Toelichting bij COM(2014)510 - Geconsolideerde jaarrekening van de EU 2013

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2014)510 - Geconsolideerde jaarrekening van de EU 2013.
bron COM(2014)510 NLEN
datum 30-07-2014
BALANS. 15

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN. 16

KASSTROOMOVERZICHT. 17

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA. 18

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN. 19

SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ*. 100

NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN

De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2013 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel IX van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en –methoden.

Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.

(getekend)

Manfred Kraff

Rekenplichtige van de Europese Commissie

24 juli 2014

EU-BEGROTING: VAN VOORBEREIDING TOT KWIJTING

De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie (EU) verstrekt informatie over de activiteiten van de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU gezien vanuit het standpunt van de begrotingsboekhouding en de boekhouding op transactiebasis. Deze rekening omvat niet de jaarrekeningen van de lidstaten.

1. JAARLIJKSE BEGROTING

De EU-begroting financiert een hele reeks beleidslijnen en programma's in de hele EU. In overeenstemming met de prioriteiten die het Europees Parlement en de Raad in het meerjarig financieel kader (MFK) hebben bepaald, voert de Europese Commissie (hierna 'de Commissie' genoemd) specifieke programma's, activiteiten en projecten in het veld uit. Die kunnen variëren van steun aan educatieve projecten voor de mobiliteit van studenten en leraren, over steun aan landbouwers, over productieve investeringen om banen te scheppen of te behouden, over ontwikkelingshulp, over projecten die bedoeld zijn om een betere werkomgeving voor werknemers in de EU te bevorderen, tot een verbetering van de controle van de buitengrenzen.

Meer dan 90 % van de EU-begroting gaat naar de financiering van dergelijke EU-beleidsmaatregelen en -activiteiten. Het rechtstreekse verband tussen de jaarlijkse begroting en het EU-beleid wordt gegarandeerd via de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB). De nomenclatuur van de activiteitsgestuurde begroting maakt het mogelijk om de beleidsterreinen van de EU duidelijk te identificeren, evenals de totale hoeveelheid middelen die aan elk van die terreinen wordt toegewezen.

De beleidsterreinen zijn onderverdeeld in ongeveer 200 activiteiten, waarvan er meer dan 110 beleidsbegrotingsonderdelen omvatten en dus als begrotingshoofdstukken in de begrotingsnomenclatuur zijn opgenomen. Die beleidsterreinen zijn hoofdzakelijk beleidsgericht, aangezien hun belangrijkste activiteiten ten behoeve van derden worden verricht, elk binnen hun respectieve activiteitendomeinen. Andere beleidsterreinen zijn echter van niet-beleidsgericht en zorgen voor de goede werking van de Commissie, zoals 'beleidscoördinatie en juridisch advies' en 'begroting'. De activiteitenstructuur levert het gemeenschappelijke conceptuele kader om prioriteiten te stellen, te plannen, te begroten, te bewaken en te rapporteren, met als hoofddoel te komen tot een efficiëntere, zuinigere en doelmatigere aanwending van de middelen.

De begroting wordt door de Commissie voorbereid en normaal gezien midden december aangenomen door het Parlement en de Raad volgens de procedure van artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU).

2. HOE WORDT DE EU GEFINANCIERD?

De EU beschikt over twee grote financieringscategorieën: ontvangsten uit eigen middelen en diverse ontvangsten.

2.1 Ontvangsten uit eigen middelen

De ontvangsten uit eigen middelen komen automatisch toe aan de EU om haar in staat te stellen haar begroting te financieren zonder dat hiervoor een later besluit van nationale autoriteiten nodig is. Het totale bedrag van de vereiste eigen middelen om de begroting te financieren wordt bepaald door de totale uitgaven min de diverse ontvangsten. Het totale bedrag aan eigen middelen mag niet meer bedragen dan 1,23 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU. De eigen middelen kunnen worden onderverdeeld in de traditionele eigen middelen, de eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni).

2.2 Diverse ontvangsten

De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de EU bedragen normaal gezien minder dan 10 % van de totale ontvangsten. Het betreft hier bv. geldboeten in mededingingszaken en invorderingsopdrachten tegen particuliere en openbare debiteuren met betrekking tot het beheer van EU-projecten. De betaling van geldboeten die door het Hof van Justitie aan de lidstaten zijn opgelegd omdat zij een bepaald arrest niet naleven, vallen ook in deze categorie. Op elke schuld die niet betaald is op de vervaldatum, moet achterstandsrente worden betaald. Wanneer schulden van derden die geen lidstaten zijn, onbetaald blijven, kunnen de Raad en de Commissie besluiten vaststellen die tot betaling verplichten en onmiddellijk uitvoerbaar zijn volgens de regels voor burgerlijke procedures die van kracht zijn in het grondgebied waar de gedwongen tenuitvoerlegging moet plaatsvinden. Tegen in gebreke blijvende debiteuren worden door de Juridische Dienst van de Commissie met bijstand van externe advocatenkantoren procedures ingesteld om de schuld te innen.

3. HOE DE EU-BEGROTING WORDT BEHEERD EN BESTEED

3.1 Primaire beleidsuitgaven

De beleidsuitgaven van de EU bestrijken de verschillende rubrieken van het financieel kader en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. Voor de rekening 2013 deelt de Commissie haar uitgaven als volgt in:

Direct gecentraliseerd beheer: in dit geval valt de begrotingsuitvoering rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de diensten van de Commissie.

Indirect gecentraliseerd beheer: in dit geval vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht, zoals de EU-agentschappen.

Gedecentraliseerd beheer: in dit geval delegeert de Commissie bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan derde landen.

Gedeeld beheer: in het kader van deze beheersmethode worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. De meerderheid van de uitgaven valt onder deze beheersvorm, bv. op gebieden als landbouwuitgaven en structurele maatregelen.

Gezamenlijk beheer: in het kader van deze methode vertrouwt de Commissie bepaalde taken tot uitvoering van de begroting toe aan een internationale organisatie.

Artikel 58 van het nieuwe Financieel Reglement, waarin de methoden van uitvoering van de begroting gedeeltelijk worden herzien, is pas van toepassing vanaf 1 januari 2014.

3.2 De verschillende financiële spelers binnen de Commissie

Het College van leden van de Commissie neemt gezamenlijk de politieke verantwoordelijkheid, maar oefent in de praktijk zijn bevoegdheden om de begroting uit te voeren, niet zelf uit. Het delegeert deze taken elk jaar aan individuele ambtenaren die verantwoording dienen af te leggen aan het College en die onderworpen zijn aan het Financieel Reglement en het Statuut van de ambtenaren. De desbetreffende personeelsleden — meestal directeurs-generaal en diensthoofden — staan bekend als 'gedelegeerde ordonnateurs'. Zij kunnen op hun beurt hun taken in verband met de uitvoering van de begroting aan 'gesubdelegeerde ordonnateurs' delegeren.

De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling zijn vastgelegd, tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair standpunt, met inbegrip van het ondertekenen van juridische verbintenissen, het bewaken van de resultaten, het verrichten van betalingen en, indien nodig, het innen van geld. Goed financieel beheer en verantwoordingsplicht worden binnen elk van de diensten gewaarborgd door de controle van het beheer (in de handen van de ordonnateurs) te scheiden van de interne controle en de controle op het voldoen aan duidelijke internecontrolenormen (die op internationale normen gebaseerd zijn), controles vooraf en achteraf, onafhankelijke interne controles op basis van risicobeoordelingen en periodieke verslaglegging over de activiteiten aan de individuele leden van de Commissie.

Elke ordonnateur moet een jaarlijks activiteitenverslag opstellen over de activiteiten onder zijn verantwoordelijkheid. In dit jaarlijkse activiteitenverslag brengt hij verslag uit over de beleidsresultaten en getuigt hij van redelijke zekerheid over het feit dat de middelen die zijn toegekend voor de activiteiten die in zijn verslag zijn beschreven, voor hun doel zijn aangewend overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, en dat de ingestelde controleprocedures de nodige garanties bieden met betrekking tot de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Krachtens artikel 66 van het Financieel Reglement neemt de Commissie een syntheseverslag over de jaarlijkse activiteitenverslagen aan, het algemeen oordeel van de intern controleur, waarmee de Commissie de globale politieke verantwoordelijkheid neemt voor het beheer van de EU-begroting overeenkomstig artikel 317 van het VWEU. Dit verslag en de jaarlijkse activiteitenverslagen kunnen worden gevonden op: ec.europa.eu/atwork/planning-and-preparing

De rekenplichtige voert de betalings- en invorderingsopdrachten uit die zijn opgesteld door de ordonnateurs en is verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen. Hij schrijft de boekhoudkundige principes en methodes voor, valideert de boekhoudsystemen, voert de boekhouding en stelt de jaarrekening van de instelling op. Voorts moet de rekenplichtige de jaarrekening aftekenen en daarbij verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen geeft.

3.3 Verbintenis tot besteding van de EU-begroting

Voordat een juridische verbintenis met een derde kan worden aangegaan (bv. een contract of een subsidieovereenkomst), moet er in de jaarlijkse begroting een begrotingsonderdeel zijn dat de betrokken activiteit toestaat. Er moeten ook voldoende middelen in het begrotingsonderdeel staan om de uitgaven te dekken. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, moeten de nodige middelen in de begroting gereserveerd worden met behulp van een begrotingsvastlegging in het boekhoudsysteem en pas dan kan een juridische verbintenis worden aangegaan. Er kan geen geld worden uitgegeven van de EU-begroting tenzij en voordat de ordonnateur een begrotingsvastlegging heeft gedaan.

Zodra de begrotingsvastlegging is goedgekeurd, wordt ze in het boekhoudsysteem van de begroting geregistreerd en worden de kredieten dienovereenkomstig gebruikt. Dit heeft echter geen invloed op de financiële staten (of het grootboek), aangezien er nog geen uitgaven zijn gedaan.

3.4 Het verrichten van een betaling

3.4.1 Algemene regels

Er kan geen enkele betaling verricht worden tenzij er een begrotingsvastlegging is goedgekeurd door de ordonnateur die de betrokken verrichting behandelt. Zodra de betaling is goedgekeurd in het boekhoudsysteem, is de volgende stap dat de overschrijving naar de rekening van de begunstigde wordt uitgevoerd. De Commissie verricht per jaar bijna 1,9 miljoen betalingen. De Commissie neemt deel aan SWIFT (Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication).

3.4.2 Voorfinanciering, kostendeclaraties en subsidiabiliteit van uitgaven

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. De voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in de desbetreffende juridische verbintenis is vastgesteld. Het voorschot moet worden gebruikt voor het doel waarvoor het in de juridische verbintenis vastgestelde periode werd verstrekt, of worden terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering terugbetalen aan de EU. Voorfinancieringsbetalingen zijn dus geen definitieve uitgaven zolang niet aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan, en worden daarom in de EU-balans als activa opgenomen wanneer de eerste betaling is verricht. Het bedrag van dit actief wordt (geheel of gedeeltelijk) verminderd wanneer subsidiabele uitgaven worden goedgekeurd of wanneer bedragen worden terugbetaald.

Enige tijd na de betaling van de voorfinanciering zal het bevoegde EU-orgaan een kostendeclaratie ontvangen, waarin wordt gerechtvaardigd hoe het bedrag van de voorfinanciering door de begunstigde besteed werd conform de juridische verbintenis. De frequentie waarmee die kostendeclaraties in de loop van het jaar worden toegezonden, hangt af van het soort actie dat wordt gesubsidieerd en de voorwaarden. De kostendeclaraties worden niet noodzakelijkerwijs aan het einde van het jaar toegezonden.

De subsidiabiliteitscriteria zijn vastgelegd in het basisbesluit, in de oproep tot het indienen van voorstellen, in andere informatiedocumenten voor de begunstigden van subsidies en/of in de contractuele bepalingen van de subsidieovereenkomst of in het subsidiebesluit. Na analyse worden de subsidiabele bedragen als uitgaven opgenomen en wordt de begunstigde in kennis gesteld van niet-subsidiabele bedragen.

4. BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING: FINANCIËLE CORRECTIES EN TERUGVORDERINGEN

Op grond van het Financieel Reglement en andere geldende wetgeving, voornamelijk die op het gebied van landbouw en het cohesiebeleid, kunnen alle uitgaven worden gecontroleerd, ook al is het jaren geleden dat ze gedaan zijn. Als er fouten, onregelmatigheden of fraude worden vastgesteld, wordt overgegaan tot terugvorderingen of financiële correcties. Het vaststellen en het corrigeren van fouten, onregelmatigheden of fraude vormen de laatste fase van de controlesystemen en zijn van wezenlijk belang om goed financieel beheer aan te tonen.

In het geval van subsidies wordt de subsidiabiliteit van uitgaven die ten laste komen van de begroting gecontroleerd door de bevoegde diensten van de EU of, in het geval van gedeeld beheer, door de lidstaten, aan de hand van de bewijsstukken die in de toepasselijke regels of in de voorwaarden van de betrokken subsidie zijn opgelegd. Teneinde de verhouding tussen de kosten en de baten van controlesystemen te optimaliseren, zijn de controles van de bewijsstukken bij verzoeken om saldobetaling in direct gecentraliseerd beheer doorgaans grondiger dan de controles van de bewijsstukken bij verzoeken om tussentijdse betaling; bij de controles van de bewijsstukken bij verzoeken om saldobetaling kunnen dus fouten in de tussentijdse betalingen worden vastgesteld, die gecorrigeerd worden door de saldobetaling aan te passen. Voorts heeft de EU en/of de lidstaat de verplichting de juistheid van de bewijsstukken te verifiëren door tijdens of na (achteraf) de tenuitvoerlegging van de gefinancierde maatregel ter plaatse bij de aanvrager controles te verrichten. De geldende wetgeving voorziet in diverse procedures voor de behandeling van fouten, onregelmatigheden en fraude die door de Commissie en door de lidstaten worden vastgesteld; nadere informatie daarover kan in toelichting 6 bij de financiële staten worden gevonden.

5. Opgenomen en verstrekte leningen

De EU is krachtens uit het EU-Verdrag voortvloeiende basisbesluiten gemachtigd om leningprogramma’s vast te stellen waarmee de financiële middelen kunnen worden ingezet om financiële bijstand te verlenen aan lidstaten en niet-lidstaten. Namens de EU voert de Commissie momenteel drie belangrijke programma’s uit, namelijk het Europees financieel stabilisatiemechanisme, betalingsbalans en macrofinanciële bijstand, in het kader waarvan zij leningen kan toekennen en die kan financieren door de uitgifte van schuldinstrumenten op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen. Omdat de aangetrokken middelen back-to-back-verrichtingen zijn, is er geen direct effect op de EU-begroting; vanuit juridisch standpunt blijft de schuld van de leningen de verplichting van de EU.

6. FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

De jaarrekening van de EU bestaat uit twee afzonderlijke doch aan elkaar gekoppelde delen:

a) financiële staten; en

b) verslagen over de uitvoering van de begroting, waarin de begrotingsuitvoering in detail wordt besproken.

De jaarrekening wordt goedgekeurd door de Commissie en wordt ter controle aan de Europese Rekenkamer (hierna 'de Rekenkamer' genoemd) voorgelegd en ten slotte ter kwijting aan het Europees Parlement en de Raad.

Naast bovenvermelde jaarlijkse verslaglegging worden er ook maandelijkse verslagen over de begrotingsuitvoering opgesteld.

6.1 Financiële staten

Het is de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige van de Commissie om de financiële staten van de EU op te stellen en ervoor te zorgen dat die in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de EU geven. De financiële staten worden opgesteld volgens de EU-boekhoudregels die gebaseerd zijn op de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS). Nadere informatie daarover kan in toelichting 1 bij de financiële staten worden gevonden.

6.2 Begrotingsboekhouding

Het is de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige van de Commissie om de verslagen over de uitvoering van de begroting zowel op maandelijkse als op jaarlijkse basis op te stellen. Alleen de begroting van de Commissie bestaat uit administratieve kredieten en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. In de begroting wordt ook nog onderscheid gemaakt tussen twee soorten kredieten: niet-gesplitste kredieten en gesplitste kredieten. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten zijn ingevoerd om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. Ze zijn bedoeld om voornamelijk meerjarige operaties te dekken. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:

– vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over verschillende begrotingsjaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid;

– betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.

Door de invoering van de gesplitste kredieten ontstond een verschil tussen de gedane vastleggingen en de verrichte betalingen: dit verschil, de nog betaalbaar te stellen vastleggingen, houdt verband met het tijdsverloop tussen het moment waarop de vastleggingen worden gedaan en het moment waarop de desbetreffende betalingen worden verricht. Het wordt RAL ("reste à liquider") genoemd.

7. CONTROLE EN KWIJTING

7.1 Controle

De jaarrekening en het beheer van de middelen van de EU worden gecontroleerd door haar externe controleur, de Rekenkamer, die een jaarverslag opstelt voor het Europees Parlement en de Raad. De belangrijkste taak van de Rekenkamer is een externe, onafhankelijke controle te verrichten van de jaarrekening van de EU. Als onderdeel van haar activiteiten publiceert de Rekenkamer onder meer:

een jaarverslag over de activiteiten die gefinancierd zijn uit de algemene begroting, met gedetailleerde opmerkingen bij de jaarrekening en de onderliggende verrichtingen;

een oordeel, dat gebaseerd is op haar controles en in het jaarverslag gegeven wordt in de vorm van een betrouwbaarheidsverklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekening en ii) de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen voor wat betreft de ontvangsten die geïnd zijn van belastbare personen en de betalingen aan eindbegunstigden;

speciale verslagen over de resultaten van controles van specifieke terreinen.

7.2 Kwijting

De laatste stap van een begrotingscyclus is de kwijting van de begroting voor een bepaald begrotingsjaar. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit binnen de EU. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling moet doen en het Europees Parlement kwijting moet verlenen aan de Commissie en andere EU-organen voor de uitvoering van de EU-begroting van het vorige begrotingsjaar. Dat besluit is gebaseerd op een onderzoek van de jaarrekening, het jaarlijkse evaluatieverslag van de Commissie en het jaarverslag van de Rekenkamer en de antwoorden van de Commissie, en op vragen en verdere informatieverzoeken aan de Commissie.

De kwijting vormt het politieke aspect van de externe controle van de uitvoering van de begroting. Het is het besluit waarmee het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, de Commissie (en andere EU-organen) „ontslaat” van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van een bepaalde begroting door aan te geven dat die begroting ophoudt te bestaan. Deze kwijtingsprocedure kan één van de volgende drie resultaten opleveren: het verlenen, het uitstellen of het weigeren van de kwijting. De hoorzittingen waarbij commissarissen vragen moeten beantwoorden van de leden van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement betreffende de beleidsterreinen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, maken deel uit van de jaarlijkse kwijtingsprocedure in het Europees Parlement. Het definitieve kwijtingsverslag, met daarin specifieke verzoeken aan de Commissie om maatregelen, wordt in plenaire zitting aangenomen. De aanbeveling tot kwijting van de Raad wordt door Ecofin aangenomen. Het kwijtingsverslag van het Europees Parlement en de aanbevelingen tot kwijting van de Raad krijgen follow-up in een jaarlijks verslag waarin de Commissie uiteenzet welke concrete maatregelen zij heeft genomen om de verzoeken van het Europees Parlement en de aanbevelingen van de Raad uit te voeren.

EUROPESE UNIE

BEGROTINGSJAAR 2013

EUROPESE UNIE

BEGROTINGSJAAR 2013

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ*

* Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

INHOUDSOPGAVE

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ

BALANS. 15

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN. 16

KASSTROOMOVERZICHT. 17

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA. 18

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN. 19

1. BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING  20

2. TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS. 33

3. TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN. 56

4. TOELICHTINGEN BIJ HET KASSTROOMOVERZICHT. 68

5. VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE BELANGRIJKE INFORMATIEVERSCHAFFING. 69

6. BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING. 73

7. FINANCIËLE ONDERSTEUNINGSMECHANISMEN. 80

8. FINANCIEEL RISICOBEHEER. 86

9. INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN. 94

10. GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM. 96

11. CONSOLIDATIEBEREIK. 97

BALANS

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

NIET-VLOTTENDE ACTIVA|||

Immateriële activa| 2.|  |  188

Vaste bedrijfsmiddelen| 2.| 6 5 978

Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode| 2.|  |  392

Financiële activa| 2.| 59 62 311

Vorderingen en verhaalbare bedragen| 2.|  |  564

Voorfinanciering| 2.| 38 44 505

||| 105 113 938

VLOTTENDE ACTIVA|||

Voorraden| 2.|  |  138

Financiële activa| 2.| 5 1 981

Vorderingen en verhaalbare bedragen| 2.| 13 14 039

Voorfinanciering| 2.| 21 13 238

Geldmiddelen en kasequivalenten| 2.| 9 10 674

||| 49 40 070

TOTAAL ACTIVA|| 154 154 008

||||

NIET-VLOTTENDE PASSIVA|||

Pensioenen en andere personeelsbeloningen| 2.| (46 818)| (42 503)

Voorzieningen| 2.| (1 323)| (1 258)

Financiële verplichtingen| 2.| (54 153)| (57 232)

Overige verplichtingen| 2.| (2 216)| (2 527)

||| (104 510)| (103 520)

VLOTTENDE PASSIVA|||

Voorzieningen| 2.|  (545)|  (806)

Financiële verplichtingen| 2.| (3 065)|  (15)

Crediteuren| 2.| (92 594)| (90 083)

||| (96 204)| (90 904)

TOTAAL PASSIVA|| (200 714)| (194 424)

||||

NETTOACTIVA|| (45 852)| (40 416)

||||

Reserves| 2.| 4 4 061

Bij de lidstaten op te vragen bedragen*| 2.| (49 925)| (44 477)

||||

NETTOACTIVA|| (45 852)| (40 416)

* Het Europees Parlement heeft op 20 november 2013 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de EU worden betaald uit eigen middelen die in 2014 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Aanvullend waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.

  STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 2012

BELEIDSONTVANGSTEN|||

Ontvangsten uit eigen middelen en bijdragen| 3.| 141 130 919

Overige beleidsontvangsten| 3.| 8 6 826

||| 149 137 745

BELEIDSUITGAVEN|||

Administratieve uitgaven| 3.| (9 269)| (9 320)

Beleidsuitgaven| 3.| (138 571)| (124 633)

||| (147 840)| (133 953)

OVERSCHOT BELEIDSACTIVITEITEN|| 1 3 792

Financiële ontvangsten| 3.| 2 2 157

Financiële uitgaven| 3.| (2 045)| (1 942)

Mutatie in de verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen|| (5 565)| (8 846)

Aandeel in het nettotekort van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen| 3.|  (608)|  (490)

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR|| (4 365)| (5 329)

KASSTROOMOVERZICHT

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 2012

Economisch resultaat voor het jaar|| (4 365)| (5 329)

Beleidsactiviteiten| 4.||

Afschrijving||  |  39

Waardevermindering||  |  405

(Toename)/afname leningen||  | (16 062)

(Toename)/afname vorderingen en verhaalbare bedragen||  | (4 837)

(Toename)/afname voorfinanciering|| (1 695)| (2 013)

(Toename)/afname voorraden||  |  (44)

Toename/(afname) voorzieningen||  (196)|  299

Toename/(afname) financiële verplichtingen||  (29)| 16 017

Toename/(afname) overige verplichtingen||  (311)|  468

Toename/(afname) crediteuren|| 2 (1 390)

Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten|| (1 023)| (1 497)

Overige non-cash mutaties||  (50)|  260

Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen|| 4 7 668

||||

Beleggingsactiviteiten| 4.||

(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen||  (624)| (1 390)

(Toename)/afname beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode||  |  (18)

(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa|| (1 142)|  (837)

||||

NETTOKASSTROOM|| (1 164)| (8 261)

||||

Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten|| (1 164)| (8 261)

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar| 2.| 10 18 935

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar| 2.| 9 10 674

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

|||| miljoen EUR

|| Reserves (A)| Bij de lidstaten op te vragen bedragen (B)| Nettoactiva = (A)+(B)

|| Reëlewaarde-reserve| Overige reserves| Gecumuleerd overschot/(tekort)| Economisch resultaat voor het jaar

BALANS OP 31.12.|  (108)| 3 (35 669)| (1 789)| (33 850)

Mutatie in reserve Garantiefonds| -|  |  (168)| -| 0

Mutaties reële waarde|  | -| -| -|  258

Overige| -|  |  (19)| -|  2

Toewijzing economisch resultaat -|  | (1 795)| 1 0

Begrotingsresultaat 2011 gecrediteerd aan de lidstaten| -| -| (1 497)| -| (1 497)

Economisch resultaat voor het jaar| -| -| -| (5 329)| (5 329)

BALANS OP 31.12.|  | 3 (39 148)| (5 329)| (40 416)

Mutatie in reserve Garantiefonds| -|  |  (46)| -| 0

Mutaties reële waarde|  (51)| -| -| -|  (51)

Overige| -|  |  (9)| -|  3

Toewijzing economisch resultaat -|  | (5 334)| 5 0

Begrotingsresultaat 2012 gecrediteerd aan de lidstaten| -| -| (1 023)| -| (1 023)

Economisch resultaat voor het jaar| -| -| -| (4 365)| (4 365)

BALANS OP 31.12.|  | 3 (45 560)| (4 365)| (45 852)

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN

1. BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

RECHTSGRONDSLAG


EN BOEKHOUDREGELS

De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz.

1) (hierna 'het Financieel Reglement' genoemd) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften van dat Financieel Reglement (PB L 362 van 31.12.2012, blz.

1).

Overeenkomstig artikel 143 van het Financieel Reglement heeft de EU haar financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast in alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen. De rekeningen worden per kalenderjaar en in euro gevoerd.

1.2. BOEKHOUDBEGINSELEN

De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala van gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 2 en zijn dezelfde als die welke in IPSAS 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. Volgens artikel 144 van het Financieel Reglement moet de financiële verslaglegging informatie verschaffen die relevant, betrouwbaar, vergelijkbaar en begrijpelijk is (kwalitatieve kenmerken).

Bij de voorbereiding van de financiële staten overeenkomstig bovengenoemde regels en beginselen moet het management ramingen maken die van invloed zijn op de bedragen die worden opgegeven voor bepaalde posten in de balans en in de staat van de financiële resultaten, alsook informatie verschaffen over de voorwaardelijke activa en passiva.

1.3. CONSOLIDATIE

CONSOLIDATIEBEREIK

De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (d.w.z. de EU-instellingen (met inbegrip van de Commissie) en de EU-agentschappen), geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen, zijnde 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, vijf gemeenschappelijke ondernemingen en vier geassocieerde deelnemingen. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten kan worden gevonden in toelichting 11.1 van de EU-rekening. In vergelijking met 2012 is het consolidatiebereik uitgebreid met één entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (een agentschap). De invloed van de toevoegingen op de geconsolideerde financiële staten is niet materieel.

ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND

Het besluit een entiteit in het consolidatiebereik op te nemen, is gebaseerd op het concept 'zeggenschap'. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn entiteiten waarin de EU direct of indirect de macht heeft om het financiële en operationele beleid te sturen teneinde voordelen uit hun activiteiten te verwerven. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.

De meeste gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Het is duidelijk dat voor elke entiteit moet worden nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.

Vanuit deze optiek worden de EU-instellingen (met uitzondering van de Europese Centrale Bank - ECB) en -agentschappen (met uitsluiting van de agentschappen van de vroegere tweede pijler) geacht onder de uitsluitende zeggenschap van de EU te staan. Daarom zijn zij in het consolidatiebereik opgenomen. Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend.

Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op verrichtingen tussen entiteiten zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN

Een gemeenschappelijke onderneming is een contractuele afspraak waarbij de EU en een of meer partijen (de 'ondernemers') een economische activiteit aangaan waarover zij gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het contractueel afgesproken delen van de directe of indirecte zeggenschap over een activiteit met dienstenpotentieel.

Participaties in gemeenschappelijke ondernemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode, de eerste maal tegen kostprijs. Het belang van de EU in de resultaten van haar onder gezamenlijke zeggenschap staande entiteiten wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten van de EU, en haar belang in mutaties van de reserves in de reserves. De boekwaarde van de gemeenschappelijke onderneming in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de economische resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden).

Niet-gerealiseerde baten en verliezen op verrichtingen tussen de EU en haar onder gezamenlijke zeggenschap staande entiteit zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten. De boekhoudregels van de gemeenschappelijke ondernemingen kunnen met betrekking tot gelijksoortige verrichtingen en gebeurtenissen onder gelijke omstandigheden verschillen van die van de EU.

GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN

Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen zeggenschap uitoefent, doch waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit.

Participaties in geassocieerde deelnemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode, de eerste maal tegen kostprijs. Het aandeel van de EU in de resultaten van haar geassocieerde deelnemingen wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten, en haar aandeel in mutaties van de reserves in de reserves. De boekwaarde van de geassocieerde deelneming in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de economische resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden). Uitkeringen die van een geassocieerde deelneming worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op verrichtingen tussen de EU en haar geassocieerde deelnemingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

De boekhoudregels van de geassocieerde deelnemingen kunnen met betrekking tot gelijksoortige verrichtingen en gebeurtenissen onder gelijke omstandigheden verschillen van die van de EU. Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden derhalve als financiële instrumenten behandeld en als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.

NIET-GECONSOLIDEERDE ENTITEITEN WAARVAN DE COMMISSIE DE MIDDELEN BEHEERT

De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd, maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar financiële staten geconsolideerd – nadere informatie over de betrokken bedragen kan in toelichting 11.2 worden gevonden.

1.4. OPSTELLINGSGRONDSLAG

1.4.1. Munteenheid en omrekeningsbeginselen

Functionele en rapporteringsvaluta

De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EU is.

Verrichtingen en saldi

Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.

De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen:

Wisselkoersen met de euro

Valuta| 31.12.| 31.12.| Valuta| 31.12.| 31.12.2012

BGN| 1,| 1,| LTL| 3,| 3,4528

CZK| 27,| 25,| PLN| 4,| 4,0740

DKK| 7,| 7,| RON| 4,| 4,4445

GBP| 0,| 0,| SEK| 8,| 8,5820

HRK| 7,| 7,| CHF| 1,| 1,2072

HUF| 297,| 292,| JPY| 144,| 113,6100

LVL| 0,| 0,| USD| 1,| 1,3194

Veranderingen in de reële waarde van monetaire, in vreemde valuta’s luidende financiële instrumenten die als beschikbaar voor verkoop staan aangemerkt, die verband houden met een onderscheid gemaakt in omrekeningsverschillen, worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële activa en passiva die tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening zijn gewaardeerd, worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële instrumenten die als beschikbaar voor verkoop staan aangemerkt, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.

1.4.2. Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan voorraden en vorderingen, toegerekende baten en lasten, voorwaardelijke activa en verplichtingen en waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin ze bekend worden.

1.5. BALANS

1.5.1. Immateriële activa

Aangekochte licenties voor computersoftware worden geboekt tegen kostprijs verminderd met de gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur. De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen, als ze aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer ze zich voordoen.

1.5.2. Vaste bedrijfsmiddelen

Alle vaste bedrijfsmiddelen worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf of de bouw van het actief kunnen worden toegerekend.

De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.

Op terreinen en kunstwerken worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat ze een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:

Type actief| Lineair afschrijvingspercentage

Gebouwen| 4 %

Installaties, machines en werktuigen| 10 % tot 25 %

Meubelen| 10 % tot 25 %

Vast materieel| 10 % tot 33 %

Voertuigen| 25 %

Computerhardware| 25 %

Overige materiële activa| 10 % tot 33 %

Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Ze worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Leaseovereenkomsten

Leases van materiële activa waarbij de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft, worden ingedeeld als financiële leases. Financiële leases worden gekapitaliseerd bij het begin van de leaseovereenkomst tegen de reële waarde van het geleasede actief of de huidige waarde van de minimale leasebetalingen, afhankelijk van welke waarde de laagste is. Elke leasebetaling wordt zo over de financierings- en andere lasten verdeeld dat een constante spreiding van het uitstaande financieringssaldo wordt verkregen. De huurverplichtingen, zonder financieringslasten, worden opgenomen onder overige verplichtingen (vlottend en niet-vlottend). Het rentebestanddeel van de financieringslasten wordt gespreid over de leaseperiode in de staat van de financiële resultaten opgenomen, zodat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen De via financiële lease verkregen activa worden afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is.

Leases waarbij de leasegever een significant deel van de aan eigendom verbonden risico's en voordelen behoudt, worden als operationele leases ingedeeld. Betalingen in verband met operationele leases worden lineair over de leaseperiode aan de staat van de financiële resultaten toegerekend.

1.5.3. Waardevermindering van niet-financiële activa

Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; ze worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen/waardeverminderingen worden toegepast, worden op waardevermindering gecontroleerd telkens als er op grond van gebeurtenissen of veranderde omstandigheden aanleiding is om te veronderstellen dat de boekwaarde niet realiseerbaar is. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare waarde overtreft. De realiseerbare waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.

De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. De boekwaarde van een actief wordt onmiddellijk verminderd tot de realiseerbare waarde indien de boekwaarde groter is dan de geraamde realiseerbare waarde. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.

1.5.4. Investeringen

Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen

Participaties in geassocieerde deelnemingen en belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode. De kosten van de aandelen worden aangepast volgens het aandeel in de toe- of de afnames in de nettoactiva van de geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen die na de eerste boeking aan de EU kunnen worden toegeschreven. Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.

Beleggingen in durfkapitaalfondsen

Beleggingen in durfkapitaalfondsen worden als voor verkoop beschikbare activa ingedeeld (zie toelichting 1.5.5) en worden bijgevolg geboekt tegen reële waarde met verwerking van in de reëlewaardereserve tot uiting komende waardeveranderingen (inclusief omrekeningsverschillen).

Omdat ze niet op een actieve markt zijn genoteerd, worden de beleggingen in durfkapitaalfondsen post voor post gewaardeerd tegen kostprijs of toerekenbare intrinsieke waarde ("net asset value" of 'NAV'), afhankelijk van welke waarde het laagst is. Niet-gerealiseerde baten die voortvloeien uit de waardering van de reële waarde worden opgenomen via de reserves en niet-gerealiseerde verliezen worden getoetst op waardevermindering, teneinde te bepalen of ze als waardeverminderingsverliezen worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten of als veranderingen in de reëlewaardereserve.

1.5.5. Financiële activa

Indeling

De EU deelt haar financiële activa in de volgende categorieën in: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening; leningen en vorderingen; tot einde looptijd aangehouden beleggingen; en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.

