Toelichting bij COM(2014)736 - Verlenging geldigheid van Besluit 2012/232/EU waarbij Roemenië wordt gemachtigd af te wijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 13 februari 2014, heeft Roemenië verzocht om een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van de algemene beginselen betreffende het recht op aftrek van voorbelasting ter zake van bepaalde gemotoriseerde wegvoertuigen. Dit verzoek werd op 15 september 2014 aangevuld met een verslag over de toepassing van Besluit 2012/232/EU.

Algemene context



Overeenkomstig artikel 168 van de btw-richtlijn mag een belastingplichtige de btw op de goederen en diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering brengen. Overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder a), van deze richtlijn wordt het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel wanneer voor dit goed recht op aftrek van de btw is ontstaan. Op deze manier kan initieel afgetrokken btw worden teruggenomen voor het gedeelte privégebruik.

Bij personenauto's is dit mechanisme moeilijk toe te passen, met name omdat het lastig is het privé- en het zakelijk gebruik op te splitsen. Het bijhouden en controleren van een rittenregistratie vormt dan weer een extra last, zowel voor de bedrijven als de belastingdienst, zelfs als Roemenië gebruik zou maken van de keuzemogelijkheid van artikel 168 bis van de btw-richtlijn om de aftrek voor uitgaven in verband met tot het bedrijf behorende voertuigen te beperken naar evenredigheid van het werkelijke zakelijke gebruik dat de belastingplichtige ervan maakt.

Om de inning van de btw te vereenvoudigen en belastingontduiking te bestrijden, heeft Roemenië in 2011 een verzoek om een derogatie ingediend op grond waarvan het recht op aftrek ter zake van bepaalde gemotoriseerde wegvoertuigen tot 50 % mocht worden beperkt. Dit derogatieverzoek werd goedgekeurd door de Raad bij Besluit 2012/232/EU van 26 april 2012, dat op 31 december 2014 verstrijkt. Bepaalde categorieën van voertuigen werden uitdrukkelijk van deze beperking uitgesloten, zoals voertuigen die uitsluitend worden gebruikt voor hulpverlening, beveiliging en koeriersdiensten, voertuigen die worden gebruikt door vertegenwoordigers en taxi's, voertuigen die worden gebruikt voor rijonderricht door autorijscholen, voor verhuur of leasing, of als handelsgoederen. Tegelijkertijd werd aan bedrijven een ontheffing verleend van de verplichting om btw te voldoen over het privégebruik.

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, tweede alinea, van voornoemd besluit heeft Roemenië een verslag over de toepassing van het besluit, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking, voorgelegd. Uit de door Roemenië verstrekte informatie blijkt dat de beperking van 50 % geacht wordt nog steeds in overeenstemming te zijn met de werkelijkheid en dat deze grens dus ook nog steeds als passend moet worden aangemerkt.

Een verlenging van de derogatie moet evenwel in de tijd beperkt zijn zodat kan worden geëvalueerd of de voorwaarden waarop zij gebaseerd is, nog altijd geldig zijn. Daarom wordt voorgesteld de derogatie tot eind 2017 te verlengen en Roemenië te verzoeken een nieuw verslag voor te leggen indien het land zou overwegen een verzoek om verlenging na die datum in te dienen.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Krachtens artikel 176 van de btw-richtlijn zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979 van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek ter zake van personenauto's beperken.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Roemenië en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling



Het voorstel voor een besluit strekt er in de eerste plaats toe de inning van de btw te vereenvoudigen voor personenauto's die gedeeltelijk voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, en heeft aldus een potentieel positief effect. Tegelijkertijd wordt een dam opgeworpen tegen belastingontduiking door een onjuiste administratie.

Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect evenwel in ieder geval beperkt zijn. Het voorstel zal geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Machtiging van Roemenië tot verlenging van een maatregel die afwijkt van de btw-richtlijn, waarbij het recht van een belastingplichtige op aftrek van de btw ter zake van uitgaven voor gemotoriseerde voertuigen tot 50 % wordt beperkt wanneer het voertuig niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. In de gevallen waar het recht op aftrek is beperkt, wordt de belastingplichtige ontheven van de verplichting om btw te voldoen over het privégebruik van het voertuig. Bij een eventueel verzoek om verlenging van de maatregel moet tevens een verslag over de toepassing van de derogatie worden ingediend, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking.

Rechtsgrondslag



Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteitsbeginsel



Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk belastingontduiking bestrijden en de inning van de btw vereenvoudigen.

Keuze van instrumenten



Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een besluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot individuele lidstaten kan worden gericht.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

4.

Aanvullende informatie



Het voorstel bevat een vervalbepaling.