Toelichting bij COM(2014)213 - Wijziging richtlijnen voor het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders en van bepaalde onderdelen van de verklaring inzake corporate governance

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In de mededeling 'EUROPA 2020'[1], waarin wordt opgeroepen tot het verbeteren van het ondernemingsklimaat in Europa, erkende de Commissie het belang van het creëren van een modern en doelmatig kader inzake corporate governance voor Europese ondernemingen, beleggers en werknemers, dat is aangepast aan de behoeften van de hedendaagse samenleving en het veranderende economische klimaat.

De afgelopen jaren zijn bij Europese beursgenoteerde vennootschappen bepaalde tekortkomingen in de corporate governance aan het licht gekomen. Deze tekortkomingen betreffen verschillende actoren: vennootschappen en hun directies, aandeelhouders (institutionele beleggers en vermogensbeheerders) en volmachtadviseurs. De geconstateerde tekortkomingen worden met name in verband gebracht met de volgende twee problemen: onvoldoende aandeelhoudersbetrokkenheid en gebrek aan adequate transparantie.

De belanghebbende partijen werden geraadpleegd over twee groenboeken ("Corporate governance in financiële instellingen en het beloningsbeleid"[2] en 'Het EU-kader inzake corporate governance'[3]) in verband met de vraag welke kwesties het meest om een aanpak op Europees niveau vroegen.

Op basis van deze raadplegingen en van een nadere analyse heeft de Commissie het "Actieplan: Europees vennootschapsrecht en corporate governance – een modern rechtskader voor meer betrokken aandeelhouders en duurzamere ondernemingen"[4] opgesteld. Het actieplan vormt de routekaart van de Commissie voor het bereiken van de twee doelstellingen van meer transparantie en grotere aandeelhoudersbetrokkenheid. In het actieplan wordt een aantal initiatieven aangekondigd. Een van die initiatieven is een herziening van de richtlijn betreffende de uitoefening van bepaalde rechten door aandeelhouders.

Tegen deze achtergrond bestaan de overkoepelende doelstellingen van het huidige voorstel tot herziening van de richtlijn betreffende de uitoefening van bepaalde rechten door aandeelhouders, erin een bijdrage te leveren aan de duurzaamheid op de lange termijn van EU-ondernemingen, een aantrekkelijk klimaat voor aandeelhouders te creëren en grensoverschrijdend stemmen te bevorderen door de efficiëntie van de beleggingsketen te vergroten, teneinde op die manier bij te dragen aan groei, werkgelegenheid en een groter concurrentievermogen van de EU. Hiermee wordt ook voldaan aan de verbintenis die ten grondslag ligt aan de vernieuwde strategie voor de langetermijnfinanciering van de Europese economie[5]: het draagt ertoe bij dat aandeelhouders meer naar de lange termijn gaan kijken, waardoor beursgenoteerde vennootschappen beter kunnen functioneren.

Daarvoor is het nodig dat de volgende meer specifieke doelstellingen worden verwezenlijkt: 1) vergroten van de mate en kwaliteit van de betrokkenheid van vermogensbezitters en vermogensbeheerders met de vennootschappen waarin wordt belegd; 2) tot stand brengen van een sterkere relatie tussen beloning en prestaties van bestuurders van vennootschappen; 3) vergroten van de transparantie van transacties met verbonden partijen en verbeteren van het toezicht van aandeelhouders op dergelijke transacties; 4) waarborgen van de betrouwbaarheid en kwaliteit van het advies van volmachtadviseurs; 5) bevorderen van de doorgifte van grensoverschrijdende informatie (waaronder steminformatie) binnen de gehele beleggingsketen, in het bijzonder door de identificatie van aandeelhouders.

Dit voorstel is tevens in overeenstemming met het bestaande regelgevingskader. Meer in het bijzonder is met de nieuwe richtlijn en verordening inzake kapitaalvereisten (het CRD IV-pakket)[6] het kader voor de verhouding tussen de variabele component van beloningen (bonus) en de vaste component van beloningen (salaris) verder versterkt, met als doel het nemen van buitensporige risico's aan te pakken. Die voorschriften gelden zowel voor beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. De voorschriften in het onderhavige voorstel gelden echter alleen voor beursgenoteerde vennootschappen en zijn erop gericht de transparantie te vergroten en aandeelhouders het recht te geven om over het beloningsbeleid en -verslag te stemmen. Ook de vigerende voorschriften voor institutionele beleggers en vermogensbeheerders, zoals vervat in de Richtlijn betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten[7], de Richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen[8] en de Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten[9], zijn in overeenstemming met dit voorstel.