(i) Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening

Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als ze hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als ze als zodanig door de EU zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat ze binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd. De EU had in dit begrotingsjaar geen financiële activa van deze categorie.

(ii) Leningen en vorderingen

Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Ze ontstaan wanneer de EU rechtstreeks aan een debiteur geld, goederen of diensten verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen. Ze worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, behalve die met vervaldatum binnen de twaalf maanden na de balansdatum.

(iii) Tot einde looptijd aangehouden beleggingen

Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de EU voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De EU had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.

(iv) Voor verkoop beschikbare financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Ze worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de EU verwacht om ze van de hand te doen, wat doorgaans de resterende looptijd is op de balansdatum. Beleggingen in niet-geconsolideerde entiteiten en andere beleggingen in aandelen (bv. durfkapitaalverrichtingen) die niet volgens de vermogensmutatiemethode worden verwerkt, worden ook als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.

Eerste opname en waardering

Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Leningen worden opgenomen wanneer geld wordt uitbetaald aan de leningnemer. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding). Wanneer een langlopende lening echter renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.

Leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, dat geacht wordt de reële waarde van de lening te zijn. De redenen hiervoor zijn de volgende:

– De 'marktomgeving' waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten; zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken tegen hetzelfde tarief. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en derhalve geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt op zichzelf de markt. Omdat de 'optie' van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de door de EU opgenomen leningen te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.

– Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme, betalingsbalans of soortgelijke leningen te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.

– Daarnaast is er voor deze leningen het effect van compensatie tussen de opgenomen en de verstrekte leningen, omdat het om back-to-back-verrichtingen gaat. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de rentevoet waartegen de lening wordt opgenomen. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen of zijn overgedragen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft overgedragen.

Waardering na eerste opname

(i) Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in hun reële waarde worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten in de periode waarin ze zich voordoen.

(ii) Leningen en vorderingen en tot einde looptijd aangehouden beleggingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van back-to-back-verrichtingen en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

(iii) Tot einde looptijd aangehouden beleggingen - de EU heeft momenteel geen tot einde looptijd aangehouden beleggingen.

(iv) Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in hun reële waarde worden opgenomen in de reëlewaardereserve. Wanneer dergelijke activa worden verkocht of in waarde worden verminderd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de EU om de betaling te ontvangen is vastgesteld.

De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente zakelijke verrichtingen, verwijzing naar andere instrumenten die in wezen dezelfde zijn, analyse op basis van de contante waarde van de verwachte kasstroom, optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.

Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd, niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen.

Waardevermindering van financiële activa

De EU gaat op elke balansdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is. De waarde van een financieel actief is verminderd en er worden waardeverminderingsverliezen geleden als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief.

(a) Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de daling objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

(b) Activa geboekt tegen reële waarde

In het geval van als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeelde beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het gecumuleerde verlies – gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa - uit de reserves verwijderd en in de staat van de financiële resultaten opgenomen. In de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen worden niet teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar financieel actief is ingedeeld, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

1.5.6. Voorraden

Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.

1.5.7. Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. De voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in de desbetreffende voorfinancieringsovereenkomst is vastgesteld. Het voorschot wordt terugbetaald of gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag wordt (geheel of gedeeltelijk) verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen) en bedragen worden teruggestort.

Aan het einde van het jaar uitstaande voorfinancieringen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijk uitbetaalde bedrag, verminderd met teruggestorte bedragen, opgenomen subsidiabele bedragen en geraamde subsidiabele bedragen die aan het einde van het jaar nog niet zijn afgewikkeld en waardeverminderingen.

Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer ze verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.

1.5.8. Vorderingen

Vorderingen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op vorderingen geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar.

1.5.9. Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en worden gedefinieerd als vlottende activa. Ze omvatten liquide middelen, bij banken opvraagbare deposito's, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden en bankvoorschotten in rekening-courant.

1.5.10. Pensioenen en andere personeelsbeloningen

Pensioenverplichtingen

Bij de EU worden toegezegd-pensioenregelingen gebruikt. Hoewel de personeelsleden uit hun salaris een derde van de verwachte kosten van deze beloningen betalen, is er geen kapitaaldekking van de verplichting. De in de balans opgenomen verplichting in verband met de toegezegd-pensioenregeling is de contante waarde van de toegezegde pensioenen op de balansdatum. De pensioenverplichtingen worden berekend door actuarissen volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (projected unit credit method). De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin het pensioen zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.

Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen en veranderingen in actuariële veronderstellingen worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Kosten na pensionering worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij werknemers gedurende een bepaalde periode (de wachtperiode) in dienst moeten blijven voordat veranderingen in de pensioenregeling effectief worden. In dat geval worden de kosten na pensionering lineair afgeschreven gedurende de wachtperiode.

Ziektekosten na tewerkstelling

De EU biedt haar personeelsleden verstrekkingen in verband met de gezondheid aan via de terugbetaling van medische uitgaven. Voor de dagelijkse administratie daarvan is een afzonderlijk fonds opgericht. Zowel personeelsleden als gepensioneerden, weduwen en weduwnaars en hun begunstigden komen voor het stelsel in aanmerking. De voordelen die aan 'inactieven' worden toegekend (gepensioneerden, wezen enz.) worden als "personeelsbeloningen na tewerkstelling” ingedeeld. Gelet op de aard van deze voordelen is een actuariële berekening aangewezen. De verplichting in de balans is bepaald op een soortgelijke grondslag als die voor de pensioenverplichtingen (zie hierboven).

1.5.11. Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verplichting op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.

1.5.12. Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening of als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn (opgenomen leningen). Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Ze worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode.

Ze worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt. In het geval van leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Financiële verplichtingen die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening omvatten derivaten wanneer hun reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening (zie toelichting 1.5.5). De EU had in dit begrotingsjaar geen financiële activa van deze categorie.

1.5.13. Crediteuren

Een aanzienlijk bedrag van de crediteuren van de EU heeft geen betrekking op de aanschaf van goederen of diensten. Het betreft daarentegen onbetaalde kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of van andere vormen van EU-financiering. Ze worden geregistreerd als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.

Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.

1.5.14. Overlopende posten

Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU worden transacties en gebeurtenissen in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van de toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven.

Ook baten worden geboekt in de periode waarop ze betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen.

Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

1.6. STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

1.6.1. Ontvangsten

NIET-HANDELSBATEN

Deze maken de overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU uit en omvatten hoofdzakelijk directe en indirecte belastingen en eigen middelen. Naast belastingen en heffingen ontvangt de EU ook betalingen van andere partijen, zoals douanerechten, geldboeten en giften.

Bni- en btw-middelen

De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Ze worden gewaardeerd tegen het opgevraagde bedrag. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn ze — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.

Traditionele eigen middelen

De vorderingen en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende baten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben (25 %). Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.

Geldboeten

Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Wanneer er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, heeft de debiteur twee maanden de tijd om:

– hetzij het besluit te aanvaarden, waarna hij de geldboete binnen de gestelde termijn moet betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU;

– hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat hij beroep instelt op grond van de EU-wetgeving.

Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EU-Verdrag). Onder bepaalde omstandigheden kan de onderneming met instemming van de rekenplichtige van de Commissie een bankgarantie voor het bedrag geven.

Indien de onderneming tegen het besluit beroep instelt en de geldboete al voorlopig heeft betaald, wordt het bedrag als een voorwaardelijk passief opgenomen. Maar aangezien een beroep tegen een besluit van de EU geen schorsende werking heeft, wordt het ontvangen geld wel gebruikt om de vordering af te wikkelen. Indien in plaats van betaling een bankgarantie is gegeven, blijft de geldboete een vordering. Indien de kans bestaat dat het Gerecht zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een bankgarantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven zoals vereist. De gecumuleerde rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke passiva worden evenredig verhoogd.

Sedert 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld.

HANDELSBATEN

Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

RENTE

Inhoudsopgave

  1. Baten
  2. Baten

1.

Baten


EN -UITGAVEN

Rentebaten en -uitgaven worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -uitgaven toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.

Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.

2.

Baten


UIT DIVIDENDEN

Baten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.

1.6.2. Uitgaven

Handelsuitgaven die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag.

Niet-handelsuitgaven maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en discretionaire subsidies, bijdragen en giften.

Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Personeelsstatuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het verschuldigde bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgave opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

1.7. VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA

1.7.1. Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische baten of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.

1.7.2. Voorwaardelijke passiva

Een voorwaardelijk passief is een mogelijk passief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verbintenis die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet wordt opgenomen omdat het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verbintenis af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verbintenis onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.

2. TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

2.1. IMMATERIËLE ACTIVA

|| miljoen EUR

||

Brutoboekwaarde aan het einde van het vorige jaar|  379

Toevoegingen|  100

Vervreemdingen|  (8)

Overige wijzigingen|  2

Brutoboekwaarde aan het einde van het jaar|  473

Gecumuleerde afschrijving aan het einde van het jaar|  (191)

Afschrijvingskosten voor het jaar|  (48)

Vervreemdingen|  5

Overige wijzigingen| 0

Gecumuleerde afschrijving aan het einde van het jaar|  (235)

||

Nettoboekwaarde op 31 december  237

Nettoboekwaarde aan het einde van het vorige jaar|  188

Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.

2.2. VASTE BEDRIJFSMIDDELEN

In de activa in aanbouw op 31 december 2013 zijn voor 1 041 miljoen EUR (2012: 660 miljoen EUR) activa in verband met het Galileo-project opgenomen, het wereldwijd systeem voor navigatie per satelliet van de EU, dat wordt gebouwd met bijstand van het Europees Ruimteagentschap (ESA). Een bedrag van 13 miljoen EUR aan niet-kapitaliseerbare ontwikkelingskosten is als uitgave opgenomen.

Na voltooiing zal het systeem bestaan uit 30 satellieten, twee controlecentra en ongeveer 16 grondstations. Het bedrag in de balans weerspiegelt de kapitalisatiekosten die de Commissie voor dit project heeft gemaakt sedert 22 oktober 2011, de datum waarop de eerste twee satellieten van het systeem met succes werden gelanceerd. Zoals toegelicht in de vorige jaarrekeningen beschouwde de Commissie het project vóór die datum in de onderzoeksfase, en dus werden overeenkomstig de boekhoudregels van de EU alle gemaakte kosten geboekt. Sedert het begin van het project en tot het einde van het huidige financieel kader belopen de geplande kosten 3 852 miljoen EUR. Voor het volgende financieel kader is nog eens 5 400 miljoen EUR uitgetrokken om het systeem volledig op te stellen, het te exploiteren, tot 2020 Galileo-diensten te verstrekken en de volgende generatie van de constellatie voor te bereiden, die volledig uit de EU-begroting zal worden gefinancierd.

Op de balansdatum zijn in totaal vier satellieten sedert oktober 2011 gelanceerd en zodra de tests daarvan zijn afgerond, zal de fase van validering in de omloopbaan van het project afgelopen zijn. Deze fase werd gezamenlijk gefinancierd door de EU en de ESA en volgens de tussen hen gesloten subsidieovereenkomst zal de ESA de gebouwde activa officieel aan de EU overdragen. De Raad van de ESA zal met die juridische overdracht moeten instemmen, waarbij moet worden opgemerkt dat alle lidstaten van de ESA op twee na (Noorwegen en Zwitserland) ook EU-lidstaten zijn. Op dit ogenblik heeft de Commissie geen redenen om aan te nemen dat die overdracht door een lid van de ESA zou worden tegengehouden.

Vaste bedrijfsmiddelen

||||||||| miljoen EUR

|| Terreinen en gebouwen| Installaties en uitrusting| Meubilair en wagenpark| Computer-hardware| Overige materiële activa| Financiële leases| Activa in aanbouw| Totaal

Brutoboekwaarde aan het einde van het vorige jaar| 4  |  |  |  | 3 1 10 212

Toevoegingen|  |  |  |  |  |  |  |  790

Vervreemdingen|  (22)|  (15)|  (46)|  (8)|  (91)

Overdrachten tussen categorieën van activa|  |  |  (1)|  |  |  (312)|  (14)| 0

Overige wijzigingen|  |  |  |  |  (264)|  (21)|  (276)

Brutoboekwaarde aan het einde van het jaar| 4  |  |  |  | 2 1 10 635

Gecumuleerde afschrijving aan het einde van het jaar| (2 137)|  (449)|  (165)|  (436)|  (150)|  (897)| (4 234)

Afschrijvingskosten voor het jaar|  (143)|  (47)|  (15)|  (69)|  (23)|  (103)|  (401)

Teruggeboekte afschrijving|  |  |  6

Vervreemdingen|  |  |  |  |  |  91

Overdrachten tussen categorieën van activa|  (124)|  (2)|  |  |  1

Overige wijzigingen|  (1)|  (2)|  (1)|  |  7

Gecumuleerde afschrijving aan het einde van het jaar| (2 399)|  (474)|  (167)|  (461)|  (165)|  (863)| (4 531)

|||||||||

NETTOBOEKWAARDE AAN HET EINDE VAN HET JAAR| 2  |  |  |  | 1 1 6 104

NETTOBOEKWAARDE AAN HET EINDE VAN HET VORIGE JAAR| 2  |  |  |  | 2 1 5 978

Financiële leases

De nog te betalen vergoedingen in verband met financiële leases en soortgelijke rechten zijn in de balans opgenomen bij de vlottende en niet-vlottende passiva (zie de toelichtingen 2.15 en 2.18.3).

||||||||||| miljoen EUR

Omschrijving| Gecumuleerde vergoedingen (A)| In de toekomst te betalen bedragen| Totale waarde| Latere uitgaven voor activa| Waarde activa| Afschrijving| Nettoboekwaarde

||| < 1 jaar| > 1 jaar| > 5 jaar| Totale verplichting (B)| (A+B)| (C)| (A+B+C)| (D)| (A+B+C+D)

Terreinen en gebouwen|  |  |  | 1 1 2  | 2  (838)| 1 815

Overige materiële activa|  |  |  |  |  |  | -|  |  (25)|  14

Totaal aan het einde van het jaar|  |  |  | 1 1 2  | 2  (863)| 1 829

Rentebestanddeel|  |  |  |  |||||

Totale toekomstige minimale leasebetalingen aan het einde van het jaar|  |  | 1 2||||

Totale toekomstige minimale leasebetalingen aan het einde van het vorige jaar|  |  | 2 3||||

2.3. BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen| 2.3.|  42

Participaties in geassocieerde deelnemingen| 2.3.|  |  350

Totaal||  |  392

2.3.1. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen

||||||| miljoen EUR

|| GJU| SESAR| ITER| IMI| FCH| Totaal

Bedrag op 31.12.|  |  |  42

Bijdragen|  |  |  |  |  380

Aandeel van het nettoresultaat|  (78)|  (130)|  (158)|  (56)|  (422)

Bedrag op 31.12.| 0

Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode. De volgende bedragen kunnen aan de Commissie worden toegerekend op basis van het percentage van haar belang:

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Niet-vlottende activa|  |  226

Vlottende activa|  |  106

Niet-vlottende passiva| 0

Vlottende passiva|  (394)|  (291)

Ontvangsten|  |  8

Uitgaven|  (412)|  (427)

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING GALILEO (GJU) IN LIQUIDATIE

De gemeenschappelijke onderneming Galileo werd eind 2006 in liquidatie gesteld en het proces is nog aan de gang. De entiteit was in 2013 niet actief en nog altijd in liquidatie.

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING SESAR

Het doel van deze gemeenschappelijke onderneming is de modernisering van het Europese luchtverkeersbeveiligingssysteem en de snelle tenuitvoerlegging van het Europese masterplan voor luchtverkeersbeveiliging te waarborgen door alle inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling in de EU te coördineren en te concentreren. Op 31 december 2013 bezat de Commissie een belang van 46,26 % in SESAR. De totale bijdrage die de Commissie voor SESAR gepland heeft (van 2007 tot 2013) is 700 miljoen EUR. Het gecumuleerde niet-opgenomen aandeel van verliezen bedraagt 205 miljoen EUR. Het niet-opgenomen aandeel van verliezen is het resultaat van een technische boekhoudkundige verrichting die nodig is wanneer de vermogensmutatiemethode wordt toegepast. Die niet-opgenomen verliezen vormen geen verliezen voor de EU en zijn verschuldigd door het feit dat de opname van de uitgave normaal gezien plaatsvindt vóór de kapitaalverhoging voor de bijdrage in natura van de andere deelnemers dan de EU.

INTERNATIONALE ITER-ORGANISATIE VOOR FUSIE-ENERGIE (ITER)

Bij ITER zijn de EU, China, India, Rusland, Zuid-Korea, Japan en de VS betrokken. ITER werd opgericht om om de ITER-faciliteiten te beheren, de exploitatie van de ITER-faciliteiten aan te moedigen, om de kennis over fusie-energie van het grote publiek alsook de aanvaarding ervan te bevorderen, en om alle andere activiteiten te verrichten die nodig zijn om het doel van ITER te bereiken. De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via het Agentschap Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. De totale bijdrage wordt juridisch gezien beschouwd als een bijdrage van Euratom aan ITER en de lidstaten en Zwitserland hebben geen belang in ITER. Aangezien de EU juridisch gezien de houdster is van het belang in de gemeenschappelijke onderneming ITER International, moet de Commissie het belang in haar rekening opnemen. Op 31 december 2013 bezat de Commissie een belang van 43,33 % in ITER. De totale (indicatieve) bijdrage die Euratom voor ITER gepland heeft (van 2007 tot 2041) is 8 949 miljoen EUR.

Gezamenlijke technologie-initiatieven

Om de doelstellingen van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid te bereiken, werden publiek-private partnerschappen in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven opgericht, die via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 van het Verdrag ten uitvoer werden gelegd. IMI en FCH (zie hieronder) zijn onder deze rubriek opgenomen, maar drie andere, ARTEMIS, Clean Sky en ENIACI (zie hieronder toelichting 2.3.2), die juridisch gezien als gemeenschappelijke ondernemingen worden beschouwd, moeten boekhoudkundig als geassocieerde deelnemingen worden beschouwd (en als zodanig in toelichting 2.3.2 worden besproken) omdat de Commissie over deze entiteiten betekenisvolle invloed uitoefent, doch geen gemeenschappelijke zeggenschap.

GEZAMENLIJK TECHNOLOGIE-INITIATIEF IMI INZAKE INNOVATIEVE GENEESMIDDELEN

De gemeenschappelijke onderneming IMI ondersteunt preconcurrentieel farmaceutisch onderzoek en ontwikkeling in de lidstaten en geassocieerde landen, teneinde de onderzoeksinvesteringen in de biofarmaceutische sector vergroten, en bevordert de betrokkenheid van kleine en middelgrote ondernemingen bij haar activiteiten. Op 31 december 2013 bezat de Commissie een belang van 74,16 % in IMI. De maximale indicatieve bijdrage van de Commissie bedraagt 1 miljard EUR tot 31 december 2017. Het gecumuleerde niet-opgenomen aandeel van verliezen bedraagt 16 miljoen EUR.

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING BRANDSTOFCELLEN EN WATERSTOF (FCH)

De doelstelling van de gemeenschappelijke onderneming FCH is het poolen van middelen van de publieke en private sector voor het ondersteunen van onderzoeksactiviteiten, om de algemene efficiëntie van de Europese onderzoeksinspanningen te vergroten en de ontwikkeling en de toepassing van brandstofcel- en waterstoftechnologieën te versnellen. Op 31 december 2013 bezat de Commissie een belang van 74,20 % in FCH. De maximale indicatieve bijdrage van de EU bedraagt 470 miljoen EUR tot 31 december 2017. Het gecumuleerde niet-opgenomen aandeel van verliezen bedraagt 67 miljoen EUR.

2.3.2. Participaties in geassocieerde deelnemingen

|||||| miljoen EUR

|| EIF| ARTEMIS| Clean Sky| ENIAC| Totaal

Bedrag op 31.12.|  |  |  350

Bijdragen| |  |  |  |  180

Aandeel van het nettoresultaat| | | (50)| (186)

Overige vermogensmutaties| 6

Bedrag op 31.12.|  |  349

Participaties in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. De volgende bedragen kunnen aan de Commissie worden toegerekend op basis van het percentage van haar belang:

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Activa|  |  505

Passiva|  (240)|  (191)

Ontvangsten|  |  33

Overschot/(Tekort)|  (221)|  (177)

Europees Investeringsfonds

Het Europees Investeringsfonds (EIF) is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het leveren van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. De Commissie heeft 20 % van haar participatie gestort en het niet-opgevraagde saldo bedroeg 720 miljoen EUR.

||| miljoen EUR

|| Totaal kapitaal EIF| Participatie Commissie

Totaal aandelenkapitaal| 3  900

Volgestort|  (600)|  (180)

Niet-opgevraagd| 2  720

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING ARTEMIS

Deze entiteit werd opgericht voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen met de private sector. De maximale indicatieve bijdrage van de Commissie bedraagt 420 miljoen EUR. Het gecumuleerde niet-opgenomen aandeel van verliezen bedraagt 9 miljoen EUR (belang van 94,57 %).

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING CLEAN SKY

Deze entiteit moet in de EU de ontwikkeling, validering en demonstratie van schone luchtvaarttechnologieën versnellen, en met name een radicaal innovatief luchtvervoersysteem creëren om de milieugevolgen van de luchtvaart te verminderen. De maximale indicatieve bijdrage van de Commissie bedraagt 800 miljoen EUR. Het gecumuleerde niet-opgenomen aandeel van verliezen bedraagt 72 miljoen EUR (belang van 57,80 %).

GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING ENIAC

ENIAC wil een gezamenlijk afgesproken onderzoeksagenda op het gebied van nano-elektronica vaststellen, teneinde de onderzoeksprioriteiten voor de ontwikkeling en de invoering van belangrijke functionaliteiten op dit gebied te bepalen. Deze doelstellingen zullen worden verwezenlijkt door middelen uit de publieke en de private sector te bundelen om via projecten O&O-activiteiten te ondersteunen. De totale verbintenis van de EU bedraagt 450 miljoen EUR. Op 31 december 2013 bezat de Commissie een belang van 95,41 % in ENIAC. Het gecumuleerde niet-opgenomen aandeel van verliezen bedraagt 26 miljoen EUR.

2.4. NIET-VLOTTENDE FINANCIËLE ACTIVA

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

Voor verkoop beschikbare financiële activa| 2.4.| 5 4 870

Leningen| 2.4.| 54 57 441

Totaal|| 59 62 311

2.4.1.  Niet-vlottende voor verkoop beschikbare financiële activa

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Garantiefonds*| 1 1 327

EGKS in liquidatie| 1 1 102

BUFI-beleggingen| 1  832

Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF)|  |  593

ETF-startersregeling|  |  305

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling|  |  188

Verrichtingen met risicodragend kapitaal|  |  123

Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten|  |  52

European Chemicaliënagentschap|  52

Overige voor verkoop beschikbare beleggingen|  |  296

Totaal| 5 4 870

* Het Garantiefonds is houder van EFSM-obligaties (20 miljoen EUR) die door de Commissie zijn uitgegeven, die derhalve buiten beschouwing zijn gelaten.

GARANTIEFONDS

Het Garantiefonds voor externe maatregelen dekt de door de EU op besluit van de Raad gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de Europese Investeringsbank (EIB) buiten de EU, alsmede leningen in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB-leningen) en leningen van Euratom buiten de EU. Het is een langlopend instrument om leningen waarvoor van wanbetaling sprake is en die door de EU worden gegarandeerd, te dekken. Het Fonds ontvangt zijn middelen uit overmakingen uit de algemene begroting van de EU ten bedrage van 9 % van het bedrag in hoofdsom van de operaties, uit rente over de beleggingen van de activa van het Fonds en uit nabetalingen van in gebreke gebleven debiteuren voor wie het Fonds de garantie heeft moeten honoreren. Een eventueel jaarlijks overschot wordt teruggeboekt als ontvangsten voor de EU-begroting.

De EU moet een garantiereserve opnemen die leningen aan derde landen dekt. Deze reserve is bedoeld om de verplichtingen van het Garantiefonds te dekken en, indien nodig, aangesproken garanties waarvoor het in het Fonds beschikbare bedrag niet volstaat, zodat deze bedragen ten laste van de begroting kunnen komen. Deze reserve komt overeen met het richtbedrag van 9 % van de aan het einde van het jaar uitstaande leningen.

EGKS IN LIQUIDATIE

Wat de bedragen voor de EKGS in liquidatie betreft, zijn alle voor verkoop beschikbare financiële activa schuldvorderingen in euro die genoteerd zijn op actieve markten.

BUFI-BELEGGINGEN

Sedert 1 januari 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld (zie toelichting 8.2).

RISICODELENDE FINANCIERINGSFACILITEIT

De financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) wordt door de EIB beheerd en de beleggingsportefeuille van de Commissie wordt gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal had de Commissie maximaal 1 miljard EUR begroot voor de periode 2007-2013, waarvan maximaal 800 miljoen EUR komt uit het specifieke programma „samenwerking” en maximaal 200 miljoen EUR uit het specifieke programma „capaciteiten”. De EIB heeft er zich toe verbonden hetzelfde bedrag te verstrekken.

Op 31 december 2013 had de Commissie 1 231 miljoen EUR bijgedragen aan de RSFF (met inbegrip van de bijdragen van EVA- en derde landen). Het als voorwaardelijk passief opgevoerde bedrag (zie toelichting 5.2.1) van 958 miljoen EUR is het geschatte maximale verlies op 31 december 2013 dat de Commissie zou lijden in geval van wanprestaties inzake leningen of garanties die door de EIB in het kader van de RSFF zijn verstrekt. Opgemerkt zij dat het globale risico van de Commissie beperkt is tot het bedrag van haar bijdrage aan de faciliteit.

ETF-startersregeling

De startersregeling van de Europese Technologiefaciliteit (ETF) bestrijkt het programma voor groei en werkgelegenheid, het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en het proefproject technologieoverdracht, administratief beheerd door het EIF, en ondersteunt de oprichting en de financiering van beginnende kleine en middelgrote ondernemingen door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen. Aan het einde van het jaar was er nog eens 132 miljoen EUR voor de ETF-startersregeling vastgelegd, maar nog niet door de andere partijen opgevraagd.

EUROPESE BANK VOOR WEDEROPBOUW EN ONTWIKKELING

Omdat de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikking (EBWO) niet beursgenoteerd is en volgens haar statuten participaties ten hoogste tegen aankoopprijs en uitsluitend aan bestaande aandeelhouders mogen worden verkocht, is de participatie van de Commissie gewaardeerd op de kostprijs verminderd met eventuele afschrijvingen voor waardevermindering.

||| miljoen EUR

EBWO| Totaal kapitaal EBWO| Participatie Commissie

Totaal aandelenkapitaal| 29  900

Volgestort| (6 202)|  (188)

Niet-opgevraagd| 23  712

Verrichtingen met risicodragend kapitaal

Verrichtingen met risicodragend kapitaal zijn leningen die worden verstrekt aan financiële tussenpersonen om beleggingen in aandelen te financieren. Zij worden beheerd door de EIB en gefinancierd onder het Europees nabuurschapsbeleid.

GARANTIE-INSTRUMENT VOOR LENINGEN VOOR TEN-T-PROJECTEN

Het garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (LGTT) verstrekt garanties om het ontvangstenrisico in de eerste fase van de Ten-T-vervoerprojecten te verminderen. De garantie moet meer specifiek stand-bykredietlijnen volledig dekken, die alleen kunnen worden opgevraagd wanneer de kasstromen van het project ontoereikend zijn om bevoorrechte schulden te dekken. Het instrument is een gezamenlijk financieel product van de Commissie en de EIB. De Commissie wijst een maximumbedrag van 250 miljoen EUR aan het LGTT toe over de periode 2007-2013.

Per 31 december 2013 had de Commissie 162 miljoen EUR bijgedragen aan het LGTT. Eind 2013 waren voor 522 miljoen EUR leningen aangegaan en gedekt door de garantie. Het als voorwaardelijk passief opgevoerde bedrag (39 miljoen EUR) is het geschatte maximale verlies op 31 december 2013 dat de Commissie zou lijden in geval van wanprestaties inzake leningen die door de EIB in het kader van het LGTT zijn verstrekt. Opgemerkt zij dat het globale risico van de Commissie beperkt is tot het bedrag van haar bijdrage aan het instrument.

Overige voor verkoop beschikbare beleggingen

De belangrijkste bedragen die onder de bovengenoemde overige niet-vlottende voor verkoop beschikbare beleggingen zijn opgenomen, zijn het Europees Fonds voor Zuidoost-Europa (116 miljoen EUR) en het Wereldwijd Fonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie (67 miljoen EUR).

2.4.2. Niet-vlottende leningen

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

Uit de EU-begroting en de EGKS verstrekte leningen| 2.4.2.|  |  162

Uit opgenomen leningen verstrekte leningen| 2.4.2.| 54 57 279

Totaal|| 54 57 441

2.4.2.1. Uit de begroting van de Europese Unie en de EGKS in liquidatie verstrekte leningen

|||| miljoen EUR

|| Leningen met bijzondere voorwaarden| EGKS-woningkredieten| Totaal

Totaal op 31.12.|  |  |  162

Nieuwe leningen|  |  4

Terugbetalingen|  (18)|  (5)|  (23)

Wisselkoersverschillen|  (6)|  (6)

Veranderingen in boekwaarde|  |  |  13

Totaal op 31.12.|  |  |  151

Leningen met bijzondere voorwaarden omvatten voornamelijk leningen met een speciale rentevoet die in het kader van de samenwerking met niet-lidstaten zijn verstrekt. Alle bedragen zijn verschuldigd op meer dan twaalf maanden na het einde van het jaar. De werkelijke rentevoet van deze leningen varieert tussen de 7,73 % en 14,507 %.

2.4.2.2. Uit opgenomen leningen verstrekte leningen

||||||| miljoen EUR

|| MFB| Euratom| Betalingsbalans| EFSM| EGKS in liquidatie| Totaal

Totaal op 31.12.|  |  | 11 44  | 57 294

Nieuwe leningen|  | -| -| -| -|  100

Terugbetalingen|  (81)|  (36)| -| -| -|  (117)

Wisselkoersverschillen| -|  (1)| -| -|  (5)|  (6)

Veranderingen in boekwaarde|  |  (1)| -|  (8)|  (5)|  (13)

Totaal op 31.12.|  |  | 11 44  | 57 258

|||||||

Bedrag te betalen < 1 jaar|  | -| 3 -| -| 3 064

|||||||

Bedrag te betalen > 1 jaar|  |  | 8 44  | 54 195

Nadere informatie over de verstrekte en de opgenomen leningen kan in toelichting 7 worden gevonden.

2.5. NIET-VLOTTENDE VORDERINGEN EN VERHAALBARE BEDRAGEN

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Lidstaten|  |  545

Overige|  |  19

Totaal|  |  564

Van de totale niet-vlottende vorderingen houdt 483 miljoen EUR (2012: 550 miljoen EUR) verband met niet-ruiltransacties. De door de lidstaten verschuldigde bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

2.6. NIET-VLOTTENDE VOORFINANCIERING

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

Voorfinanciering| 2.6.| 34 40 790

Vooruitbetaalde uitgaven| 2.6.| 3 3 715

Totaal|| 38 44 505

2.6.1. Voorfinanciering

De termijn waarbinnen de voorfinanciering kan worden teruggevorderd of gebruikt, bepaalt of ze wordt opgenomen als vlottende of niet-vlottende voorfinanciering. Het gebruik is vastgelegd in de onderliggende overeenkomst van het project. Alle terugbetalingen of gebruik binnen de twaalf maanden na de verslagdatum worden als vlottende voorfinanciering opgenomen.

Voorfinanciering maakt een groot deel uit van de totale activa van de EU en krijgt daarom regelmatige en passende aandacht. Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit. De Commissie heeft met al deze elementen rekening gehouden om de follow-up van voorfinanciering te proberen te verbeteren.

Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het bedrag van de in 2013 uitbetaalde voorfinanciering beliep in totaal 4,5 miljard EUR (2012: 4 miljard EUR). Dit fonds is een aparte entiteit van de EU en is niet geconsolideerd in deze jaarrekening(zie toelichting 11.2.3).

||| miljoen EUR

Beheersvorm| 31.12.| 31.12.2012

Direct gecentraliseerd beheer| 1 1 249

Indirect gecentraliseerd beheer|  | 1 042

Gedecentraliseerd beheer|  |  677

Gedeeld beheer| 31 37 214

Gezamenlijk beheer|  |  592

Uitgevoerd door overige instellingen en agentschappen|  16

Totaal| 34 40 790

Artikel 58 van het nieuwe Financieel Reglement, waarin de methoden van uitvoering van de begroting gedeeltelijk worden herzien, is pas van toepassing vanaf 1 januari 2014.

De belangrijkste niet-vlottende voorfinancieringen houden verband met structurele maatregelen voor de programmeringsperiode 2007-2013: het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (19,6 miljard EUR), het Europees Sociaal Fonds (ESF) (5,6 miljard EUR), het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (5,2 miljard EUR) en het Europees Visserijfonds (EVF) (0,6 miljard EUR). Omdat veel van deze projecten op lange termijn lopen, moeten de voorschotten langer dan een jaar beschikbaar zijn. Daarom worden deze voorfinancieringen geboekt als niet-vlottende activa. De programmeringsperiode 2007-2013 nadert haar afsluitfase en dus vervalt de daarmee verband houdende voorfinanciering geleidelijk binnen twaalf maanden. De niet-vlottende voorfinanciering neemt derhalve af terwijl de vlotte voorfinanciering toeneemt (zie toelichting 2.10).

Garanties met betrekking tot voorfinanciering

Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaten zijn. Er zijn twee waarden om voor dit soort garantie op te nemen: de 'nominale waarde' en de 'lopende waarde'. Voor de 'nominale' waarde houdt de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan, verband met het bestaan van de waarborg. Voor de 'lopende' waarde is de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen. Op 31 december 2013 beliep de 'nominale waarde' van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 1 124 miljoen EUR. De 'lopende waarde' van die garanties beliep 887 miljoen EUR (2012: respectievelijk 1 348 miljoen EUR en 1 083 miljoen EUR).

