Toelichting bij COM(2015)635 - Aspecten van overeenkomsten voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2015)635 - Aspecten van overeenkomsten voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen. |
---|---|
bron | COM(2015)635 |
datum | 09-12-2015 |
In de 'Strategie voor een digitale eengemaakte markt' 1 , die door de Commissie op 6 mei 2015 werd vastgesteld, werd een wetgevingsinitiatief aangekondigd inzake geharmoniseerde regels voor de levering van digitale inhoud en de online-verkoop van goederen. Dit initiatief bestaat uit i) een voorstel over bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en ii) een voorstel over bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de online-verkoop 2 en andere verkoop op afstand van goederen.
Zoals aangekondigd door de Commissie in haar werkprogramma voor 2015, is in deze twee voorstellen rekening gehouden met de ervaring die is opgedaan tijdens de onderhandelingen over een verordening betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht. In het bijzonder kennen deze voorstellen geen facultatieve regeling en een alomvattend geheel van regels meer. In plaats daarvan bevatten de voorstellen een gerichte, volledig geharmoniseerde reeks regels. De voorstellen bouwen ook voort op een aantal amendementen die het Europees Parlement in eerste lezing heeft aangenomen met betrekking tot het voorstel voor een verordening betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht, waarbij het met name gaat om de beperking van het toepassingsgebied tot online-verkoop en andere vormen van verkoop op afstand van goederen en de uitbreiding van het toepassingsgebied tot bepaalde digitale inhoud die wordt geleverd tegen een andere tegenprestatie dan geld.
Hoewel deze toelichting specifiek betrekking heeft op het voorstel betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen, ziet het deel van deze toelichting over de motivering voor het voorstel op beide voorstellen, aangezien deze twee voorstellen worden gezien als een pakket met gemeenschappelijke doelstellingen.
• Motivering en doel van het voorstel
Het algemene doel van de voorstellen is bij te dragen tot een snellere groei van de mogelijkheden die worden geboden door het creëren van een echte digitale eengemaakte markt, ten behoeve van zowel consumenten als bedrijven. Door het wegnemen van de belangrijkste obstakels voor grensoverschrijdende handel op het gebied van overeenkomstenrecht, zullen de in de voorstellen opgenomen regels bijdragen tot het verminderen van de onzekerheid waarmee bedrijven en consumenten te kampen hebben als gevolg van de complexiteit van het juridische kader en van de kosten die ondernemingen moeten maken als gevolg van de verschillen in overeenkomstenrecht.
39 % van bedrijven die online maar niet grensoverschrijdend verkopen, wijst het verschil in nationale regelingen inzake overeenkomstenrecht aan als een van de voornaamste hindernissen voor grensoverschrijdende verkoop 3 . Dit geldt in het bijzonder voor vormen van genoegdoening in geval van een gebrekkig product. Dit punt wordt genoemd door 49 % van de detailhandelaren in de EU die online verkopen en 67 % van de detailhandelaren in de EU die momenteel online grensoverschrijdend proberen te verkopen of overwegen dat te doen 4 . Het verschil in nationale regels op het gebied van overeenkomstenrecht heeft voor detailhandelaren die aan consumenten verkopen, tot eenmalige kosten geleid van ongeveer 4 miljard euro; deze kosten wegen vooral op micro- en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Met dit voorstel wordt beoogd een bedrijfsvriendelijke omgeving te scheppen en het voor bedrijven, met name kmo’s, gemakkelijker te maken om grensoverschrijdend te verkopen. Bedrijven moet rechtszekerheid worden geboden en zij mogen niet worden opgezadeld met onnodige kosten als gevolg van verschillen tussen nationale rechtsstelsels wanneer zij goederen en digitale inhoud buiten hun binnenlandse markt verkopen.
Slechts 18 % van de consumenten die het internet voor privédoeleinden gebruikten, kocht in 2014 online in een ander EU-land, terwijl 55 % online op de binnenlandse markt kocht 5 . Consumenten missen vertrouwen wanneer zij online grensoverschrijdend aankopen doen en zijn van oordeel dat zij beter beschermd zijn wanneer zij in hun eigen land online kopen, in het kader van hun eigen nationaal recht. Een van de belangrijkste redenen is de onzekerheid over hun cruciale contractuele rechten. Verschillen tussen nationale regelingen vormen ook een belemmering voor een efficiënte handhaving van de rechten van consumenten. Daardoor missen consumenten kansen en beschikken zij over een geringer aanbod aan goederen tegen minder concurrerende prijzen. Aangezien consumenten geen vertrouwen hebben in grensoverschrijdend online aankopen, kunnen zij bovendien niet profiteren van de bestaande prijsverschillen tussen de lidstaten en missen zij derhalve belangrijke potentiële kansen.
Met betrekking tot de online-verkoop van goederen is het noodzakelijk om snel te handelen. Tegelijkertijd kan de harmonisering van de regels voor verkoop op afstand het risico inhouden dat er voor de verkoop op afstand andere regels zijn dan voor de verkoop van hand tot hand. Gezien het toenemend belang van het meer-kanalen distributiemodel (dat wil zeggen het gelijktijdig via verscheidene kanalen verkopen, zoals rechtstreeks in een winkel, online of anderszins op afstand), zal de Commissie stappen ondernemen om dat gevolg te vermijden en ervoor te zorgen dat consumenten en handelaars effectief kunnen afgaan op een samenhangend juridisch kader dat overal in Europa eenvoudig toe te passen is.
Daarom is de Commissie parallel aan dit voorstel, in het kader van haar Programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving' een diepgaande analyse van de bestaande consumentenwetgeving van de EU gestart. Gegevens uit de gezondheidstest-analyse inzake de toepassing van de richtlijn betreffende de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen op het van hand tot hand aankopen van goederen, worden in de tweede helft van 2016 verwacht. Hoewel deze gegevens en dus ook de resultaten van de gezondheidstest-exercitie op dit punt nog niet beschikbaar zijn, zou met de eventuele conclusies – mochten die erop wijzen dat een initiatief van de Commissie inzake de van hand tot hand verkoop van goederen noodzakelijk is – rekening kunnen worden gehouden bij de werkzaamheden van de medewetgevers inzake het voorstel voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen.
• Samenhang met bestaande beleidsbepalingen op het betrokken beleidsgebied
De belangrijkste materiële bepalingen van dit voorstel hebben betrekking op de belangrijkste verschillen tussen de nationale dwingende bepalingen van consumentenrecht na de uitvoering door de lidstaten van de minimum-harmonisatiebepalingen van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen 6 . Het zijn immers die belangrijkste verschillen tussen nationale regels die van invloed zijn op de beslissing of en in welke mate handelaars grensoverschrijdend goederen verkopen.