Wanneer de Commissie dit voorstel heeft goedgekeurd, heeft zij ook een aanbeveling over de kwaliteit van de rapportage over corporate governance (“pas toe of leg uit”) aangenomen. Het Europese kader inzake corporate governance is in de eerste plaats gebaseerd op de “comply or explain”-aanpak, die lidstaten en ondernemingen de mogelijkheid biedt een kader te creëren dat overeenstemt met hun cultuur, traditie en behoeften. Om de goede werking van een dergelijke aanpak te ondersteunen heeft de Commissie de aanbeveling aangenomen. Niettemin moeten een aantal elementen op het gebied van corporate governance rekening houdend met hun grensoverschrijdende relevantie en omvang aan een meer bindende regeling op Europees niveau worden onderworpen om te zorgen voor een geharmoniseerde aanpak binnen de EU (bv. identificatie van de aandeelhouders, transparantie en betrokkenheid van institutionele beleggers en beloning van directieleden).

Het voorgestelde optreden van de EU zorgt voor aanzienlijke toegevoegde waarde. Niet-nationale aandeelhouders bezitten 44 % van de aandelen van beursgenoteerde vennootschappen in de Unie. De meeste van deze beleggers zijn institutionele beleggers en vermogensbeheerders. Alleen EU-optreden kan ervoor zorgen dat institutionele beleggers en vermogensbeheerders maar ook tussenpersonen en volmachtadviseurs van andere lidstaten aan de passende regels inzake transparantie en betrokkenheid worden onderworpen. Bovendien heeft een groot aantal beursgenoteerde vennootschappen activiteiten in verschillende EU-lidstaten. Passende normen die een degelijk functionerende corporate governance van deze vennootschappen kunnen waarborgen met het oog op hun duurzaamheid op lange termijn, zijn dus niet alleen in het belang van de lidstaten waar deze vennootschappen gevestigd zijn, maar ook van de lidstaten waar zij werkzaam zijn. Alleen gemeenschappelijk EU-optreden kan dergelijke gemeenschappelijke normen verzekeren.

1.

Resultaten van de raadpleging van betrokken partijen


EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadpleging van belanghebbenden en betrokken partijen

De Commissie heeft een aantal openbare raadplegingen gehouden over de verschillende thema's waarop dit voorstel betrekking heeft. De eerste stond in het teken van de groenboeken 'Corporate governance in financiële instellingen en het beloningsbeleid' en 'Het EU-kader inzake corporate governance', respectievelijk van 2010 en 2011. Twee andere raadplegingen hadden verder betrekking op wetgeving inzake rechtszekerheid in verband met het bezit en de vervreemding van effecten, waarbij vragen aan de orde kwamen in verband met onder meer de identificatie van aandeelhouders en een doeltreffende grensoverschrijdende uitwisseling van informatie, onder meer over stemmen, binnen de gehele beleggingsketen. Voorts hebben de diensten van de Commissie gedurende de procedure die tot dit voorstel heeft geleid, regelmatig een brede dialoog met belanghebbende partijen gevoerd.

Bij de behandeling van de werking van het Europees kader inzake corporate governance heeft de Commissie haar voordeel kunnen doen met het advies van het Europees Forum inzake corporate governance.[10] Daarnaast werd een vragenlijst gestuurd naar de CLEG (Company Law Expert Group), die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten.[11]

Tot slot komen sommige problemen in verband met corporate governance ook in het groenboek 'Langetermijnfinanciering van de Europese economie'[12] aan de orde. Dit groenboek heeft een breed debat op gang gebracht over de wijze waarop het aanbod van langetermijnfinanciering moet worden bevorderd en het systeem van financiële bemiddeling voor langetermijninvesteringen in Europa moet worden verbeterd en gediversifieerd.