2.6.2. Vooruitbetaalde uitgaven

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Financieringsinstrumenten| 2 2 717

Steunregelingen| 1  998

Totaal| 3 3 715

In het kader van de programma’s van de structuurfondsen 2007-2013 kunnen uit de EU-begroting bedragen aan de lidstaten worden betaald als bijdrage aan financieringsinstrumenten (in de vorm van leningen, aandelen of garanties) die onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat worden opgezet en beheerd. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn eigendom van de EU (zoals bij gewone voorfinanciering) en worden daarom als een actief in de balans van de Commissie opgenomen. In de rechtsgrondslagen is echter niet bepaald dat de lidstaten periodiek over het gebruik van die voorschotten verslag moeten uitbrengen aan de Commissie, en in sommige gevallen zijn die voorschotten niet eens opgenomen in de bij de Commissie ingediende uitgavenstaten. Daarom wordt aan het einde van elk jaar een raming gemaakt van de waarde van dit actief, op basis van de informatie die van de lidstaten is ontvangen over het gebruik van de middelen.

Net als de bedragen hierboven worden de door de lidstaten betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa opgenomen in de balans van de Commissie. De lidstaten kunnen dergelijke voorschotten betalen voor diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF). De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt; de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de rubriek steunregelingen.

VLOTTENDE ACTIVA

2.7. VOORRADEN

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Wetenschappelijk materieel|  |  81

Overige|  |  57

Totaal|  |  138

2.8. VLOTTENDE FINANCIËLE ACTIVA

|||| miljoen EUR

|| Toelichtingen| 31.12.| 31.12.2012

Voor verkoop beschikbare financiële activa| 2.8.| 2 1 858

Leningen| 2.8.| 3  123

Totaal|| 5 1 981

2.8.1. Vlottende voor verkoop beschikbare financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa worden gekocht vanwege hun rendement of opbrengst of om een bepaalde activastructuur of een secundaire liquiditeitsbron te creëren, en kunnen dus worden verkocht naargelang de liquiditeitsbehoefte of renteschommelingen. In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de voor verkoop beschikbare financiële activa waarvan de looptijd voor eind 2014 verstrijkt:

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

BUFI-beleggingen|  |  845

EGKS in liquidatie|  |  490

Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF)|  |  160

Garantiefonds|  |  268

European Chemicaliënagentschap|  |  69

Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (LGTT)|  |  23

Overige voor verkoop beschikbare beleggingen|  |  3

Totaal| 2 1 858

2.8.2. Vlottende leningen

In deze rubriek zijn voornamelijk leningen met een eindvervaldag binnen de twaalf maanden na de balansdatum opgenomen (zie toelichting 2.4.2.2 hierboven voor nadere informatie). De toename in vergelijking met vorig jaar valt toe te schrijven aan terugbetalingen van betalingsbalansleningen die in 2014 moeten plaatsvinden (Hongarije 2 miljard EUR en Letland 1 miljard EUR).

2.9. VLOTTENDE VORDERINGEN EN VERHAALBARE BEDRAGEN

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

Geldboeten| 2.9.| 4 4 090

Lidstaten| 2.9.| 5 6 270

Overlopende posten| 2.9.| 3 3 368

Overige vorderingen en verhaalbare bedragen| 2.9.|  |  311

Totaal|| 13 14 039

Het bovenstaand totaal bevat een geraamd bedrag van 12 638 miljoen EUR (2012: 13 729 miljoen EUR) in verband met niet-ruiltransacties.

2.9.1. Geldboeten

Dit betreft de door de Commissie opgelegde geldboeten die moeten worden geïnd voor 4 310 miljoen EUR (2012: 4 357 miljoen EUR) min een afschrijving van 239 miljoen EUR (2012: 267 miljoen EUR). Voor de geldboeten die aan het einde van het jaar uitstonden, werden voor in totaal 3 244 miljoen EUR garanties ontvangen (2012: 2 513 miljoen EUR). Opgemerkt zij dat op 31 december 2013 1 032 miljoen EUR van die vorderingen nog niet vervallen was.

2.9.2. Lidstaten

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

ELGF en plattelandsontwikkeling||

Europees Landbouwgarantiefonds| 1 1 172

Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling|  |  14

Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling|  |  44

Speciaal toetredingsprogramma op het gebied van landbouw en plattelandstonwikkeling (Sapard)|  |  136

Waardevermindering|  (819)|  (814)

Totaal| 1  552

|||

Betaalde en terugvorderbare btw|  |  44

|||

Eigen middelen||

Vastgesteld in de A-boekhouding|  |  45

Vastgesteld in de specifieke boekhouding| 1 1 294

Te ontvangen eigen middelen| 3 3 617

Waardevermindering|  (743)|  (773)

Overige|  |  16

Totaal| 3 4 199

|||

Overige vorderingen op de lidstaten||

Verwachte terugvordering van voorfinanciering|  | 1 220

Overige|  |  255

Totaal| 1 475

|||

Totaal| 5 6 270

De toename van de landbouwgerelateerde vorderingen wordt voornamelijk verklaard door niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen, omdat in sommige gevallen de uitvoeringsdatum met verschillende jaren werd uitgesteld, en in andere gevallen de besluiten worden uitgevoerd in uitgestelde jaarlijkse tranches. Dit is het geval voor lidstaten die financiële bijstand krijgen overeenkomstig de Europese kaderovereenkomst voor financiële stabiliteit, die op 7 juni 2010 werd ondertekend.

Het bedrag van de te ontvangen eigen middelen houdt verband met gewijzigde begroting nr. 8/2013, die op 20 november 2013 werd goedgekeurd. Volgens artikel 10 van Verordening 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 (PB L 130 van 31.5.2000) werden de opnames die overeenstemmen met de heraanpassingen van de bni-bijdragen uitgevoerd op de eerste werkdag van januari 2014. Opgemerkt zij dat bepaalde lidstaten hun betalingen hebben vervroegd, wat verklaart waarom het te ontvangen bedrag lager is dan de bijdrage die in die gewijzigde begroting wordt gevraagd.

Vorderingen ELGF en plattelandsontwikkeling

Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de vorderingen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.

Eigen middelen

Aangezien de lidstaten 25 % van de traditionele eigen middelen als inningskosten mogen inhouden, worden de bovenstaande cijfers weergegeven na aftrek van deze vermindering. Op basis van de ramingen die de lidstaten hebben verstrekt, is een afschrijving afgetrokken van de post 'vorderingen op de lidstaten'. Dit betekent echter niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen.

2.9.3. Overlopende posten

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Toegerekende baten| 2 3 002

Uitgestelde lasten|  |  351

Overige|  |  15

Totaal| 3 3 368

Het belangrijkste bedrag in deze rubriek zijn toegerekende baten:

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Eigen middelen| 2 2 388

Bestemmingsontvangen op het gebied van landbouw november en december|  218

Cohesiefonds, EFRO en ELFPO: financiële correcties|  |  276

Overige toegerekende baten|  |  120

Totaal| 2 3 002

De bedragen die onder eigen middelen zijn opgenomen (2 424 miljoen EUR) zijn voornamelijk toegerekende douanerechten van november en december 2013. Opgemerkt zij dat de bestemmingsontvangsten op het gebied van landbouw voor november en december (131 miljoen EUR) nu zijn opgenomen als vlottende vorderingen.

2.9.4. Overige vorderingen en verhaalbare bedragen

In deze rubriek zijn voornamelijk de terugvordering van voorfinancieringen opgenomen, alsook de terugvordering van uitgaven en overige ontvangsten uit administratieve en beleidsmaatregelen.            VLOTTENDE VOORFINANCIERING

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

Voorfinanciering| 2.10.| 16 9 548

Vooruitbetaalde uitgaven| 2.10.| 4 3 690

Totaal|| 21 13 238

2.10.1. Voorfinanciering

||| miljoen EUR

Beheersvorm| 31.12.| 31.12.2012

Direct gecentraliseerd beheer| 3 3 289

Indirect gecentraliseerd beheer| 4 3 908

Gedecentraliseerd beheer|  |  301

Gedeeld beheer| 6 1 008

Gezamenlijk beheer| 1  844

Uitgevoerd door overige instellingen en agentschappen|  |  198

Totaal| 16 9 548

Artikel 58 van het nieuwe Financieel Reglement, waarin de methoden van uitvoering van de begroting gedeeltelijk worden herzien, is pas van toepassing vanaf 1 januari 2014.

De toename in vlottende voorfinanciering houdt voornamelijk verband met gedeeld beheer. Zoals gezegd in toelichting 2.6 komen de programma's van de structuurfondsen in de eindfase van de programmeringsperiode 2007-2013. Als gevolg daarvan werd een groot deel (6,1 miljard EUR) van voorheen niet-vlottende voorfinanciering op 31 december 2013 vlottend.

Er is ook een toename onder direct gecentraliseerd beheer en indirect gecentraliseerd beheer. In beide gevallen valt die toename grotendeels toe te schrijven aan de eindfase van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7), die wordt gekenmerkt door de ondertekening van de laatste overeenkomsten die tot nieuwe voorfinancieringen leiden voor ongeveer 2,8 miljoen EUR onder direct gecentraliseerd beheer en 1,4 miljard EUR onder indirect gecentraliseerd beheer. Tegelijkertijd zijn projecten onder oudere overeenkomsten afgerond en de daarmee verband houdende voorfinancieringen zijn verrekend.

2.10.2. Vooruitbetaalde uitgaven

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Financieringsinstrumenten| 2 1 358

Steunregelingen| 2 2 332

Totaal| 4 3 690

De schommeling van de bedragen die onder deze rubriek zijn opgenomen, valt voornamelijk toe te schrijven aan de toegenomen bijdrage van de lidstaten aan de financieringsinstrumenten op het gebied van regionale ontwikkeling.

2.11. GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

Niet aan restricties onderhevige geldmiddelen:| 2.11.||

  Rekeningen bij schatkisten en centrale banken|| 2 2 203

  Rekeningen-courant||  |  967

  Beheer van gelden ter goede rekening||  |  38

  Transfers (geld in omloop)||  (1)|  (1)

  Totaal|| 3 3 207

Tot financiële instrumenten en termijndeposito’s behorende geldmiddelen| 2.11.| 1 2 345

||||

Aan restricties onderhevige geldmiddelen en kasequivalenten| 2.11.| 4 5 122

||||

Totaal|| 9 10 674

2.11.1. Niet aan restricties onderhevige geldmiddelen

Niet aan restricties onderhevige geldmiddelen omvatten alle financiële tegoeden van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen.

De niet aan restricties onderhevige geldmiddelen op 31 december 2013 omvatten 1,1 miljard EUR aan bijdragen aan eigen middelen die de lidstaten op 1 januari 2014 verschuldigd zijn, maar die al enkele dagen eerder waren ontvangen. Voorts bevat het saldo aan het einde van het jaar 1,3 miljard EUR aan mededingingsgeldboeten, die de Commissie grotendeels in de laatste weken van 2013 had geïnd en die nog niet aan de lidstaten waren terugbetaald via een gewijzigde begroting.

2.11.2. Tot financiële instrumenten en termijndeposito’s behorende geldmiddelen

De bedragen in deze rubriek zijn voornamelijk kasequivalenten (1 434 miljoen EUR) die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma’s met financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, en andere termijndeposito’s (245 miljoen EUR). De tot financiële instrumenten behorende geldmiddelen kunnen dus alleen worden gebruikt voor het betrokken programma met financiële instrumenten. Aan het einde van het jaar was 138 miljoen EUR vastgelegd voor financiële instrumenten die door fiduciaires worden beheerd, maar nog niet door de andere partijen zijn opgevraagd.

2.11.3. Aan restricties onderhevige geldmiddelen en kasequivalenten

Aan restricties onderhevige geldmiddelen omvatten bedragen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Ze staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is aangetekend of wanneer het niet bekend is of door de andere partij beroep zal worden aangetekend, wordt het onderliggende bedrag getoond als een vlottend passief in toelichting 5.2.

De daling in de aan restricties onderhevige geldmiddelen valt toe te schrijven aan het feit dat alle voorlopig geïnde geldboeten sinds 2010 door de Commissie worden beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds (BUFI) en worden belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare activa worden ingedeeld (zie de toelichtingen 2.4.1 en 2.8.1).

NIET-VLOTTENDE PASSIVA

2.12. PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Pensioenen - personeel| 40 37 528

Pensioenen - anderen| 1  968

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering| 4 4 007

Totaal| 46 42 503

2.12.1. Pensioenen - personeel

Overeenkomstig artikel 83 van het ambtenarenstatuut komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de EU-begroting. Er is voor deze verplichting geen kapitaaldekking, doch de lidstaten waarborgen gezamenlijk de uitbetaling van deze uitkeringen volgens de verdeelsleutel die voor de financiering van deze uitgave is vastgesteld. Tevens dragen de ambtenaren door middel van een verplichte bijdrage voor een derde bij in de langetermijnfinanciering van deze pensioenregeling.

De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal personeelsleden en gepensioneerden op 31 december 2013 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd volgens de methodiek van IPSAS 25 (en derhalve ook boekhoudregel 12 van de EU). Om deze verplichting te berekenen, wordt de 'projected unit credit'-methode gebruikt. De voornaamste actuariële hypotheses die op de waarderingsdatum beschikbaar waren en voor de waardering werden gebruikt, zijn de volgende:

Actuariële hypothesen - pensioenverplichting personeel| 31.12.| 31.12.2012

Nominale disconteringsvoet| 3,7 %| 3,6 %

Verwacht inflatiepercentage| 1,9 %| 2,0 %

Reële disconteringsvoet| 1,8 %| 1,6 %

Huwelijkscoëfficiënt: man/vrouw| 81 %/49 %| 84 %/38 %

Algemene salaristoename/herwaardering van de pensioenen| 0 %| 0 %

International Civil Servants Life Table (ICSLT)| ICSLT ICSLT 2008

||| miljoen EUR

Ontwikkeling in de brutoverplichting personeelsbeloningen| Pensioenen| Ziekteverzekering

Brutoverplichting aan het einde van het vorige jaar| 41 4 278

Dienst/normale kosten| 1 -

Rentekosten| 1  162

Betaalde uitkeringen| (1 288)|  (11)

Actuariële verliezen| 1  704

Wijzigingen ingevolge nieuwkomers|  | -

Brutoverplichting aan het einde van het jaar| 45 5 133

Op pensioenen toegepaste correctiecoëfficiënten| n.v.t.

Aftrek van belastingen op pensioenen| (5 973)| n.v.t.

Fondsbeleggingen| n.v.t.|  (264)

Nettoverplichting aan het einde van het jaar| 40 4 869

2.12.2. Pensioenen - anderen

Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de secretarissen-generaal van de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van bepaalde Parlementsleden.

2.12.3. Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Er is ook een waardering gemaakt voor de geraamde verplichting die de EU heeft in verband met haar bijdragen aan het gemeenschappelijke stelsel van ziektekostenverzekering voor haar gepensioneerde personeelsleden. De brutoverplichting is gewaardeerd op 5 133 miljoen EUR (2012: 4 278 miljoen EUR), waarvan planactiva van 264 miljoen EUR (2012: 271 miljoen EUR) zijn afgetrokken om tot het nettobedrag te komen. De disconteringsvoet en de algemene salarisgroei die voor de berekening zijn gebruikt, zijn dezelfde als die welke voor de waardering van de pensioenverplichting zijn gebruikt.

2.13. NIET-VLOTTENDE VOORZIENINGEN

|||||||| miljoen EUR

|| Bedrag op 31.12.| Aanvullende bepalingen| Terug-geboekte ongebruikte bedragen| Gebruikte bedragen| Over-dracht naar vlottend| Wijziging in raming| Bedrag op 31.12.2013

Rechtszaken|  (51)|  (3)| -| -| 258

Ontmanteling kerninstallaties| -| -|  (2)|  (30)|  (32)| 933

Financieel| -| -|  (38)|  (4)| 111

Overige|  (2)| -| -| 21

Totaal| 1  (53)|  (5)|  (68)|  (36)| 1 323

Rechtszaken

Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk meer dan twaalf maanden na het einde van het jaar zullen moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken. De aanvullende voorzieningen voor rechtszaken hebben grotendeels betrekking op nieuwe rechtszaken op het gebied van landbouw en cohesie.

Ontmanteling kerninstallaties

In 2012 heeft een consortium van onafhankelijke deskundigen zijn studie van 2008 geactualiseerd en de kosten van de ontmanteling van de kerninstallaties van het Joint Research Centre (JRC) en het afvalbeheerprogramma geraamd. Hun herziene raming van 989 miljoen EUR (voorheen 1 222 miljoen EUR) dient als uitgangspunt voor de voorziening die in de jaarrekening moet worden opgenomen. In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro). Gezien de geraamde duur van dit programma (ongeveer twintig jaar) moet worden opgemerkt dat er enige onzekerheid bestaat ten aanzien van deze raming, en dat de uiteindelijke kosten van de huidige raming kunnen afwijken.

Financiële voorzieningen

Dit zijn voornamelijk voorzieningen voor de geraamde verliezen die zullen worden opgelopen in verband met de garanties die in het kader van de MKB-garantiefaciliteit 1998, de MKB-garantiefaciliteit 2001, de MKB-garantiefaciliteit 2007 van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) en de Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit (garantie) zijn verstrekt. Het EIF is bevoegd in eigen naam, evenwel ten behoeve en voor rekening van de Commissie, garanties te verstrekken. Het financiële risico dat verbonden is aan de opgevraagde en de niet-opgevraagde garanties is echter beperkt. De niet-vlottende financiële voorzieningen worden omgerekend tot hun netto contante waarde (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro).

2.14. NIET-VLOTTENDE FINANCIËLE VERPLICHTINGEN

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

Niet-vlottende leningen| 2.14.| 54 57 252

Eliminatie Garantiefonds*||  (20)|  (20)

Totaal|| 54 57 232

* Het Garantiefonds is houder van EFSM-obligaties die door de Commissie zijn uitgegeven, die derhalve buiten beschouwing zijn gelaten.

Niet-vlottende leningen

||||||| miljoen EUR

|| MFB| Euratom| Betalings-balans| EFSM| EGKS in liquidatie| Totaal

Totaal op 31.12.|  |  | 11 44  | 57 267

Nieuwe leningen|  | -| -| -| -|  100

Terugbetalingen|  (81)|  (36)| -| -| -|  (117)

Wisselkoersverschillen| -|  (1)| -| -|  (4)|  (5)

Veranderingen in boekwaarde|  |  (1)| -|  (8)| -|  (8)

Totaal op 31.12.|  |  | 11 44  | 57 237

|||||||

Bedrag te betalen < 1 jaar|  | -| 3 -| -| 3 064

|||||||

Bedrag te betalen > 1 jaar|  |  | 8 44  | 54 173

Onder deze rubriek zijn de leningen van de EU met vervaldatum over meer dan een jaar opgenomen. De leningen omvatten de in een waardepapier belichaamde schulden, die 56 981 miljoen EUR belopen (2012: 57 026 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente. Nadere informatie over de verstrekte en de opgenomen leningen kan in toelichting 7 worden gevonden.

2.15. OVERIGE NIET-VLOTTENDE VERPLICHTINGEN

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Financiëleleaseschulden| 1 2 040

Gebouwen betaald in termijnen|  |  352

Overige|  135

Totaal| 2 2 527

VLOTTENDE PASSIVA

2.16. VLOTTENDE VOORZIENINGEN

|||||||| miljoen EUR

|| Bedrag op 31.12.| Aanvullende voorzie-ningen| Terug-geboekte ongebruikte bedragen| Gebruikte bedragen| Over-drachten van niet-vlottend| Wijziging in raming| Bedrag op 31.12.2013

Rechtszaken|  |  |  (2)|  (2)|  |  229

Ontmanteling kerninstallaties|  |  (29)|  |  30

Financieel|  |  |  (45)|  (55)|  |  (8)|  171

Overige|  |  |  (114)|  (139)|  (1)|  115

Totaal|  |  |  (161)|  (225)|  |  (8)|  545

2.17. VLOTTENDE FINANCIËLE VERPLICHTINGEN

Deze rubriek betreft leningen (zie toelichting 2.14) met vervaldatum binnen de twaalf maanden na de balansdatum. De toename in vergelijking met vorig jaar valt toe te schrijven aan terugbetalingen van betalingsbalansleningen die in 2014 moeten plaatsvinden (Hongarije 2 miljard EUR en Letland 1 miljard EUR).

2.18. SCHULDEN

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

Overlopende posten| 2.18.| 56 68 436

Schulden| 2.18.| 36 21 558

Vlottend deel van niet-vlottende verplichtingen| 2.18.|  |  89

Totaal|| 92 90 083

2.18.1. Overlopende posten

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Toegerekende lasten| 56 68 216

Uitgestelde baten|  |  201

Overige|  |  19

Totaal| 56 68 436

De toegerekende lasten zijn als volgt uitgesplitst:

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Europees Landbouw- en Garantiefonds:||

Rechtstreekse steun en interventies op de landbouwmarkten| 33 44 532

Overige|  |  1

Plattelandsontwikkeling:||

Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling| 12 12 463

Overige| 34

|| 45 57 030

|||

Structurele maatregelen:||

Europees Visserijfonds / Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij|  |  66

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling / Cohesiefonds| 4 4 359

Pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid|  |  382

Europees Sociaal Fonds| 1 1 378

|| 5 6 185

Overige toegerekende lasten:||

Onderzoek en ontwikkeling| 1 1 077

Overige| 3 3 924

|| 4 5 001

Totaal| 56 68 216

2.18.2. Crediteuren

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Lidstaten| 37 23 029

Leveranciers en overige| 1 1 704

Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen| (2 918)| (3 175)

Totaal| 36 21 558

Schulden omvatten kostendeclaraties die de Commissie ontvangt in het kader van de subsidieactiviteiten. Ze worden gecrediteerd voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Indien de tegenpartij een lidstaat is, worden ze als zodanig ingedeeld. Voor facturen en kredietnota's bij opdrachten wordt dezelfde procedure gevolgd. Bij de afsluitingsprocedure aan het einde van het jaar wordt met de betrokken kostendeclaraties rekening gehouden. Bij deze afsluitingsboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen derhalve als uitgaven opgenomen, terwijl de niet-subsidiabele bedragen zijn opgenomen als 'geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen' (zie hieronder). Om de activa en passiva niet te overschatten, is besloten dat het te betalen nettobedrag onder de vlottende passiva wordt opgenomen.

Lidstaten

Schulden aan lidstaten houden in de eerste plaats verband met onbetaalde kostendeclaraties voor structurele maatregelen (20,8 miljard EUR voor het EFRO en het CF en 4,2 miljard EUR voor het ESF).

Voorts omvat het bedrag 11,3 miljard EUR voor het ELGF. Om de economische werkelijkheid beter voor te stellen, worden de bedragen in verband met het ELGF waarvoor betaling was verschuldigd op de eerste werkdag van januari van het volgende jaar, vanaf 2013 opgenomen als een schuld in plaats van als toegerekende lasten. Als de huidige aanpak was gevolgd voor de jaarrekening 2012, zou het bedrag van de schulden aan lidstaten 11,9 miljard EUR hoger zijn geweest (d.w.z. 34,9 miljard EUR).

De resterende schulden aan lidstaten van 1,2 miljard EUR betreffen voornamelijk visserij- en maritiem beleid (0,6 miljard EUR) en plattelandsontwikkeling (0,2 miljard EUR).

Leveranciers en overige

In deze rubriek zijn overige schulden ingevolge subsidie- en aanbestedingsactiviteiten opgenomen, alsook bedragen die aan publieke organen en niet-geconsolideerde entiteiten verschuldigd zijn.

Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen

Deze schulden worden verminderd met dat deel van de verzoeken om terugbetaling dat ontvangen maar nog niet gecontroleerd werd, dat niet-subsidiabel werd geraamd. De grootste bedragen betreffen de directoraten van de structurele maatregelen. Schulden worden ook verminderd met dat deel van de ontvangen verzoeken om terugbetaling dat overeenstemt met vooruitbetaalde uitgaven die aan het einde van het jaar nog moeten worden betaald (2,2 miljard EUR).

2.18.3. Vlottend deel van niet-vlottende verplichtingen

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Financiële leaseschulden|  |  70

Overige|  |  19

Totaal|  |  89

NETTOACTIVA

2.19. RESERVES

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

Reëlewaardereserve| 2.19.|  |  150

Reserve Garantiefonds| 2.19.| 2 2 079

Overige reserves| 2.19.| 1 1 832

Totaal|| 4 4 061

2.19.1. Reëlewaardereserve

Overeenkomstig de boekhoudregels wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.

In 2013 werd in verband met voor verkoop beschikbare activa een nettobedrag van 29 miljoen EUR (2012: 5 miljoen EUR) aan gecumuleerde reëlewaardedalingen uit de reëlewaardereserve genomen en in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

2.19.2. Reserve Garantiefonds

Deze reserve vormt de neerslag van het streefbedrag van 9 % van de openstaande en door het Fonds gegarandeerde bedragen, die als activa moeten worden gehouden.

2.19.3. Overige reserves

Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserve van de EGKS in liquidatie (1 537 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Die reserve werd gecreëerd in de context van de opheffing van de EGKS.

2.20. BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN

|| miljoen EUR

||

Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.| 44 477

Terugbetaling van het begrotingsoverschot van 2012 aan de lidstaten| 1 023

Mutatie in reserve Garantiefonds|  46

Overige mutaties in reserves|  14

Economisch resultaat voor het jaar| 4 365

Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.| 49 925

||

Uitgesplitst tussen:|

Personeelsbeloningen| 46 818

Overige bedragen| 3 107

Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de Commissie op 31 december 2013 reeds heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar N toegerekend, ofschoon zij maar effectief in jaar N+1 (of later) zullen worden betaald met de begroting van jaar N+1 (of later). De boeking van de betrokken uitgaven bij deze passiva heeft, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De belangrijkste bedragen waarop moet worden gewezen, zijn de ELGF-activiteiten. In feite wordt het grootste deel van de op te vragen bedragen door de lidstaten betaald binnen twaalf maanden na het einde van het betrokken begrotingsjaar als onderdeel van de begroting van het daaropvolgende jaar.

In principe worden alleen de verplichtingen inzake personeelsbeloningen van de Commissie tegenover haar personeel uitbetaald over een langere periode, waarbij de financiering van de pensioenbetalingen door de jaarlijkse begrotingen door de lidstaten wordt gegarandeerd. Alleen ter informatie wordt hieronder een raming van de uitsplitsing van toekomstige betalingen van personeelsbeloningen gegeven:

|| miljoen EUR

|| Bedrag

In 2014 te betalen bedragen| 1 450

Na 2014 te betalen bedragen| 45 368

Totaal verplichtingen personeelsbeloningen op 31.12.| 46 818

Opgemerkt zij dat het voorgaande geen effect heeft op het begrotingsresultaat. De begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter dan de begrotingsuitgaven, aangezien elk overschot op de ontvangsten aan de lidstaten wordt terugbetaald.

3. TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

3.1. ONTVANGSTEN UIT EIGEN MIDDELEN EN BIJDRAGEN

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 2012

Bni-middelen|| 110 98 061

Traditionele eigen middelen: Douanerechten|| 15 16 087

                                          Suikerheffingen||  |  157

Btw-middelen|| 14 14 871

Ontvangsten uit eigen middelen| 3.1.| 139 129 176

Budgettaire aanpassingen| 3.1.| 1 1 439

Bijdragen van derde landen (inclusief EVA-landen)||  |  304

Totaal|| 141 130 919

3.1.1. Ontvangsten uit eigen middelen

De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. Het grootste deel van de uitgaven wordt dus met eigen middelen gefinancierd. De overige ontvangsten vertegenwoordigen immers slechts een klein deel van de totale financiering. Er zijn drie categorieën eigen middelen: traditionele eigen middelen, btw-middelen en bni-middelen. De traditionele eigen middelen omvatten suikerheffingen en douanerechten. Een mechanisme voor de correctie van begrotingsonevenwichtigheden (korting voor het Verenigd Koninkrijk) en een brutokorting op de jaarlijkse bijdrage op bni-grondslag van Nederland en Zweden maken eveneens deel uit van het stelsel van eigen middelen. De lidstaten houden als inningskosten 25 % van de traditionele eigen middelen in. De bovenvermelde bedragen zijn nettobedragen.

Opgemerkt zij dat een bedrag van 169 miljoen EUR (bruto, 126 miljoen EUR netto), dat in 2011 door België als traditionele eigen middelen werd teruggevraagd, in 2013 werd uitbetaald na de afronding van audits en controles van de betrouwbaarheid van de Belgische goedkeurings- en boekhoudsystemen. De bijbehorende voorziening die in 2012 was geboekt, werd in 2013 gebruikt.

Tevens zij opgemerkt dat ten gevolge van een arrest van het Hof over de verordening suikerheffingen, dat er is gekomen nadat bepaalde ondernemingen en lidstaten tegen die verordening beroep hadden aangetekend, en de daaropvolgende vaststelling door de Raad van een nieuwe verordening eind december 2013, eind 2014 aan de betrokken partijen een bedrag van 214 miljoen EUR zal moeten worden terugbetaald. In de boekhouding is nog altijd een voorziening voor dat bedrag opgenomen, die in 2012 was geboekt.

3.1.2. Budgettaire aanpassingen

De budgettaire aanpassingen omvatten het begrotingsoverschot uit 2012 (1 023 miljoen EUR), dat indirect aan de lidstaten wordt terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen aan eigen middelen die zij het volgende jaar aan de EU moeten betalen. Het betreft dus ontvangsten voor 2013.   OVERIGE BELEIDSONTVANGSTEN

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 2012

Geldboeten| 3.2.| 2 1 884

||||

Landbouwheffingen| 3.2.|  |  87

||||

Teruggevorderde uitgaven:| 3.2.||

Direct gecentraliseerd beheer||  |  63

Indirect gecentraliseerd beheer||  |  30

Gedecentraliseerd beheer||  |  27

Gezamenlijk beheer||  |  8

Gedeeld beheer|| 1 1 376

Totaal|| 1 1 504

Ontvangsten uit administratief beheer:| 3.2.||

Personeel|| 1 1 209

Ontvangsten in verband met vaste bedrijfsmiddelen||  |  23

Overige administratieve ontvangsten||  |  59

Totaal|| 1 1 291

Diverse beleidsontvangsten:| 3.2.||

Aanpassingen/voorzieningen||  |  280

Wisselkoersbaten||  |  335

Overige|| 2 1 445

Totaal|| 2 2 060

Totaal|| 8 6 826

3.2.1. Geldboeten

De stijging in overige beleidsontvangsten valt voornamelijk te verklaren door een hoger bedrag aan ontvangsten in verband met geldboeten in 2013. Die ontvangsten hebben betrekking op geldboeten die zijn opgelegd door de Commissie voor overtredingen van de mededingingsregels. Vorderingen en de daarmee samenhangende baten worden opgenomen wanneer het besluit van de Commissie om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene.

Het hogere bedrag in 2013 valt voornamelijk te verklaren door geldboeten voor 1,7 miljard EUR, die aan een aantal banken werden opgelegd omdat ze hadden deelgenomen aan een kartel in de sector van de rentederivaten. Voorts werd er in 2013 aan Microsoft een hoge geldboete opgelegd (561 miljoen EUR), omdat het bij gebruikers in de EU geen reeks webbrowsers promoot, maar alleen Internet Explorer.

3.2.2. Landbouwheffingen

Deze bedragen betreffen voornamelijk melkheffingen die een instrument zijn om de markt te beheren en waarmee melkproducenten die hun referentiehoeveelheden overschrijden, kunnen worden gestraft. Aangezien ze niet samenhangen met eerdere betalingen door de Commissie, worden ze in de praktijk beschouwd als ontvangsten voor een specifiek doeleinde.

3.2.3. Teruggevorderde uitgaven

Deze rubriek omvat de door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten en verminderingen van volgende betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen, waarmee uitgaven die vroeger uit de algemene begroting zijn betaald, op basis van controles, afgesloten audits of subsidiabiliteitsanalyse worden teruggevorderd, alsook de invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF. Deze rubriek omvat ook de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot nu.

Opgemerkt zij dat deze cijfers alleen het boekhoudkundige effect van de corrigerende activiteiten van de EU weergeven, op basis van de geldende boekhoudregels van de EU. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van de terugvorderingen van EU-uitgaven, en kunnen die ook niet tonen, met name voor de aanzienlijke uitgavengebieden van de structurele maatregelen, waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden terugbetaald, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. Voorts worden de terugvorderingen van voorfinancieringen evenmin als ontvangsten opgenomen, in overeenstemming met de boekhoudregels van de EU. Nadere informatie over de financiële correcties en invorderingen van uitgaven kan worden gevonden in toelichting 6.

Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling

In het kader van het ELGF en het ELFPO zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties waartoe tijdens het jaar besloten is, terugbetalingen die de lidstaten gedeclareerd hebben en tijdens het jaar geïnd hebben, plus de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.

Structurele maatregelen

De voornaamste bedragen onder de subrubriek structurele maatregelen omvatten invorderingsopdrachten die door de Commissie zijn afgegeven om onverschuldigde uitgaven in de vorige jaren terug te vorderen, verminderingen van uitgaven min de toegerekende ontvangsten aan het einde van het jaar.

Slechts in de volgende gevallen worden invorderingsopdrachten afgegeven:

– formele financiële correctiebeschikkingen van de Commissie na het opsporen van onregelmatige uitgaven in de door de lidstaten gevraagde bedragen;

– aanpassingen bij de afsluiting van een programma die een vermindering van de EU-bijdrage meebrengen, wanneer een lidstaat niet voldoende subsidiabele uitgaven heeft gedeclareerd om de totale voorfinanciering en de reeds gedane tussentijdse betalingen te rechtvaardigen. Dergelijke verrichtingen kunnen plaatsvinden zonder een formeel besluit van de Commissie indien de lidstaat die aanvaardt;

– terugbetaling van teruggevorderde bedragen na afsluiting ten gevolge van het resultaat van gerechtelijke procedures die aan de gang waren op het ogenblik van afsluiting.

Andere met betrekking tot structurele maatregelen opgestelde invorderingsopdrachten betreffen de terugvordering van voorfinanciering – zie toelichting 6.3. Deze bedragen worden niet als ontvangsten opgevoerd, maar gecrediteerd in de rubriek voorfinanciering in de balans.

3.2.4. Ontvangsten uit administratief beheer

Deze ontvangsten vloeien voort uit inhoudingen op de salarissen van het personeel en bestaan hoofdzakelijk uit twee bedragen: pensioenbijdragen en belastingen op inkomen.

3.2.5. Diverse beleidsontvangsten

Een bedrag van 779 miljoen EUR (2012: 672 miljoen EUR) houdt verband met van toetredingslanden ontvangen bedragen. Wisselkoersbaten, behalve die welke betrekking hebben op de in toelichting 3.5 behandelde financiële activiteiten, zijn eveneens in deze rubriek opgenomen. Deze baten vloeien voort uit de dagelijkse activiteiten en daarmee verband houdende transacties die worden verricht in andere valuta dan de euro, alsmede uit de herwaardering aan het einde van het jaar die nodig is voor het opstellen van de rekeningen. Het betreft zowel gerealiseerde als niet-gerealiseerde winsten. Het nettowisselkoersverlies voor het jaar bedroeg 39 miljoen EUR (2012: nettowisselkoersbaten van 52 miljoen EUR).