Hoewel het voorstel de voorschriften van Richtlijn 1999/44/EG als basis neemt, voorziet het in een volledige harmonisatie van de criteria voor de overeenstemming van de goederen, van de hiërarchie in de vormen van genoegdoening die de consument ter beschikking staan en van de termijnen voor de omkering van de bewijslast en de wettelijke garanties. Voorts worden bepaalde aspecten van de huidige Richtlijn 1999/44/EG verduidelijkt, zoals het feit dat de consument recht zou hebben op ontbinding van de overeenkomst of prijsvermindering, indien de verkoper de goederen niet binnen een redelijke termijn herstelt of vervangt. Anders dan in Richtlijn 1999/44/EG zou de consument ook het recht hebben de overeenkomst te ontbinden in het geval van geringe gebreken. Ook anders dan in Richtlijn 1999/44/EG zouden consumenten krachtens dit voorstel niet verplicht zijn, zoals momenteel wel het geval is in een aantal nationale rechtsstelsels, om de verkoper van gebreken van de goederen op de hoogte te stellen binnen een bepaalde termijn na de ontdekking ervan. Een grote verandering ten opzichte van Richtlijn 1999/44/EG is zeker dat de termijn voor de omkering van de bewijslast tot twee jaar wordt verlengd. Net als Richtlijn 1999/44/EG laat het voorstel bepalingen over het recht van de consument om een vergoeding te krijgen voor schade die het gevolg is van het gebrek aan overeenstemming, over aan het nationale recht.
Voorts vormt het voorstel ook een aanvulling op Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad 7 , waarbij al bepaalde regels voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen (hoofdzakelijk vereisten inzake precontractuele informatie en het herroepingsrecht) volledig geharmoniseerd zijn. Het voorstel vult ook Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne mark (richtlijn inzake elektronische handel) 8 aan, die onder andere gedeeltelijk geharmoniseerde regels inzake elektronische overeenkomsten vaststelt.
Het voorstel voorziet niet in de volledige harmonisatie van bepalingen over oneerlijke bedingen en heeft derhalve geen gevolgen voor Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten 9 .
Het voorstel is verenigbaar met de bestaande Europese regels over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid binnen de digitale eengemaakte markt 10 . Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken 11 en Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) 12 , die regels bevatten om te bepalen welk gerecht bevoegd en welk recht toepasselijk is, zijn ook van toepassing in de digitale omgeving. Deze instrumenten zijn vrij recent aangenomen en tijdens het wetgevingsproces werden de implicaties van het internet zorgvuldig in overweging genomen. Sommige regels houden specifiek rekening met internettransacties, met name die welke consumentenovereenkomsten betreffen. Deze regels richten zich op de bescherming van consumenten binnen onder meer de digitale eengemaakte markt, door hun het voordeel te verschaffen van de dwingende regels van de lidstaat waar zij gewoonlijk verblijven. Aangezien het onderhavige voorstel over de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen de belangrijkste dwingende bepalingen voor de bescherming van consumenten beoogt te harmoniseren, zullen handelaars niet langer worden geconfronteerd met dergelijke grote verschillen tussen de 28 verschillende rechtsstelsels. Samen met de in dit voorstel vervatte contractregels voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen, scheppen de bestaande regels inzake internationaal privaatrecht een duidelijk rechtskader voor het kopen en verkopen op de Europese digitale markt, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van zowel consumenten als bedrijven. Dit wetgevingsvoorstel vergt dus geen veranderingen in het huidige kader van internationaal privaatrecht van de EU, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I).
Het voorstel vormt een aanvulling op sectorspecifieke EU-wetgeving, zoals de wetgeving inzake ecologisch ontwerp 13 of energie-etikettering 14 , de uitvoerings- en gedelegeerde handelingen ervan, maakt de totstandkoming daarvan mogelijk en maakt het mogelijk om daarin productspecifieke duurzaamheidsvoorschriften in te voeren, bijvoorbeeld voorschriften inzake informatie over duurzaamheid.
• Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie
Met de strategie voor de digitale eengemaakte markt wordt beoogd om op holistische wijze alle belangrijke belemmeringen weg te nemen voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende elektronische handel op de digitale eengemaakte markt. Het voorstel moet worden gezien in de context van deze holistische benadering. De strategie omvat onder andere de initiatieven in verband met de rol van platforms, de Europese cloud, btw-gerelateerde belasting en pakketbezorging. Het gaat ook om initiatieven in verband met rechtshandhaving en verhaal, dat wil zeggen de inbedrijfstelling van het platform voor onlinegeschillenbeslechting 15 en de herziening van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming 16 . Met name zullen volledig geharmoniseerde regels van overeenkomstenrecht in de EU ook de gecoördineerde handhavingsmaatregelen vereenvoudigen van de instanties die op het gebied van consumentenbescherming samenwerken 17 .
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het voornaamste doel ervan is verbetering van de totstandbrenging en de werking van de interne markt.
De bestaande verschillen in bepalingen van consumentenovereenkomstenrecht vormen een belemmering voor handelaars om grensoverschrijdend online te verkopen omdat zij hun overeenkomsten moeten aanpassen aan verschillende dwingende bepalingen van consumentenovereenkomstenrecht in de verschillende lidstaten waarnaar zij uitvoeren, wat voor hen kosten in verband met overeenkomstenrecht meebrengt. Consumenten zijn onzeker over hun belangrijkste contractuele rechten wanneer zij in het buitenland winkelen en verkiezen daarom om op hun eigen binnenlandse markten te blijven. Deze problemen hebben een direct effect op de totstandkoming en de werking van de interne markt en beperken de mededinging.
De verschillen tussen nationale dwingende bepalingen die van toepassing zijn op consumentenkoopovereenkomsten in de lidstaten, zijn hoofdzakelijk het gevolg van nationale dwingende bepalingen die verder gaan dan de EU- richtlijnen voor minimumharmonisatie 18 19 . Er zijn verscheidene kerngebieden waar dergelijke verschillen bestaan en extra kosten voor bedrijven en een gebrek aan rechtszekerheid voor consumenten met zich meebrengen.
Richtlijn 1999/44/EG voorziet in een hiërarchie in de vormen van genoegdoening voor de consument. Wanneer goederen niet in overeenstemming zijn met de overeenkomst, heeft een consument het recht om de goederen in overeenstemming te laten brengen door in eerste instantie om herstelling of vervanging te verzoeken. Alleen in een tweede fase kan de consument om ontbinding van de overeenkomst of prijsvermindering verzoeken. 20 lidstaten 20 hebben deze aanpak gevolgd, terwijl andere lidstaten hetzij de consumenten een vrije keuze van vormen van genoegdoening hebben aangeboden, hetzij de hiërarchie in de vormen van genoegdoening hebben overgenomen, maar er nog een vorm aan hebben toegevoegd, bijvoorbeeld een recht tot het niet accepteren van niet in overeenstemming zijnde goederen binnen een korte termijn.