Belanghebbenden en respondenten spraken zich over het algemeen uit voor meer transparantie over de beloning van directieleden en voor zeggenschap van aandeelhouders hierover. Zij spraken zich ook uit voor maatregelen voor het vergroten van het toezicht van vermogensbezitters op vermogensbeheerders, voor het vergroten van de transparantie van volmachtadviseurs en voor het versterken van de huidige voorschriften voor transacties met verbonden partijen. Ook waren zij voorstander van openbaarmaking van het stembeleid en stemgedrag van institutionele beleggers. Verder werd een krachtige oproep gedaan om de efficiëntie van beleggingen te vergroten door ervoor te zorgen dat door middel van een effectieve communicatie via tussenpersonen, zowel onderling als met aandeelhouders, relevante informatie wordt doorgegeven en grensoverschrijdend stemmen wordt vergemakkelijkt. Tot slot was er duidelijk steun voor de identificatie van aandeelhouders.

Effectbeoordeling



Bij de effectbeoordeling hebben de diensten van de Commissie de volgende vijf hoofdproblemen vastgesteld: 1) onvoldoende betrokkenheid van institutionele beleggers en vermogensbeheerders, 2) onvoldoende relatie tussen beloning en prestatie van bestuurders, 3) te weinig toezicht van aandeelhouders op transacties met verbonden partijen, 4) onvoldoende transparantie van volmachtadviseurs, en 5) het uitoefenen van rechten die voortvloeien uit effecten, is moeilijk en kostbaar voor beleggers.

Onvoldoende betrokkenheid van institutionele beleggers en vermogensbeheerders

Door de financiële crisis is duidelijk geworden dat aandeelhouders het nemen van buitensporige kortetermijnrisico's door bestuurders in veel gevallen hebben ondersteund. Bovendien zijn er duidelijke aanwijzingen dat het huidige niveau van ”toezicht” op de vennootschappen waarin is belegd en de betrokkenheid van institutionele beleggers en vermogensbeheerders niet optimaal zijn. Institutionele beleggers en hun vermogensbeheerders richten zich onvoldoende op de werkelijke prestaties (op lange termijn) van een vennootschap en zijn vaak alleen geïnteresseerd in de ontwikkeling van aandelenprijzen en de opbouw van kapitaalmarktindexen. Dit leidt tot een suboptimaal rendement voor de eindbegunstigden en zet vennootschappen op korte termijn onder druk.

Dit kortetermijndenken lijkt voort te komen uit het feit dat de belangen van vermogensbezitters en vermogensbeheerders niet overeenstemmen. Hoewel grote aandeelhouders in de regel langetermijnbelangen hebben – hun verplichtingen hebben immers een langetermijnkarakter – vertrouwen zij voor de selectie en beoordeling van vermogensbeheerders toch vaak op benchmarks, zoals marktindexen. Bovendien worden de prestaties van een vermogensbeheerder vaak op kwartaalbasis beoordeeld. Hierdoor zijn veel vermogensbeheerders op de eerste plaats geïnteresseerd in hun prestaties op de korte termijn, zoals die naar voren komen uit een vergelijking met een benchmark of met de prestaties van andere vermogensbeheerders. Kortetermijnprikkels leiden de aandacht af en halen de middelen weg die nodig zijn voor investeringen op basis van de economische fundamentals (strategie, prestaties en bestuur) en langetermijnvooruitzichten, alsmede om de werkelijke waarde en het vermogen van vennootschappen tot creatie van waarde op langere termijn te kunnen beoordelen en om de waarde van aandelenbeleggingen te vergroten door middel van aandeelhoudersbetrokkenheid.

Onvoldoende relatie tussen beloning en prestaties van bestuurders

De beloning van bestuurders speelt een sleutelrol om de belangen van bestuurders en aandeelhouders op elkaar af te stemmen en om te waarborgen dat bestuurders in het belang van de vennootschap handelen. Controle van aandeelhouders voorkomt dat bestuurders een beloningsbeleid toepassen dat gunstig is voor hen persoonlijk, maar niet bijdraagt aan de langetermijnprestaties van de vennootschap. In het huidige kader zijn verscheidene tekortkomingen geconstateerd. Ten eerste is de informatie die vennootschappen openbaar maken, niet allesomvattend, niet duidelijk en ook niet vergelijkbaar. Ten tweede beschikken aandeelhouders vaak over onvoldoende middelen om hun mening over de beloning van bestuurders kenbaar te maken. Als gevolg hiervan bestaat momenteel onvoldoende relatie tussen de beloning en de prestaties van bestuurders van beursgenoteerde vennootschappen.