3.3. ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

||| miljoen EUR

|| 2012

Personeelsuitgaven| 5 5 708

Afschrijvingen en waardeverminderingen|  |  451

Overige administratieve uitgaven| 3 3 161

Totaal| 9 9 320

In deze rubriek zijn administratieve uitgaven van 388 miljoen EUR (2012: 379 miljoen EUR) opgenomen in verband met operationele leases. De volgende bedragen zijn vastgelegd voor betaling tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:

||| miljoen EUR

|| In de toekomst te betalen bedragen|

|| < 1 jaar| 1-5 jaar| > 5 jaar| Totaal

Gebouwen|  |  |  | 1 990

IT-materiaal en overige uitrusting|  |  |  24

Totaal|  |  |  | 2 014

3.4. BELEIDSUITGAVEN

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 2012

Primaire beleidsuitgaven:| 3.4.||

  Direct gecentraliseerd beheer|| 8 9 883

  Indirect gecentraliseerd beheer|| 5 4 151

  Gedecentraliseerd beheer||  | 1 019

  Gedeeld beheer|| 120 106 378

  Gezamenlijk beheer|| 1 1 819

  Totaal|| 136 123 250

Overige beleidsuitgaven:| 3.4.||

  Aanpassingen/voorzieningen||  |  427

  Wisselkoersverliezen||  |  281

  Overige|| 1  675

  Totaal|| 1 1 383

Totaal|| 138 124 633

3.4.1. Primaire beleidsuitgaven

De beleidsuitgaven bestrijken de verschillende rubrieken van het financieel kader en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. Het grootste deel van de uitgaven valt onder de rubriek 'gedeeld beheer', hetgeen inhoudt dat taken aan de lidstaten worden gedelegeerd, onder meer op gebieden als de ELGF-uitgaven en de maatregelen die via de verschillende structuurfondsen worden gefinancierd (het EFRO, het ESF, het ELFPO, het Cohesiefonds en het EVF).

De belangrijkste onderdelen van de bovengenoemde beleidsuitgaven bestrijken de volgende gebieden: landbouw en plattelandsontwikkeling 59 miljard EUR (2012: 57 miljard EUR), regionale ontwikkeling en cohesie 49 miljard EUR (2012: 39 miljard EUR), werkgelegenheid en sociale zaken 12 miljard EUR (2012: 11 miljard EUR), onderzoek en communicatienetwerken, content en technologie 6 miljard EUR (2012: 6 miljard EUR) en buitenlandse betrekkingen 3 miljard EUR (2012: 3 miljard EUR).

De globale stijging van de beleidsuitgaven is het gevolg van de vordering van de projecten op het gebied van regionale ontwikkeling voor de programmeringsperiode 2007-2013.

3.4.2. Overige beleidsuitgaven

Wisselkoersverliezen, behalve die welke betrekking hebben op de in onderstaande toelichting 3.6 besproken financiële activiteiten, vloeien voort uit de dagelijkse activiteiten en daarmee verband houdende transacties die worden verricht in andere valuta dan de euro, alsmede uit de herwaardering aan het einde van het jaar die nodig is voor het opstellen van de rekeningen. Het betreft zowel gerealiseerde als niet-gerealiseerde verliezen.

De rubriek overige (onder overige beleidsuitgaven) 2013 omvatte voornamelijk de correctie van geldboeten die in de vorige jaren waren opgelegd, ten belope van 1 360 miljoen EUR.

Kosten voor onderzoek en ontwikkeling

Zowel onder administratieve als onder beleidsuitgaven zijn uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling als volgt opgenomen:

||| miljoen EUR

|| 2012

Kosten voor onderzoek|  |  331

Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling|  |  76

Totaal|  |  407


3.5. FINANCIËLE ONTVANGSTEN

||| miljoen EUR

|| 2012

Baten uit dividenden|  |  12

|||

Rentebaten:||

  Op voorfinanciering|  |  28

  Op laattijdige betalingen|  |  242

  Op voor verkoop beschikbare financiële activa|  |  100

  Op leningen| 1 1 559

  Op geldmiddelen en kasequivalenten|  |  26

  Overige|  |  2

  Totaal| 1 1 957

Overige financiële ontvangsten:||

  Op de verkoop van financiële activa gerealiseerde winst|  |  18

  Overige|  |  160

  Totaal|  |  178

|||

Wisselkoersbaten|  |  10

|||

Totaal| 2 2 157

3.6. FINANCIËLE UITGAVEN

||| miljoen EUR

|| 2012

Rentelasten:||

  Leasing|  |  88

  Op opgenomen leningen| 1 1 545

  Overige|  |  23

  Totaal| 1 1 656

Overige financiële uitgaven:||

  Aanpassingen aan financiële voorzieningen|  |  75

  Uitgaven met betrekking tot door fiduciaires beheerde financiële instrumenten|  |  43

  Waardeverminderingsverliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa|  |  8

  Op de verkoop van financiële activa gerealiseerde verlies|  4

  Overige|  |  143

  Totaal|  |  273

Wisselkoersverliezen|  |  13

|||

Totaal| 2 1 942

3.7. AANDEEL IN HET NETTOTEKORT VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN EN GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN

Overeenkomstig de vermogensmutatiemethode neemt de Commissie in haar staat van de financiële resultaten het aandeel in het netto-overschot van haar gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen op (zie ook de toelichtingen 2.3.1 en 2.3.2).

3.8. ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

In 2013 is een bedrag van 148 874 miljoen EUR (2012: 137 023 miljoen EUR) aan ontvangsten uit niet-ruiltransacties in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

3.9. GESEGMENTEERDE INFORMATIE

In het gesegmenteerde verslag worden de beleidsontvangsten en -uitgaven uitgesplitst per beleidsterrein van de Commissie volgens de structuur van de activiteitsgestuurde begroting. De beleidsterreinen kunnen worden gegroepeerd in drie grote categorieën: activiteiten in de EU, activiteiten buiten de EU en diensten en overige. 'Activiteiten in de EU' is de grootste categorie en omvat de talrijke beleidsterreinen die binnen de EU worden uitgevoerd. 'Activiteiten buiten de EU' betreft het beleid dat buiten de EU wordt gevoerd, bv. op het gebied van handel en ontwikkelingssamenwerking. 'Diensten en overige' omvat de interne en horizontale activiteiten die voor het functioneren van de instellingen en organen van de EU noodzakelijk zijn. Opgemerkt zij dat de informatie in verband met de agentschappen onder het desbetreffende beleidsterrein is opgenomen. Daarnaast worden eigen middelen en bijdragen niet uitgesplitst voor de verschillende activiteiten omdat ze door centrale diensten van de Commissie worden berekend, geïnd en beheerd.

|||||||| miljoen EUR

|| Activiteiten in de EU| Activiteiten buiten de EU| Diensten en overige| EGKS in liquidatie| Overige instellingen| Buiten de consolidatie| Totaal

Geldboeten| 2 2 757

Landbouwheffingen|  |  48

Teruggevorderde uitgaven| 1  |  |  | 1 777

Ontvangsten uit administratief beheer|  |  |  |  |  (478)| 1 257

Diverse beleidsontvangsten| 3  |  |  |  | (1 296)| 2 575

Overige beleidsontvangsten| 7  | 1  |  | (1 768)| 8 414

||||||||

Personeelsuitgaven| (2 248)|  (321)| (1 279)| (1 704)|  | (5 527)

Uitgaven voor immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen|  (137)|  (115)|  (205)|  |  (450)

Overige administratieve uitgaven|  (986)|  (329)|  (887)| (1 720)|  | (3 293)

Administratieve uitgaven| (3 370)|  (649)| (2 281)| (3 628)|  | (9 269)

||||||||

Direct gecentraliseerd beheer| (6 068)| (3 348)|  (264)|  | (8 722)

Indirect gecentraliseerd beheer| (4 943)|  (585)|  (32)|  | (5 491)

Gedecentraliseerd beheer|  (181)|  (539)|  (720)

Gedeeld beheer| (119 995)|  (74)| (120 070)

Gezamenlijk beheer|  (233)| (1 512)| (1 745)

Overige beleidsuitgaven| (1 475)|  (6)|  (367)|  (48)|  (9)|  | (1 824)

Beleidsuitgaven| (132 894)| (6 064)|  (664)|  (48)|  (9)| 1 (138 571)

Totaal beleidsuitgaven| (136 265)| (6 713)| (2 945)|  (48)| (3 638)| 1 (147 840)

Nettobeleidsuitgaven| (128 483)| (6 529)| (1 416)|  (44)| (2 953)| (139 426)

Ontvangsten uit eigen middelen en bijdragen||||||| 141 241

Overschot beleidsactiviteiten||||||| 1 815

Netto financiële uitgaven|||||||  (7)

Mutatie in de verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen||||||| (5 565)

Aandeel in het tekort van geassocieerde deelnemingen/gemeenschappelijke ondernemingen|||||||  (608)

Economisch resultaat voor het jaar||||||| (4 365)

GESEGMENTEERDE INFORMATIE – ACTIVITEITEN IN DE EU

|||||||||| miljoen EUR

|| Economische en financiële zaken| Onderneming en industrie| Mede- dinging| Werk-gelegenheid| Landbouw| Energie en vervoer| Milieu| Onderzoek| Informatie-maatschappij

Geldboeten| 2  | 0

Landbouwheffingen|  | 0

Teruggevorderde uitgaven|  |  | 1  |  |  14

Ontvangsten uit administratief beheer|  |  |  |  | 0

Diverse beleidsontvangsten|  |  |  |  |  |  |  | 1  13

Overige beleidsontvangsten|  |  | 2  | 1  |  | 1  27

Personeelsuitgaven|  (66)|  (100)|  (78)|  (79)|  (101)|  (268)|  (141)|  (233)|  (104)

Uitgaven voor immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen|  (4)|  (1)|  (15)|  (7)|  (16)| 0

Overige administratieve uitgaven|  (9)|  (45)|  (7)|  (24)|  (19)|  (109)|  (46)|  (177)|  (24)

Administratieve uitgaven|  (74)|  (148)|  (85)|  (104)|  (119)|  (391)|  (195)|  (427)|  (128)

Direct gecentraliseerd beheer|  (10)|  (229)|  |  (141)|  (48)|  |  (324)| (3 057)| (1 318)

Indirect gecentraliseerd beheer|  (108)|  (1)| (1 137)|  (24)| (1 919)|  (14)

Gedecentraliseerd beheer|  (58)|  (187)| 0

Gedeeld beheer| (12 183)| (58 652)| 0

Gezamenlijk beheer|  (87)|  (10)|  (131)| 0

Overige beleidsuitgaven|  (476)|  (15)|  (189)|  (60)|  (40)|  (160)|  (6)

Beleidsuitgaven|  (10)|  (424)|  (475)| (12 408)| (59 075)|  (808)|  (388)| (5 136)| (1 338)

Totaal beleidsuitgaven|  (84)|  (572)|  (560)| (12 511)| (59 195)| (1 199)|  (582)| (5 563)| (1 466)

Nettobeleidsuitgaven|  (80)|  (436)| 2 (12 213)| (57 650)|  (945)|  (430)| (4 479)| (1 439)

GESEGMENTEERDE INFORMATIE – ACTIVITEITEN IN DE EU (VOORTZETTING)

|||||||||| miljoen EUR

|| Joint Research Centre| Visserij| Interne markt| Regionaal beleid| Belastingen en douane| Onderwijs en cultuur| Gezondheid en consu-menten-bescher-ming| Justitie, vrijheid en veiligheid| Totaal

Geldboeten|  | 2 757

Landbouwheffingen|  48

Teruggevorderde uitgaven|  |  |  |  |  |  |  (4)| 1 687

Ontvangsten uit administratief beheer|  |  |  |  |  |  111

Diverse beleidsontvangsten|  |  |  |  (2)|  |  |  |  | 3 178

Overige beleidsontvangsten|  |  |  |  |  |  |  |  | 7 781

Personeelsuitgaven|  (255)|  (37)|  (164)|  (63)|  (46)|  (104)|  (231)|  (179)| (2 248)

Uitgaven voor immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen|  (30)|  (1)|  (12)|  (5)|  (1)|  (24)|  (20)|  (137)

Overige administratieve uitgaven|  (83)|  (14)|  (89)|  (12)|  (72)|  (96)|  (86)|  (75)|  (986)

Administratieve uitgaven|  (368)|  (52)|  (264)|  (75)|  (123)|  (202)|  (341)|  (274)| (3 370)

Direct gecentraliseerd beheer|  (78)|  (217)|  (44)|  (72)|  (16)|  (253)|  (331)|  (451)| (6 068)

Indirect gecentraliseerd beheer| (1 671)|  (67)| (4 943)

Gedecentraliseerd beheer|  |  (181)

Gedeeld beheer|  (465)| (48 470)|  (225)| (119 995)

Gezamenlijk beheer|  (3)|  (2)|  (233)

Overige beleidsuitgaven|  |  (1)|  (43)|  (96)|  (133)|  (162)|  (98)| (1 475)

Beleidsuitgaven|  (75)|  (683)|  (87)| (48 574)|  (16)| (2 059)|  (562)|  (775)| (132 894)

Totaal beleidsuitgaven|  (444)|  (735)|  (351)| (48 649)|  (139)| (2 261)|  (904)| (1 049)| (136 265)

Nettobeleidsuitgaven|  (297)|  (725)|  (97)| (48 639)|  (136)| (1 938)|  (511)|  (759)| (128 483)

GESEGMENTEERDE INFORMATIE – ACTIVITEITEN BUITEN DE EU

||||||| miljoen EUR

|| Externe betrekkingen| Handel| Ontwikkeling| Uitbreiding| Humanitaire hulp| Totaal activiteiten buiten de EU

Teruggevorderde uitgaven|  |  |  |  |  79

Ontvangsten uit administratief beheer|  |  1

Diverse beleidsontvangsten|  (1)|  |  |  |  104

Overige beleidsontvangsten|  |  |  |  |  184

Personeelsuitgaven|  (27)|  (62)|  (163)|  (45)|  (23)|  (321)

Uitgaven voor immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen| 0

Overige administratieve uitgaven|  (24)|  (8)|  (282)|  (8)|  (8)|  (329)

Administratieve uitgaven|  (51)|  (70)|  (444)|  (53)|  (31)|  (649)

Direct gecentraliseerd beheer| (1 624)|  (6)|  (628)|  (417)|  (673)| (3 348)

Indirect gecentraliseerd beheer|  (531)|  (16)|  (38)|  (585)

Gedecentraliseerd beheer|  (218)|  (67)|  (254)|  (539)

Gedeeld beheer|  (74)|  (74)

Gezamenlijk beheer|  (553)|  (5)|  (241)|  (79)|  (633)| (1 512)

Overige beleidsuitgaven|  (1)|  (3)|  (1)|  (1)|  (6)

Beleidsuitgaven| (3 001)|  (11)|  (955)|  (789)| (1 308)| (6 064)

Totaal beleidsuitgaven| (3 052)|  (80)| (1 400)|  (843)| (1 339)| (6 713)

Nettobeleidsuitgaven| (3 017)|  (80)| (1 308)|  (805)| (1 319)| (6 529)

GESEGMENTEERDE INFORMATIE – DIENSTEN EN OVERIGE

||||||||||| miljoen EUR

|| Pers en communicatie| Bureau voor fraudebestrijding| Coördinatie| Personeel en administratie| Eurostat| Begroting| Controle| Talen| Overige| Totaal diensten en overige

Teruggevorderde uitgaven| 0

Ontvangsten uit administratief beheer|  |  |  |  |  |  998

Diverse beleidsontvangsten|  (2)|  |  |  |  (1)|  |  |  |  531

Overige beleidsontvangsten|  (2)|  |  |  |  (1)|  |  |  | 1 529

Personeelsuitgaven|  (79)|  (38)|  (149)|  (611)|  (63)|  (42)|  (10)|  (330)|  | (1 279)

Uitgaven voor immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen|  (2)|  (1)|  (110)|  (2)|  (115)

Overige administratieve uitgaven|  (43)|  (14)|  (28)|  (687)|  (17)|  (13)|  (1)|  (83)|  (887)

Administratieve uitgaven|  (125)|  (52)|  (177)| (1 408)|  (81)|  (55)|  (10)|  (415)|  | (2 281)

Direct gecentraliseerd beheer|  (101)|  (17)|  (23)|  (31)|  (78)|  (15)|  (264)

Indirect gecentraliseerd beheer|  (32)|  (32)

Gedecentraliseerd beheer| 0

Gedeeld beheer| 0

Gezamenlijk beheer| 0

Overige beleidsuitgaven|  (2)|  (1)|  (365)|  (367)

Beleidsuitgaven|  (133)|  (17)|  (2)|  (24)|  (31)|  (78)|  (15)|  (365)|  (664)

Totaal beleidsuitgaven|  (257)|  (69)|  (179)| (1 431)|  (112)|  (133)|  (10)|  (430)|  (322)| (2 945)

Nettobeleidsuitgaven|  (259)|  (57)|  (176)|  (476)|  (113)|  (42)|  (10)|  (285)|  | (1 416)

4. TOELICHTINGEN BIJ HET KASSTROOMOVERZICHT

DOEL


EN SAMENSTELLING VAN HET KASSTROOMOVERZICHT

Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.

Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruik gemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat het economisch resultaat van het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de beleidsactiviteiten, en baten of lasten die verband houden met beleggings- of financieringskasstromen.

Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta's moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

Het bovenstaande kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens beleidsactiviteiten en beleggingsactiviteiten (de EU heeft geen financieringsactiviteiten).

4.2. BELEIDSACTIVITEITEN

Beleidsactiviteiten zijn de activiteiten van de EU die geen beleggingsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten. Aan begunstigden verstrekte leningen (en de daarmee samenhangende opgenomen leningen, indien van toepassing) worden niet beschouwd als beleggings- of financieringsactiviteiten, aangezien ze deel uitmaken van de algemene doelstellingen en derhalve van de dagelijkse activiteiten van de EU. Onder de beleidsactiviteiten vallen ook beleggingen zoals het EIF, de EBWO en durfkapitaalfondsen. Het doel van deze activiteiten is immers bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsgerichte resultaten.           

4.3. BELEGGINGSACTIVITEITEN

Beleggingsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere beleggingen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Aan begunstigden verstrekte leningen vallen niet onder de beleggingsactiviteiten. Het doel is een overzicht te geven van de beleggingen van de EU.

5. VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE BELANGRIJKE INFORMATIEVERSCHAFFING

5.1. VOORWAARDELIJKE ACTIVA

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Ontvangen garanties:||

   Uitvoeringsgaranties| 337

   Overige garanties| 43

Overige voorwaardelijke activa| 14

Totaal| 394

Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.

5.2. VOORWAARDELIJKE PASSIVA

|||| miljoen EUR

|| Toelichting| 31.12.| 31.12.2012

Verstrekte garanties| 5.2.| 22 22 317

Geldboeten| 5.2.| 5 6 378

ELGF, plattelandsontwikkeling en pretoetreding| 5.2.| 1 1 188

Cohesiebeleid| 5.2.|  |  546

Rechtszaken en andere geschillen| 5.2.|  |  91

Totaal|| 29 30 521

Alle voorwaardelijke passiva zouden, indien ze zich realiseren, door de EU-begroting van de volgende jaren worden gedragen.

5.2.1. Verstrekte garanties

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Op leningen uit de eigen middelen van de EIB:||

  Garantie 65 %| 19 18 683

  Garantie 70 %| 1 1 654

  Garantie 75 %|  |  383

  Garantie 100 %|  |  594

  Totaal| 21 21 314

Overige verstrekte garanties| 1 1 003

|||

Totaal| 22 22 317

De begroting van de EU staat borg voor de door de EIB tot 31 december 2013 ondertekende en aan derde landen toegestane leningovereenkomsten uit eigen middelen (met inbegrip van de leningen die aan lidstaten werden toegekend voor hun toetreding). De EU-garantie is evenwel beperkt tot een percentage van het maximum van de toegestane kredieten: 65 % (voor het mandaat 2000-2007), 70 %, 75 % of 100 %. Voor het mandaat 2007-2013 is de EU-garantie beperkt tot 65 % van de uitstaande saldi en niet op de toegestane kredietlijnen. Indien het maximum niet bereikt is, geldt de EU-garantie voor het gehele uitstaande bedrag. Op 31 december 2013 beliep het uitstaande bedrag 21 156 miljoen EUR, hetgeen derhalve het maximumrisico vertegenwoordigt dat de EU moet dragen.

De overige verstrekte garanties houden voornamelijk verband met de financieringsfaciliteit met risicodeling (958 miljoen EUR). Nadere informatie over deze faciliteit kan in toelichting 2.4 worden gevonden.

5.2.2.  Geldboeten

Deze bedragen betreffen door de Commissie opgelegde geldboeten voor inbreuken op de mededingingsregels die voorlopig zijn betaald en waartegen ofwel beroep is aangetekend of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. Dit voorwaardelijk passief zal behouden blijven totdat in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.

5.2.3. ELGF, plattelandsontwikkeling en pretoetreding

Dit zijn voorwaardelijke passiva tegenover de lidstaten in verband met de ELGF-conformiteitsbesluiten en de financiële correcties voor plattelandsontwikkeling en pretoetreding, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van de verplichting alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.

5.2.4. Cohesiebeleid

Dit zijn voorwaardelijke passiva tegenover de lidstaten in verband met acties in het kader van het cohesiebeleid, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan of waarvoor het nog een hoorzitting moet vaststellen.

5.2.5. Rechtszaken en andere geschillen

Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, op andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 288 van het EG-Verdrag moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden, dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade.

5.3. ANDERE SIGNIFICANTE VERMELDINGEN

5.3.1. Vastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Vastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten| 178 175 853

Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL ("reste à liquider") verminderd met de daarmee verband houdende bedragen die in de staat van de financiële resultaten 2013 zijn opgenomen als uitgaven. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s. Op 31 december 2013 was met de RAL een bedrag van in totaal 222 410 miljoen EUR gemoeid (2012: 217 810 miljoen EUR).

5.3.2. Significante juridische verbintenissen

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Structurele maatregelen|  | 71 775

Protocol met de mediterrane landen|  |  264

Visserijovereenkomsten|  |  173

Galileo|  143

Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES)|  233

Trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T)|  | 1 331

Overige contractuele verbintenissen| 3 3 884

Totaal| 4 77 803

Deze verbintenissen zijn het gevolg van juridische verbintenissen op lange termijn die door de EU werden aangegaan voor bedragen die nog niet door vastleggingskredieten in de begroting waren gedekt. Het kan gaan om meerjarenprogramma's zoals structurele maatregelen of om bedragen die de EU in de toekomst zal moeten betalen uit hoofde van administratieve contracten die op de balansdatum bestaan (bv. voor het verstrekken van diensten als beveiliging, poetsen enz., maar ook contractuele verbintenissen in verband met specifieke projecten zoals bouwwerken).

Structurele maatregelen

De onderstaande tabel toont een vergelijking tussen de juridische verbintenissen waarvoor nog geen bedragen in de begroting zijn vastgelegd en de maximale vastleggingen van de bedragen die opgenomen zijn in het financieel kader 2007-2013:

De toekomstige verbintenissen zijn de uitstaande bedragen waarvoor de Commissie nog betalingen moet uitvoeren na 31 december 2013. Het overblijvende uitstaande bedrag van 150 miljoen EUR stemt overeen met de gewijzigde begroting nr. 7/2013 voor de structuurfondsen.

|||||||| miljoen EUR

|| Financieel kader 2007–2013 (A)| Gesloten juridische verbintenissen (B)| In de begroting opgenomen vastleggingen (C)| Vrijmakingen (D)| Juridische verbintenissen minus vastleggingen in de begroting (=B-C+D)| Maximum vastlegging (=A-C+D)| Toekomstige verbintenissen

Structuurfondsen| 348 347 348  | 150

Natuurlijke hulpbronnen| 100 100 100  | 0

Instrument voor pretoetredings-steun| 11 10 11  | 0

Totaal| 459 458 459  | 150

Protocollen met mediterrane landen

Deze vastleggingen hebben betrekking op financiële protocollen met mediterrane landen die geen lid van de EU zijn. Het opgenomen bedrag is het verschil tussen het totale bedrag van de ondertekende protocollen en het bedrag van de in de boekhouding opgenomen budgettaire verplichtingen. Deze protocollen zijn internationale verdragen die niet kunnen worden afgewikkeld zonder de overeenstemming van beide partijen, hoewel de procedure hiervoor reeds is ingezet.

Visserijovereenkomsten

Dit zijn verbintenissen met derde landen uit hoofde van internationale visserijovereenkomsten.

Galileo

Dit zijn bedragen die zijn vastgelegd voor het Galileo-programma voor de ontwikkeling van een Europees wereldwijd systeem voor nagivatie per satelliet - zie ook toelichting 2.2.

GMES

De Commissie heeft een contract gesloten met de ESA voor de periode van 2008 tot 2013 voor de tenuitvoerlegging van de ruimtecomponent van de wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES). Het totale indicatieve bedrag voor die periode bedraagt 728 miljoen EUR.

TEN-T

Dit bedrag betreft subsidies op het gebied van het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) voor de periode 2007-2013. Het programma is van toepassing op projecten die zijn vastgesteld om zowel infrastructuurprojecten als projecten voor onderzoek en ontwikkeling te steunen om de integratie van nieuwe technologieën en innovatieve processen op de uitrol van nieuwe vervoersinfrastructuur aan te moedigen. Het totale indicatieve bedrag voor dit programma bedraagt 7,9 miljoen EUR.

De daling in de juridische verbintenissen met betrekking tot TEN-T is het gecombineerde effect van verminderde juridische verbintenissen na wijzigingsbesluiten en verhoogde begrotingsvastleggingen.    

Overige contractuele verbintenissen

De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. De grootste hier opgenomen bedragen zijn 2 035 miljoen EUR voor het Agentschap Fusion for Energy in het kader van het ITER-project, en 831 miljoen EUR voor bouwcontracten van het Europees Parlement.

6. BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING

6.1. FINANCIËLE CORRECTIES EN TERUGVORDERINGEN 2013

6.1.1. In 2013 bevestigde/besloten financiële correcties en terugvorderingen

||||| miljoen EUR

|| Financiële correcties| Terug-vorderingen| Totaal Totaal 2012

Landbouw:||||

ELGF|  |  | 1  638

Plattelandsontwikkeling|  |  |  |  221

Cohesiebeleid:||||

EFRO|  |  |  |  958

Cohesiefonds|  |  -|  |  203

ESF|  |  |  |  425

FIOV/EVF|  |  |  |  2

EOGFL afdeling Oriëntatie|  |  |  |  34

Overige|  -|  |  |  19

Interne beleidsterreinen|  |  |  |  253

Externe beleidsterreinen| n.v.t.|  |  |  107

Administratie| n.v.t.|  |  |  7

Totaal in 2013 bevestigd/besloten| 2  | 3

Totaal in 2012 bevestigd/besloten| 2  || 2 867

Het totale bedrag van financiële correcties en bevestigde/besloten terugvorderingen steeg in 2013 met 20 % ten opzichte van 2012 (de financiële correcties stegen met 15 % en de terugvorderingen met 35 %). Voor het cohesiebeleid ging het om 1 402 miljoen EUR, waarvan 514 miljoen EUR betrekking had op de programmeringsperiode 2007-2013, 714 miljoen EUR op de programmeringsperiode 2000-2006 en de overblijvende 174 miljoen EUR op de programmeringsperiode 1994-1999.

6.1.2. In 2013 uitgevoerde financiële correcties en terugvorderingen

||||| miljoen EUR

|| Financiële correcties| Terug-vorderingen| Totaal Totaal 2012

Landbouw:||||

ELGF|  |  |  |  771

Plattelandsontwikkeling|  |  |  |  225

Cohesiebeleid:||||

EFRO|  |  -|  | 2 416

Cohesiefonds|  |  -|  |  207

ESF|  |  |  |  430

FIOV/EVF|  |  |  |  1

EOGFL afdeling Oriëntatie|  |  |  |  20

Overige|  -|  |  |  11

Interne beleidsterreinen|  |  |  |  230

Externe beleidsterreinen| n.v.t.|  |  |  99

Administratie| n.v.t.|  |  |  9

Totaal in 2013 uitgevoerd| 2  | 3

Totaal in 2012 uitgevoerd| 3  || 4 419

Het totale bedrag van de in 2013 uitgevoerde financiële correcties en terugvorderingen daalde met 25 % ten opzichte van 2012. De stijging van de in 2013 uitgevoerde terugvorderingen met 27 % werd gecompenseerd door de daling van de in 2013 uitgevoerde financiële correcties met 34 %. Die daling viel toe te schrijven aan een significante zaak in verband met de uitvoering, en derhalve de opname, in 2012 van een financiële correctie van 1,8 miljard EUR met betrekking tot cohesieprogramma's 2000-2006 in Spanje (wat neerkwam op 49 % van het totale bedrag van de in 2012 uitgevoerde financiële correcties). Voor het cohesiebeleid ging het om 1 759 miljoen EUR, waarvan 693 miljoen EUR betrekking had op de programmeringsperiode 2007-2013, 889 miljoen EUR op de programmeringsperiode 2000-2006 en de overblijvende 177 miljoen EUR op de programmeringsperiode 1994-1999.

Landbouw en plattelandsontwikkeling:

De bevestigde/besloten financiële correcties houden voornamelijk verband met besluiten tot conformiteitsgoedkeuring naar aanleiding van door de Commissie verrichte audits. Het daadwerkelijk uitgevoerde bedrag verschilt van het besloten bedrag door het feit dat de lidstaten in tranches betalen.

Cohesiebeleid:

EFRO en Cohesiefonds:

- Periode 2007-2013: de financiële correcties daalden als gevolg van het strenge toezichts- en onderbrekingsbeleid van het directoraat-generaal voor Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling en het feit dat er steeds meer actieplannen worden uitgevoerd nadat oonderbrekingsbrieven of aankondigingen van opschortingen zijn gestuurd. De in 2013 bevestigde/besloten financiële correcties betroffen 17 lidstaten, waaronder Tsjechië (128 miljoen EUR), Hongarije (139 miljoen EUR), Slowakije (56 miljoen EUR) en Italië (49 miljoen EUR). Ze waren voornamelijk het resultaat van significante forfaitaire correcties voor tekortkomingen in de uitvoering van aanbestedingsprocedures. De in 2013 uitgevoerde financiële correcties betroffen voornamelijk Hongarije (140 miljoen EUR), Griekenland (86 miljoen EUR) en Slowakije (66 miljoen EUR).

- Periode 2000-2006: 81 % van de in 2013 bevestigde/besloten financiële correcties werd opgelegd aan Italië (114 miljoen EUR) en Spanje (96 miljoen EUR), als gevolg van de sluiting van programma's en de uitsluiting van de uitgaven die niet subsidiabel werden geacht. Voor Italië was de belangrijkste reden voor de financiële correcties bij sluiting dat projecten niet afgerond waren na het verstrijken van de subsidabiliteitstermijn, waardoor ze niet langer voor EU-financiering in aanmerking kwamen. Italië en Spanje zijn ook de lidstaten met het hoogste bedrag aan in 2012 uitgevoerde financiële correcties (namelijk 118 miljoen EUR respectievelijk 177 miljoen EUR).

ESF:

- Periode 2007-2013: in 2013 werd voor Roemenië een significante financiële correctie van 219 miljoen EUR zowel bevestigd/besloten als uitgevoerd. De overige in 2013 bevestigde/besloten financiële correcties betroffen Spanje (45 miljoen EUR) en het Verenigd Koninkrijk (25 miljoen EUR) als gevolg van het toezicht van het directoraat-generaal voor Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie. De voornaamste in 2013 uitgevoerde financiële correcties betroffen Spanje (44 miljoen EUR) en Tsjechië (41 miljoen EUR). Het totale bedrag wordt gevormd door financiële correcties die in de looptijd van de progamma's werden toegepast. De uitvoering vond plaats door een bedrag in mindering te brengen op de tussentijdse betalingsverzoeken die door de lidstaten werden ingediend.

- Periode 2000-2006: de voornaamste financiële correcties die in 2013 zowel bevestigd/besloten als uitgevoerd werden, betroffen Spanje (260 miljoen EUR), Italië (103 miljoen EUR) en Nederland (44 miljoen EUR). Het totale bedrag wordt gevormd door financiële correcties die bij de sluiting van de progamma's werden toegepast. Alle financiële correcties die als uitgevoerd zijn opgegeven, werden uitgevoerd door bij de afsluiting een bedrag in mindering te brengen op de definitieve uitgavendeclaraties die door de lidstaten werden ingediend.

- Periode 1994-1999: het bedrag van 153 miljoen EUR aan financiële correcties die bij besluit van de Commissie werden opgelegd, en die zowel als besloten en als uitgevoerd bij afsluiting werden opgenomen, betreft twee oude Spaanse programma's.

.

6.1.3. Gecumuleerde cijfers voor uitgevoerde financiële correcties en terugvorderingen

De informatie hieronder toont de gecumuleerde financiële correcties per programmeringsperiode:

|||||||| miljoen EUR

Financiële correcties| Programmeringsperiode| Gecumuleerde ELGF-besluiten sinds 1999 | Totaal financiële correcties uitgevoerd eind Uitgevoerd/ Bevestigd/ besloten| Nog niet uitgevoerde financiële correcties| Totaal financiële correcties uitgevoerd eind 2012

|| Periode 1994-| Periode 2000-| Periode 2007-2013

Landbouw:|  -|  |  | 8 8 89,61 %| 1 7 902

ELGF|  -|  -|  -| 8 8 89,95 %|  | 7 728

Plattelands-ontwikkeling|  -|  |  | n.v.t.|  | 83,16 %|  |  174

Cohesiebeleid:| 2 7 1 n.v.t.| 11 93,78 %|  | 9 673

EFRO| 1 4  | n.v.t.| 7 93,76 %|  | 6 544

Cohesiefonds|  |  |  | n.v.t.| 1 90,65 %|  |  815

ESF|  | 1  | n.v.t.| 2 97,86 %|  | 2 150

FIOV/EVF|  |  |  | n.v.t.|  | 51,77 %|  |  105

EOGFL afdeling Oriëntatie|  |  |  -| n.v.t.|  | 100,0 %|  58

Overige|  -|  -|  -| n.v.t.|  | 100,0 %|  2

|||||||||

Totaal| 2 7 1 8 20 91,94 %| 1 17 577

In de bovenstaande tabel zijn enkele gevallen opgenomen van financiële correcties die door sommige lidstaten worden betwist (opgemerkt zij dat de ervaring heeft geleerd dat de Commissie in dergelijke gevallen slechts uiterst zelden bedragen heeft moeten terugbetalen). Nadere informatie kan worden gevonden in de toelichtingen 5.2.3 en 5.2.4.