Krachtens Richtlijn 1999/44/EG kunnen de lidstaten bepalen dat de consument zijn rechten alleen kan uitoefenen wanneer hij binnen een termijn van twee maanden na de datum waarop hij het gebrek aan overeenstemming heeft vastgesteld, de verkoper hiervan op de hoogte heeft gebracht. Wanneer de consument dat niet doet, verliest hij zijn recht op genoegdoening. Terwijl in 11 lidstaten 21 de consumenten deze verplichting niet hebben, moeten zij in 12 lidstaten 22 het gebrek binnen twee maanden melden en in vijf lidstaten 23 binnen een andere termijn.
Krachtens Richtlijn 1999/44/EG kan een consument alleen om een vorm van genoegdoening verzoeken wanneer de goederen bij de aflevering niet in overeenstemming waren. De bewijslast is gedurende de eerste 6 maanden omgekeerd, waardoor de handelaar in die periode moet bewijzen dat het gebrek op het tijdstip van aflevering niet bestond. 25 lidstaten hebben deze benadering gevolgd en drie lidstaten 24 hebben onlangs de termijn verlengd waarbinnen de bewijslast wordt omgekeerd.
Richtlijn 1999/44/EG bepaalt dat de verkoper gedurende ten minste twee jaar aansprakelijk kan worden gesteld voor gebreken die bestonden bij de aflevering van de goederen. 23 lidstaten hebben voorzien in een dergelijke periode van twee jaar en één lidstaat 25 in een langere periode; in twee lidstaten 26 is er geen beperking. In twee andere lidstaten 27 bestaat er geen specifieke wettelijke garantietermijn, maar zijn de consumentenrechten beperkt door de verjaringstermijn (termijnen in de nationale wetgeving waarbinnen rechten kunnen worden ingeroepen voor de rechter).
Algemeen genomen zal het voorstel belemmeringen voor de uitoefening van fundamentele vrijheden wegnemen die het gevolg zijn van deze verschillen tussen nationale dwingende bepalingen van consumentenovereenkomstenrecht, met name door de beperking van de extra transactiekosten bij het sluiten van grensoverschrijdende transacties, en van het gebrek aan vertrouwen in hun rechten bij consumenten wanneer zij in een ander EU-land tot aankopen overgaan – allemaal belemmeringen die een direct gevolg hebben voor de totstandbrenging en de werking van de interne markt en die de mededinging beperken.
Het voorstel zal zorgen voor een hoog niveau van consumentenbescherming door te voorzien in een geheel van volledig geharmoniseerde dwingende regels die het niveau van bescherming dat consumenten genieten uit hoofde van de bestaande Richtlijn 1999/44/EG, handhaven en in een aantal gevallen verbeteren.
• Subsidiariteit
Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
De doelstelling van dit initiatief is het verwijderen van belemmeringen in verband met het consumentenovereenkomstenrecht in de online-handel en bij te dragen tot de totstandkoming van een werkelijk eengemaakte digitale markt in het belang van het bedrijfsleven en de consument. Dit doel kan niet in voldoende mate door de lidstaten worden verwezenlijkt. De bepalingen over de verkoop van goederen in Richtlijn 1999/44/EG houden een minimumharmonisatie in en derhalve kunnen de lidstaten deze op een verschillende manier uitvoeren. Dit heeft geleid tot juridische versnippering. Alleen een gecoördineerd optreden op het niveau van de Unie dat gericht is op het opheffen van bestaande uiteenlopende nationale benaderingen in het consumentenrecht van de Europese Unie door middel van een volledige harmonisatie, kan door de oplossing van dit probleem bijdragen tot de voltooiing van de interne markt.
Het voorstel is gebaseerd op volledige harmonisatie van een aantal belangrijke contractuele rechten van consumenten. Op die manier wordt één stel regels vastgesteld dat zorgt voor hetzelfde hoge niveau van consumentenbescherming in de hele Europese Unie en dat handelaars in staat stelt om in alle lidstaten op basis van dezelfde contractuele voorwaarden om aan consumenten te verkopen. Het voorstel zou de nalevingskosten voor handelaars aanzienlijk beperken en tegelijkertijd consumenten een hoog niveau van bescherming bieden. Derhalve zouden maatregelen op EU-niveau doeltreffender zijn dan maatregelen op nationaal niveau.
De aanpak door middel van volledige harmonisatie is al succesvol gebleken op het gebied van de EU-wetgeving inzake consumentenbescherming, zoals via de bepalingen van Richtlijn 2011/83/EU, doordat deze zorgt voor een set uniforme consumentenrechten voor alle consumenten in de Europese Unie, die in alle lidstaten op uniforme wijze worden uitgelegd en gehandhaafd. Een initiatief op EU-niveau zal ervoor zorgen dat consumentenrechten coherent worden ontwikkeld en dat daarbij alle consumenten in de EU hetzelfde hoge niveau van consumentenbescherming genieten. Het zal zorgen voor rechtszekerheid voor bedrijven die hun goederen in andere lidstaten willen verkopen. Een dergelijk resultaat kan alleen worden bereikt door een optreden op EU-niveau.
Voorts zal een initiatief op EU-niveau ervoor zorgen dat consumentenrechten coherent worden toegepast en dat daarbij alle consumenten in de EU hetzelfde hoge niveau van consumentenbescherming genieten. Het zal zorgen voor rechtszekerheid voor bedrijven die hun goederen in andere lidstaten willen verkopen. Een dergelijk initiatief zal een consistente wettelijke basis voor gecoördineerde handhavingsacties bieden aangezien de voorgestelde richtlijn zal worden opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming. Bovendien zouden de voorgestelde uniforme volledig geharmoniseerde regels handhavingsmaatregelen zeer vergemakkelijken. De handhaving van de EU-wetgeving zal zo ten voordele van de EU-consumenten worden versterkt. Een dergelijk resultaat kan alleen worden bereikt door een optreden op EU-niveau.
• Evenredigheid
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, omdat het voorstel niet verder gaat dan wat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen.
Het voorstel zal niet alle aspecten van overeenkomsten voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen harmoniseren. Het voorstel is daarentegen gericht op de verdere harmonisatie van alleen die gerichte, cruciale dwingende contractuele consumentenrechten in de EU die essentieel zijn voor grensoverschrijdende online-transacties en waarvan is vastgesteld dat zij het handelsverkeer van belanghebbenden belemmeren en noodzakelijk zijn om het vertrouwen van de consument in online-aankopen in het buitenland te bevorderen. Voorts zal de keuze voor de juridische vorm van een richtlijn in plaats van een verordening tot aanzienlijk minder inmenging in het nationale recht leiden (zie hierna onder 'Keuze van het instrument').
• Keuze van het instrument
De Commissie stelt een tweetal harmonisatierichtlijnen voor die in een volledige harmonisatie voorzien: een richtlijn over bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen en een richtlijn over bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud.
De keuze voor een richtlijn laat de lidstaten de vrijheid om de tenuitvoerlegging aan te passen aan hun nationale wetgeving. De rechtstreekse werking van een verordening vereist een veel gedetailleerdere en bredere regeling dan een richtlijn. Dit zou daardoor een veel grotere inmenging in de nationale rechtsstelsels met zich brengen.
