Toelichting bij COM(2014)269 - Standpunt EU inzake vervanging protocol 4 bij de overeenkomst met Macedonië betreffende de definitie van "producten van oorsprong" en de administratieve samenwerking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels[1] (hierna 'de conventie' genoemd) bevat bepalingen over de oorsprong van goederen die op grond van de desbetreffende overeenkomsten tussen de partijen worden verhandeld. Zowel de EU als de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië hebben de conventie op 15 juni 2011 ondertekend.

De EU en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië hebben hun akte van aanvaarding respectievelijk op 26 maart 2012 en 14 juni 2012 bij de depositaris van de conventie neergelegd. Als gevolg daarvan is op grond van artikel 10, lid 3, de conventie voor de EU en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op respectievelijk 1 mei 2012 en 1 augustus 2012 in werking getreden.

In artikel 6 van de conventie is bepaald dat elke partij de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de conventie daadwerkelijk wordt toegepast. Daartoe dient de Stabilisatie- en associatieraad, opgericht bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds[2], een besluit te nemen om protocol 4 betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking te vervangen door een nieuw protocol waarin, wat de oorsprongsregels betreft, naar de conventie wordt verwezen. Het door de EU in de Stabilisatie- en associatieraad in te nemen standpunt moet door de Raad worden vastgesteld.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



De EU-lidstaten werden op 13 mei 2013 geraadpleegd over het ontwerpbesluit van de Raad in het Comité douanewetboek – afdeling oorsprong. De partijen bij de conventie werden tijdens de vergadering van de pan-Euro-med-werkgroep op 14 en 15 mei 2013 geraadpleegd.

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. Er behoefde bovendien geen effectbeoordeling te worden verricht omdat de voorgestelde wijzigingen louter technisch van aard zijn en het thans geldende protocol inzake de oorsprong inhoudelijk ongemoeid laten.

2.

Juridische elementen van het voorstel



De rechtsgrondslag voor het besluit van de Raad is artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Voorgesteld instrument: besluit van de Raad.