De bedragen van de financiële correcties die in de bovenstaande tabel zijn opgenomen voor landbouw, houden verband met besluiten tot conformiteitsgoedkeuring, terwijl in de in toelichting 6.1.2 opgenomen bedragen ook rekening is gehouden met de jaarlijkse besluiten tot goedkeuring van de rekeningen.

Voor het ELGF omvat het gecumuleerde uitgevoerde bedrag van 8 229 miljoen EUR alle correcties die zijn gedaan en uitgevoerd vanaf het eerste besluit in 1999.

Voor plattelandsontwikkeling omvat het gecumuleerde bedrag van 404 miljoen EUR alle correcties die sinds 2007 zijn uitgevoerd.

Opgemerkt zij dat in sommige zaken, voor het ELGF en voor plattelandsontwikkeling, de uitvoeringsdatum met verschillende jaren werd uitgesteld en dat sommige besluiten ook zijn terugbetaald in uitgestelde jaarlijkse tranches. Dit is het geval voor lidstaten die financiële bijstand krijgen overeenkomstig de Europese kaderovereenkomst voor financiële stabiliteit, die op 7 juni 2010 werd ondertekend. Als gevolg daarvan is er een toenemende discrepantie tussen de gecumuleerde besloten bedragen en de gecumuleerde uitgevoerde bedragen.

Voor het cohesiebeleid:

EFRO en Cohesiefonds: 67 % van het totale bedrag van gecumuleerde financiële correcties die als uitgevoerd zijn opgenomen, heeft betrekking op de programmeringsperiode 2000-2006, waarvoor de sluiting goed gevorderd is, met significante financiële correcties in de definitieve uitvoeringsfase.  Er zijn ook correcties voor de periode 2007-2013, waarvoor de programma's nog aan de gang zijn.

- Periode 2007-2013: 83 % van de gecumuleerde financiële correcties die als uitgevoerd zijn opgenomen sinds het begin van de programmeringsperiode, betreffen de volgende lidstaten: Hongarije (142,9 miljoen EUR), Tsjechië (132,7 miljoen EUR), Slowakije (87,9 miljoen EUR), Griekenland (86 miljoen EUR), Polen (84,6 miljoen EUR) en Spanje (62 miljoen EUR). Dit toont aan dat de Commissie strenger toezicht heeft gehouden, en dat er op het niveau van de lidstaten preventieve maatregelen zijn genomen.

- Periode 2000-2006: tot dusver is een bedrag van 5,5 miljard EUR als uitgevoerd opgenomen, wat een weerspiegeling is van de vergevorderde fase van sluiting van deze programmeringsperiode, aangezien eind 2013 nog slechts 384 miljoen EUR als nog uit te voeren overbleef (minder dan 7 %).

ESF:

- Periode 2007-2013: het uitvoeringspercentage voor deze programmeringsperiode is 92 %. De lidstaten met de grootste uitgevoerde financiële correcties zijn Roemenië (299 miljoen EUR), Spanje (150 miljoen EUR) en Polen (118 miljoen EUR). De nog niet uitgevoerde bedragen betreffen voornamelijk het Verenigd Koninkrijk (24 miljoen EUR), Ierland (19 miljoen EUR) en Roemenië (13 miljoen EUR).

- Periode 2000-2006: alle financiële correcties die als bevestigd/besloten zijn opgenomen, zijn uitgevoerd, met uitzondering van een restbedrag voor Frankrijk en Zweden (0,3 miljoen EUR), waardoor het uitvoeringspercentage voor die programmeringsperiode 99,98 % bedraagt. De belangrijkste lidstaten waarvoor financiële correcties werden uitgevoerd, zijn Spanje (734 miljoen EUR), Italië (376 miljoen EUR), Frankrijk (220 miljoen EUR) en het Verenigd Koninkrijk (163 miljoen EUR).

- Periode 1994-1999: alle financiële correcties die als bevestigd/besloten zijn opgenomen, zijn uitgevoerd. De voornaamste correcties betreffen Spanje (180 miljoen EUR), Nederland (160 miljoen EUR) en Italië (117 miljoen EUR).

FIOV/EVF:

Het lage uitvoeringspercentage is het gevolg van een grote correctie van 90 miljoen EUR voor Spaanse programma's voor het FIOV 2000-2005, waarvoor de sluitingsprocedure aan de gang is. De correctie is door de lidstaat aanvaard maar zal pas bij sluiting worden uitgevoerd.

Voor terugvorderingen is er slechts vanaf 2008 betrouwbare gecumuleerde informatie beschikbaar, omdat in dat jaar in het boekhoudsysteem van de Commissie een specifieke functie werd ingevoerd om die terugvorderingen beter op te sporen en op te nemen. Hieronder zijn de uitgevoerde terugvorderingen uitgesplitst per jaar:

|||||||| miljoen EUR

||| Totaal| Totaal

Terugvorderingen| Jaren| eind eind 2012

|||

Landbouw:||||||||

ELGF|  |  |  |  |  |  | 1 1 015

Plattelands-ontwikkeling|  |  |  |  |  |  |  466

Cohesiebeleid|  |  |  |  |  |  |  |  219

Interne beleidsterreinen|  |  |  |  |  |  | 1  799

Externe beleidsterreinen|  |  |  |  |  |  |  |  425

Administratie|  |  |  |  |  |  |  25

Totaal|  |  |  |  |  |  | 3 2 949

6.2. BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING - OVERZICHT

Bij de uitvoering van de EU-begroting is het zeer belangrijk dat fouten, onregelmatigheden en fraude worden voorkomen, ontdekt en vervolgens gecorrigeerd. De doelstelling van deze toelichting is het verstrekken van een beste raming van de totale bedragen waarop EU-controles en –maatregelen betrekking hebben, zodat in reële termen wordt aangetoond hoe de EU-begroting wordt beschermd. Nadere informatie over deze bedragen en over de preventie- en correctiemechanismen waarin de toepasselijke wetgeving voorziet, kan worden gevonden in de mededeling die door de Commissie wordt voorbereid en die elk jaar in september aan de kwijtingsautoriteit wordt toegezonden. Die mededeling kan worden gevonden op de Europa-website van het directoraat-generaal Begroting. In die mededeling wordt niet alleen nadere informatie over de cijfers in deze toelichting gegeven (met name uitsplitsingen van financiële correcties per lidstaat), maar wordt ook aanvullende informatie verstrekt (zoals gegevens over de netto financiële correcties die tot bestemmingsontvangsten voor de EU-begroting leiden, en de resultaten van de correctiewerkzaamheden die door de lidstaten zijn verricht).

6.2.1. Financiële correcties

Onder gedeeld beheer is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om fouten, onregelmatigheden of fraude die in eerste instantie door begunstigden zijn gemaakt of gepleegd, te voorkomen, te ontdekken en te corrigeren, terwijl de Commissie een globale toezichthoudende rol speelt. Als ernstige tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen van de lidstaten hebben geleid of zouden kunnen leiden tot individuele of stelselmatige fouten, onregelmatigheden of fraude, kan de Commissie financiële correcties toepassen. De verwerking van financiële correcties verloopt volgens drie grote stappen:

Hangende financiële correcties: in die fase kunnen de financiële correcties nog veranderen, omdat ze niet nog formeel door de lidstaten zijn aanvaard, bv. omdat na afronding van een audit de contradictoire procedure tussen de Commissie en de betrokken lidstaat nog aan de gang is. Die correcties zijn opgenomen in de bovenvermelde mededeling.

Bevestigde/besloten financiële correcties: die bedragen zijn definitief, in de zin dat ze ofwel bevestigd zijn (d.w.z. overeengekomen) met de betrokken lidstaat of besloten zijn in een besluit van de Commissie. Ze zijn opgenomen in tabel 6.1.1 hierboven.

Uitgevoerde financiële correcties: die bedragen vormen de laatste stap in het proces waarbij de waargenomen situatie van onterechte uitgaven definitief wordt gecorrigeerd. De sectorale regelgevingskaders voorzien in verschillende correctiemechanismen. Die cijfers zijn opgenomen in de tabellen 6.1.2 en 6.1.3 hierboven.

6.2.2. Terugvorderingen

Onder direct beheer worden overeenkomstig het Financieel Reglement door de ordonnateur invorderingsopdrachten opgesteld voor onterecht betaalde bedragen. De terugbetaling geschiedt door middel van rechtstreekse overschrijving door de schuldenaar (bv. een lidstaat) of door verrekening met andere bedragen die de Commissie aan de schuldenaar verschuldigd is. Het Financieel Reglement voorziet ook in procedures voor de inning van invorderingsopdrachten waarvan de betalingstermijn is verstreken, waarvoor een specifieke follow-up door de rekenplichtige van de Commissie geldt.

Onder gedeeld beheer zijn het overeenkomstig het Financieel Reglement en de sectorverordeningen de lidstaten (en niet de Commissie) die primair verantwoordelijk zijn om onterecht betaalde bedragen op te sporen en overeenkomstig de nationale regels en procedures van de begunstigden terug te vorderen. Bedragen die in het kader van het ELGF van de begunstigden worden teruggevorderd, worden na inhouding van (gemiddeld) 20 % door de lidstaten overgemaakt aan de Commissie, die ze als ontvangsten boekt. Voor het ELFPO en het cohesiebeleid worden de teruggevorderde bedragen in mindering gebracht op het volgende betalingsverzoek voordat dit aan de diensten van de Commissie wordt toegezonden, zodat het betrokken bedrag voor het programma kan worden hergebruikt. Wanneer een lidstaat niet tot terugvordering overgaat of geen vaart zet achter zijn maatregelen, kan de Commissie besluiten om in te grijpen en de betrokken lidstaat een financiële correctie op te leggen.

6.2.3. Preventiemechanismen van de Commissie

Naast de hierboven vermelde correctiemechanismen gebruikt de Commissie een aantal preventiemechanismen om de EU-begroting te beschermen. Onder direct beheer omvatten de preventieve maatregelen controles door de verantwoordelijke diensten van de subsidiabiliteit van uitgaven waarvoor de begunstigden om betaling verzoeken. De controles vooraf maken deel uit van de beheersprocessen van de programma’s en zijn bedoeld om redelijke zekerheid te verschaffen over de wettigheid en de regelmatigheid van de betaalde uitgaven. De diensten van de Commissie kunnen ook richtsnoeren verschaffen, met name over contractuele aangelegenheden, om een goed en doeltreffend beheer van de financiering te garanderen en op die manier het risico van onregelmatigheden te verkleinen.

Onder gedeeld beheer (d.w.z. uitgaven op het gebied van landbouw en cohesiebeleid) is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om via de uitgavencyclus ervoor te zorgen dat de uit de EU-begroting betaalde uitgaven wettig en regelmatig zijn. Er bestaan ook preventiemechanismen op het niveau van de Commissie in haar rol van toezichthoudend orgaan. De Commissie kan voor cohesieuitgaven:

- de betalingstermijn van programma's 2007-2013 gedurende ten hoogste zes maanden onderbreken als:

(a) zij over bewijs beschikt dat de beheers- en controlesystemen van de betrokken lidstaat ernstige tekortkomingen vertonen; of

(b) de diensten van de Commissie aanvullende verificaties moeten verrichten naar aanleiding van informatie dat uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat verband houden met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

- een tussentijdse betaling aan een lidstaat uit hoofde van programma’s 2007-2013 geheel of gedeeltelijk opschorten in de volgende drie gevallen:

(a) zij beschikt over bewijs dat het beheers- en controlesysteem van het programma ernstige tekortkomingen vertoont en de lidstaat niet de nodige corrigerende maatregelen heeft genomen;

(b) uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat houden verband met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

(c) er is sprake van een ernstig verzuim van de lidstaat wat betreft zijn beheers- en controleverplichtingen.

Wanneer de lidstaat niet de nodige maatregelen treft, kan de Commissie besluiten een financiële correctie op te leggen.

Onderbrekingen:

|||||||| miljoen EUR

Programmeringsperiode 2007-2013

|| Totaal hangende zaken op 31.12.| Nieuwe zaken In 2013 afgesloten zaken| Totaal hangende zaken op 31.12.2013

Fonds| Aantal zaken| Bedrag| Aantal zaken| Bedrag| Aantal zaken| Bedrag| Aantal zaken| Bedrag

EFRO en Cohesiefonds|  | 1  | 4  | 4  | 1 608

ESF|  |  |  |  |  |  |  |  272

EVF|  |  |  |  |  |  |  |  97

Totaal|  | 1  | 4  | 4  | 1 977

Opschortingen:

Voor het EFRO en het Cohesiefonds en de twee opschortingsbesluiten die eind 2012 nog van kracht waren, werd in 2013 besloten de opschorting voor Duitsland op te heffen. Het opschortingsbesluit voor Italië blijft eind 2013 echter nog nog van kracht. In 2013 werden vier nieuwe opschortingsbesluiten genomen: drie voor Spanje, die aan het einde van het jaar nog van kracht waren, en één voor Estland, dat voor het einde van het jaar werd opgeheven. Opgemerkt zij dat in januari 2014 twee nieuwe opschortingsbesluiten werden genomen, beide voor programma's die in Spanje worden uitgevoerd.

Voor het ESF waren de twee opschortingsbesluiten die in 2012 werden genomen, eind 2012 nog altijd van kracht. De opschorting werd in 2013 opgeheven voor Tsjechië, maar voor Slowakije bleef ze in 2013 van kracht. In 2013 werden elf nieuwe opschortingsbesluiten genomen. Op één na (Duitsland) waren ze allemaal nog van kracht aan het einde van het jaar (België, Tsjechië, Spanje, Frankrijk, Italië, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk). Eén opschortingsbesluit dat in 2011 werd genomen, was aan het einde van het jaar nog van kracht (Frankrijk).

In 2013 werden geen opschortingsbesluiten genomen voor het EVF.

6.3. TERUGVORDERING VAN ONGEBRUIKTE VOORFINANCIERING

||| miljoen EUR

|| 2012

Landbouw:||

ELGF| 0

Plattelandsontwikkeling| 0

Cohesiebeleid:||

EFRO|  |  38

Cohesiefonds|  |  5

ESF|  |  214

FIOV/EVF|  | 0

EOGFL afdeling Oriëntatie|  |  5

Interne beleidsterreinen|  |  207

Externe beleidsterreinen|  |  104

Administratie|  |  2

Totaal teruggevorderd|  |  575

De bovenvermelde bedragen zijn bij aankomst in mindering gebracht op de voorfinanciering die in de toelichtingen 2.6 en 2.10 is opgenomen. Terugvordering van ongebruikte voorfinanciering mag niet worden verward met de terugvordering van onregelmatige uitgaven. Wanneer de diensten van de Commissie dergelijke uitgaven in verband met uitbetaalde voorfinanciering vaststellen en terugvorderen, worden die opgenomen in de normale processen voor financiële correctie of terugvordering die hierboven zijn beschreven.

            FINANCIËLE ONDERSTEUNINGSMECHANISMEN

Bedoeling van deze toelichting is een volledig overzicht te geven van de momenteel bestaande financiële ondersteuningsmechanismen in de EU, en zo informatie te geven die aansluit op die in toelichting 2. De informatie in het eerste deel van deze toelichting (7.1) heeft betrekking op leningsactiviteiten van de EU die door de Commissie worden beheerd. De informatie in het tweede deel van deze toelichting (7.2) betreft intergouvernementele financiële stabiliteitsmechanismen die buiten het kader van het EU-Verdrag vallen en dus geen effect hebben op de EU-begroting.

7.1. DOOR DE COMMISSIE BEHEERDE LENINGSACTIVITEITEN

7.1.1. Leningsactiviteiten - overzicht

BEDRAGEN AAN BOEKWAARDE

|||||||| miljoen EUR

|| MFB| Euratom| Betalings-balans| EFSM| EGKS in liquidatie| Totaal 31.12.| Totaal 31.12.2012

Verstrekte leningen|  |  | 11 44  | 57 57 294

(toelichting 2.4.2)|||||||

Opgenomen leningen|  |  | 11 44  | 57 57 267

(toelichting 2.14)|||||||

De bovenvermelde bedragen zijn aan boekwaarde, terwijl in de tabellen hieronder de nominale waarden zijn opgenomen.

Krachtens het EU-Verdrag is de EU gemachtigd om leningtransacties te doen waarmee de financiële middelen kunnen worden ingezet die nodig zijn om specifieke opdrachten uit te voeren. Namens de EU voert de Commissie momenteel drie belangrijke programma’s uit, namelijk macrofinanciële bijstand (MFB), betalingsbalans en het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), in het kader waarvan zij leningen kan toekennen en die kan financieren door uitgifte van schuldinstrumenten op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen.

Wat zijn de belangrijkste punten of kenmerken waarop voor deze drie instrumenten moet worden gewezen?

– De leningsactiviteiten van de EU zijn niet-budgettaire verrichtingen. Het kapitaal dat nodig is om de leningsactiviteiten van de EU in het kader van de bovenvermelde programma's uit te voeren, wordt op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen opgenomen. De EU mag geen leningen opnemen om haar gewone begrotingsuitgaven of een begrotingstekort te financieren.

– De omvang van de opgenomen leningen varieert van particuliere plaatsingen voor bedragen tot 500 miljoen EUR tot obligaties-emissies met een benchmarkkarakter (ten minste 1 miljard EUR).

– De aangetrokken middelen worden back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Wel blijft de schuldendienst van de financieringsinstrumenten een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig op tijd geschieden. Daarom moeten de begunstigden van betalingsbalansleningen de terugbetalingen zeven dagen vóór de vervaldatum verrichten en de begunstigden van het EFSM 14 dagen vóór de vervaldatum, zodat de Commissie voldoende tijd heeft om in alle omstandigheden tijdig te kunnen betalen.

– Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het (maximum)aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningspakket bij besluiten van de Raad en de Commissie vastgesteld. Vervolgens moeten de Commissie en de begunstigde lidstaat overeenstemming bereiken over de lenings-/financieringsparameters, de termijnen en de betaling van tranches. Daarnaast hangen alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) af van de naleving van strenge voorwaarden, met soortgelijke voorwaarden als voor IMF-steun, in het kader van een gezamenlijke EU/IMF-financiële steun, wat een andere factor is die de timing van de financiering beïnvloedt.

– De timing en looptijden van emissies hangen dus af van de desbetreffende EU-leningsactiviteit.

– De financiering is uitsluitend in euro en de looptijden variëren van drie tot 30 jaar.

– Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de 28 lidstaten. Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan derde landen zijn gedekt door het Garantiefonds voor externe leningen (zie toelichting 2.4).

– Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst worden onttrokken uit het beschikbare kassaldo van de Commissie, indien mogelijk. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 12 van Verordening 1150/2000 van de Raad) wettelijk verplicht om voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen.

– Met 'back-to-back'-leningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico's.

Daarnaast neemt de juridische entiteit Euratom (die door de Commissie wordt vertegenwoordigd) leningen op om aan lidstaten en niet-lidstaten leningen te verstrekken voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Ten slotte heeft de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (ECSC) in liquidatie na een herstructurering van de schuld van een in gebreke blijvende schuldenaar in 2002 en 2007 orderbriefjes van de EIB (rating AAA) verworven. Op de balansdatum beliep de boekwaarde van die orderbriefjes 212 miljoen EUR.

Over elk van deze instrumenten wordt hieronder nadere informatie verschaft. De effectieve rentevoeten (uitgedrukt als een rente-interval) waren als volgt:

Leningen| 31.12.| 31.12.2012

Macrofinanciële bijstand| 0,27 %-4,54 %| 0,298 %-4,54 %

Euratom| 0,34 %-5,76 %| 0,431 %-5,76 %

Betalingsbalans| 2,375 %-3,625 %| 2,375 %-3,625 %

Europees financieel stabilisatiemechanisme| 2,375 %-3,750 %| 2,375 %-3,750 %

EGKS in liquidatie| 5,2354 %-5,8103 %| 5,2354 %-5,8103 %

Leningen| 31.12.| 31.12.2012

Macrofinanciële bijstand| 0,27 %-4,54 %| 0,298 %-4,54 %

Euratom| 0,291 %-5,6775 %| 0,351 %-5,6775 %

Betalingsbalans| 2,375 %-3,625 %| 2,375 %-3,625 %

Europees financieel stabilisatiemechanisme| 2,375 %-3,750 %| 2,375 %-3,750 %

EGKS in liquidatie| 6,92 %-9,78 %| 6,92 %-9,78 %

7.1.2. Betalingsbalans

De betalingsbalansfaciliteit, een financieel beleidsinstrument, biedt financiële bijstand op middellange termijn aan de lidstaten van de EU. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Alleen lidstaten die niet deelnemen aan de euro, komen voor dit mechanisme in aanmerking. De betalingsbalansbijstand aan Letland was toegekend voor de invoering van de euro op 1 januari 2014. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is 50 miljard EUR. De leningen die voor deze leningen worden opgenomen, worden door de EU-begroting gewaarborgd. Op 31 december 2013 was de begroting in verband met deze leningen blootgesteld aan een mogelijk risico van ten hoogste 11 623 miljoen EUR (de 11,4 miljard EUR hieronder zijnde de nominale waarde).

BETALINGSBALANS NOMINALE WAARDE

||||| miljoen EUR

|| Hongarije| Letland| Roemenië| Totaal

Totaal toegekende leningen| 6 3 8 18 000

Uitbetaald op 31.12.| 5 2 5 13 400

Uitbetaald in 0

Leningen uitbetaald op 31.12.| 5 2 5 13 400

Terugbetaalde leningen op 31.12.| (2 000)| (2 000)

Uitstaand bedrag op 31.12.| 3 2 5 11 400

Niet-opgevraagde bedragen op 31.12.| 0

* Aan het einde van toelichting 7.1.3 wordt een tabel gegeven met daarin het terugbetalingsschema voor deze leningen.

Tussen november 2008 en eind 2013 werden ten belope van 18 miljard EUR financiële bijstand verstrekt aan Hongarije, Letland en Roemenië, waarvan tegen eind 2013 13,4 miljard EUR was uitbetaald. Opgemerkt zij dat het betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Hongarije in november 2010 afliep (1 miljard EUR was nog niet opgevraagd) en dat een eerste terugbetaling van 2 miljard EUR zoals gepland in december 2011 werd ontvangen. Het betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Letland liep af in januari 2012 (200 miljoen EUR was niet opgevraagd) en een eerste terugbetaling van 1 miljard EUR werd zoals gepland in april 2014 ontvangen. Het eerste betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Roemenië liep af in mei 2012 en het volledige toegekende bedrag, 5 miljoen EUR, werd uitbetaald. Omdat de verschillende betalingsbalansprogramma's zijn afgelopen, zijn in bovenstaande tabel geen niet-opgevraagde bedragen opgenomen.

In februari 2011 verzocht Roemenië in het kader van de betalingsbalansfaciliteit om verdere anticiperende financiële bijstand om nieuwe impulsen aan de economische groei te kunnen geven. Op 12 mei 2011 stemde de Raad in met de terbeschikkingstelling aan Roemenië van anticiperende betalingsbalansbijstand van de EU ten belope van maximaal 1,4 miljard EUR (Besluit 2011/288/EU van de Raad), doch die liep eind maart 2013 af zonder te zijn opgevraagd. Na een tweede verzoek van Roemenië om anticiperende bijstand besloot de Raad op 22 oktober 2013 nieuwe anticiperende betalingsbalansbijstand van de EU tot 2 miljard EUR te verstrekken (Besluit 2013/531/EU van de Raad), die tot september 2015 voor activering beschikbaar zal blijven. Als ooit om activering wordt gevraagd, wordt die financiële bijstand verstrekt in de vorm van een lening met een maximale gemiddelde looptijd van acht jaar.

7.1.3. Europees financieel stabilisatiemechanisme

NOMINALE WAARDE EFSM

|||| miljoen EUR

|| Ierland| Portugal| Totaal

Totaal toegekende leningen| 22 26 48 500

Uitbetaald op 31.12.| 21 22 43 800

Uitbetaald in 0

Leningen uitbetaald op 31.12.| 21 22 43 800

Leningen terugbetaald op 31.12.2013*| 0

Leningen uitstaand op 31.12.| 21 22 43 800

Niet-opgevraagde bedragen op 31.12.|  | 3 4 700

Aan het einde van deze toelichting wordt een tabel gegeven met daarin het terugbetalingsschema voor deze leningen.

Op 11 mei 2010 nam de Raad het EFSM aan om de financiële stabiliteit in Europa te vrijwaren (Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad). Dit mechanisme is gebaseerd op artikel 122, lid 2, van het VWEU en maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat die zich voor een feitelijke of ernstig dreigende serieuze verstoring gesteld ziet die wordt veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. De Commissie gaat namens de EU leningen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen aan en leent deze middelen aan de begunstigde lidstaat. Voor elk land dat een lening in het kader van het EFSM ontvangt, wordt per kwartaal beoordeeld of de aan de lening gehechte beleidsvoorwaarden zijn vervuld, voordat een tranche wordt uitgekeerd.

Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 worden de middelen van de faciliteit beperkt tot 60 miljard EUR, maar de juridische limiet is vastgelegd in artikel 2, lid 2, van Verordening nr. 407/2010 van de Raad, op grond waarvan het uitstaande bedrag van de leningen of kredietlijnen wordt beperkt tot de beschikbare marge onder het plafond van de eigen middelen. De leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden door de EU-begroting gewaarborgd: op 31 december 2013 was de begroting in verband met deze leningen blootgesteld aan een mogelijk risico van ten hoogste 44 469 miljoen EUR (de bovenvermelde 43,8 miljard EUR zijnde de nominale waarde). Aangezien de leningen in het kader van het EFSM door de EU-begroting worden gewaarborgd, volgt het Europees Parlement de EFSM-acties van de Commissie en oefent het controle uit in het kader van de begrotings- en kwijtingsprocedure.

De Raad besloot in december 2010 bij uitvoeringsbesluit een lening aan Ierland van ten hoogste 22,5 miljard EUR toe te kennen, en in mei 2011 een lening aan Portugal van ten hoogste 26 miljard EUR. De initiële uitvoeringsbesluiten stelden rente vast met een marge, hetgeen resulteert in soortgelijke voorwaarden als die welke voor de IMF-bijstand worden gesteld. Met zijn uitvoeringsbesluiten nrs. 682/2011 en 683/2011 van 11 oktober 2011 schafte de Raad de rentemarge met terugwerkende kracht af en werd de maximale gemiddelde looptijd van 7,5 jaar verlengd tot 12,5 jaar en de looptijd van afzonderlijke tranches tot 30 jaar. Op 21 juni 2013 stelde de Raad de uitvoeringsbesluiten nrs. 313/2013 en 323/2013 vast, waarbij de maximale gemiddelde looptijd van de EFSM-leningen aan Ierland en Portugal met zeven tot 19,5 jaar werd verlengd. Door de verlenging wordt het schuldaflossingsprofiel van beide landen verzacht en worden hun behoeften aan herfinanciering in de post-programmeringsperiode verlaagd.

Het EFSM zal niet langer nieuwe financieringsprogramma’s aangaan of nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten aangaan, maar zal actief blijven in de financiering van de lopende programma's voor Portugal en Ierland (zie ook toelichting 7.2.2 hieronder). Op 25 maart 2014 werd 2,6 miljard EUR uitgekeerd onder het EFSM (0,8 miljard EUR voor Ierland en 1,8 miljard EUR voor Portugal) met als terugbetalingsdatum april 2024.

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het geplande terugbetalingsschema in nominale waarde voor uitstaande EFSM- en betalingsbalansleningen op de datum van ondertekening van deze rekening:

||||||||

Jaar| Betalingsbalans| EFSM| Totaal

|| Hongarije| Letland| Roemenië| Totaal| Ierland| Portugal| Totaal

|||| 3

|| 1,| 1,| 2,|| 7,7

1,||| 1,|| 4,| 4,| 6,25

||| 1,| 1,||| 1,15

||| 1,| 1,| 3,| 0,| 4,| 5,85

|| 0,| 1,||| 1,5

|||| 6,| 9,| 9,75

||||| 2,| 2,| 2,7

|||| 0,| 1,| 2,| 2,6

|| 0,|| 0,||| 0,2

|||| 4

|||| 3

|||| 2,|| 2,| 2,3

||||| 3

||||| 1,| 1,| 1,8

|||| 1,| 1,| 3

Totaal| 3,| 2,| 11,| 22,| 23,| 46,| 57,8

7.1.4. Macrofinanciële bijstand, Euratom en EGKS in liquidatie

Macrofinanciële bijstand is een financieel beleidsinstrument voor niet-gebonden en niet-specifieke betalingsbalans- en/of begrotingssteun aan derde partnerlanden die geografisch gezien dicht bij het grondgebied van de EU gelegen zijn. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. Die leningen zijn gewaarborgd door het Garantiefonds (zie toelichting 2.4).

Euratom is een juridische entiteit van de EU die wordt vertegenwoordigd door de Commissie. Euratom verstrekt leningen aan de lidstaten voor de financiering van investeringsprojecten in de lidstaten voor de industriële productie van elektriciteit door middel van kernenergie en voor industriële splijtstofcyclusinstallaties. Euratom verstrekt ook leningen aan niet-lidstaten voor het verbeteren van de veiligheid en de doelmatigheid van kerncentrales en splijtstofcyclusinstallaties die in werking of in aanbouw zijn. Voor de dekking van deze leningen zijn garanties van derden ten belope van 387 miljoen EUR (2012: 423 miljoen EUR) ontvangen.

EGKS-leningen worden verstrekt door de EGKS in liquidatie uit opgenomen leningen (212 miljoen EUR) overeenkomstig de artikelen 54 en 56 van het EGKS-Verdrag, alsmede drie niet-genoteerde obligaties van de EIB als vervanging van een in gebreke gebleven debiteur. Deze obligaties zullen tot het einde van de looptijd (2017 en 2019) worden aangehouden om de schuldendienst van de opgenomen leningen te dekken. De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente plus de jaarlijkse afschrijving van betaalde premies en transactiekosten die bij aanvang werden gemaakt, berekend op basis van de effectieverentemethode.

7.2. INTERGOUVERNEMENTELE MECHANISMEN VOOR FINANCIËLE STABILITEIT BUITEN HET KADER VAN HET EU-VERDRAG

7.2.1. Europese faciliteit voor financiële stabiliteit

De Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) werd opgericht door de lidstaten van de eurozone en kreeg het mandaat de financiële stabiliteit in Europa te vrijwaren door financiële bijstand te verlenen aan de lidstaten van de eurozone. De EFSF is een in Luxemburg geregistreerde commerciële onderneming, die het eigendom is van de lidstaten van de eurozone buiten het kader van het EU-Verdrag. Als zodanig is zij geen EU-orgaan en is zij volledig apart van en niet geconsolideerd in de EU-rekeningen. Zij wordt niet gewaarborgd door de EU-begroting. Zij heeft bijgevolg geen gevolgen voor de EU-rekeningen, buiten de hieronder beschreven mogelijke sancties. Met de inwerkingtreding van het ESM (zie hieronder) verstrekte de EFSF geen nieuwe leningen na 1 juli 2013.

De Commissie is verantwoordelijk voor het onderhandelen van de beleidsvoorwaarden die aan de financiële bijstand worden verbonden, en voor het toezien op de naleving van die voorwaarden. Verordening 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad maakt het mogelijk sancties op te leggen in de vorm van boeten voor lidstaten met de euro als munt. Deze boeten, namelijk 0,2 % van het bbp van de lidstaat in het voorgaande jaar, kunnen worden toegepast in gevallen waarin een lidstaat geen passende maatregelen heeft genomen om een einde te maken aan zijn buitensporig begrotingstekort, of wanneer de statistieken zijn gemanipuleerd. Verordening 1174/2011 inzake macro-economische onevenwichtigheden voorziet daarnaast ook in een jaarlijkse boete van 0,1 % van het bbp van een lidstaat van de eurozone, wanneer een lidstaat niet de gevraagde corrigerende maatregelen heeft genomen of geen toereikend plan met corrigerende maatregelen heeft ingediend. Verordening 1177/2011 wijzigde Verordening 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten. Ook deze gewijzigde verordening voorziet in de mogelijkheid om lidstaten van de eurozone boeten op te leggen (gelijk aan 0,2 % van het bbp plus een variabel bestanddeel). Volgens deze drie verordeningen worden alle geldboeten die door de Commissie worden geïnd, toegewezen aan de EFSF of de opvolger daarvan. De boeten zullen via de EU-begroting passeren en vervolgens aan de EFSF worden overgedragen. Dit betekent dat die bedragen begrotingsontvangsten en begrotingsuitgaven vormen, zodat ze geen effect hebben op het globale begrotingsresultaat. Ze hebben dus evenmin effect op het economisch resultaat dat in de financiële staten van de EU is opgenomen.

7.2.2. Europees stabiliteitsmechanisme

De Europese Raad is op 17 december 2010 overeengekomen dat de lidstaten van de eurozone een permanent stabiliteitsmechanisme moeten instellen: het Europees stabilisatiemechanisme (ESM), een intergouvernementele organisatie onder internationaal publiekrecht buiten het kader van het EU-Verdrag. Het ESM-verdrag werd op 2 februari 2012 ondertekend door de 17 lidstaten van de eurozone en werd in oktober 2012 operationeel. Het ESM heeft de taken overgenomen die door het EFSM en de EFSF werden vervuld, en is zo het enige en permanente mechanisme geworden om te reageren op nieuwe verzoeken om financiële bijstand van lidstaten van de eurozone. De EFSF en het EFSM zullen bijgevolg niet langer aan nieuwe financieringsprogramma's deelnemen of nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten sluiten. De oprichting van het ESM heeft dus geen effect op de bestaande vastleggingen onder het EFSM of de EFSF. Opgemerkt zij ook dat de EU-begroting de ESM-leningen niet zal waarborgen. Aangezien dit mechanisme eigen rechtspersoonlijkheid heeft en rechtstreeks door de lidstaten van de eurozone wordt gefinancierd, is het geen EU-orgaan en is er geen effect op de EU-rekeningen of de EU-begroting, buiten de hieronder beschreven mogelijke sancties.