De keuze voor volledige harmonisatie zal leiden tot eenvoudige en moderne regels die belemmeringen in verband met het overeenkomstenrecht uit de weg ruimen en een gelijk speelveld scheppen voor het bedrijfsleven en die tegelijkertijd ervoor zorgen dat consumenten kunnen profiteren van een hoog niveau van consumentenbescherming in de hele EU.
Een niet-dwingend instrument, zoals een optionele modelovereenkomst, zou de beoogde bevordering van de totstandkoming en werking van de eengemaakte markt niet verwezenlijken. Handelaars zouden nog steeds verschillende dwingende nationale regels van het land van woonplaats van de consument in acht moeten nemen, wanneer deze regels een hoger niveau van consumentenbescherming bieden dan de modelovereenkomst, en zouden dus nog steeds met hogere kosten in verband met het overeenkomstenrecht te maken hebben.
3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
• Raadplegingen van belanghebbenden
Inhoudsopgave
Er werd een uitgebreide raadplegingsstrategie ontwikkeld om te zorgen voor een brede deelneming tijdens de hele beleidscyclus van dit initiatief. Deze strategie was gebaseerd op een mix van publieke en gerichte raadplegingen. De Commissie heeft geprobeerd om een brede en evenwichtige reeks van standpunten over dit onderwerp te vergaren door alle betrokken partijen (bedrijven, consumenten, nationale autoriteiten, advocaten en academici) de gelegenheid te bieden hun mening te geven 28 .
- Openbare raadpleging: een openbare raadpleging van 12 weken via internet resulteerde in 189 reacties vanuit alle categorieën belanghebbenden in de EU.
- Gerichte raadplegingen: uit 22 organisaties die representatief zijn voor een breed scala van belangen, werd ten behoeve van de raadpleging een groep gevormd. De groep is zeven keer bijeengekomen.
Ook hebben van juni tot augustus 2015 diepgaande gesprekken met het bedrijfsleven plaatsgevonden om gegevens te verzamelen over kosten in verband met het overeenkomstenrecht waarmee bedrijven bij verkoop in het buitenland te maken krijgen.
In het kader van de strategie voor de digitale eengemaakte markt werden in 2015 twee enquêtes, een consumentenenquête 29 en een bedrijfsenquête 30 gehouden om gegevens te verzamelen die aantoonden wat de belangrijkste grensoverschrijdende obstakels voor de digitale interne markt zijn.
Overleg met de lidstaten: er werden drie eendaagse workshops met de lidstaten georganiseerd tussen juni en oktober 2015. De relevante onderwerpen werden ook besproken met de nationale handhavingsinstanties tijdens de bijeenkomst van het Comité voor samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming (april 2015) en met de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor consumentenbeleid tijdens de bijeenkomst van het netwerk voor consumentenbeleid (mei 2015).
De meerderheid van de respondenten aan de zijde van de consumenten erkent dat harmonisatie de grensoverschrijdende elektronische handel zou kunnen verbeteren, maar zou volledige harmonisatie alleen steunen zolang de bestaande niveaus van consumentenbescherming in de lidstaten niet worden verlaagd. Zij waarschuwen ook voor het risico van het creëren van verschillende regelingen, afhankelijk van het verkoopkanaal. Consumentenorganisaties zijn sterk gekant tegen iedere vorm van toepassing van het recht van de lidstaat van de handelaar. Gelet op de verschillende kenmerken van B2B- en B2C-overeenkomsten en rekening houdend met mogelijke wrijvingen met reeds bestaande rechtsinstrumenten, zijn consumentenorganisaties er bovendien geen voorstander van om het voorstel ook op B2B-overeenkomsten van toepassing te laten zijn. De meeste bedrijven zouden voorstander zijn van geharmoniseerde EU-voorschriften inzake de B2C-verkoop van goederen. Sommige bedrijfsorganisaties zijn echter niet overtuigd van de noodzaak om actie te ondernemen, maar als er dan toch iets ondernomen wordt op EU-niveau, dan geven zij de voorkeur aan de toepassing van het recht van de lidstaat van de handelaar en een wijziging van Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I). Bedrijfsorganisaties bevelen aan een sectoriële aanpak zoveel mogelijk te vermijden, aangezien die zou kunnen leiden tot uiteenlopende regels voor online- en offline-verkoop en voor de verkoop van goederen en van digitale inhoud. Het merendeel van de verenigingen van juridische beroepsbeoefenaars zou pleiten voor geharmoniseerde EU-regels en dezelfde regeling voor B2C en B2B-overeenkomsten.
In het algemeen zouden de lidstaten harmonisatie van EU-voorschriften steunen, maar zij nemen een voorzichtige houding aan wat betreft de politieke haalbaarheid en de differentiatie tussen regels voor online- en regels offline-verkoop. Sommige lidstaten zouden de voorkeur geven aan een betere uitvoering, handhaving en evaluatie van de bestaande wetgeving alvorens nieuwe wetgeving vast te stellen. De grote meerderheid van de respondenten uit de lidstaten is er voorstander van dat de regeling uitsluitend B2C-overeenkomsten betreft. Voorts maakt een groot aantal lidstaten uitdrukkelijk bezwaar maken tegen elke vorm van toepassing van het recht van de lidstaat van de handelaar en, bijgevolg, tegen de wijziging van de Rome I-verordening.
Wat de materiële bepalingen betreft, steunt het merendeel van de consumentenorganisaties een vrije keuze van de vorm van genoegdoening, terwijl de meerderheid van de respondenten uit het bedrijfsleven pleit voor een hiërarchie in de vormen van genoegdoening voor consumenten in de hele EU. De lidstaten zijn verdeeld: sommige zijn voorstander van een hiërarchie in vormen van genoegdoening terwijl andere een vrije keuze voor de consument steunen. Een meerderheid van de respondenten uit de juridische beroepen is voorstander van een vrije keuze voor de consumenten inzake genoegdoening, terwijl sommige andere de voorkeur geven aan het behoud van een hiërarchie in de vormen van genoegdoening, waarover partijen eventueel kunnen onderhandelen. Wat de omkering van de bewijslast betreft, pleiten consumentenorganisaties voor een termijn van meer dan 6 maanden (meestal 2 jaar) en zijn bijna alle consumentenorganisaties voorstander van een langere wettelijke garantietermijn. Bedrijven zouden de huidige termijn van 6 maanden voor de omkering van de bewijslast liever behouden en zouden de volledige harmonisatie van de huidige wettelijke garantietermijn van 2 jaar steunen. De lidstaten en de beoefenaars van juridische beroepen zouden in het algemeen voorstander zijn van het behoud van de bestaande regels inzake de omkering van de bewijslast en de wettelijke garantie.