Te weinig toezicht van aandeelhouders op transacties met verbonden partijen

Transacties met verbonden partijen, dat wil zeggen transacties tussen een vennootschap en haar management, bestuurders, controlerende instanties of aandeelhouders, stellen de verbonden partij in de gelegenheid om zich ten koste van aandeelhouders, in het bijzonder aandeelhouders met een minderheidsbelang, aan de vennootschap toebehorende waarde toe te eigenen. Aandeelhouders worden op dit moment onvoldoende geïnformeerd over geplande transacties en beschikken niet over de middelen om laakbare transacties tegen te houden. Aangezien institutionele beleggers en vermogensbeheerders in de meeste gevallen minderheidsaandeelhouders zijn, zouden zeggenschapsrechten ten aanzien van transacties met verbonden partijen hen beter in staat stellen hun beleggingen te beschermen.

Onvoldoende transparantie van volmachtadviseurs

De structuur van de huidige aandelenmarkt, die zich kenmerkt door een groot aantal (grensoverschrijdend) aangehouden aandelen, en de complexiteit van de kwesties waarmee rekening moet worden gehouden, maken het gebruik van volmachtadviseurs in veel gevallen onvermijdelijk. Volmachtadviseurs hebben bijgevolg een aanzienlijke invloed op het stemgedrag van deze beleggers. Er zijn twee tekortkomingen geconstateerd: 1) de methoden die volmachtadviseurs bij het maken van hun aanbevelingen gebruiken, houden niet altijd voldoende rekening met lokale marktomstandigheden en regelgeving en 2) volmachtadviseurs verlenen ook diensten aan uitgevende instellingen, wat hun onafhankelijkheid en vermogen tot het geven van objectief en betrouwbaar advies kan aantasten.

Moeilijke en kostbare uitoefening van uit effecten voortvloeiende rechten door beleggers

Beleggers ondervinden moeilijkheden bij het uitoefenen van de rechten die uit hun effecten voortvloeien, vooral als die effecten grensoverschrijdend worden aangehouden. Bij houderschapsketens die lopen via tussenpersonen, vooral als er veel tussenpersonen bij zijn betrokken, wordt informatie niet rechtstreeks van de vennootschap aan aandeelhouders doorgegeven en kunnen stemmen van aandeelhouders verloren gaan. Ook is er dan een grotere kans dat stemrechten door tussenpersonen worden misbruikt. De systemen kampen in hoofdzaak met de volgende drie tekortkomingen: gebrekkige identificatie van beleggers, te late doorgifte van informatie en rechten binnen de beleggingsketen en prijsdiscriminatie ten aanzien van grensoverschrijdend aandelenbezit.

De genoemde tekortkomingen leiden over het algemeen tot een minder optimale corporate governance en het risico van suboptimale en/of extreem op de korte termijn gerichte managementbeslissingen, waardoor mogelijkheden verloren gaan om te komen tot betere financiële prestaties en minder grensoverschrijdende beleggingen worden aangetrokken.

Voor de aanpak van elk van de beschreven problemen is een reeks opties overwogen, waaronder de optie om het beleid ongewijzigd te laten. Na een zorgvuldige beoordeling van de verschillende beleidsopties kwamen de volgende naar voren als de opties die het beste beantwoorden aan de gestelde doelen zonder tot onevenredig grote lasten te leiden:

1) verplichte transparantie van institutionele beleggers en vermogensbeheerders over hun stemgedrag en betrokkenheid, alsook over bepaalde aspecten van hun overeenkomsten inzake vermogensbeheer;

2) openbaarmaking van het beloningsbeleid en de beloningen van individuele bestuurders, in combinatie met stemrecht voor aandeelhouders;

3) meer transparantie en een onafhankelijk advies over grotere transacties met verbonden partijen alsmede de verplichting om de belangrijkste transacties ter goedkeuring aan de aandeelhouders voor te leggen;

4) bindende voorschriften voor openbaarmaking van de methoden en belangenconflicten van volmachtadviseurs;

5) creëren van een kader dat beursgenoteerde vennootschappen de mogelijkheid biedt om hun aandeelhouders te identificeren en dat tussenpersonen verplicht om informatie met betrekking tot aandeelhouders snel door te geven en de uitoefening van aandeelhoudersrechten te bevorderen.