Zoals hierboven gezegd, zullen de boeten die op grond van de Verordeningen 1173/2011, 1174/2011 en 1177/2011 worden geheven, in de EU-begroting worden opgenomen en aan het ESM worden overgedragen, zodra de EFSF niet langer operationeel is. Voorts voorziet het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur, dat door 25 lidstaten (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Tsjechië) is ondertekend, in financiële sancties voor een 'verdragsluitende partij', indien die lidstaat niet de nodige maatregelen heeft genomen om een te hoog tekort te voorkomen. De opgelegde financiële sancties (die niet meer kunnen bedragen dan 0,1 % van het bbp) zullen aan het ESM moeten worden betaald, indien deze aan lidstaten van de eurozone worden opgelegd (en hebben dus geen gevolgen voor het begrotingsresultaat van de EU, net als bij de EFSF hierboven), of aan de EU-begroting voor lidstaten die geen lid zijn van de eurozone (zie artikel 8, lid 2, van het Verdrag). In dat laatste geval zal de financiële sanctie een ontvangst zijn voor de EU-begroting en als zodanig in haar rekeningen worden opgenomen.

8. FINANCIEEL RISICOBEHEER

De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico's van de EU heeft betrekking op:

– leningsactiviteiten van de Commissie via: Europees financieel stabilisatiemechanisme, betalingsbalans, macrofinanciële bijstand en de EGKS in liquidatie;

– de kasverrichtingen die door de Commissie zijn verricht om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten; en

– het Garantiefonds voor externe acties.

8.1. TYPES RISICO

Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van veranderingen in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en overige prijsrisico's (de EU heeft geen materiële overige prijsrisico's).

Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de verandering van de koers van de ene valuta tegenover een andere.

Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert, door een stijging van de rentevoet. Over het algemeen leiden hogere rentevoeten tot lagere prijzen van obligaties met vaste rentevoet en omgekeerd.

Kredietrisico is het risico van verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente (coupon) of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Het kan gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de terugbetalingen van de leningnemer en faillissement.

Liquiditeitsrisico is het risico dat voortvloeit uit de moeilijkheid om een actief te verkopen, bv. het risico dat een bepaald effect of actief niet snel genoeg kan worden verhandeld op de markt om een verlies te voorkomen of een verplichting na te komen.

8.2. BELEID INZAKE RISICOBEHEER

Leningactiviteiten

De leningtransacties alsmede het daarmee samenhangende beheer van de kasmiddelen worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve besluiten van de Raad, indien van toepassing, en interne richtsnoeren. Er zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals opgenomen leningen, verstrekte leningen en het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. In de regel worden geen afdekkingsactiviteiten („hedging”) verricht om rente- of valutaschommelingen te compenseren, aangezien verstrekte leningen doorgaans door middel van opgenomen back-to-back-leningen worden gefinancierd en er dus geen open rente- of valutaposities ontstaan. De toepassing van het back-to-back-beginsel wordt op gezette tijden gecontroleerd.

Voor de EGKS in liquidatie wordt de liquidatie van haar verplichtingen door de Commissie beheerd en er zijn geen nieuwe leningen of overeenstemmende middelen gepland. Opname van nieuwe leningen door de EGKS blijft dus beperkt tot herfinancieringen met als oogmerk de financieringskosten te verminderen. Ten aanzien van de kasverrichtingen worden de beginselen van behoedzaamheid toegepast teneinde de financiële risico's te beperken.

Kasverrichtingen

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening 1150/2000 van de Raad (gewijzigd bij Verordeningen 2028/2004 en 105/2009 van de Raad) en in het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan.

Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:

– de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie werden geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aangewezen heeft. De Commissie mag slechts geld van de bovenvermelde rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;

– de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;

– bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet overschreden worden; Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekening van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd;

– het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro, wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.

Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de interne controlenormen van de Commissie en de controleprincipes.

Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Ze betreffen de verschillende werkingsgebieden (bv. uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.) en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd. Daarnaast vinden tussen het directoraat-generaal Begroting en het directoraat-generaal Economische en Financiële ZAken plaats om informatie uit te wisselen over risicobeheer en beste posities.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's

Vóór 2010 ontvangen bedragen blijven op bankrekeningen staan bij banken die specifiek geselecteerd zijn voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten. De selectie van banken vindt plaats volgens de aanbestedingsprocedures die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld. De plaatsing van middelen bij specifieke banken wordt bepaald op grond van het intern risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Met ingang van 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten gestort in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van het fonds zijn de vermindering van de risico's die met de financiële markten gepaard gaan, en de gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een gewaarborgd rendement aan te bieden dat op dezelfde grondslag is berekend. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Er zijn procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Het activabeheer is erop gericht de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat:

a) gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is; en

b) het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten.

Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito's bij de centrale banken van de eurozone, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door overheidsentiteiten die een directe blootstelling op een staat van de eurozone vormen, of uitgegeven door supranationale instellingen.

Om het restrisico te dekken dat de resultaten van het BUFI tijdelijk niet het gewaarborgde rendement behalen, mag een buffer van niet meer dan 2 % van het totale nominale bedrag van de geldboeten worden gecreëerd, die gefinancierd wordt met de winsten op de BUFI-beleggingen die het gewaarborgde rendement overschrijden. Met die buffer wordt de onderneming een gewaarborgd rendement gegarandeerd als het besluit waarbij de geldboete wordt opgelegd, door het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt nietigverklaard.

Bankgaranties

Er zijn voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.9.1). De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Garantiefonds

De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het Garantiefonds (zie toelichting 2.4) zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen de Commissie en de EIB van 25 november 1994 en de latere wijzigingen daarvan van 17/23 september 1996, 8 mei 2002, 25 februari 2008 en 9 november 2010. Het Garantiefonds werkt in een enkele valuta: de euro. Het investeert uitsluitend in deze valuta teneinde wisselkoersrisico’s te vermijden. Het beheer van de activa is gebaseerd op de traditionele regels inzake behoedzaamheid die worden gehanteerd voor financiële activiteiten. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de vermindering van de risico’s en er wordt voor gezorgd dat de beheerde activa een voldoende mate van liquiditeit en overdraagbaarheid hebben, gelet op de gedekte verplichtingen.

8.3. VALUTARISICO

Leningactiviteiten

De meeste financiële activa en verplichtingen zijn in euro uitgedrukt, dus in die gevallen staat de EU niet bloot aan een valutarisico. Via het financiële instrument Euratom verstrekt de EU echter leningen die in Amerikaanse dollar (USD) zijn uitgedrukt en die gefinancierd zijn met leningen van hetzelfde bedrag in USD (back-to-back-verrichtingen). Op de balansdatum staat de EU niet bloot aan een valutarisico in verband met Euratom. De EGKS in liquidatie loopt een klein nettovalutarisico dat gelijk is 1,33 miljoen EUR en dat voortvloeit uit woningleningen (het equivalent van 0,19 miljoen EUR) en banksaldi (het equivalent van 1,14 miljoen EUR).

Kasverrichtingen

De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta's dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Ze worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in het eigenmiddelenbesluit vastgesteld. Af en toe worden ze onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.

De Commissie houdt een aantal rekeningen in andere Europese munten dan de euro, en in Amerikaanse dollar en Zwitserse frank aan bij commerciële banken om betalingen in deze valuta's te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, zodat er geen blootstelling van het saldo aan valutarisico's aanwezig is.

Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen in dezelfde valuta wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekening in andere munten dan de euro worden aangevuld naar gelang van de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties

Aangezien alle opgelegde boeten in euro worden betaald, is er geen valutarisico.

Garantiefonds

De financiële activa zijn in euro uitgedrukt en derhalve is er geen valutarisico.

8.4. RENTERISICO

Leningactiviteiten

Opgenomen en verstrekte leningen met variabele rentevoeten

Gezien de aard van de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. De MFB- en Euratomleningen tegen variabele rentevoeten stellen de EU bloot aan renterisico. De renterisico's die voortvloeien uit opgenomen leningen worden echter gecompenseerd door verstrekte leningen waarvan de termijnen en voorwaarden vergelijkbaar zijn (back-to-back-verrichtingen). Op de balansdatum beloopt het bedrag aan verstrekte leningen van de EU met variabele rente (uitgedrukt in nominale bedragen) 583 miljoen EUR (2012: 697 miljoen EUR). Aanpassingen vinden om de zes maanden plaats.

Opgenomen en verstrekte leningen met vaste rentevoeten

De EU heeft ook MFB- en Euratomleningen met vaste rentevoeten voor in totaal 367 miljoen EUR in 2013 (2012: 271 miljoen EUR), die een looptijd hebben tussen één en vijf jaar (55 miljoen EUR) en meer dan vijf jaar (312 miljoen EUR). Belangrijker is dat de EU onder het financiële instrument betalingsbalans elf leningen met vaste rentevoeten heeft voor in totaal 11,4 miljard EUR in 2013 (2012: 11,4 miljard EUR), die een looptijd hebben van minder dan een jaar (3 miljard EUR), meer dan een jaar maar minder dan vijf jaar (6,7 miljard EUR) en meer dan vijf jaar (1,7 miljard EUR). In het kader van het financiële instrument EFSM heeft de EU 18 leningen met vaste rentevoeten voor in totaal 43,8 miljard EUR in 2013 (2012: 43,8 miljard EUR), die een looptijd hebben tussen één en vijf jaar (14,2 miljard EUR) en meer dan vijf jaar (29,6 miljard EUR).

Vanwege de aard van haar activiteiten staat de EGKS in liquidatie bloot aan een renterisico. Het renterisico dat voortvloeit uit opgenomen leningen, wordt meestal geneutraliseerd door verstrekte leningen tegen soortgelijke voorwaarden. In termen van vermogensbeheer bevat de EGKS-portefeuille 8 % obligaties met een variabele rente. Op de balansdatum bestond 9 % van de obligatieportefeuille uit nulcouponobligaties.

Kasverrichtingen

Voor de kasverrichtingen van de Commissie worden geen leningen opgenomen. Bijgevolg is zij niet blootgesteld aan een renterisico. Zij ontvangt echter rente op de saldi op haar verschillende bankrekeningen. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.

Rekeningen geopend bij schatkisten of nationale centrale banken van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor alle andere rekeningen bij nationale centrale banken hangt de vergoeding af van de specifieke voorwaarden van elke bank. De rentevoeten zijn variabel en volgen de schommelingen op de markt.

Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Die is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Voor de meeste rekeningen is de rentevoet gekoppeld aan de EONIA (Euro over night index average) en wordt hij aangepast aan eventuele schommelingen daarvan. Voor sommige andere rekeningen is de rentevoet gekoppeld aan de marginale rentevoet van de ECB voor haar belangrijkste herfinancieringstransacties. De Commissie loopt dus geen risico dat zij een rente ontvangt die lager ligt dan de geldende markttarieven.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties

Deposito’s en bankgaranties zijn niet blootgesteld aan renterisico’s. De rente op deposito’s volgt de rentevoeten op de markt alsook hun mogelijke schommeling. De BUFI-portefeuille bevat geen obligaties met een variabele rente. De rentegevoeligheidsparameter, de duur van de portefeuille, volgt van zeer nabij de duur van de BUFI-index. Alle negatieve effecten op de waardering van de activa zouden derhalve worden weerspiegeld aan de zijde van het BUFI-passief. Er blijft slechts een kleine blootstelling aan het renterisico in het geval dat die negatieve effecten tijdens de looptijd van de geldboete zouden leiden tot een globaal negatief indexresultaat.

Garantiefonds

Schuldeffecten in het Garantiefonds die met variabele rentevoeten zijn uitgegeven, ondergaan de volatiliteitseffecten van die rentevoeten, terwijl schuldeffecten met vaste rentevoeten een risico lopen in verband met hun reële waarde. Op de balansdatum maken obligaties met vaste rentevoet ongeveer 58 % uit van de investeringsportefeuille (2012: 67 %).

8.5. KREDIETRISICO

Leningactiviteiten

De blootstelling aan kredietrisico wordt in de eerste plaats beheerd door garanties van landen te krijgen in het geval van Euratom, dan via het Garantiefonds (MFB en Euratom), dan via de mogelijkheid de nodige middelen te onttrekken uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten en uiteindelijk via de begroting van de EU. In de eigenmiddelenwetgeving is het plafond voor betalingen van eigen middelen vastgesteld op 1,23 % van het bni van de lidstaten en in 2013 werd 1,06 % daadwerkelijk gebruikt om betalingskredieten te dekken. Dit betekent dat er op 31 december 2013 een beschikbare marge van 0,17 % bestond om die garanties te dekken. Het Garantiefonds voor externe leningen werd in 1994 ingesteld ter dekking van risico’s van wanbetaling in verband met opgenomen leningen waaruit leningen aan landen buiten de EU worden gefinancierd. In elk geval wordt de blootstelling aan kredietrisico gemilderd doordat een beroep kan worden gedaan op de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten naast de activa op die rekeningen wanneer een schuldenaar een verschuldigd bedrag niet volledig kan terugbetalen. Hiervoor mag de EU een beroep doen op alle lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd.

Wat de kasmiddelen betreft, moeten de richtsnoeren inzake de keuze van de tegenpartijen worden toegepast. De operationele eenheid zal bijgevolg alleen overeenkomsten kunnen sluiten met in aanmerking komende banken, die als tegenpartij over voldoende limieten beschikken.

De blootstelling van de EGKS aan kredietrisico wordt beheerd door geregeld te onderzoeken of de ontleners in staat zijn te voldoen aan rente- en kapitaalterugbetalingsverplichtingen. Het kredietrisico wordt ook beheerd door het verkrijgen van zakelijke en persoonlijke, alsmede landen- en bedrijfsgaranties. Wat de kasmiddelen betreft, moeten de richtsnoeren inzake de keuze van de tegenpartijen worden toegepast. De operationele eenheid mag alleen overeenkomsten sluiten met in aanmerking komende banken, die als tegenpartij over voldoende limieten beschikken.

Kasverrichtingen

De meeste kasmiddelen van de Commissie worden conform Verordening 1150/2000 van de Raad aangehouden op rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen (eigen middelen). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het gaat om blootstelling op de lidstaten. Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijk saldo aangehouden, in verhouding tot het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanuit die rekening worden verricht. Bijgevolg zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend zeer laag (gemiddeld tussen 5 miljoen EUR en 40 miljoen EUR, gespreid over meer dan 20 rekeningen). Hierdoor is de Commissie hier slechts in beperkte mate blootgesteld aan kredietrisico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van het totaal van de kasmiddelensaldi, dat fluctueert tussen 100 miljoen EUR en 44 miljard EUR, en in het licht van het totale bedrag van de betalingen die in 2013 zijn verricht, dat gelijk is aan 148,3 miljard EUR.

Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het kredietrisico waaraan de Commissie is blootgesteld, nog verder te minimaliseren:

- Alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een kortetermijnrating beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig (S&P A-1 of Fitch F1). In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating.

- De kredietrating van de commerciële banken waarbij de Commissie rekeningen heeft, wordt minstens maandelijks bekeken en indien nodig met een hogere frequentie. Naar aanleiding van de financiële crisis werden strengere toezichtsmaatregelen en dagelijkse controles van de ratings van commerciële banken ingevoerd, die gedurende 2013 van toepassing bleven.

- In delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.

– Commerciële banken die in aanmerking komen om niet-gewaarborgde termijndeposito's van de EGKS te ontvangen, moeten minimaal over een kortetermijnrating beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig (S&P A-1 of Fitch F1). In het geval de ontvangende bank de Commissie voldoende onderpand biedt (door zekerheden gedekte deposito's met drie partijen), wordt de minimale kortetermijnrating verminderd tot Moody's P-2 of gelijkwaardig (S&P A-2 of Fitch F2).

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's

De banken die deposito’s houden voor de vóór 2010 ontvangen voorlopig geïnde geldboeten worden geselecteerd in een aanbestedingsprocedure volgens het risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst.

Voor commerciële banken die specifiek zijn geselecteerd voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten (aan restricties onderhevige kasmiddelen) geldt als algemene regel een minimale langetermijnrating A (S&P of gelijkwaardig) in de drie belangrijke ratingagentschappen en een minimale kortetermijnrating A-1 (S&P of gelijkwaardig). Er gelden specifieke maatregelen ingeval de rating van de banken in die groep wordt verlaagd. Daarnaast is het bedrag dat bij elke bank wordt gedeponeerd beperkt tot een bepaald percentage van haar eigen middelen, dat varieert volgens het ratingniveau van elke instelling. Bij de berekening van die limieten wordt ook rekening gehouden met de uitstaande garanties die diezelfde instelling aan de Commissie heeft verstrekt. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Voor de beleggingen uit voorlopig geïnde boeten houdt de Commissie rekening met een kredietrisico, dat wil zeggen het risico dat een tegenpartij niet in staat zal zijn haar betalingsverplichtingen volledig na te komen. De blootstelling is het grootst op Frankrijk en Duitsland, die respectievelijk 61 % en 30 % van de totale portefeuille uitmaken.

Bankgaranties

Er zijn ook voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan ondernemingen die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.9.1). De ondernemingen die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. In 2012 is het risicobeheerbeleid bij de aanvaarding van dergelijke garanties herzien en zijn er in het licht van de huidige financiële omgeving in de EU nieuwe eisen in verband met de kredietrating en beperkingen van het percentage per tegenpartij (volgens de eigen middelen van elke tegenpartij) vastgesteld. Op die manier blijft de Commissie zich verzekeren van een hoge kredietkwaliteit. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

Garantiefonds

Overeenkomstig de tussen de EU en de EIB gesloten overeenkomst betreffende het beheer van het Garantiefonds dienen alle interbancaire beleggingen minimaal een rating P-1 van Moody's of gelijkwaardig te hebben. Op 31 december 2013 waren bij dergelijke tegenpartijen vastetermijndeposito’s gedaan ten belope van 151 miljoen EUR (2012: 242 miljoen EUR).

8.6. Liquiditeitsrisico

Leningactiviteiten

Het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit leningsactiviteiten wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden (back-to-back-verrichtingen). Voor MFB en Euratom dient het Garantiefonds als liquiditeitsreserve (of vangnet) ingeval de leners niet of laattijdig betalen. Voor het betalingsbalansmechanisme voorziet Verordening 431/2009 in een procedure die voldoende tijd laat om middelen uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten te mobiliseren. Voor het EFSM voorziet Verordening 407/2010 van de Raad in een soortgelijke procedure.

In het kader van het beheer van de activa en passiva van de EGKS in liquidatie beheert de Commissie de liquiditeitsvereisten op basis van een prognose omtrent de uitbetalingen die werd opgesteld na overleg met de verantwoordelijke diensten van de Commissie.

Kasverrichtingen

De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches, terwijl de betalingen tot op zekere hoogte seizoensgebonden zijn. Voorts worden de bijdragen van de lidstaten in verband met (gewijzigde) begrotingen die na de 16e van een bepaalde maand (N) zijn goedgekeurd, overeenkomstig Verordening 1150/2000 van de Raad (eigenmiddelenverordening) pas in maand N+2 ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn. Om ervoor te zorgen dat in elke maand de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de uit te voeren betalingen te dekken, worden procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Onder bepaalde voorwaarden en tot op zekere hoogte kunnen eigen middelen of aanvullende financiering vroegtijdig bij de lidstaten worden afgeroepen. Omdat de uitgaven seizoensgebonden zijn en er de voorbije jaren globale budgettaire beperkingen zijn, moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar meer van nabij worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.

Garantiefonds

Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. Het fonds moet minstens 100 miljoen EUR in portefeuille houden met een looptijd van minder dan 12 maanden, die in monetaire instrumenten moeten worden belegd. Op 31 december 2013 beliepen deze beleggingen inclusief geldmiddelen 152 miljoen EUR. Voorts moet minstens 20 % van de nominale waarde van het fonds bestaan uit monetaire instrumenten, obligaties met vaste rentevoet met een resterende looptijd van minder dan een jaar en obligaties met variabele rentevoet. Op 31 december 2013 bedroeg dit aandeel 59 %.

9. INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

9.1. VERBONDEN PARTIJEN

De verbonden partijen van de EU zijn de andere geconsolideerde EU-entiteiten en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU en derhalve gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.

9.2. RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, werden deze in vijf categorieën onderverdeeld:

Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Hof van Justitie.

Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.

Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht van eerste aanleg, de voorzitter en de leden van het Gerecht voor ambtenarenzaken, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Rekenkamer.

Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen. Hieronder volgt een overzicht van hun geldelijke rechten.

Hieronder wordt een overzicht van hun rechten gegeven. Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn beschreven. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.

GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

||||| EUR

Rechten (per personeelslid)| Categorie Categorie Categorie Categorie Categorie 5

Basissalaris (per maand)| 25 22 964 -| 18 371 -| 19 840 -| 11 681 -

|||  23  20 21 18 371

||||||

Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage| 15%| 15%| 15%| 15%| 0-4%-16%

||||||

Gezinstoelagen:|||||

Kostwinnerstoelage (% salaris)| 2% + 170,| 2% + 170,| 2% + 170,| 2% + 170,| 2% + 170,52

Kindertoelage| 372,| 372,| 372,| 372,| 372,61

Voorschoolse toelage| 91,| 91,| 91,| 91,| 91,02

Schooltoelage of| 252,| 252,| 252,| 252,| 252,81

Schooltoelage buiten standplaats| 505,| 505,| 505,| 505,| 505,39

Voorzitterstoelage| n.v.t.| n.v.t.| 554,17 – 607,| n.v.t.| n.v.t.

||||||

Representatietoelage| 1 418,| 911,| 554,17 – 607,| n.v.t.| n.v.t.

||||||

Jaarlijkse reiskosten| n.v.t.| n.v.t.| n.v.t.| n.v.t.| n.v.t.

||||||

Overdrachten naar lidstaten:|||||

Schooltoelage*| Ja| Ja| Ja| Ja| Ja

% salaris*| 5%| 5%| 5%| 5%| 5%

% salaris zonder correctiecoëfficiënt| max. 25%| max. 25%| max. 25%| max. 25%| max. 25%

Representatiekosten| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald| n.v.t.| n.v.t.

||||||

Ambtsaanvaarding:|||||

Inrichtingskosten| 50 703,| 45 927,10 -| 36 741,68 -| 39 681,02 -| terugbetaald

||| 47 764,|  41 334,|  42 252,|

Reiskosten familie| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald

Verhuiskosten| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald

Ambtsneerlegging:|||||

Inrichtingskosten| 25 22 18 371 -| 19 840 -| terugbetaald

|||  - 23  20 21

Reiskosten familie| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald

Verhuiskosten| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald| terugbetaald

Overbrugging (% salaris)**| 40% - 65%| 40% - 65%| 40% - 65%| 40% - 65%| n.v.t.

Ziektekostenverzekering| Gedekt| Gedekt| Gedekt| Gedekt| Facultatief

Pensioen (% salaris, vóór belastingen)| max. 70 %| max. 70 %| max. 70 %| max. 70 %| max. 70 %

||||||

Inhoudingen:|||||

Belasting op salaris| 8% - 45%| 8% - 45%| 8% - 45%| 8% - 45%| 8% - 45%

Ziektekostenverzekering (% salaris)| 1,7%| 1,7%| 1,7%| 1,7%| 1,7%

Speciale heffing op salaris| 7%| 7%| 7%| 7%| 7%

Pensioenbijdrage| n.v.t.| n.v.t.| n.v.t.| n.v.t.| 11,3%

Aantal personen aan het einde van het jaar| 111

* Met toepassing van de correctiecoëfficiënt.

** Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.

10. GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van overdracht van de rekeningen zijn geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de jaarrekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruik gemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.      

11. CONSOLIDATIEBEREIK

11.1. GECONSOLIDEERDE ENTITEITEN

A. ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND |

1. Instellingen en raadgevende organen |

Europees Parlement| Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

Europese Raad| Europees Economisch en Sociaal Comité

Europese Commissie| Europese Ombudsman

Comité van de Regio's| Europese Rekenkamer

Hof van Justitie van de Europese Unie| Raad van de Europese Unie

Europese Dienst voor extern optreden|

||

2. EU-agentschappen |

2.1. Uitvoerende agentschappen |

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur| Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie

Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten| Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk

Uitvoerend Agentschap Onderzoek| Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

2.2. Gedecentraliseerde agentschappen |

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid| Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

Europees Geneesmiddelenbureau| Europees Spoorwegbureau

Europese Toezichtautoriteit voor het GNSS| Communautair Bureau voor plantenrassen

European Chemicaliënagentschap| Europees Bureau voor visserijcontrole

Fusion for Energy (Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie)| Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

Eurojust| Europese Politieacademie

Europees Genderinstituut| Europese Politiedienst (EUROPOL)

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk| Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding| Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging

Europees Milieuagentschap| Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding| Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators| Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

Europese Bankautoriteit| Europese Autoriteit voor effecten en markten

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken| Europese Stichting voor opleiding

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie| Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de EU| Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

EU-LISA (Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige informatiesystemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht)*|

||

3. Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend |

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie)| Europees Instituut voor innovatie en technologie

||

B. GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN |

Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie (ITER)| Gemeenschappelijke onderneming Galileo in liquidatie

Gemeenschappelijke onderneming SESAR| Gemeenschappelijke onderneming IMI

Gemeenschappelijke onderneming FCH|

||

C. GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN |

Europees Investeringsfonds| Gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS

Gemeenschappelijke onderneming Clean Sky| Gemeenschappelijke onderneming ENIAC

* Voor het eerst geconsolideerd in 2013.

11.2. NIET-GECONSOLIDEERDE ENTITEITEN

Hoewel de EU de activa beheert van de hieronder vermelde entiteiten, voldoen deze niet aan de consolidatievereisten en zijn zij derhalve niet in de rekening van de EU opgenomen.

11.2.1. Het Europees Ontwikkelingsfonds

Het EOF is het voornaamste instrument voor het verstrekken van ontwikkelingssamenwerking van de EU in de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-staten) en de landen en gebieden overzee (LGO). Het Verdrag van Rome van 1957 voorzag al in de oprichting van dit fonds om technische en financiële bijstand te verlenen, oorspronkelijk aan de Afrikaanse landen die toen nog niet onafhankelijk waren en waarmee sommige landen historische banden hadden.

Het EOF wordt niet gefinancierd uit de EU-begroting doch met rechtstreekse bijdragen van de lidstaten, die gebaseerd zijn op een intern akkoord van de vertegenwoordigers van de lidstaten, bijeen in de Raad. De Commissie en de EIB beheren de middelen van het EOF. Elk EOF wordt gewoonlijk voor een periode van ongeveer vijf jaar gesloten. Sinds de sluiting van de eerste partnerschapsovereenkomst in 1964 volgen de EOF-programmeringscycli in het algemeen die van de partnerschapsovereenkomsten.

Het EOF heeft een eigen Financieel Reglement (PB L 78 van 19.3.2008) dat voorziet in de presentatie van eigen financiële staten, los van deze van de EU. De jaarrekening en het middelenbeheer van het EOF vallen onder de externe controle van de Rekenkamer en het Europees Parlement. Ter informatie zijn de balans en de economische resultatenrekening van het 8e, 9e en 10e EOF hieronder opgenomen:

BALANS – 8e, 9e en 10e EOF

||| miljoen EUR

|| 31.12.| 31.12.2012

Niet-vlottende activa|  |  438

Vlottende activa| 2 2 094

TOTAAL ACTIVA| 2 2 532

Niet-vlottende passiva| | (40)

Vlottende passiva|  (1 214)|  (1 057)

TOTAAL PASSIVA| (1 239)| (1 097)

|||

NETTOACTIVA| 1 1 435

|||

MIDDELEN EN RESERVES||

Afgeroepen middelen van het fonds| 32 29 579

Overige reserves| 2 2 252

Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat| (30 396)| (27 374)

Economisch resultaat voor het jaar| (3 072)| (3 023)

NETTOACTIVA| 1 1 435

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN – 8e, 9e en 10e EOF

||| miljoen EUR

|| 2012

Beleidsontvangsten|  |  124

Beleidsuitgaven| (3 027)| (3 017)

Administratieve uitgaven|  (167)|  (107)

TEKORT VAN BELEIDSACTIVITEITEN| (3 072)| (3 001)

Financiële activiteiten|  (22)

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR| (3 072)| (3 023)

11.2.2. Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

In het kader van het ziektekostenstelsel wordt de ziektekostenverzekering geregeld van de personeelsleden van de verschillende organen van de EU. De middelen van het ziektekostenstelsel zijn eigendom van het stelsel en worden niet door de EU gecontroleerd, hoewel de financiële activa van het stelsel door de Commissie worden beheerd. Het stelsel wordt gefinancierd met bijdragen van zijn leden (personeelsleden) en van de werkgevers (de instellingen/agentschappen/organen). Alle overschotten blijven binnen het stelsel.

Het stelsel heeft vier verschillende entiteiten. Het belangrijkste stelsel heeft betrekking op de personeelsleden van de instellingen en agentschappen van de EU en drie kleinere stelsels hebben betrekking op de personeelsleden van het Europees Universitair Instituut, de Europese scholen en de personeelsleden die buiten de EU werkzaam zijn zoals personeelsleden in de delegaties van de EU. De totale activa van het stelsel bedroegen per 31 december 2013 291 miljoen EUR (2012: 296 miljoen EUR).

11.2.3. Het Garantiefonds voor de deelnemers

Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het bedrag van de in 2013 uitbetaalde voorfinanciering beliep in totaal 4,5 miljard EUR (2012: 4 miljard EUR). Dit fonds is een aparte entiteit van de Europese Commissie en is niet geconsolideerd in deze rekening.

Het is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de financiële risico's van de EU en de deelnemers te dekken tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7, aangezien het kapitaal en de rente ervan een uitvoeringsgarantie vormen. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die de vorm van een subsidie aannemen, dragen 5 % van de totale bijdrage van de EU bij aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers voor de duur van de maatregel. Als zodanig zijn de deelnemers de eigenaars van het Garantiefonds voor deelnemers en de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, treedt alleen op als hun uitvoerend agent. Aan het einde van een indirecte maatregel dienen de deelnemers hun bijdrage in het kapitaal volledig terug te krijgen, behalve wanneer het Garantiefonds voor de deelnemers verlies lijdt doordat begunstigden in gebreke blijven. In dat geval dienen de deelnemers minstens 80 % van hun bijdrage terug te krijgen. Het Garantiefonds voor deelnemers staat garant voor de financiële belangen van zowel de EU als de deelnemers.

Op 31 december 2013 beliepen de activa van het Garantiefonds in totaal 1 658 miljoen EUR (2012: 1 452 miljoen EUR). De middelen van het Garantiefonds voor deelnemers zijn eigendom van het fonds en worden niet door de EU gecontroleerd, hoewel de financiële activa van het stelsel door de EIB worden beheerd.

EUROPESE UNIE

BEGROTINGSJAAR 2013

SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ*

* Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld. INHOUDSOPGAVE

BEGROTINGSSTRUCTUUR EN -BEGINSELEN. 102

1....... RESULTAAT VAN DE UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING. 104

1.1     EU-BEGROTINGSRESULTAAT. 104

1.2     AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT  104

1.3     STAAT VAN VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN   106

2....... UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING. 111

2.1     OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING   111

3....... UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING. 116

3.1     SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER.. 116

3.2     BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER.. 117

3.3     BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER.. 118

3.4     ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER.. 118

3.5     SAMENSTELLING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN NAAR JAAR VAN OORSPRONG PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER.. 119

3.6     SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER BELEIDSTERREIN.. 120

3.7     BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN PER BELEIDSTERREIN.. 122

3.8     BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN PER BELEIDSTERREIN.. 124

3.9     ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER BELEIDSTERREIN.. 126

3.10   SAMENSTELLING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN NAAR JAAR VAN OORSPRONG PER BELEIDSTERREIN.. 127

4....... INSTELLINGEN EN AGENTSCHAPPEN. 130

4.1     OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING PER INSTELLING.. 130

4.2     BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER INSTELLING   131

4.3     INKOMSTEN AGENTSCHAP: BEGROTINGSRAMINGEN, VASTGESTELDE RECHTEN EN ONTVANGEN BEDRAGEN.. 133

4.4     Vastleggings- en betalingskredieten per agentschap. 135

4.5     BEGROTINGSRESULTAAT MET INBEGRIP VAN DE AGENTSCHAPPEN.. 136

BEGROTINGSSTRUCTUUR EN -BEGINSELEN

De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. De algemene begroting, het voornaamste instrument van het financiële beleid van de Unie, is het besluit waarbij elk jaar de ontvangsten en uitgaven van de Unie worden geraamd en toegestaan.

Elk jaar maakt de Commissie voor het komende jaar een raming op van de ontvangsten en uitgaven van alle instellingen en stelt zij een ontwerpbegroting op die zij bij de begrotingsautoriteit indient. Op basis van deze ontwerpbegroting stelt de Raad zijn standpunt vast, waarover de twee takken van de begrotingsautoriteit vervolgens onderhandelen. De vaststelling van het gemeenschappelijk ontwerp wordt geconstateerd door de voorzitter van het Parlement, die daarmee de begroting uitvoerbaar maakt. De uitvoering van de begroting is een opdracht die vooral toevalt aan de Commissie.

De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. In de begroting wordt onderscheid gemaakt tusen nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten zijn ingevoerd om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. Ze zijn bedoeld om voornamelijk meerjarige operaties te dekken. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:

– vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over verschillende begrotingsjaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;

– betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.

Herkomst van de kredieten

De belangrijkste bron van kredieten is de begroting van de Unie van het lopende jaar. Daarnaast bestaan nog andere soorten kredieten die voortvloeien uit de bepalingen van het Financieel Reglement. Het gaat om kredieten die afkomstig zijn van voorgaande begrotingsjaren of uit externe bronnen.

– Oorspronkelijke begrotingskredieten die voor het lopende jaar zijn goedgekeurd, kunnen worden aangevuld met overschrijvingen tussen begrotingsonderdelen en door gewijzigde begrotingen.

– Van het vorige jaar overgedragen of wederopgevoerde kredieten vullen ook de huidige begroting aan. Dit zijn:

(i) niet-gesplitste betalingskredieten die van rechtswege uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar kunnen worden overgedragen;

(ii) bij besluit van de instellingen overgedragen kredieten in een van de twee volgende gevallen: de voorbereidende stadia zijn beëindigd of de rechtsgrondslag is laat in het jaar goedgekeurd; en

(iii) naar aanleiding van vrijmakingen wederopgevoerde kredieten: hierbij gaat het om vastleggingskredieten met betrekking tot de structuurfondsen die opnieuw in de begroting worden opgenomen nadat zij zijn vrijgemaakt. Deze wederopvoering geschiedt bij wijze van uitzondering indien de Commissie een fout heeft begaan of het bedrag onmisbaar blijkt voor de uitvoering van het programma.