• Vergaren en benutten van deskundigheid
De Commissie heeft zich gebaseerd op verschillende economische en juridische studies, waarvoor ofwel speciaal voor dit initiatief ofwel als onderdeel van de strategie voor de digitale eengemaakte markt opdracht werd gegeven. Daarbij ging het onder meer om een in 2015 uitgevoerde enquête om na te gaan wat de belangrijkste grensoverschrijdende obstakels zijn voor de digitale eengemaakte markt 31 , statistieken van Eurostat over 2014, Eurobarometerenquêtes en een kmo-panel 32 .
Een rechtsvergelijkend onderzoek heeft geleid tot een overzicht van de dwingende bepalingen die van toepassing zijn op contractuele verplichtingen in overeenkomsten voor de verkoop van goederen op afstand, en in het bijzonder online.
• Effectbeoordeling
De raad voor regelgevingstoetsing heeft op 16 oktober 2015 een eerste advies uitgebracht over de ontwerp-effectbeoordeling, dat is gewijzigd om rekening te houden met opmerkingen van de Raad en opnieuw is ingediend. Het tweede advies, dat de ontwerp-effectbeoordeling goedkeurde onder voorbehoud van de inachtneming van opmerkingen, is door de Raad uitgebracht op 9 november 2015 33 .
Het herziene effectbeoordelingsverslag en een samenvatting worden als bijlage bij de voorstellen gepubliceerd 34 .
Naast de gevolgen van het uitblijven van een beleidsverandering onderzocht de effectbeoordeling de volgende beleidsalternatieven i) optie 1: gerichte, volledig geharmoniseerde regels voor goederen en digitale inhoud; ii) optie 2: toepassing van het recht van de lidstaat van de handelaar in combinatie met de bestaande geharmoniseerde regels inzake goederen/gerichte en volledig geharmoniseerde regels voor digitale inhoud; iii) optie 3: geen beleidswijziging voor goederen en gerichte, volledig geharmoniseerde regels voor digitale inhoud; iv) optie 4: geen beleidswijziging voor goederen en minimum-harmonisatieregels voor digitale inhoud; v) optie 5: een facultatieve Europese modelovereenkomst in combinatie met een EU-keurmerk.
Op grond van een vergelijkende analyse van de effecten van deze opties werd in het effectbeoordelingsverslag tot de conclusie gekomen dat optie 1 het best zou beantwoorden aan de beleidsdoelstellingen. Deze optie zal de met het overeenkomstenrecht samenhangende kosten voor handelaars verminderen en de grensoverschrijdende elektronische handel bevorderen. Bedrijven zullen zich grotendeels op hun eigen recht kunnen baseren wanneer zij in het buitenland verkopen aangezien de voornaamste regels die voor grensoverschrijdende handel relevant zijn, in alle lidstaten hetzelfde zullen zijn. De nieuwe bepalingen betreffende de online-verkoop van goederen zullen weliswaar voor ondernemingen een aantal eenmalige aanpassingskosten meebrengen, maar deze kosten zouden worden gecompenseerd door de kostenbesparingen als gevolg van de mogelijkheid om in de hele EU te verkopen zonder extra overeenkomstenrecht-gerelateerde kosten, dankzij volledig geharmoniseerde bepalingen. Dit zal vooral kleine bedrijven voordeel opleveren ten opzichte van de huidige situatie, aangezien de kostenbesparingen als gevolg van volledig geharmoniseerde grensoverschrijdende regels voor goederen aanzienlijker zullen naarmate bedrijven kleiner zijn. Daarom zullen de nieuwe regels het bedrijfsleven een rechtszeker en ondernemingsvriendelijk klimaat bieden. Consumenten zullen beschikken over een duidelijke reeks rechten in de hele EU en dus meer vertrouwen hebben om grensoverschrijdend goederen te kopen of toegang tot digitale inhoud te verkrijgen. Het is weliswaar mogelijk dat in enkele lidstaten het beschermingsniveau op een paar specifieke punten wordt verlaagd, maar deze optie zal het algemene huidige niveau van consumentenbescherming in de EU uit hoofde van Richtlijn 1999/44/EG aanzienlijk verhogen, met name door de verlenging van de termijn waarbinnen de bewijslast wordt omgekeerd, tot twee jaar. Hoewel de lidstaten geen bepalingen zullen kunnen vaststellen of handhaven die de consument nog beter beschermen, zal in het algemeen een hoog niveau van consumentenbescherming worden gewaarborgd, en zal de grensoverschrijdende handhaving van de regels worden verbeterd. Dit zal een win-winsituatie voor ondernemingen en consumenten creëren. De concurrentie zal toenemen, wat leidt tot een algehele toename van handel en bijgevolg tot een ruimere keuze tegen meer concurrerende prijzen voor de consument, met aanzienlijke macro-economische voordelen voor de EU.
Het uitblijven van een beleidswijziging zou niet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de digitale eengemaakte markt en de huidige economische situatie wellicht negatief beïnvloeden.
Optie 2 zou leiden tot meer stimulansen voor grensoverschrijdende levering, aangezien handelaars hun producten volledig op basis van hun eigen wetgeving grensoverschrijdend zouden kunnen verkopen. Tot op zekere hoogte zouden consumenten kunnen profiteren van een grotere keuze en lagere prijzen. In bepaalde gevallen is het mogelijk dat zij van een hoger niveau van consumentenbescherming genieten krachtens het recht van de lidstaat van de handelaar, als het gaat om specifieke punten die verder gaan dan het eigen nationale recht. Als gevolg van de toepassing van het recht van de lidstaat van de handelaar voor de online-verkoop van goederen en de desbetreffende afwijking van Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I) zouden Europese consumenten echter niet langer genieten van een hoger niveau van consumentenbescherming dat hun nationale recht, wanneer dat bij de omzetting verder gaat dan Richtlijn 1999/44/EG, bovenop het recht van de lidstaat van de handelaar biedt. Dit zou een negatief effect hebben op het vertrouwen van de consumenten in grensoverschrijdende aankopen. Bovendien is het zeer waarschijnlijk dat een dergelijke wijziging niet beperkt zou kunnen blijven tot EU-handelaars en bijgevolg zou leiden tot de intrekking van de bescherming die door dwingende bepalingen van consumentenovereenkomstenrecht wordt geboden bij transacties met handelaars uit derde landen.
Bij de opties 3 en 4 zouden overeenkomstenrecht-gerelateerde obstakels blijven bestaan voor grensoverschrijdende handel van goederen.
Optie 5 zou de ondernemingen kunnen helpen bij de verkoop van goederen in de EU en consumenten een bevredigend niveau van consumentenbescherming bieden, zij het dat dit sterk afhangt van de inhoud van de bepalingen van de modelovereenkomsten waarover de sector het eens moet worden en van de mate van gebruik en aanvaarding van het keurmerk door EU-bedrijven. Consumenten hebben wellicht meer vertrouwen in het kopen bij buitenlandse handelaars wanneer daaraan het keurmerk is toegekend. Handelaars zouden echter nog steeds verplicht zijn om dwingende nationale regels van het land van de woonplaats van de consument in acht te nemen, wanneer deze regels een hoger niveau van consumentenbescherming bieden dan de bepalingen van de modelovereenkomst en kunnen dus nog steeds met kosten in verband met het overeenkomstenrecht te maken hebben.