Na een aanvankelijk negatief advies heeft de raad voor effectbeoordeling op 22 november 2013 een positief advies over de herziene effectbeoordeling aangenomen. Opgemerkt moet worden dat het deel van de effectbeoordeling dat betrekking heeft op de identificatie van aandeelhouders, de doorgifte van informatie en het bevorderen van de uitoefening van aandeelhoudersrechten, aanvankelijk in een afzonderlijke effectbeoordeling werd behandeld, die door de Raad voor Effectbeoordeling werd goedgekeurd en pas later in het definitieve effectbeoordelingsverslag is opgenomen.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Rechtsgrond, subsidiariteit en evenredigheid

Het voorstel is gebaseerd op artikel 50, lid 2, onder g), en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), die de rechtsgrond voor Richtlijn 2007/36/EG vormen. Artikel 50, lid 2, onder g), voorziet in de bevoegdheid van de EU om op te treden op het gebied van corporate governance. Deze bepaling voorziet in het bijzonder in coördinerende maatregelen betreffende de bescherming van de belangen van deelnemers in vennootschappen en andere belanghebbenden, zoals schuldeisers, teneinde die bescherming overal in de EU gelijkwaardig te maken. Artikel 114 is de rechtsgrond voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.

Op grond van het subsidiariteitsbeginsel dient de EU in beginsel alleen op te treden wanneer daarmee betere resultaten kunnen worden behaald dan met een optreden op het niveau van de lidstaten, en dient het optreden van de EU niet verder te gaan dan wat nodig en evenredig is om de beoogde beleidsdoelstellingen te verwezenlijken. In dit verband moet worden opgemerkt dat er sterke aanwijzingen zijn dat de aandelenmarkt van de EU in zeer hoge mate een Europese/internationale markt is geworden.

Gezien het internationale karakter van de activiteiten van institutionele beleggers, vermogensbeheerders en volmachtadviseurs, kunnen de doelstellingen die verband houden met de betrokkenheid van institutionele beleggers en de betrouwbaarheid van het advies van volmachtadviseurs, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Actie op het niveau van de lidstaten zou slechts enkele van de betrokken instellingen bereiken en er hoogstwaarschijnlijk toe leiden dat in elke lidstaat andere regels gaan gelden, waardoor op de interne markt een ongelijk speelveld ontstaat.

Wat betreft de doelstelling om de beloning van bestuurders en transacties met verbonden partijen voldoende transparant te maken en aandeelhouders in staat te stellen hier voldoende toezicht op te houden, verschillen de vigerende voorschriften van de lidstaten op die terreinen sterk van elkaar en is daardoor sprake van een ongelijke mate van transparantie en bescherming voor beleggers. Zowel wat transparantie als wat toezicht betreft, is het gevolg van onderling afwijkende voorschriften dat beleggers zich met name in het geval van grensoverschrijdende beleggingen voor moeilijkheden en kosten zien gesteld wanneer zij toezicht willen houden op de vennootschappen waarin zij hebben belegd, en bij die vennootschappen betrokken willen zijn en geen effectieve middelen hebben om hun beleggingen te beschermen.

Zonder EU-normen zouden in elke lidstaat andere voorschriften gelden en zouden die voorschriften ook in elke lidstaat anders worden toegepast, waardoor een ongelijk speelveld zou ontstaan. Zonder actie op EU-niveau blijven de problemen waarschijnlijk bestaan en worden op nationaal niveau vermoedelijk slechts gedeeltelijke en onsamenhangende oplossingen voorgesteld. De doelstellingen van deze wijziging kunnen bijgevolg niet door eenzijdige maatregelen op het niveau van de lidstaten worden verwezenlijkt.