– Bestemmingsontvangsten, die bestaan uit:

(i) terugbetalingen die bestemd zijn voor het begrotingsonderdeel ten laste waarvan de oorspronkelijke uitgave kwam en die onbeperkt kunnen worden overgedragen;

(ii) EVA-kredieten: de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte voorziet in een financiële deelneming van haar leden aan bepaalde activiteiten in de EU-begroting. De betrokken begrotingsonderdelen en de uitgetrokken bedragen worden gepubliceerd in bijlage III bij de EU-begroting. Die begrotingsonderdelen worden verhoogd met de EVA-bijdrage. De kredieten die aan het einde van het begrotingsjaar niet zijn gebruikt, worden geannuleerd en aan de EER-landen terugbetaald;

(iii) ontvangsten van derden/andere landen die met de EU overeenkomsten hebben gesloten die voorzien in een financiële deelneming in EU-activiteiten. De in verband hiermee ontvangen bedragen worden beschouwd als van derden afkomstige ontvangsten en zijn bestemd voor de desbetreffende begrotingsonderdelen (vaak op het gebied van onderzoek), en kunnen onbeperkt worden overgedragen;

(iv) werken voor derden: in het kader van hun onderzoeksactiviteiten kunnen de EU-onderzoekscentra werkzaamheden verrichten voor externe organisaties. Zoals de ontvangsten van derden zijn de werken voor derden voor bepaalde begrotingsonderdelen bestemd en kunnen ze onbeperkt worden overgedragen; en

(v) na terugstorting van vooruitbetalingen wederopgevoerde kredieten: het gaat om EU-middelen die door de begunstigden zijn terugbetaald en die onbeperkt kunnen worden overgedragen.

Samenstelling van de toegestane kredieten

– Oorspronkelijke begroting = kredieten goedgekeurd in december van jaar n-1;

– Definitieve begrotingskredieten = oorspronkelijke in de begroting opgenomen kredieten + kredieten van gewijzigde begrotingen + overschrijvingen + aanvullende kredieten;

– Aanvullende kredieten = bestemmingsontvangsten (zie boven) + van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten en na vrijmakingen wederopgevoerde kredieten.

Berekening van het begrotingsresultaat

De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.

Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen geboekt die welke de lidstaten tussen 16 oktober n-1 en 15 oktober n hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een latere conformiteitsbeschikking worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.

Het begrotingsresultaat omvat twee elementen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de EER. Overeenkomstig artikel 15 van Verordening nr. 1150/2000 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:

– de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar; en

– het bedrag van de betalingen uit de kredieten van dat begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.

– Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:

· het nettobedrag dat voortvloeit uit de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen; en

· het saldo dat voortvloeit uit de in het begrotingsjaar geboekte wisselkoerswinsten en -verliezen.

Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden per definitie nooit geannuleerd en worden opgenomen onder de aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting 2013 en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting 2012. De betalingskredieten voor wederaanwending en de na terugstorting van vooruitbetalingen wederopgevoerde kredieten maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.

De overgedragen betalingskredieten omvatten de overdrachten van rechtswege en de overdrachten bij besluit. De annulering van niet-gebruikte betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen toont de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen. Dit omvat ook de daling van bestemmingsontvangsten die naar het volgende jaar zijn overgedragen in vergelijking met 2012.

1. RESULTAAT VAN DE UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING

1.1 EU-BEGROTINGSRESULTAAT

||| miljoen EUR

|| 2012

Ontvangsten van het begrotingsjaar| 149 139 541

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar| (147 567)| (137 738)

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten| (1 329)|  (936)

Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n-|  |  92

Wisselkoersverschillen voor het jaar|  (42)|  60

Begrotingsresultaat*| 1 1 019

* Waarvan de EVA goed is voor miljoen EUR in 2013 en miljoen EUR in 2012.

Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat begrotingsjaar zijn verschuldigd.

1.2 AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT

||| miljoen EUR

|| 2012

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR| (4 365)| (5 329)

|||

Ontvangsten||

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn| (2 071)| (2 000)

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn| 3 4 582

Toegerekende baten (netto)|  (134)|  (38)

Uitgaven||

Toegerekende uitgaven (netto)| 3 (1 544)

Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar| (1 123)| (2 695)

Netto-effect voorfinanciering|  (902)|  820

Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar| (1 528)| (4 666)

Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-gebruikte betalingskredieten| 1 4 768

Mutaties in voorzieningen| 4 7 805

Overige| (1 028)|  (670)

|||

Economisch resultaat agentschappen en EGKS|  (93)|  (15)

|||

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR| 1 1 019

Het economisch resultaat van het jaar is berekend op transactiebasis. Doch het begrotingsresultaat is gebaseerd op het gewijzigdekasbeginsel, zoals bepaald in het Financieel Reglement. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd.

In 2013 werden voorafbetaalde uitgaven in verband met financieringsinstrumenten en steunregelingen (zie 2.6.2 en 2.10.2) voor het eerst opgenomen in de categorie 'netto-effect voorfinanciering'. Dezelfde herindeling is gemaakt voor de vergelijkende cijfers hierboven.

Afstemmingsposten — Ontvangsten

De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd zijn ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.

De netto toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit toegerekende baten voor landbouwheffingen, eigen middelen en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

Afstemmingsposten — Uitgaven

De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Hoewel toegerekende uitgaven niet als begrotingsuitgaven worden beschouwd, maken de betalingen die in het lopende jaar zijn verricht in verband met facturen die in vorige jaren zijn geboekt, wel deel uit van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en de goedkeuring van de voorfinancieringen die in het lopende jaar of in vorige jaren werden betaald ten gevolge de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, doch geen uitgave in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen, ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 15 van Verordening nr. 1150/2000). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit overgedragen kredieten en de annulering van niet-gebruikte betalingskredieten.

De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de boekhouding op transactiebasis zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen zijn verschillende elementen zoals de waardevermindering van activa, de aankoop van activa, financiële leaseverplichtingen en financiële participaties, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.

1.3 STAAT VAN VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN

1.3.1. ONTVANGSTEN

||||| miljoen EUR

||| Oorspronkelijke begroting| Definitieve begroting| Werkelijke ontvangsten

1.| Eigen middelen| 131 140 140 100

||    Waarvan douanerechten| 18 14 15 164

||    Waarvan btw| 15 14 14 542

||    Waarvan bni| 97 110 110 032

3.| Overschotten, saldi en aanpassingen| 1  698

4.| Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie| 1 1 1 199

5.| Ontvangsten voortvloeiende uit de administratieve werking van de instellingen|  |  |  611

6.| Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de Unie|  |  | 3 898

7.| Rente wegens te late overmaking en boeten|  | 1 2 973

8.| Opgenomen en verstrekte leningen|  |  |  2

9.| Diverse ontvangsten|  |  |  24

Totaal|| 132 144 149 504

1.3.2. UITGAVEN PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER

||||| miljoen EUR

||| Oorspronkelijke begroting| Definitieve begroting*| Gedane betalingen

1.| Duurzame groei| 59 73 71 238

|| 1.1 Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid| 11 16 14 307

|| 1.2 Cohesie voor groei en werkgelegenheid| 47 57 56 931

Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen| 57 60 59 524

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid| 1 2 1 883

De EU als mondiale partner| 6 7 7 055

Administratie| 8 10 8 693

Compensaties|  |  75

Totaal|| 132 153 148 469

* Met inbegrip van gewijzigde begrotingen, overgedragen kredieten en bestemmingsontvangsten.

1.3.3. UITGAVEN PER BELEIDSTERREIN

||||| miljoen EUR

||| Oorspronkelijke begroting| Definitieve begroting*| Gedane betalingen

Economische en financiële zaken|  |  |  397

Ondernemingen| 1 1 1 456

Mededinging|  |  |  93

Werkgelegenheid en sociale zaken| 10 14 14 107

Landbouw en plattelandsontwikkeling| 56 59 58 339

Mobiliteit en vervoer|  | 1 1 059

Milieu- en klimaatactie|  |  |  406

Onderzoek| 4 6 5 771

Communicatienetwerken, content en technologie| 1 2 1 826

Eigen onderzoek|  |  |  496

Maritieme zaken en visserij|  |  |  820

Interne markt|  |  |  116

Regionaal beleid| 37 43 43 494

Belastingen en douane-unie|  |  |  129

Onderwijs en cultuur| 2 3 3 052

Communicatie|  |  |  252

Gezondheid en consumentenbescherming|  |  |  599

Binnenlandse zaken|  | 1 1 035

Externe betrekkingen| 3 3 3 295

Handel|  |  |  104

Ontwikkeling en betrekkingen met de ACS-staten| 1 1 1 345

Uitbreiding|  |  |  920

Humanitaire hulp|  | 1 1 249

Fraudebestrijding|  |  |  73

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie|  |  |  193

Administratie van de Commissie| 1 1 1 082

Begroting|  |  |  135

Audit|  |  |  12

Statistiek|  |  |  126

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven| 1 1 1 397

Taalkundige diensten|  |  |  436

Energie|  |  |  758

Justitie|  |  |  195

Reserves|  | 0

Overige instellingen| 3 4 3 703

Totaal|| 132 153 148 469

* Met inbegrip van gewijzigde begrotingen, overgedragen kredieten en bestemmingsontvangsten.

1.3.4. VASTLEGGINGEN PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER

||||| miljoen EUR

||| Oorspronkelijke begroting| Definitieve begroting*| Vastleggingen

1.| Duurzame groei| 70 75 72 682

|| 1.1 Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid| 16 19 17 723

|| 1.2 Cohesie voor groei en werkgelegenheid| 54 55 54 959

2.| Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen| 60 62 61 463

3.| Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid| 2 2 2 777

4.| De EU als mondiale partner| 9 10 9 793

5.| Administratie| 8 9 8 870

6.| Compensaties|  |  75

Totaal|| 150 159 155 659

* Met inbegrip van gewijzigde begrotingen, overgedragen kredieten en bestemmingsontvangsten.

1.3.5. VASTLEGGINGEN PER BELEIDSTERREIN

||||| miljoen EUR

||| Oorspronkelijke begroting| Definitieve begroting*| Vastleggingen

Economische en financiële zaken|  |  |  517

Ondernemingen| 1 1 1 241

Mededinging|  |  |  94

Werkgelegenheid en sociale zaken| 12 12 12 131

Landbouw en plattelandsontwikkeling| 58 61 60 167

Mobiliteit en vervoer| 1 1 1 807

Milieu- en klimaatactie|  |  |  506

Onderzoek| 6 8 7 915

Communicatienetwerken, content en technologie| 1 2 2 085

Eigen onderzoek|  | 1  518

Maritieme zaken en visserij| 1 1  997

Interne markt|  |  |  117

Regionaal beleid| 43 44 44 170

Belastingen en douane-unie|  |  |  147

Onderwijs en cultuur| 2 3 3 303

Communicatie|  |  |  269

Gezondheid en consumentenbescherming|  |  |  635

Binnenlandse zaken| 1 1 1 420

Externe betrekkingen| 5 5 5 023

Handel|  |  |  108

Ontwikkeling en betrekkingen met de ACS-staten| 1 1 1 664

Uitbreiding| 1 1 1 147

Humanitaire hulp|  | 1 1 339

Fraudebestrijding|  |  |  79

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie|  |  |  194

Administratie van de Commissie| 1 1 1 119

Begroting|  |  |  134

Audit|  |  |  12

Statistiek|  |  |  134

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven| 1 1 1 397

Taalkundige diensten|  |  |  435

Energie|  |  |  782

Justitie|  |  |  225

Reserves|  |  | 0

Overige instellingen| 3 4 3 830

Totaal|| 150 159 155 659

* Met inbegrip van gewijzigde begrotingen, overgedragen kredieten en bestemmingsontvangsten.

Het bedrag van de vastleggingskredieten in de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting, die op 12 december 2012 door de voorzitter van het Europees Parlement werd ondertekend, werd vastgelegd op 132 837 miljoen EUR, voor 131 288 miljoen EUR uit eigen middelen te financieren. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast en die wijzigingen worden in gewijzigde begrotingen opgenomen. Wijzigingen in de eigenmiddelenbetalingen op basis van het bni garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.

Ontvangsten:

In 2013 werden negen gewijzigde begrotingen goedgekeurd. Daarmee rekening gehouden bedroeg de totale definitieve ontvangstenzijde van de begroting voor 2013 144 451 miljoen EUR. Die werden voor een totaal van 140 326 miljoen EUR (dus 9 038 miljoen EUR meer dan aanvankelijk geraamd) uit eigen middelen gefinancierd en voor de rest uit andere ontvangsten. De grotere behoefte aan financiering van betalingskredieten werd voornamelijk gedekt door in de gewijzigde begrotingen nrs. 2/2013 en 8/2013 bni-middelen op te vragen.

In de nota van wijzigingen bij de gewijzigde begroting nr. 6/2013 waren voor in totaal 1 614 miljoen EUR aan aan ondernemingen opgelegde geldboeten opgenomen die bekend waren toen de gewijzigde begroting nr. 6/2013 werd opgesteld. Op 31 december 2013 werden andere geldboeten definitief, ofwel na een definitief arrest of omdat de ondernemingen geen beroep instelden tegen nieuwe besluiten inzake geldboeten.

Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de Unie belopen in totaal 3 888 miljoen EUR. De belangrijkste bedragen betreffen het ELFG en het ELFPO (en met name de goedkeuring van de rekeningen en onregelmatigheden), de deelname van derde landen aan onderzoeksprogramma's en andere bijdragen en terugbetalingen aan programma's/activiteiten van de Unie. Een aanzienlijk deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat doorgaans aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten in de uitgavenzijde.

Wat het resultaat van de eigen middelen betreft, lag de inning van traditionele eigen middelen dicht bij de geraamde bedragen. De begrotingsramingen werden gewijzigd bij het opstellen van gewijzigde begroting nr. 6/2013 (verlaging met 1 871 miljoen EUR volgens de nieuwe macro-economische prognoses van het voorjaar 2013). Bij de nota van wijzigingen bij die gewijzigde begroting werden de begrotingsramingen opnieuw gewijzigd om rekening te houden met het werkelijke ritme van inning. Ze werden dus nogmaals verlaagd met 2 062 miljoen EUR.

De definitieve btw- en bni-betalingen van de lidstaten lagen ook dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het ogenblik waarop de lidstaten die geen deel uitmaken van de EMU, hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.

Uitgaven:

Het jaar 2013 was het laatste jaar van de programmeringsperiode 2007-2013. In de oorspronkelijke begroting voor alle instellingen waren voor 150 898 miljoen EUR vastleggingskredieten opgenomen, wat neerkomt op een verhoging van 1,7 % ten opzichte van de definitieve begroting 2012. Dit was 160 miljoen EUR minder dan de ontwerpbegroting van de Commissie en liet een marge van 2,45 miljard EUR onder het plafond van het meerjarig financieel kader.

De betalingskredieten werden ten slotte vastgesteld op 132 837 miljoen EUR, na een besparing van 4,96 miljard EUR op de ontwerpbegroting 2013. Dit kwam neer op een daling van 2,2 % ten opzichte van de definitieve begroting voor 2012. Het oorspronkelijke niveau van de betalingskredieten in 2013 stemde overeen met 0,99 % van het bni van de Unie en liet een marge van 11,24 miljard EUR onder het plafond van het financieel kader.

Wat de vastleggingen betreft, werden de definitieve begroting en bijgevolg de politieke doelstellingen volledig uitgevoerd (99,7 % met uitzondering van de ongebruikte reserves). De meest opmerkelijke aanpassingen door middel van gewijzigde begrotingen in het jaar betroffen de bedragen die nodig waren om de toetreding van Kroatië mogelijk te maken (655 miljoen EUR), de mobilisatie van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (415 miljoen EUR), wat per definitie onvoorzienbare uitgaven zijn, en aanvullende vastleggingen in rubriek 1b voor Frankrijk, Italië en Spanje (150 miljoen EUR), die voortvloeiden uit een akkoord van de Europese Raad om hun toewijzing uit de structuurfondsen te verhogen. De totale uitvoering van 151 080 miljoen EUR liet 1 011 miljoen EUR ongebruikt. Na de overdracht naar 2014 vervalt een bedrag van 833 miljoen EUR. Het meeste daarvan betreft echter ongebruikte reserves: 464 miljoen EUR voor het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, 64 miljoen EUR voor de reserve voor noodhulp en 43 miljoen EUR uit de reserve voor internationale visserijovereenkomsten.

De totale verhogingen van de oorspronkelijke begrote betalingskredieten door middel van gewijzigde begrotingen beliepen 11,6 miljard EUR. Gelet op de hoge druk van de betalingsverzoeken en de achterstand van uitstaande vorderingen van 2012 keurde de begrotingsautoriteit in twee stappen verhogingen van 11,2 miljard EUR in de betalingskredieten goed (gewijzigde begrotingen nrs. 2/201 en 8/2013). Dit bracht het niveau van de betalingskredieten tot dat van het plafond van het financieel kader, wat hielp om de toename van de openstaande vastleggingen (RAL) te beperken.

De betalingsbehoeften van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie werden gedekt door 15 miljoen EUR aan verse kredieten door middel van gewijzigde begroting nr. 5/2013 en een hertoewijzing van 250 miljoen EUR door middel van gewijzigde begroting nr. 9/2013 van sommige begrotingsonderdelen, die de Commissie had voorgesteld in het kader van de algemene overschrijving. De overblijvende 150 miljoen EUR in betalingen werden opgenomen in de begroting 2014.

De totale uitvoering van de definitieve begrote betalingskredieten beliep 142 883 miljoen EUR, wat neerkomt op 98,9 %. Dit is 8 miljard EUR meer dan in 2012 maar ook 7 miljard EUR meer dan het plafond van het financieel kader voor 2014. Niettemin steeg de achterstand van onbetaalde betalingsverzoeken aan het einde van het jaar nog verder tot 26,2 miljard EUR. Zodra rekening is gehouden met de overdracht van betalingskredieten naar 2014, vervalt een totaal van 238 miljoen EUR.

Meer dan de helft van de kredieten van de Commissie die vervallen, vloeit voort uit de weigering van de Raad om kredieten met betrekking tot de salarisaanpassing over te dragen. Van de betalingskredieten die van 2012 werden overgedragen, werd een bedrag van 97 miljoen EUR geannuleerd.

In het verslag over het begrotings- en financieel beheer – Begrotingsjaar 2013 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het meerjarig financieel kader afzonderlijk), is een gedetailleerde analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.

2. UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

2.1 OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

|||||||||||| miljoen EUR

|| Titel| Begrotingskredieten| Vastgestelde rechten| Ontvangsten| Ontvangsten als| Nog te ontvangen

||| Oor-spronkelijk| Definitief| Lopend jaar| Over-gedragen| Totaal| Op rechten huidige jaar| Op overgedragen rechten| Totaal| % van de begroting|

1.| Eigen middelen| 131 140 140  | 140 140  | 140 99,84%|  47

3.| Overschotten, saldi en aanpassingen| 1  |  |  |  | 65,99%| 0

4.| Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en met andere EU-organen| 1 1 1  | 1 1  | 1 93,83%|  12

5.| Ontvangsten voortvloeiende uit de administratieve werking van de instellingen|  |  |  |  |  |  |  |  | 1133,46%|  21

6.| Bijdragen en terugbetalingen in het kader van communautaire overeenkomsten en programma's|  |  | 3  | 4 3  | 3 6496,27%|  228

7.| Achterstandsrente en geldboeten|  | 1 2 10 13  | 2 2 181,05%| 10 433

8.| Opgenomen en verstrekte leningen|  |  |  |  |  |  |  | 49,77%|  255

9.| Diverse ontvangsten|  |  |  |  |  |  |  |  | 79,42%|  10

|| Totaal| 132 144 148 11 160 146 2 149 103,50%| 11 006

Detail titel 1: Eigen middelen

|| Hoofdstuk| Begrotingskredieten| Vastgestelde rechten| Ontvangsten| Ontvangsten als %| Nog te ontvangen

||| Oor-spronkelijk| Definitief| Lopend jaar| Over-gedragen| Totaal| Op rechten huidige jaar| Op overgedragen rechten| Totaal| % van de begroting|

11.| Suikerheffingen|  |  (35)|  |  |  |  | (582,66)%| 0

12.| Douanerechten| 18 14 15  | 15 15  | 15 102,06%|  47

13.| Btw| 15 14 14 14 14 14 99,06%| 0

14.| Bni| 97 110 110 110 110 110 99,29%| 0

15.| Correctie van begrotingsonevenwichtigheden|  |  |  |  | 0,00%| 0

16.| Vermindering van de bni-bijdrage van Nederland en Zweden| | | | | 0,00%| 0

|| Totaal| 131 140 140  | 140 140  | 140 99,84%|  47

Detail titel 3: Overschotten, saldi en aanpassingen

|| Hoofdstuk| Begrotingskredieten| Vastgestelde rechten| Ontvangsten| Ontvangsten als %| Nog te ontvangen

||| Oor-spronkelijk| Definitief| Lopend jaar| Over-gedragen| Totaal| Op rechten huidige jaar| Op overgedragen rechten| Totaal| % van de begroting|

30.| Overschot van het voorgaande begrotingsjaar| 1 1 1 1 1 99,65%| 0

31.| Btw-saldi|  (522)|  (522)|  (522)|  (522)| 0,00%| 0

32.| Bni-saldi|  |  |  |  | 0,00%| 0

34.| Aanpassing i.v.m. niet-participatie in het beleid inzake justitie en binnenlandse zaken| 0,00%| 0

35.| Correctie voor het Verenigd Koninkrijk - aanpassingen|  |  |  |  | 0,00%| 0

|| Totaal| 1  |  |  |  | 65,99%| 0

2.1.1. Ontvangsten uit eigen middelen

De grote meerderheid van ontvangsten komt voort uit eigen middelen. Dit is vastgelegd in artikel 311 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat bepaalt: 'De begroting wordt, onverminderd andere ontvangsten, volledig uit eigen middelen gefinancierd.' Het grootste deel van de begrotingsuitgaven wordt uit de eigen middelen gefinancierd. De andere ontvangsten vertegenwoordigen slechts een klein deel van de totale financiering.

De eigen middelen kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën:

De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. Deze eigen middelen zijn verschuldigd door marktdeelnemers en worden geïnd door de lidstaten in naam van de EU. Toch behouden de lidstaten 25 % als vergoeding voor hun inningskosten. Douanerechten worden geheven op de invoer van producten die uit derde landen komen, aan tarieven die gebaseerd zijn op het gemeenschappelijk douanetarief. Suikerheffingen worden door de suikerproducenten betaald om de uitvoerrestituties voor suiker te financieren. De traditionele eigen middelen zijn gewoonlijk goed voor circa 13 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.

De eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) worden geheven op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die voor dit doel geharmoniseerd worden volgens de regels van de EU. Hetzelfde percentage wordt geheven op de geharmoniseerde grondslag van elke lidstaat. De btw-grondslag die in aanmerking moet worden genomen, wordt echter afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat. De btw-middelen zijn gewoonlijk goed voor ongeveer 12 % van de ontvangsten uit eigen middelen.

De bni-middelen worden gebruikt om de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht te brengen, d.w.z. om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt hetzelfde percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU. De bni-middelen zijn gewoonlijk goed voor ongeveer 75 % van de ontvangsten uit eigen middelen.

De toewijzing van eigen middelen gebeurt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU.

2.1.2. Traditionele eigen middelen

Traditionele eigen middelen: elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van beide door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen.

– In de gewone boekhouding bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening nr. 1150/2000: elk geïnd of gegarandeerd bedrag.

– In de specifieke boekhouding bedoeld in artikel 6, lid 3, onder b), van Verordening nr. 1150/2000: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.

Voor de specifieke boekhouding zenden de lidstaten de Commissie een kwartaaloverzicht toe, met daarin:

– het saldo dat in het vorige kwartaal nog moest worden geïnd,

– de in het betrokken kwartaal geïnde bedragen,

– rectificaties van de grondslag (rectificaties/annuleringen) in het betrokken kwartaal,

– de geschrapte bedragen (die overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening nr. 1150/2000 niet ter beschikking kunnen worden gesteld),

– de in het betrokken kwartaal geïnde bedragen,

– het aan het eind van het betrokken kwartaal nog te innen saldo.

Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of het door de lidstaat aangewezen orgaan. De lidstaten houden als inningskosten 25 % van de traditionele eigen middelen in. De voorwaardelijke rechten op eigen middelen worden aangepast naargelang het waarschijnlijk is dat ze zullen worden geïnd.

2.1.3. Bni- en btw-middelen

De btw-middelen vloeien voort uit de toepassing van een voor alle lidstaten geldend uniform percentage op de geharmoniseerde btw-grondslag, die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder b), van het eigenmiddelenbesluit van 2007. Het uniforme percentage is vastgesteld op 0,30 %, met uitzondering van de periode 2007-2013, waarin het percentage was vastgesteld op 0,225 % voor Oostenrijk, 0,15 % voor Duitsland en 0,10 % voor Nederland en Zweden. De btw-grondslag wordt voor alle lidstaten afgetopt op 50 % van het bni.

De bni-middelen vormen een variabele middelenbron die tijdens een gegeven begrotingsjaar de ontvangsten moet leveren ter dekking van de uitgaven die boven het bedrag liggen dat is geïnd uit hoofde van traditionele eigen middelen, btw-middelen en diverse ontvangsten. De ontvangsten vloeien voort uit de toepassing van een uniform percentage op de som van de bni's van alle lidstaten. De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de btw- en bni-grondslagen die tijdens de opstelling van het ontwerp van begroting worden gemaakt. Die ramingen worden later bijgesteld. Dit gebeurt tijdens het betrokken begrotingsjaar via een gewijzigde begroting.

De werkelijke gegevens met betrekking tot de btw- en bni-grondslagen zijn beschikbaar tijdens het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. De Commissie berekent de verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (bijgestelde) ramingen. Deze btw- en bni-saldi, die positief of negatief kunnen zijn, worden voor de eerste werkdag van december van het jaar dat volgt op het begrotingsjaar in kwestie door de Commissie bij de lidstaten afgeroepen. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. De eerder berekende saldi worden dan aangepast en het verschil wordt tegelijk met de btw- en bni-saldi voor het vorige begrotingsjaar afgeroepen.

Bij het verrichten van controles van btw-overzichten en bni-gegevens kan de Commissie tegen de lidstaten voorbehoud formuleren ten aanzien van bepaalde punten, die gevolgen kunnen hebben voor hun bijdragen aan eigen middelen. Die punten van voorbehoud kunnen bv. gebaseerd zijn op een gebrek aan aanvaardbare gegevens of de noodzaak een passende methodiek te ontwikkelen. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldi of via afzonderlijke afroepingen van middelen.

2.1.4. Correctie voor het Verenigd Koninkrijk

Dit mechanisme vermindert de stortingen van eigen middelen van het Verenigd Koninkrijk in verhouding tot de 'begrotingsonevenwichtigheid' ten nadele van dit land en vermeerdert de stortingen van eigen middelen van de andere lidstaten in dezelfde mate. Het mechanisme ter correctie van de begrotingsonevenwichtigheden ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk is ingesteld door de Europese Raad van Fontainebleau (juni 1984) en het daaruit voortvloeiende eigenmiddelenbesluit van 7 mei 1985. Het doel van dit mechanisme was de begrotingsonevenwichtigheid ten nadele van het Verenigd Koninkrijk te compenseren door een vermindering van de door dit land aan de EU af te dragen middelen. Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland dragen in mindere mate aan die correctie bij (beperkt tot een vierde van hun normale aandeel).

2.1.5. Brutovermindering

De Europese Raad van 15 en 16 december 2005 concludeerde dat Nederland en Zweden in de periode 2007-2013 brutoverminderingen in hun jaarlijkse bni-bijdragen zullen genieten. Volgens dit compensatiemechanisme zal de jaarlijkse bni-bijdrage van Nederland worden verminderd met een brutobedrag van 605 miljoen EUR en de jaarlijkse bni-bijdrage van Zweden met een brutobedrag van 150 miljoen EUR, uitgedrukt in prijzen van 2004.

3. UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

3.1 SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER

||||||||||||| miljoen EUR

Rubriek van het financieel kader| Vastleggingskredieten| Betalingskredieten

|| Goed-gekeurde kredieten| Wijzigingen (over-schrijvingen/gewijzigde begroting)| Over-gedragen| Bestem-mings-ontvangsten| Totaal aanvullend| Totaal toegestaan| Goed-gekeurde kredieten| Wijzigingen (over-schrijvingen/gewijzigde begroting)| Over-gedragen| Bestem-mings-ontvangsten| Totaal aanvullend| Totaal toegestaan

|| 5=3+| 6=1+2+| 11=9+| 12=7+8+11

Duurzame groei| 70  |  | 3 3 75 59 10  | 4 4 73 528

Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen| 60  (4)|  | 2 2 62 57  |  | 2 2 60 404

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid| 2  |  |  | 2 1  |  |  |  | 2 197

De EU als mondiale partner| 9  (4)|  |  |  | 10 6  |  |  |  | 7 200

Administratie| 8  |  | 9 8  (1)|  |  | 1 10 056

Compensaties|  |  |  |  75

|| Totaal| 150 1  | 7 7 159 132 11  | 8 9 153 461

3.2 BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER

|||||||||||||||| miljoen EUR

|| Rubriek van het financieel kader| Toegestane vastleggings-kredieten| Gedane vastleggingen| Overgedragen kredieten| Vervallen kredieten

|||| Van de kredieten van het jaar| Van over-drachten| Van bestem-mings-ontvang-sten| Totaal| %| Bestem-mingsont-vangsten| Over-drachten bij besluit| Totaal| %| Van begrotingskredieten van het jaar| Van overdrachten| Bestem-mings-ont-vangsten| Totaal| %

||| 5=2+3+| 6=5/| 9=7+| 10=9/| 14=11+ 12+| 15=14/1

Duurzame groei| 75 70  | 2 72 96,84%| 1  | 1 2,50%|  |  | 0,66%

Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen| 62 60  | 1 61 98,28%| 1  | 1 1,62%|  |  | 0,10%

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid| 2 2  | 2 97,59%|  |  |  | 2,26%|  |  | 0,15%

De EU als mondiale partner| 10 9  |  | 9 97,78%|  |  |  | 1,48%|  |  | 0,73%

Administratie| 9 8  | 8 95,57%|  |  | 2,32%|  |  | 2,11%

Compensaties|  |  |  | 100,00%| 0,00%| 0,00%

|| Totaal| 159 151  | 4 155 97,40%| 3  | 3 2,08%|  |  | 0,52%

3.3 BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER

||||||||||||||||| miljoen EUR

|| Rubriek van het financieel kader| Toegestane| Gedane betalingen| Overgedragen kredieten| Vervallen kredieten

||| betalings-kredieten| Van de kredieten van het jaar| Van over-drachten| Van bestem-mingsont-vangsten| Totaal| %| Auto-matische over-drachten| Over-drachten bij besluit| Bestem-mingsont-vangsten| Totaal| %| Van de kredieten van het jaar| Van over-drachten| Bestem-mingsont-vangsten| Totaal| %

|||| 5=2+3+| 6=5/| 10=7+8+| 11=10/| 15=12+ 13+| 16=

|||||||||||||||||| 15/1

Duurzame groei| 73 68  | 2 71 96,89%|  |  | 1 2 3,06%|  |  |  | 0,05%

Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen| 60 57  | 1 59 98,54%|  |  |  |  | 1,42%|  |  |  | 0,04%

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid| 2 1  |  | 1 85,71%|  |  |  |  | 14,15%|  |  |  | 0,15%

De EU als mondiale partner| 7 6  |  | 7 97,99%|  |  |  |  | 1,92%|  |  |  | 0,09%

Administratie| 10 7  |  | 8 86,44%|  |  | 1 10,92%|  |  |  | 2,63%

Compensaties|  |  |  | 100,00%| 0,00%| 0,00%

|| Totaal| 153 142  | 4 148 96,75%|  |  | 3 4 3,03%|  |  |  | 0,22%

3.4 ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER

||||||||||| miljoen EUR

|| Rubriek van het financieel kader| Aan het einde van het vorige jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen| Vastleggingen van het jaar|

||| Van vorig jaar overgedragen vastleggingen| Vrijmakingen/ herwaarderingen/ annuleringen| Betalingen| Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen| Vastleggingen tijdens het jaar| Betalingen| Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen| Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen| Totaal aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Duurzame groei| 166 (1 019)| (63 822)| 101 72 (7 416)|  (3)| 65 166 693

Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen| 26  (396)| (13 444)| 13 61 (46 080)| 15 28 428

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid| 2  (133)|  (628)| 1 2 (1 255)| 1 3 077

De EU als mondiale partner| 21  (852)| (5 002)| 15 9 (2 053)|  (2)| 7 23 313

Administratie|  |  (191)|  (715)|  | 8 (7 978)|  |  |  899

Compensaties|  |  (75)| 0

|| Totaal| 217 (2 590)| (83 611)| 131 155 (64 858)|  (1)| 90 222 410

3.5 SAMENSTELLING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN NAAR JAAR VAN OORSPRONG PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER

||||||||||| miljoen EUR

|| Rubriek van het financieel kader| <| Totaal

Duurzame groei| 4  |  | 3 12 28 51 65 166 693

Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen|  |  |  |  |  | 2 9 15 28 428

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid|  |  |  |  |  |  |  | 1 3 077