In de effectbeoordeling wordt ingegaan op de gevolgen van beide voorstellen, de richtlijn over bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en de richtlijn over bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen.
De twee voorstellen zullen belemmeringen op het gebied van overeenkomstenrecht voor grensoverschrijdende online handel wegnemen, zowel voor consumenten als voor handelaars. Het wegnemen van deze belemmeringen stimuleert de grensoverschrijdende handel: wanneer de belemmeringen in verband met het overeenkomstenrecht zouden worden opgeheven, zouden 122 000 bedrijven méér over de grenzen heen online verkopen. De intracommunautaire uitvoer zou met ongeveer 1 miljard EUR stijgen. De toegenomen concurrentie binnen de online-detailhandel zou tot een daling in alle lidstaten van de detailhandelsprijzen leiden van gemiddeld - 0,25 % op EU-niveau. Deze prijsdaling en het grotere vertrouwen van de consument vanwege het bestaan van uniforme EU-rechten, zal leiden toe een extra vraag van de zijde van de consumenten. De particuliere consumptie, die een afspiegeling vormt van de welvaart van de consument, zou in iedere lidstaat met een EU-gemiddelde van + 0,23 % stijgen, wat overeenkomt met ongeveer 18 miljard EUR. Tussen de 7,8 en 13 miljoen consumenten zouden de stap zetten om online grensoverschrijdend te gaan kopen. Het gemiddelde bedrag dat jaarlijks door elke grensoverschrijdende koper wordt gespendeerd, zou ook toenemen en wel met 40 euro. Deze toename van vraag en aanbod zal rechtstreekse effecten hebben op de voornaamste macro-economische variabelen in elke lidstaat afzonderlijk en in de EU als geheel. Het reële bbp van de EU zal naar verwachting permanent toenemen met ongeveer 4 miljard EUR per jaar.
Ondernemingen zullen worden geconfronteerd met kosten om aan de nieuwe richtlijn te voldoen, maar uiteindelijk zullen de voordelen van volledig geharmoniseerde regels voor de uitvoer van goederen en digitale inhoud in de hele EU zelfs overwegen. Na de omzetting van de nieuwe bepalingen zullen bedrijven nauwelijks nog hun contractuele voorwaarden moeten aanpassen aan het recht van andere lidstaten, ongeacht het aantal lidstaten waar zij verkopen. De nieuwe wetgeving zal ook voor kmo's gelden: wanneer zij daarvan vrijgesteld zouden worden, zouden consumenten minder vertrouwen hebben bij aankopen bij dergelijke ondernemingen. Er is geen reden om consumenten minder te beschermen wanneer zij bij kmo's iets kopen dan wanneer zij klant zijn bij belangrijkere verkopers. Een vrijstelling zou ook afbreuk doen aan de voordelen die het bestaan van één enkele reeks, in de hele EU toepasselijke regels, kmo's biedt. Het initiatief zal juist vooral voor kmo's gunstig zijn, aangezien voor deze ondernemingen de kosten voor de aanpassing van hun overeenkomsten aan de dwingende bepalingen van andere lidstaten meer doorwegen en zij vaker beperkt zijn tot hun thuismarkt dan hun grotere concurrenten. Grensoverschrijdende handel is voor kmo's een belangrijke manier om schaalvoordelen te genieten. Kmo's ondervinden problemen bij het vinden van klanten. In een online-omgeving zou dat minder het geval zijn, aangezien het internet het mogelijk maakt om online te verkopen tegen lagere kosten dan wanneer offline wordt verkocht.
Met name voor goederen zullen bedrijven die op dit moment uitsluitend van hand tot hand verkopen, geen aanpassingskosten hoeven te dragen. Bedrijven die reeds online verkopen of online wensen te verkopen aan consumenten in andere lidstaten, zullen rechtstreeks profiteren van de kostenbesparingen die voortvloeien uit volledig geharmoniseerde EU-bepalingen. Bedrijven die thans zowel online als van hand tot hand verkopen, zullen in de praktijk niet worden geconfronteerd met extra kosten als gevolg van verschillende regelingen, aangezien er waarschijnlijk geen sprake zal zijn van een versnippering tussen de regels voor online-verkoop en verkoop van hand tot hand of deze waarschijnlijk geen significant effect zou hebben. Als dergelijke kosten zich toch voordoen, zouden zij beperkt zijn en zich slechts voor een korte overgangsperiode voordoen. Volgens vertegenwoordigers van de detailhandel zouden ondernemingen met een meer-kanalenverkoop eventuele verschillen in de overgangsperiode tussen de regelingen voor de online-verkoop en de verkoop van hand tot hand van goederen wel aankunnen door de respectieve hogere normen toe te passen op al hun verkopen en dus te werken volgens één bedrijfsmodel.
Voor bedrijven zal de toepassing van de nieuwe regels leiden tot een aantal verplichtingen in hun betrekkingen met consumenten. Veel van deze verplichtingen zijn echter al in verschillende mate te vinden in nationaal recht als gevolg van EU-wetgeving die in minimumharmonisatie voorziet en daarom zijn bedrijven ermee bekend. Met name van de verlenging van de termijn voor omkering van de bewijslast van 6 maanden tot twee jaar, wordt niet verwacht dat deze zeer grote gevolgen zal hebben voor bedrijven, aangezien uit recente gegevens blijkt dat in de praktijk slechts een minderheid van bedrijven eraan vasthoudt dat consumenten gedurende de hele wettelijke garantietermijn van twee jaar de aansprakelijkheid van de handelaar aantonen en dat er dikwijls de facto sprake is van een feitelijke omkering van de bewijslast gedurende de volledige wettelijke garantietermijn van 2 jaar, met op dit punt zeer beperkte verandering in het gedrag van de handelaars vóór of na 6 maanden 35 .