Een gerichte verdere ontwikkeling van het wettelijk kader van de EU inzake corporate governance zal een beter raamwerk voor de betrokkenheid van aandeelhouders creëren. EU-voorschriften zorgen ervoor dat overal in de EU dezelfde transparantieverplichtingen gelden. Hierdoor wordt gegarandeerd dat er in de EU sprake is van een gelijk speelveld en wordt het gemakkelijker grensoverschrijdend te beleggen. Een van de grootste onderliggende problemen is informatieasymmetrie. Dat probleem kan alleen worden aangepakt met eenvormige transparantiemaatregelen.

Harmonisering van publicatievoorschriften op EU-niveau zou een oplossing zijn voor deze informatieasymmetrie, die nadelig is voor aandeelhouders, en speelt daarom een sleutelrol bij het minimaliseren van de bemiddelingskosten. Het zou gunstig zijn voor grensoverschrijdende beleggingen, omdat het vergelijken van informatie daardoor gemakkelijker wordt en het ook eenvoudiger en minder duur wordt om betrokken te zijn bij een vennootschap. Bovendien moeten vennootschappen daardoor ook meer verantwoording afleggen aan andere belanghebbenden zoals werknemers. Gemeenschappelijke normen op EU-niveau zijn nodig om een goed functionerende interne markt te bevorderen en te voorkomen dat in de lidstaten verschillende voorschriften en praktijken worden ontwikkeld.

Toch dienen de lidstaten ten aanzien van de in dit voorstel opgenomen transparantie- en informatieplicht een zekere mate van flexibiliteit te hebben, met name om de desbetreffende regels te kunnen inpassen in de verschillende nationale kaders voor corporate governance. Met het oog daarop zijn in dit voorstel slechts enkele basisbeginselen voor de identificatie van aandeelhouders, de doorgifte van informatie door tussenpersonen en het bevorderen van de uitoefening van rechten neergelegd. Bovendien geldt voor enkele van de in dit voorstel neergelegde verplichtingen voor institutionele beleggers en vermogensbeheerders het beginsel 'naleven of motiveren' en bevat dit voorstel wat de beloning van bestuurders betreft alleen bepalingen inzake de noodzakelijke transparantie hierover en inzake het recht van aandeelhouders om hierover te stemmen, terwijl de opbouw en hoogte van beloningen een zaak van de vennootschappen blijft. Verder hoeven volmachtadviseurs zich slechts aan enkele basisbeginselen te houden, die de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van hun aanbevelingen moeten verzekeren.

Een wijziging van de richtlijn betreffende de uitoefening van bepaalde rechten door aandeelhouders is hiervoor het meest geschikte wettelijke instrument, omdat het de lidstaten een zekere flexibiliteit geeft en tegelijkertijd zorgt voor de noodzakelijke harmonisatie. De wijziging van de richtlijn zorgt er ook voor dat de inhoud en vorm van de voorgestelde EU-actie niet verder gaan dan wat nodig en evenredig is om de doelstelling van de regelgeving te verwezenlijken.

Identificatie van aandeelhouders raakt aan de grondrechten die met name in het VWEU en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ("het Handvest") zijn neergelegd, in het bijzonder het recht op de bescherming van persoonsgegevens (artikel 16 VWEU en artikel 8 van het Handvest). In het licht hiervan en gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad[13] is het noodzakelijk om een evenwicht te bereiken tussen enerzijds het bevorderen van de uitoefening van rechten van aandeelhouders en anderzijds het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens. Daarom dienen de identificatiegegevens over aandeelhouders beperkt te blijven tot hun naam en contactgegevens en mogen die gegevens uitsluitend worden gebruikt om de uitoefening van hun rechten als aandeelhouder te bevorderen.

Uitgebreide toelichting op het voorstel

Verbetering van de betrokkenheid van institutionele beleggers en vermogensbeheerders

Artikel 3 septies, artikel 3 octies en artikel 3 nonies beogen de transparantie van institutionele beleggers en vermogensbeheerders te vergroten. Ingevolge deze artikelen moeten institutionele beleggers en vermogensbeheerders een beleid inzake aandeelhoudersbetrokkenheid ontwikkelen, dat moet bijdragen aan het beheersen van feitelijke en potentiële belangenconflicten in verband met aandeelhoudersbetrokkenheid. De inhoud van dit beleid, de wijze waarop het wordt uitgevoerd en de resultaten ervan zouden in beginsel openbaar moeten worden gemaakt. Wanneer institutionele beleggers of vermogensbeheerders besluiten om een dergelijk beleid niet te ontwikkelen of de wijze van uitvoering of resultaten ervan niet openbaar te maken, dienen zij dat duidelijk te motiveren.