De EU als mondiale partner|  |  |  | 1 2 3 5 7 23 313

Administratie|  |  |  |  899

|| Totaal| 5  | 1 5 14 35 68 90 222 410

3.6 SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER BELEIDSTERREIN

||||||||||||| miljoen EUR

|| Vastleggingskredieten| Betalingskredieten

|| Goed-gekeurde kredieten| Wijzigingen (over-schrijvingen/ gewijzigde begroting)| Over-gedragen| Bestem-mings-ontvangsten| Totaal aanvullend| Totaal toegestaan| Goed-gekeurde kredieten| Wijzigingen (over-schrijvingen/ gewijzigde begroting)| Over-gedragen| Bestem-mings-ontvangsten| Totaal aanvullend| Totaal toegestaan

|| 5=3+| 6=1+2+| 11=9+| 12=7+8+11

Economische en financiële zaken|  |  (60)|  |  |  |  |  (52)|  |  |  |  411

Ondernemingen| 1  (16)|  |  | 1 1  |  |  |  | 1 587

Mededinging|  |  |  |  |  |  |  |  |  |  |  107

Werkgelegenheid en sociale zaken| 12  |  |  |  | 12 10 3  |  |  | 14 286

Landbouw en plattelandsontwikkeling| 58  (33)|  | 2 2 61 56  |  | 2 2 59 234

Mobiliteit en vervoer| 1  |  | 1  |  |  |  |  | 1 120

Milieu- en klimaatactie|  |  (1)|  |  |  |  |  |  |  |  |  438

Onderzoek| 6  (4)| 1 1 8 4  |  | 1 1 6 556

Communicatienetwerken, content en technologie| 1  ||  |  | 2 1  |  |  |  | 2 024

Eigen onderzoek|  |  |  | 1  |  |  |  |  |  959

Maritieme zaken en visserij| 1  |  |  | 1  |  |  |  |  |  831

Interne markt|  |  |  |  |  |  |  |  |  |  127

Regionaal beleid| 43  |  |  |  | 44 37 6  |  |  | 43 960

Belastingen en douane-unie|  |  |  |  |  |  |  |  |  |  |  140

Onderwijs en cultuur| 2  |  |  | 3 2  |  |  |  | 3 301

Communicatie|  |  |  |  |  |  |  (2)|  |  |  |  273

Gezondheid en consumentenbescherming|  |  (14)|  |  |  |  |  (5)|  |  |  |  622

Binnenlandse zaken| 1  |  |  | 1  |  |  |  |  | 1 053

Externe betrekkingen| 5  (125)|  |  | 5 3  |  |  |  | 3 354

Handel|  ||  |  |  |  |  |  |  |  |  112

Ontwikkeling en betrekkingen met de ACS-staten| 1  |  |  |  | 1 1  |  |  |  | 1 377

Uitbreiding| 1  |  |  | 1  |  |  |  |  |  933

Humanitaire hulp|  |  |  |  | 1  |  |  |  |  | 1 278

Fraudebestrijding|  |||  |  |  ||  |  83

Beleidscoördinatie en juridisch advies|  |  |  |  |  |  |  |  |  221

Administratie van de Commissie| 1  (2)|  |  | 1 1  |  |  |  | 1 318

Begroting|  |  |  |  |  |  |  |  |  |  |  146

Audit|  |  |  |  |  |  |  |  |  13

Statistiek|  |  (1)|  |  |  |  |  |  |  |  |  147

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven| 1  |  | 1 1  |  | 1 401

Taalkundige diensten|  |  |  |  |  |  |  |  |  506

Energie|  |  |  |  |  |  |  (70)|  |  |  |  838

Justitie|  |  |  |  |  |  |  |  |  |  |  208

Reserves|  |  (236)|  |  |  (80)| 0

Overige instellingen| 3  |  | 4 3  |  |  | 4 497

|| Totaal| 150 1  | 7 7 159 132 11  | 8 9 153 461

3.7 BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN PER BELEIDSTERREIN

||||||||||||||| miljoen EUR

|| Beleidsterrein| Toegestane| Gedane vastleggingen| Overgedragen kredieten| Vervallen kredieten

||| vastleggings-kredieten| Van de kredieten van het jaar| Van over-drachten| Bestem-mingsont-vangsten| Totaal| %| Bestem-mingsont-vangsten| Overdrach-ten bij besluit| Totaal| %| Van begrotings-kredieten van het jaar| Van over-drachten| Bestem-mingsont-vangsten| Totaal| %

||| 5=2+3+| 6=5/| 9=7+| 10=9/| 14=11+ 12+| 15=14/1

Economische en financiële zaken|  |  |  |  | 98,09%|  |  | 0,44%|  |  | 1,47%

Ondernemingen| 1 1  | 1 97,77%|  |  | 2,03%|  |  | 0,19%

Mededinging|  |  |  |  | 94,88%|  |  | 2,62%|  |  | 2,50%

Werkgelegenheid en sociale zaken| 12 12  |  | 12 94,61%|  |  |  | 5,28%|  |  | 0,11%

Landbouw en plattelandsontwikkeling| 61 58  | 1 60 98,27%| 1 1 1,69%|  |  | 0,03%

Mobiliteit en vervoer| 1 1  | 1 98,03%|  |  | 1,61%|  |  | 0,36%

Milieu- en klimaatactie|  |  |  |  | 97,67%|  |  | 1,88%|  |  | 0,45%

Onderzoek| 8 6 1 7 97,35%|  |  | 2,64%| 0,01%

Communicatienetwerken, content en technologie| 2 1  | 2 97,84%|  |  | 2,10%|  |  | 0,06%

Eigen onderzoek| 1  |  |  | 51,79%|  |  | 48,21%| 0,00%

Maritieme zaken en visserij| 1  |  |  | 95,55%|  |  | 0,20%|  |  | 4,25%

Interne markt|  |  |  |  | 95,22%|  |  | 3,10%|  |  | 1,69%

Regionaal beleid| 44 44  |  | 44 99,34%|  |  | 0,65%|  |  | 0,02%

Belastingen en douane-unie|  |  |  |  | 97,21%|  |  | 1,81%|  |  | 0,97%

Onderwijs en cultuur| 3 2  | 3 96,20%|  |  | 3,71%|  |  | 0,09%

Communicatie|  |  |  |  | 98,10%|  |  | 1,08%|  |  | 0,82%

Gezondheid en consumentenbescherming|  |  |  |  | 97,88%|  |  |  | 1,35%|  |  | 0,77%

Binnenlandse zaken| 1 1  | 1 98,31%|  |  |  | 1,50%|  |  | 0,19%

Externe betrekkingen| 5 4  | 5 98,71%|  |  |  | 1,25%|  |  | 0,04%

Handel|  |  |  |  | 96,66%|  |  | 1,40%|  |  | 1,94%

Ontwikkeling en betrekkingen met de ACS-staten| 1 1  |  | 1 97,82%|  |  |  | 1,71%|  |  | 0,46%

Uitbreiding| 1 1  | 1 99,53%|  |  | 0,35%|  |  | 0,13%

Humanitaire hulp| 1 1  | 1 98,42%|  |  | 1,46%|  |  | 0,11%

Fraudebestrijding|  |  |  | 99,81%| 0,04%| 0,15%

Beleidscoördinatie en juridisch advies|  |  |  |  | 94,96%|  |  | 2,45%|  |  | 2,59%

Administratie van de Commissie| 1 1  | 1 94,50%|  |  | 5,46%| 0,03%

Begroting|  |  |  |  | 96,82%|  |  | 2,23%|  |  | 0,95%

Audit|  |  |  | 93,31%|  | 4,03%| 2,66%

Statistiek|  |  |  |  | 93,14%|  |  | 2,37%|  |  | 4,49%

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven| 1 1 1 99,74%|  |  | 0,10%|  |  | 0,16%

Taalkundige diensten|  |  |  |  | 90,08%|  |  | 7,84%|  |  | 2,08%

Energie|  |  |  |  | 95,66%|  |  | 3,82%|  |  | 0,52%

Justitie|  |  |  |  | 95,71%|  |  | 3,23%|  |  | 1,06%

Reserves|  | 0,00%| 0,00%|  |  | 100,00%

Overige instellingen| 4 3  | 3 95,21%|  |  | 1,53%|  |  | 3,26%

|| Totaal| 159 151  | 4 155 97,40%| 3  | 3 2,08%|  |  | 0,52%

3.8 BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN PER BELEIDSTERREIN

|||||||||||||||| miljoen EUR

|| Beleidsterrein| Toegestane betalings-| -| Overgedragen kredieten| Vervallen kredieten

||| kredieten| Van kredieten van het jaar| Van overdrachten| Bestem-mingsont-vangsten| Totaal| %| Auto-matische over-drachten| Over-drachten bij besluit| Bestem-mingsont-vangsten| Totaal| %| Van kredieten van het jaar| Van over-drachten| Bestem-mings-ont-vangsten| Totaal| %

||| 5=2+3+| 6=5/| 10=7+8+| 11=10/| 15= 12+13 +| 16=15/1

Economische en financiële zaken|  |  |  |  |  | 96,68%|  |  |  | 2,60%|  |  |  | 0,72%

Ondernemingen| 1 1  |  | 1 91,76%|  |  |  | 7,91%|  |  |  | 0,33%

Mededinging|  |  |  |  |  | 87,19%|  |  |  | 9,61%|  |  |  | 3,20%

Werkgelegenheid en sociale zaken| 14 13  |  | 14 98,74%|  |  |  |  | 1,18%|  |  |  | 0,08%

Landbouw en plattelandsontwikkeling| 59 56  | 1 58 98,49%|  |  |  | 1,47%|  |  |  | 0,04%

Mobiliteit en vervoer| 1  |  |  | 1 94,58%|  |  |  | 4,86%|  |  |  | 0,56%

Milieu- en klimaatactie|  |  |  |  |  | 92,71%|  |  |  | 6,41%|  |  |  | 0,89%

Onderzoek| 6 4  |  | 5 88,02%|  |  |  | 11,92%|  |  | 0,05%

Communicatienetwerken, content en technologie| 2 1  |  | 1 90,21%|  |  |  | 9,69%|  |  |  | 0,10%

Eigen onderzoek|  |  |  |  |  | 51,68%|  |  |  | 47,57%|  |  | 0,75%

Maritieme zaken en visserij|  |  |  |  |  | 98,71%|  |  |  |  | 0,87%|  |  |  | 0,42%

Interne markt|  |  |  |  |  | 90,79%|  |  |  | 7,08%|  |  |  | 2,13%

Regionaal beleid| 43 43  |  | 43 98,94%|  |  |  |  | 1,05%|  |  |  | 0,01%

Belastingen en douane-unie|  |  |  |  |  | 92,07%|  |  |  | 6,71%|  |  | 1,22%

Onderwijs en cultuur| 3 2  |  | 3 92,45%|  |  |  | 7,47%|  |  |  | 0,08%

Communicatie|  |  |  |  |  | 92,32%|  |  |  | 6,34%|  |  |  | 1,34%

Gezondheid en consumentenbescherming|  |  |  |  |  | 96,32%|  |  |  | 3,09%|  |  |  | 0,59%

Binnenlandse zaken| 1  |  |  | 1 98,33%|  |  |  | 1,41%|  |  |  | 0,26%

Externe betrekkingen| 3 3  |  | 3 98,23%|  |  |  | 1,68%|  |  |  | 0,09%

Handel|  |  |  |  |  | 93,10%|  |  |  | 4,67%|  |  | 2,23%

Ontwikkeling en betrekkingen met de ACS-staten| 1 1  |  | 1 97,67%|  |  |  | 1,71%|  |  |  | 0,61%

Uitbreiding|  |  |  |  |  | 98,56%|  |  |  | 1,07%|  |  |  | 0,37%

Humanitaire hulp| 1 1  |  | 1 97,74%|  |  |  | 2,17%|  |  | 0,09%

Fraudebestrijding|  |  |  |  | 87,45%|  |  | 10,39%|  |  | 2,16%

Beleidscoördinatie en juridisch advies|  |  |  |  |  | 87,38%|  |  |  | 9,04%|  |  |  | 3,57%

Administratie van de Commissie| 1  |  |  | 1 82,08%|  |  |  | 17,26%|  |  |  | 0,67%

Begroting|  |  |  |  |  | 91,97%|  |  |  | 6,75%|  |  |  | 1,29%

Audit|  |  |  | 89,13%|  | 8,05%| 2,82%

Statistiek|  |  |  |  |  | 85,55%|  |  |  | 12,02%|  |  |  | 2,43%

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven| 1 1 1 99,74%|  |  | 0,10%|  |  | 0,16%

Taalkundige diensten|  |  |  |  |  | 86,22%|  |  |  | 11,42%|  |  |  | 2,36%

Energie|  |  |  |  |  | 90,53%|  |  |  | 8,76%|  |  |  | 0,71%

Justitie|  |  |  |  |  | 93,62%|  |  |  | 4,62%|  |  |  | 1,75%

Reserves| 0,00%| 0,00%| 0,00%

Overige instellingen| 4 2  |  | 3 82,35%|  |  |  | 13,79%|  |  |  | 3,86%

|| Totaal| 153 142  | 4 148 96,75%|  |  | 3 4 3,03%|  |  |  | 0,22%

3.9 ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER BELEIDSTERREIN

||||||||||| miljoen EUR

||| Aan het einde van het vorige jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen| Vastleggingen van het jaar|

|| Beleidsterrein| Van vorig jaar overgedragen vastleggingen| Vrijmakingen/ herwaarderingen/ annuleringen| Betalingen| Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen| Vastleggingen tijdens het jaar| Betalingen| Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen| Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen| Totaal aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Economische en financiële zaken|  |  (3)|  (142)|  |  |  (256)|  |  739

Ondernemingen| 2  (20)|  (963)| 1 1  (493)|  | 1 855

Mededinging|  |  (1)|  (7)|  |  (86)|  |  8

Werkgelegenheid en sociale zaken| 29  (133)| (13 541)| 15 12  (566)| 11 27 559

Landbouw en plattelandsontwikkeling| 23  (320)| (12 377)| 11 60 (45 962)| 14 25 354

Mobiliteit en vervoer| 3  (64)|  (885)| 2 1  (174)| 1 4 001

Milieu- en klimaatactie| 1  (12)|  (268)|  |  |  (138)|  | 1 090

Onderzoek| 10  (92)| (3 109)| 7 7 (2 661)|  (2)| 5 12 831

Communicatienetwerken, content en technologie| 2  (31)|  (952)| 1 2  (874)| 1 2 822

Eigen onderzoek|  |  (20)|  (121)|  |  |  (375)|  |  202

Maritieme zaken en visserij| 2  (107)|  (633)| 1  |  (188)|  | 2 360

Interne markt|  |  (2)|  (16)|  |  |  (100)|  |  21

Regionaal beleid| 112  (811)| (42 832)| 68 44  (662)| 43 112 172

Belastingen en douane-unie|  |  (5)|  (59)|  |  |  (70)|  |  106

Onderwijs en cultuur| 2  (57)|  (938)| 1 3 (2 114)| 1 2 387

Communicatie|  |  (10)|  (84)|  |  |  (168)|  |  126

Gezondheid en consumentenbescherming|  |  (62)|  (293)|  |  |  (306)|  |  616

Binnenlandse zaken| 1  (69)|  (331)| 1 1  (704)|  | 1 992

Externe betrekkingen| 11  (352)| (2 421)| 8 5  (874)| 4 12 718

Handel|  |  (1)|  (11)|  |  |  (93)|  |  21

Ontwikkeling en betrekkingen met de ACS-staten| 3  (103)|  (905)| 2 1  (439)| 1 3 669

Uitbreiding| 3  (58)|  (763)| 2 1  (157)|  (1)|  | 3 206

Humanitaire hulp|  |  (3)|  (555)|  | 1  (694)|  |  918

Fraudebestrijding|  |  (3)|  (18)|  |  |  (55)|  |  38

Beleidscoördinatie en juridisch advies|  |  (3)|  (14)|  |  (179)|  |  15

Administratie van de Commissie|  |  (10)|  (153)|  | 1  (929)|  |  201

Begroting|  |  (1)|  (8)|  |  (127)|  |  7

Audit|  |  |  (11)|  |  1

Statistiek|  |  (9)|  (48)|  |  |  (78)|  |  113

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven| 1 (1 397)| 0

Taalkundige diensten|  |  (2)|  (22)|  |  (415)|  |  20

Energie| 4  (40)|  (639)| 3  |  (119)|  | 4 502

Justitie|  |  (25)|  (79)|  |  |  (116)|  |  184

Overige instellingen|  |  (163)|  (425)| 3 (3 278)|  |  |  557

|| Totaal| 217 (2 590)| (83 611)| 131 155 (64 858)|  (1)| 90 222 410

3.10 SAMENSTELLING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN NAAR JAAR VAN OORSPRONG PER BELEIDSTERREIN

||||||||||| miljoen EUR

|| Beleidsterrein| <| Totaal

Economische en financiële zaken|  |  |  |  |  |  |  739

Ondernemingen|  |  |  |  |  |  |  |  | 1 855

Mededinging|  |  8

Werkgelegenheid en sociale zaken|  |  |  |  |  | 4 9 11 27 559

Landbouw en plattelandsontwikkeling|  |||  |  | 2 8 14 25 354

Mobiliteit en vervoer|  |  |  |  |  |  |  | 1 4 001

Milieu- en klimaatactie|  |  |  |  |  |  |  |  | 1 090

Onderzoek|  |  |  |  | 1 2 3 5 12 831

Communicatienetwerken, content en technologie|  |  |  |  |  |  |  | 1 2 822

Eigen onderzoek|  |  |  |  |  |  |  |  |  202

Maritieme zaken en visserij|  |  |  |  |  |  |  |  | 2 360

Interne markt|  ||  |  |  21

Regionaal beleid| 3  |  | 1 7 19 35 43 112 172

Belastingen en douane-unie||  |  |  |  106

Onderwijs en cultuur|  |  |  |  |  |  |  | 1 2 387

Communicatie||  |  |  |  |  126

Gezondheid en consumentenbescherming|  |  |  |  |  |  |  |  |  616

Binnenlandse zaken|  |  |  |  |  |  |  | 1 992

Externe betrekkingen|  |  |  |  | 1 1 3 4 12 718

Handel|||  |  |  |  21

Ontwikkeling en betrekkingen met de ACS-staten|  |  |  |  |  |  | 1 1 3 669

Uitbreiding|  |  |  |  |  |  |  |  | 3 206

Humanitaire hulp|  |  |  |  |  |  |  |  |  918

Fraudebestrijding|  |  |  |  |  |  |  |  38

Beleidscoördinatie en juridisch advies|  |  15

Administratie van de Commissie|||  |  |  201

Begroting|  |  7

Audit|  |  1

Statistiek|  |||  |  |  |  |  |  113

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven| 0

Taalkundige diensten|  |  20

Energie|  |  |  | 1 1  |  |  | 4 502

Justitie||  |  |  |  |  |  |  184

Overige instellingen|  |  |  557

|| Totaal| 5  | 1 5 14 35 68 90 222 410

Financieel kader 2007-2013

|||||||| miljoen EUR

|| Totaal

1. Duurzame groei| 53 57 61 63 63 67 70 439 115

2. Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen| 55 59 56 59 59 60 61 412 611

3. Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid| 1 1 1 1 1 2 2 12 247

4. De EU als mondiale partner| 6 7 7 7 8 8 9 55 935

5. Administratie| 7 7 7 7 8 8 8 54 932

6. Compensaties|  |  |  |  |  937

Vastleggingskredieten:| 124 132 134 140 142 148 152 975 777

|||||||||

Totaal betalingskredieten:| 122 129 120 134 133 141 144 925 950

De uitgaven worden per grote uitgavencategorie van de EU gepresenteerd volgens de indeling in rubrieken van het financieel kader 2007-2013. Het begrotingsjaar 2013 was het zevende en laatste jaar van het financieel kader 2007-2013. Het totale maximum van de vastleggingskredieten bedraagt voor 2013 152 502 miljoen EUR of 1,15 % van het bni. Het totale maximum van de betalingskredieten bedraagt 144 285 miljoen EUR of 1,08 % van het bni. In de bovenstaande tabel wordt het financieel kader tegen de huidige prijzen getoond.

Rubriek 1 – Duurzame groei

Deze rubriek is onderverdeeld in twee afzonderlijke, maar onderling afhankelijke componenten:

1a. Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid, die uitgaven bevat voor onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, trans-Europese netwerken, sociaal beleid, de interne markt en bijbehorende beleidslijnen.

1b. Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid, bedoeld om de convergentie van de minst ontwikkelde lidstaten en regio's te verhogen, om de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling buiten de minder welvarende regio's aan te vullen en om de interregionale samenwerking te steunen.

Rubriek 2 – Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen

Rubriek 2 omvat gemeenschappelijke beleidslijnen voor landbouw en visserij, maatregelen voor plattelandsontwikkeling en milieu, meer bepaald Natura 2000. Het bedrag dat bestemd is voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid is de neerslag van de overeenkomst die werd bereikt tijdens de Europese Raad in oktober 2002.

Rubriek 3 — Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

Rubriek 3 (Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid) weerspiegelt het groeiend belang dat wordt gehecht aan bepaalde domeinen waarin de EU nieuwe opdrachten heeft gekregen, meer bepaald justitie en binnenlandse zaken, bescherming van de grenzen, immigratie- en asielbeleid, gezondheidszorg en consumentenbescherming, cultuur, jeugd, informatie en de dialoog met de burgers. Ze is opgesplitst in twee componenten:

3a. Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

3b. Burgerschap

Rubriek 4 – De EU als mondiale partner

Rubriek 4 heeft betrekking op alle externe maatregelen, onder meer pretoetredingsinstrumenten. Hoewel de Commissie had voorgesteld om het EOF in het financieel kader te integreren, waren het Europees Parlement en de Europese Raad het eens om het daar niet in op te nemen.

Rubriek 5 — Administratie

Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven van alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen. Voor de andere instellingen dan de Commissie vormen al hun uitgaven administratieve uitgaven, maar de agentschappen en andere organen doen beide: zowel administratieve als beleidsuitgaven.

Rubriek 6 — Compensaties

Overeenkomstig het politieke akkoord dat de nieuwe lidstaten helemaal aan het begin van hun lidmaatschap geen nettobetalers aan de begroting zouden worden, is hiervoor in deze rubriek voorzien in een compensatie. Dit bedrag zal beschikbaar worden gesteld via overschrijvingen om hun begrotingsontvangsten en -bijdragen in evenwicht te brengen.

Beleidsterreinen

Als onderdeel van het activiteitsgestuurd beheer (activity based management, afgekort ABM) voert de Commissie voor haar plannings- en beheersprocessen de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB) in. Het gaat daarbij om een begrotingsstructuur waarin de begrotingstitels overeenkomen met beleidsterreinen en de begrotingshoofdstukken met activiteiten. Met de activiteitsgestuurde begroting wordt beoogd een duidelijk kader te verschaffen voor de omzetting van de beleidsdoelstellingen van de Commissie in acties door wetgeving, door financiële middelen of door andere middelen van openbaar beleid. Door alles wat de Commissie doet, te structureren in termen van activiteiten, wordt een duidelijk beeld gegeven van wat de Commissie onderneemt en tegelijkertijd een gemeenschappelijk kader geboden voor de vaststelling van prioriteiten. In de begrotingsprocedure worden middelen toegewezen aan prioriteiten, waarbij de activiteiten worden gebruikt als de bouwstenen voor budgetteringsdoeleinden. Door een verband te leggen tussen activiteiten en de aan deze activiteiten toegewezen middelen wordt met de activiteitsgestuurde begroting getracht binnen de Commissie de efficiëntie en de doeltreffendheid bij het gebruik van de middelen te verhogen.

Een beleidsterrein kan worden gedefinieerd als een homogene groep activiteiten die een onderdeel van de werkzaamheden van de Commissie vormt, wat van belang is voor het besluitvormingsproces. Elk beleidsterrein stemt doorgaans met een DG overeen en omvat gemiddeld ongeveer zes of zeven afzonderlijke activiteiten. Bij de meeste van deze beleidsterreinen gaat het om activiteiten ten behoeve van derden. De beleidsbegroting wordt aangevuld met de nodige administratieve uitgaven voor elk beleidsterrein.

4. INSTELLINGEN EN AGENTSCHAPPEN

4.1 OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING PER INSTELLING

||||||||||| miljoen EUR

Instelling| Begrotingskredieten| Vastgestelde rechten| Ontvangsten| Ontvangsten als| Nog te ontvangen

|| Oorspronkelijk| Definitief| Lopend jaar| Overgedragen| Totaal| Op rechten van lopend jaar| Op overgedragen rechten| Totaal| % van de begroting|

Europees Parlement|  |  |  |  |  |  |  |  | 110,55%|  24

Europese Raad en Raad|  |  |  |  |  |  |  |  | 142,17%|  7

Commissie| 132 144 148 11 159 146 2 148 103,29%| 10 975

Hof van Justitie|  |  |  |  |  |  | 94,44%|  1

Europese Rekenkamer|  |  |  |  |  |  | 85,85%| 0

Economisch en Sociaal Comité|  |  |  |  |  |  | 132,16%| 0

Comité van de Regio's|  |  |  |  |  |  | 119,48%| 0

Europese Ombudsman|  |  |  |  |  |  | 90,89%| 0

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming|  |  |  |  |  |  | 70,20%| 0

Europese Dienst voor extern optreden|  |  |  |  |  |  | 840,31%| 0

|| 132 144 148 11 160 146 2 149 103,50%| 11 006

Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld. Agentschappen hebben geen afzonderlijke begroting binnen de EU-begroting en zij worden gedeeltelijk gefinancierd met een begrotingssubsidie van de Commissie.

Wat de EDEO betreft, zij opgemerkt dat deze dienst naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie (210 miljoen EUR) (2012: 212 miljoen EUR) en het EOF (59 miljoen EUR) (2012: 53 miljoen EUR) ontvangt. Deze begrotingskredieten worden ter beschikking gesteld van de EDEO (als bestemmingsontvangsten), in de eerste plaats ter dekking van de kosten van de personeelsleden van de Commissie die in de EU-delegaties werken. Deze delegaties worden administratief beheerd door de EDEO.

            BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER INSTELLING

Vastleggingskredieten

||||||||||||||| miljoen EUR

|| Toegestane vastleggings-kredieten| Gedane vastleggingen| Overgedragen kredieten| Vervallen kredieten

Instelling|| Van kredieten van het  jaar| Van over-drachten| Van bestem-mings-ontvangsten| Totaal| %| Van bestem-mings-ontvangsten| Over-drachten bij besluit| Totaal| %| Van begrotings-kredieten van het jaar| Van over-drachten| Bestem-mingsont-vangsten| Totaal| %

|| 5=2+3+| 6=5/| 9=7+| 10=9/| 14=11 +12+| 15=14/1

Europees Parlement| 1 1  | 1 98,6%|  |  | 0,6%|  |  | 0,8%

Europese Raad en Raad|  |  |  |  | 83,8%|  |  | 4,4%|  |  | 11,8%

Commissie| 155 147  | 4 151 97,5%| 3  | 3 2,1%|  |  | 0,5%

Hof van Justitie|  |  |  |  | 96,1%|  |  | 0,2%|  |  | 3,6%

Europese Rekenkamer|  |  |  | 92,2%| 0,2%|  |  | 7,6%

Economisch en Sociaal Comité|  |  |  |  | 93,9%|  |  | 0,4%|  |  | 5,7%

Comité van de Regio's|  |  |  |  | 97,1%| 0,0%|  |  | 2,9%

Europese Ombudsman|  |  |  | 98,2%| 0,0%| 1,8%

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming|  |  |  | 95,1%| 0,0%| 4,9%

Europese Dienst voor extern optreden|  |  |  |  | 96,0%|  |  | 2,7%|  |  | 1,3%

|| 159 151  | 4 155 97,4%| 3  | 3 2,1%|  |  | 0,5%

Betalingskredieten

|||||||||||||||| miljoen EUR

|| Toegestane betalings-kredieten| Gedane betalingen| Overgedragen kredieten|| Vervallen kredieten

Instelling|| Van begrotings-kredieten van het jaar| Van over-drachten| Van bestem-mings-ontvangsten| Totaal| %| Automatische overdrachten| Over-drachten bij besluit| Van bestem-mingsont-vangsten| Totaal| %| Van begrotings-kredieten van het jaar| Van over-drachten| Bestem-mings-ont-vangsten| Totaal| %

|| 5=2+3+| 6=5/| 10=7+8+| 11=10/| 15=12 +13+ 16=15/1

Europees Parlement| 2 1  |  | 1 80,9%|  |  |  | 17,6%|  |  |  | 1,5%

Europese Raad en Raad|  |  |  |  |  | 76,3%|  |  |  | 11,7%|  |  |  | 12,0%

Commissie| 148 139  | 4 144 97,2%|  |  | 3 4 2,7%|  |  |  | 0,1%

Hof van Justitie|  |  |  |  |  | 91,2%|  |  |  | 4,5%|  |  |  | 4,2%

Rekenkamer|  |  |  |  | 84,7%|  |  | 7,3%|  |  |  | 8,0%

Economisch en Sociaal Comité|  |  |  |  |  | 87,7%|  |  |  | 6,2%|  |  |  | 6,1%

Comité van de Regio's|  |  |  |  |  | 88,9%|  |  | 7,2%|  |  |  | 3,8%

Europese Ombudsman|  |  |  |  | 91,9%|  |  | 6,0%| 2,1%

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming|  |  |  | 81,5%|  |  | 9,3%|  | 9,3%

Europese Dienst voor extern optreden|  |  |  |  |  | 84,7%|  |  |  | 13,0%|  |  |  | 2,3%

|| 153 142  | 4 148 96,7%|  |  | 3 4 3,0%|  |  |  | 0,2%

4.3 INKOMSTEN AGENTSCHAP: BEGROTINGSRAMINGEN, VASTGESTELDE RECHTEN EN ONTVANGEN BEDRAGEN

||||| miljoen EUR

Agentschap| Begrotingsraming| Vastgestelde rechten| Ontvangen bedragen| Nog te ontvangen| Financiering van de Commissie (beleidsterrein)

Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators|  |  |  | 06

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken|  |  |  | 18

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart|  |  |  | 06

Frontex|  |  |  | 18

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding|  |  |  | 15

Europese Politieacademie|  |  |  | 18

European Chemicaliënagentschap|  |  |  | 02

Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding|  |  |  | 17

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving|  |  |  | 18

Europese Bankautoriteit|  |  |  | 12

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen|  |  |  | 12

Europees Milieuagentschap|  |  |  | 07

Europol|  |  |  | 18

Europese Autoriteit voor effecten en markten|  |  |  | 12

Communautair Bureau voor visserijcontrole|  |  |  | 11

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid|  |  |  | 17

Europees Genderinstituut|  |  |  | 04

Europese GNSS-Toezichtautoriteit|  |  |  | 06

Fusion for Energy|  |  |  | 08

Eurojust|  |  |  | 18

EU. LISA|  |  |  | 18

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid|  |  |  |  | 06

Harmonisatiebureau voor de interne markt|  |  |  | 12

Europees Geneesmiddelenbureau|  |  |  |  | 02

Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging|  |  |  | 09

Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie|  |  |  | 09

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten|  |  |  | 18

Europees Spoorwegbureau|  |  |  | 06

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk|  |  |  | 04

Europees Instituut voor innovatie en technologie|  |  |  | 15

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie|  |  |  |  | 15

Europese Stichting voor opleiding|  |  |  | 15

Communautair Bureau voor plantenrassen|  |  |  | 17

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden|  |  |  | 04

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur|  |  |  | 15

Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie|  |  |  | 06

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad|  |  |  | 08

Uitvoerend Agentschap Onderzoek|  |  |  | 08

Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten|  |  |  | 17

Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk|  |  |  | 06

|| 2 2 2  |

||||| miljoen EUR

Soort ontvangst| Begrotings-raming| Vastgestelde rechten| Ontvangen bedragen| Nog te ontvangen

Subsidie van de Commissie| 1 1 1  1

Inkomsten uit heffingen|  |  |  |  27

Overige baten|  |  |  |  9

|| 2 2 2  37

4.4 Vastleggings- en betalingskredieten per agentschap

|||||| miljoen EUR

Agentschap| Vastleggingskredieten| Betalingskredieten

|| Kredieten| Gedane vast-leggingen| Over-gedragen| Kredieten| Gedane betalingen| Over-gedragen

Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators|  |  |  |  |  5

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken|  |  |  |  |  1

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart|  |  |  |  |  |  52

Frontex|  |  |  |  |  32

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding|  |  |  |  |  2

Europese Politieacademie|  |  |  |  |  1

European Chemicaliënagentschap|  |  |  |  |  14

Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding|  |  |  |  |  11

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving|  |  |  |  |  1

Europese Bankautoriteit|  |  |  |  |  4

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen|  |  |  |  |  5

Europees Milieuagentschap|  |  |  |  |  |  27

Europol|  |  |  |  |  10

Europese Autoriteit voor effecten en markten|  |  |  |  |  6

Communautair Bureau voor visserijcontrole|  |  |  |  |  1

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid|  |  |  |  |  7

Europees Genderinstituut|  |  |  |  |  2

Europese GNSS-Toezichtautoriteit|  |  |  |  |  |  49

Fusion for Energy| 1 1  |  |  23

Eurojust|  |  |  |  |  5

EU.LISA|  |  |  |  |  7

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid|  |  |  |  |  |  3

Harmonisatiebureau voor de interne markt|  |  |  |  |  38

Europees Geneesmiddelenbureau|  |  |  |  |  33

Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging|  |  |  |  |  |  1

Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie|  |  |  |  | 0

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten|  |  |  |  |  7

Europees Spoorwegbureau|  |  |  |  |  2

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk|  |  |  |  |  |  6

Europees Instituut voor innovatie en technologie|  |  |  |  |  |  2

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie|  |  |  |  |  3

Europese Stichting voor opleiding|  |  |  |  |  2

Communautair Bureau voor plantenrassen|  |  |  |  | 0

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden|  |  |  |  |  5

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur|  |  |  |  |  5

Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie|  |  |  |  |  1

Europese Onderzoeksraad ???Agentschap|  |  |  |  |  2

Uitvoerend Agentschap Onderzoek|  |  |  |  |  3

Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten|  |  |  |  |  1

Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk|  |  |  |  |  1

|| 3 3  | 2 2  381

|||||| miljoen EUR

Soort uitgave| Vastleggingskredieten| Betalingskredieten

|| Kredieten| Gedane vast-leggingen| Over-gedragen| Kredieten| Gedane betalingen| Over-gedragen

Personeel|  |  |  |  |  |  16

Administratieve uitgaven|  |  |  |  |  |  83

Beleidsuitgaven| 2 2  | 1  |  282

|| 3 3  | 2 2  381

4.5 BEGROTINGSRESULTAAT MET INBEGRIP VAN DE AGENTSCHAPPEN

||||| miljoen EUR

|| EU| AGENT-SCHAPPEN| Uitsluiting van de subsidies voor de agent-schappen| TOTAAL

Ontvangsten van het begrotingsjaar| 149 2 (1 370)| 150 358

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar| (147 567)| (1 909)| 1 (148 106)

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten| (1 329)|  (381)| (1 710)

Annulering niet-bestede kredieten overgedragen uit jaar n-|  |  |  543

Wisselkoersverschillen voor het jaar|  (42)|  (42)

|| 1  | 1 043

Om alle relevante begrotingsgegevens voor de agentschappen te kunnen verstrekken, zijn in het begrotingsgedeelte van de geconsolideerde jaarrekeningen afzonderlijke verslagen opgenomen over de uitvoering van de individuele begrotingen van de traditionele geconsolideerde agentschappen.