer de leverancier volledig heeft verzuimd de digitale inhoud overeenkomstig artikel 5 te leveren.
Artikel 12 geeft een opsomming van de vormen van genoegdoening die de consument ter beschikking staan wanneer verzuimd wordt de digitale inhoud te leveren of de digitale inhoud niet in overeenstemming met de overeenkomst is. In eerste instantie heeft de consument er recht op dat de digitale inhoud binnen een redelijke termijn, zonder ernstige overlast en kosteloos in overeenstemming met de overeenkomst wordt gebracht. In tweede instantie heeft de consument recht op een prijsreductie of op ontbinding van de overeenkomst indien het gebrek aan overeenstemming samenhangt met de belangrijkste prestatiekenmerken.
Artikel 13 vermeldt de gevolgen van ontbinding van de overeenkomst wegens gebrek aan overeenstemming van de digitale inhoud. Zo wordt bijvoorbeeld bepaald dat de leverancier de prijs zal terugbetalen of, indien de tegenprestatie uit het verstrekken van gegevens bestond, deze gegevens noch enige andere informatie die de consument in ruil voor de digitale inhoud heeft verstrekt, zal gebruiken. Ook verduidelijkt dit artikel dat ook de consument zich na de ontbinding moet onthouden van verder gebruik van de digitale inhoud.
Artikel 14 voorziet in een recht op schadevergoeding, dat beperkt is tot gevallen waarin aan de digitale inhoud en de hardware van de consument schade is toegebracht. Dit artikel bepaalt dat de lidstaten echter de nadere voorwaarden moeten vaststellen voor de uitoefening van het recht op schadevergoeding.
In artikel 15 wordt een opsomming gegeven van de voorwaarden waaronder de leverancier de overeenkomst voor de levering van digitale inhoud met betrekking tot de belangrijkste prestatiekenmerken kan wijzigen, zoals voorafgaande instemming van en informatie aan de consument of het recht van de consument om de overeenkomst te ontbinden.
Artikel 16 geeft de voorwaarden waaronder de consument het recht heeft om overeenkomsten voor onbepaalde tijd of met een looptijd van meer dan 12 maanden te ontbinden en dan van aanbieder kan wisselen. Zo moet de consument de leverancier 14 dagen vóór de datum waarop de ontbinding van kracht wordt, van de ontbinding in kennis stellen. Artikel 16 geeft ook een nadere beschrijving van de gevolgen van de ontbinding van een langetermijnovereenkomst. Het bepaalt ook dat de leverancier zich moet onthouden van het gebruik van gegevens en alle andere informatie die de consument in ruil voor de digitale inhoud heeft verstrekt.
Artikel 17 biedt de leverancier een recht op verhaal in geval van een handelen of nalaten van een persoon in een eerdere schakel van de keten van transacties dat heeft geleid tot aansprakelijkheid van de leverancier wegens gebrek aan overeenstemming of verzuim om aan de consument te leveren. De voorwaarden voor de uitoefening van dit recht moeten bij het nationale recht van de lidstaten worden geregeld.
Artikel 18 verplicht de lidstaten ertoe ervoor te zorgen dat er passende en doeltreffende middelen beschikbaar zijn om de naleving van de bepalingen van deze richtlijn te waarborgen.
Artikel 19 bevat een bepaling over het dwingende karakter van de bepalingen van consumentenovereenkomstenrecht, d.w.z. het bepaalt dat elke afwijking van de voorschriften van de richtlijn ten nadele van de consument deze laatste niet bindt.
Artikel 20 voorziet in wijzigingen van andere EU-wetgeving. Het wijzigt Richtlijn 1999/44/EG om overlappingen tussen de twee instrumenten te voorkomen. Bij artikel 20 wordt ook een verwijzing naar deze richtlijn toegevoegd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004, om de grensoverschrijdende samenwerking bij de handhaving van deze richtlijn te bevorderen. Het voegt ook een verwijzing naar deze richtlijn toe in bijlage I bij Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad 27 om ervoor te zorgen dat de in deze richtlijn neergelegde collectieve belangen van de consument worden beschermd.
In artikel 21 is de uiterste termijn vastgesteld voor de omzetting door de lidstaten.
Artikel 22 bepaalt dat de Commissie verplicht is de toepassing van deze richtlijn uiterlijk 5 jaar na haar inwerkingtreding te evalueren.
In artikel 23 is de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn vastgesteld.
Artikel 24 vermeldt de adressaten van de richtlijn.