Institutionele beleggers zullen openbaar moeten maken hoe hun beleggingsstrategie is afgestemd op het profiel en de looptijd van hun verplichtingen en bijdraagt aan de middellange- tot langetermijnprestaties van hun portefeuille. Wanneer institutionele beleggers gebruik maken van een vermogensbeheerder, zullen zij de onderdelen van de overeenkomst met de vermogensbeheerder die betrekking hebben op een aantal van de in artikel 3 octies genoemde elementen, in hoofdlijnen openbaar moeten maken. Wanneer de overeenkomst met de vermogensbeheerder bedoelde informatie niet bevat, dient de institutionele belegger duidelijk en gemotiveerd aan te geven waarom deze informatie ontbreekt.

De vermogensbeheerder zal de institutionele belegger halfjaarlijks bekend moeten maken hoe zijn beleggingsstrategie en de uitvoering daarvan in overeenstemming zijn met de overeenkomst en hoe de beleggingsstrategie en -besluiten bijdragen aan de middellange- tot langetermijnprestaties van de portefeuille van de institutionele belegger. Daarnaast zal hij de institutionele belegger halfjaarlijks een aantal belangrijke aspecten met betrekking tot de uitvoering van de overeenkomst bekend moeten maken.

Versterking van de relatie tussen beloning en prestaties van bestuurders

Het voorstel beoogt meer transparantie in het beloningsbeleid en de feitelijke beloning van bestuurders te brengen alsmede de relatie tussen beloning en prestaties van bestuurders te versterken door het toezicht van aandeelhouders op de beloning te vergroten. Het voorstel regelt niet de hoogte van de beloningen. Dat is een zaak van de vennootschappen en hun aandeelhouders.

Artikel 9 bis en artikel 9 ter verplichten beursgenoteerde vennootschappen om zowel over hun beloningsbeleid als over de beloning van individuele bestuurders gedetailleerde en gebruikersvriendelijke informatie te publiceren en artikel 9 ter verleent de Commissie de bevoegdheid om een gestandaardiseerde presentatie van bepaalde informatie bij uitvoeringshandeling vast te stellen. Zoals verduidelijkt wordt in artikel 9 bis, lid 3, en artikel 9 ter, lid 1, moeten alle bonussen voor bestuurders in ongeacht welke vorm in het beloningsbeleid en in het beloningsverslag aan bod komen. Deze artikelen geven aandeelhouders stemrecht ten aanzien van het beloningsbeleid en het beloningsverslag, waarin wordt beschreven hoe het beloningsbeleid het voorafgaande jaar is uitgevoerd. Het beloningsverslag maakt het gemakkelijker voor aandeelhouders om hun rechten uit te oefenen en dwingt bestuurders om verantwoording af te leggen.

Er zijn grote verschillen tussen bestuursstructuren naargelang van de lidstaat. In lidstaten met een duaal bestuursmodel speelt de raad van toezicht een zeer belangrijke rol en is deze verantwoordelijk voor de beloning van de leden van de raad van bestuur. Dit voorstel tast de sleutelrol van de raad van toezicht in een duale bestuursstructuur niet aan. De raad van toezicht blijft belast met de ontwikkeling van het beloningsbeleid, dat ter bekrachtiging aan de aandeelhouders moet worden voorgelegd. Het belangrijkste is dat de bestuurders op basis van het vastgestelde beleid blijven beslissen welke beloning in werkelijkheid moet worden betaald. De voorwaarde van de stemming door de aandeelhouders zal overeenkomstig de algemene doelstellingen van het voorstel ertoe leiden dat de bestuurders meer betrokkenheid van de aandeelhouders nastreven.