Het niveau van consumentenbescherming zal hoger worden in vergelijking met het huidige niveau in de EU. Dit geldt met name voor de uitbreiding van de termijn voor de omkering van de bewijslast tot twee jaar, waarmee deze in overeenstemming wordt gebracht met de wettelijke garantieperiode. In vergelijking met hun nationale normen zullen alle consumenten in de EU op dit punt een hoger niveau van consumentenbescherming genieten (behalve in het geval van twee lidstaten waar het niveau hetzelfde blijft). Dit hoger beschermingsniveau zal het de consumenten gemakkelijker maken om hun rechten uit te oefenen en naar verwachting het vertrouwen van consumenten sterk vergroten, wat van bijzonder belang is voor grensoverschrijdende aankopen vanwege het element van afstand dat daarbij speelt. Wat het niveau van consumentenbescherming op andere punten betreft, zoals de verplichting van de consument om het gebrek aan de verkoper te melden en het recht van de consument om de overeenkomst te ontbinden, zelfs wanneer de niet-nakoming gering is, zal het voorstel in vergelijking met de bestaande nationale normen in de meeste gevallen leiden tot een hoger niveau van bescherming, terwijl in een beperkt aantal lidstaten bepaalde extra rechten op een aantal afzonderlijke punten beperkter kunnen zijn. Toch zal in het algemeen een hoog niveau van consumentenbescherming gewaarborgd zijn en zal de handhaving van de regels verbeteren. Bovendien zullen consumenten niet alleen toegang krijgen tot een ruimere keuze aan producten van handelaars in de hele EU tegen concurrerende prijzen, maar zullen zij ook kunnen profiteren van kwalitatief meer hoogstaande en duurzamere producten, in overeenstemming met het pakket voor de kringloopeconomie van de Europese Commissie
• Grondrechten
Het voorstel voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen zal bevorderlijk zijn voor een aantal rechten die beschermd zijn krachtens het EU-Handvest van de grondrechten, met name artikel 38 inzake consumentenbescherming en artikel 16 inzake de vrijheid van ondernemerschap.
Een geheel van volledig geharmoniseerde regels voor de online-verkoop van goederen zal overeenkomstig artikel 38 van het Handvest van de grondrechten zorgen voor een volledig geharmoniseerd hoog niveau van consumentenbescherming in de hele EU, door consumenten duidelijke en specifieke rechten toe te kennen bij het online kopen van goederen in eigen land of in andere lidstaten. Deze regels komen echter in de plaats van de huidige nationale regels die gelden voor goederen, hetgeen ertoe kan leiden dat het niveau van consumentenbescherming in sommige lidstaten daalt.
Een geheel van volledig geharmoniseerde regels voor de online-verkoop van goederen zal ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van artikel 16 omdat het bedrijven gemakkelijker zal worden gemaakt om goederen, zowel binnenlands als grensoverschrijdend in de EU te verkopen. Hun vermogen om hun bedrijfsactiviteiten uit te breiden, zal derhalve worden versterkt.
Ten slotte kunnen duidelijke contractuele rechten bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstelling van artikel 47 (recht op een doeltreffende voorziening in rechte), aangezien de mogelijkheid om gebruik te maken van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, kan worden vergroot. De nieuwe regels moeten duidelijkheid verschaffen over de beschikbare vormen van genoegdoening in geval van geschillen.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplannen en regelingen voor monitoring, evaluatie en verslaglegging
Van de lidstaten zal worden verlangd dat zij de Commissie de maatregelen zullen meedelen tot uitvoering van de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de online-verkoop en andere verkoop op afstand van goederen. Deze maatregelen zullen de tekst van de door de lidstaten aangenomen wetgeving weergeven. De Commissie zal erop toezien dat deze maatregelen in overeenstemming zijn met de richtlijn.
• Toelichtende stukken
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.
• Gedetailleerde toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel
Het voorstel bevat 21 artikelen. Veel van deze bepalingen hebben hun oorsprong in Richtlijn 1999/44/EG of het voorstel voor een verordening betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht.
Artikel 1 bepaalt het onderwerp en het toepassingsgebied van de richtlijn door te verduidelijken dat de richtlijn bepalingen bevat over overeenstemming, vormen van genoegdoening en de voorwaarden voor de toepassing van die vormen van genoegdoening. In het kader van de effectbeoordeling bij de voorstellen werden geen problemen betreffende B2B vastgesteld; bijgevolg heeft de richtlijn geen betrekking op deze kwesties. Deze richtlijn is niet van toepassing op goederen als dvd’s en cd’s waarin digitale inhoud zodanig is verwerkt dat deze goederen uitsluitend functioneren als drager van de digitale inhoud, noch is zij van toepassing op overeenkomsten op afstand voor de levering van diensten. Zij is echter wel van toepassing op goederen als huishoudelijke apparaten of speelgoed waarin de digitale inhoud zodanig is verwerkt dat de functies ervan ondergeschikt zijn aan de voornaamste functies van de goederen en die digitale inhoud als integrerend deel van de goederen functioneert. Wanneer een verkoopovereenkomst zowel de verkoop van goederen als de verlening van diensten betreft, is deze richtlijn voorts alleen van toepassing op het gedeelte dat betrekking heeft op de verkoop van goederen.
Artikel 2 bevat een lijst van definities van in de richtlijn gebruikte begrippen. Sommige definities komen uit het huidige acquis (bijvoorbeeld de definitie van 'consument' en van 'goederen') en aangezien zij verwijzen naar dezelfde begrippen, moeten zij ook in overeenstemming met het acquis worden toegepast en uitgelegd. Andere definities komen uit Richtlijn 2011/83/EG of uit het voorstel voor een verordening betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht.
Artikel 3 bepaalt dat de huidige richtlijn een richtlijn ter volledige harmonisatie is. De lidstaten zullen geen wetgeving kunnen invoeren of handhaven die niet voldoet aan of die verder gaat dan de daarin vermelde eisen. Artikel 3 gelezen in combinatie met artikel 1 impliceert ook dat het de lidstaten op gebieden die niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, vrij blijft staan wetgeving aan te nemen.
Artikel 4 voorziet in de criteria inzake overeenstemming waaraan de goederen moeten voldoen om in overeenstemming te zijn met de overeenkomst. In de eerste plaats moeten de goederen in overeenstemming zijn met wat in de overeenkomst werd afgesproken. Dit artikel verduidelijkt ook dat, als regel, de overeenstemming van de goederen niet alleen wordt beoordeeld in het licht van de contractuele voorwaarden, maar dat ook een combinatie van subjectieve en objectieve criteria van toepassing moet zijn om de rechtmatige belangen van beide partijen bij een koopovereenkomst te waarborgen. Deze aanvullende objectieve criteria zijn vastgesteld in de artikelen 5, 6 en 7.
Artikel 5 stelt objectieve criteria vast voor de overeenstemming van de goederen. Bij het ontbreken van uitdrukkelijke contractuele voorwaarden waarin criteria voor overeenstemming worden genoemd, moeten de goederen aan deze objectieve criteria voldoen.
In artikel 6 wordt uitgelegd dat een door een verkeerde installatie van de goederen veroorzaakt gebrek aan overeenstemming moet worden beschouwd als een gebrek aan overeenstemming van de goederen zelf, wanneer de reden voor de verkeerde installatie bij de verkoper te vinden is.
Artikel 7 bevat een aanvullende vereiste inzake overeenstemming die verband houdt met de juridische gebreken die goederen kunnen hebben. Volgens die bepaling moeten de goederen vrij zijn van rechten van derden, waaronder die welke zijn gebaseerd op intellectuele eigendom.
Artikel 8 specificeert op welk tijdstip de voorwaarden voor het gebrek aan overeenstemming moeten zijn vervuld om de aansprakelijkheid van de verkoper in geval van niet-nakoming met zich mee te brengen. In het algemeen is dat het tijdstip waarop het risico overgaat, zoals in Richtlijn 2011/83/EU, wanneer de consument of een door de consument aangewezen derde, inclusief een vervoerder die van de consument de opdracht heeft gekregen de goederen te vervoeren, de controle over de goederen verkrijgt. In gevallen waarin de goederen moeten worden geïnstalleerd, moet het bestaan van overeenstemming worden vastgesteld op het tijdstip waarop de installatie is voltooid of nadat de consument een redelijke termijn voor de installatie heeft gehad, maar in geen geval later dan 30 dagen na het tijdstip waarop het risico is overgegaan. Tot slot wordt in artikel 8, lid 3, de last om te bewijzen dat er geen sprake is van een gebrek aan overeenstemming, voor een periode van twee jaar bij de verkoper gelegd.
In artikel 9 worden de vormen van genoegdoening opgesomd die de consument bij gebrek aan overeenstemming kan vragen en wordt de volgorde waarin die vormen van genoegdoening kunnen worden toegepast, volledig geharmoniseerd. In eerste instantie moet de consument er recht op hebben dat de goederen binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast worden hersteld of vervangen. In tweede instantie moet de consument recht hebben op een prijsverlaging of op ontbinding van de overeenkomst wanneer het gebrek aan overeenstemming niet door middel van herstelling of vervanging is of kan worden verholpen. Dit artikel geeft de consument ook het recht om de nakoming op te schorten totdat de goederen in overeenstemming zijn gebracht.
Artikel 10 verplicht de verkoper om bij het verhelpen van een gebrek aan overeenstemming door vervanging van de goederen, de vervangen goederen op eigen kosten terug te nemen. De verkoper kan de gebrekkige goederen terugnemen en de nieuwe goederen zelf installeren of een derde de opdracht geven om dat op kosten van de verkoper te doen. Dit artikel verduidelijkt ook dat de consument er niet toe mag worden verplicht om te betalen voor het gebruik dat vóór de vervanging van de vervangen goederen is gemaakt.
In artikel 11 wordt verduidelijkt dat de consument kan kiezen tussen herstelling en vervanging, tenzij de gekozen oplossing onmogelijk, onrechtmatig of, in vergelijking met de andere beschikbare oplossing, onevenredig zou zijn. Het bevat ook criteria om te beoordelen of de gekozen optie onevenredig is in vergelijking met de andere beschikbare oplossing.
Artikel 12 bevat richtsnoeren voor de wijze waarop de prijsvermindering wordt berekend.
Artikel 13 regelt de voorwaarden voor en de gevolgen van de uitoefening van het recht om de overeenkomst te ontbinden. Het recht om in geval van gebrek aan overeenstemming de overeenkomst te ontbinden, is een laatste redmiddel, dat van toepassing is wanneer andere vormen van genoegdoening bij een gebrek aan overeenstemming niet haalbaar zijn of hebben gefaald. De consument zou ook over dit recht moeten beschikken in gevallen waarin het gebrek aan overeenstemming gering is. Dit artikel bepaalt dat de overeenkomst kan worden ontbonden door kennisgeving van de consument op om het even welk wijze en dat de ontbinding slechts gedeeltelijk mag zijn wanneer het gebrek aan overeenstemming slechts betrekking heeft op een deel van de goederen die in het kader van de overeenkomst zijn afgeleverd. Wanneer echter het gebrek aan overeenstemming de ontbinding van de hele overeenkomst kan rechtvaardigen, mag deze vorm van genoegdoening niet slechts tot de gedeeltelijke ontbinding beperkt blijven. Artikel 13 regelt voorts de teruggave als gevolg van de ontbinding door te bepalen dat uiterlijk binnen 14 dagen de verkoper op eigen kosten de betaalde prijs moet terugbetalen en de consument de gebrekkige goederen op kosten van de verkoper moet terugzenden. Ten slotte regelt dit artikel de verplichtingen van de consument om onder bepaalde beperkte voorwaarden om de geldswaarde van de goederen te betalen wanneer de goederen niet kunnen worden teruggezonden en tot op zekere hoogte te betalen voor de waardevermindering van de goederen.
Artikel 14 handhaaft de termijn van twee jaar voor de beschikbaarheid van de vormen van genoegdoening op grond van deze richtlijn. Wanneer in sommige lidstaten voor de rechten waarover consumenten krachtens artikel 9 beschikken, een verjaringstermijn geldt, kan die termijn niet eerder verstrijken.
Artikel 15 voorziet in transparantievereisten voor de commerciële garanties die verkopers bieden, bijvoorbeeld met betrekking tot de wijze van afgifte van een garantiebewijs en de inhoud die een garantiebewijs moet hebben. Voorts bepaalt dat artikel dat de garantie bindend is voor de verkoper overeenkomstig de voorwaarden die zijn vermeld in reclame, precontractuele informatie en het garantiebewijs. Er wordt verduidelijkt dat wanneer de voorwaarden in reclame bijvoorbeeld verschillen van die welke zijn opgenomen in het garantiebewijs, de voor de consument gunstiger voorwaarden prevaleren.
Artikel 16 biedt de verkoper een verhaalsrecht in geval van een handelen of nalaten van een persoon in een eerdere schakel van de keten van transacties dat heeft geleid tot aansprakelijkheid van de verkoper tegenover de consument wegens een gebrek aan overeenstemming. De voorwaarden voor de uitoefening van dit recht moeten door het nationale recht van de lidstaten worden geregeld.
Artikel 17 verplicht de lidstaten ertoe ervoor te zorgen dat er passende en doeltreffende middelen beschikbaar zijn om de naleving van de bepalingen van deze richtlijn te waarborgen.
Artikel 18 bevestigt het dwingende karakter van de bepalingen van consumentenovereenkomstenrecht van deze richtlijn, door middel van de gebruikelijke bepaling dat elke afwijking van de voorschriften van de richtlijn ten nadele van de consument deze laatste niet bindt.
Artikel 19 voorziet in wijzigingen van andere EU-wetgeving. Het wijzigt Richtlijn 1999/44/EG om overlappingen tussen de twee instrumenten te voorkomen. Bij artikel 19 wordt ook een verwijzing naar deze richtlijn toegevoegd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004, om de grensoverschrijdende samenwerking ter handhaving van deze richtlijn te bevorderen. Het voegt ook een verwijzing naar deze richtlijn toe in bijlage 1 bij Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen 36 om ervoor te zorgen dat de in deze richtlijn neergelegde collectieve belangen van de consument worden beschermd.
In artikel 20 wordt de uiterste termijn vastgesteld voor de omzetting door de lidstaten.
In artikel 21 wordt de datum van inwerkingtreding vastgesteld.
Artikel 22 vermeldt de adressaten van de richtlijn.