Verbetering van het toezicht van de aandeelhouders op transacties met verbonden partijen

Het nieuwe artikel 9 quater bepaalt dat een beursgenoteerde vennootschap transacties met verbonden partijen die meer dan 5 % van de activa van deze vennootschap vertegenwoordigen of transacties die aanzienlijke gevolgen voor de winst of omzet kunnen hebben, ter goedkeuring aan de aandeelhouders moet voorleggen en dergelijke transacties zonder hun goedkeuring niet onvoorwaardelijk mag aangaan. Kleinere transacties met verbonden partijen die meer dan 1 % van de activa vertegenwoordigen, moeten door beursgenoteerde vennootschappen openbaar worden gemaakt op het moment dat zij worden aangegaan. De mededeling dient vergezeld te gaan van een verslag van een onafhankelijke derde waarin wordt beoordeeld of de transactie volgens marktvoorwaarden verloopt en wordt bevestigd dat deze uit het oogpunt van de aandeelhouders eerlijk en redelijk is. Om alleen transacties aan te pakken die uiterst nadelig voor minderheidsaandeelhouders kunnen uitvallen, en om de administratieve lasten te beperken, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen transacties tussen de vennootschap en leden van de groep die volledig in handen van de beursgenoteerde vennootschap zijn, uit te sluiten. Om dezelfde reden moeten lidstaten ook de mogelijkheid hebben te bepalen dat vennootschappen voor bepaalde duidelijk omschreven soorten herhaaldelijk terugkerende transacties over meer dan 5 % van de activa voorafgaande toestemming van de aandeelhouders kunnen vragen en van de aandeelhouders onder bepaalde voorwaarden voorafgaande vrijstelling kunnen vragen van de verplichting om een verslag van een onafhankelijke derde over herhaaldelijk terugkerende transacties boven 1 % van de activa in te dienen. Volgens de effectbeoordeling zou de verklaring van getrouwheid van een onafhankelijke adviseur de hoogste kostenpost vormen. Afhankelijk van de complexiteit van een transactie zou een ervaren adviseur echter in staat moeten zijn om in vijf tot tien uur de getrouwheid ervan te beoordelen. Als het advies door een accountant wordt opgesteld, zouden de kosten maximaal 2 500 tot 5 000 EUR bedragen.

Vergroting van de transparantie van volmachtadviseurs

Artikel 3 decies bepaalt dat volmachtadviseurs adequate maatregelen moeten vaststellen en uitvoeren om te waarborgen dat hun stemadviezen juist en betrouwbaar zijn, op een gedegen analyse van alle beschikbare informatie zijn gebaseerd en niet door bestaande of potentiële belangenconflicten of zakelijke relaties zijn beïnvloed. Volmachtadviseurs zijn ingevolge dit artikel gehouden om bepaalde essentiële informatie over de totstandkoming van hun stemadviezen openbaar te maken en hun cliënten en de betrokken beursgenoteerde vennootschappen te informeren over feitelijke of potentiële belangenconflicten of zakelijke relaties die daarop van invloed kunnen zijn.

Bevordering van de uitoefening van uit effecten voortvloeiende rechten door beleggers

Ingevolge artikel 3 bis van het voorstel moeten lidstaten ervoor zorgen dat tussenpersonen beursgenoteerde vennootschappen de mogelijkheid bieden om hun aandeelhouders te identificeren. Op verzoek van een beursgenoteerde vennootschap dienen tussenpersonen haar de naam en contactgegevens van de aandeelhouders onverwijld mee te delen. Wanneer zich in de houderschapsketen meer dan een tussenpersoon bevindt, dienen de tussenpersonen het verzoek van de vennootschap en de identiteit en contactgegevens van de aandeelhouders onverwijld aan elkaar door te geven. In het geval van rechtspersonen dient ook, voor zover beschikbaar, de unieke identificatiecode van die rechtspersonen te worden doorgegeven. Deze identificatiecode maakt het mogelijk om een rechtspersoon te identificeren aan de hand van een nummer dat uniek is in de EU. Op internationaal niveau heeft de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) met steun van de G20 voorgesteld de identificatie van juridische entiteiten (Legal Entity Identifier – LEI) in te voeren, hetgeen moet zorgen voor consistente en vergelijkbare gegevens. Dit is een noodzakelijk onderdeel van dit project, waardoor het gemakkelijker wordt gemaakt om vennootschappen in grensoverschrijdende situaties via gecentraliseerde elektronische zoekprocedures op te sporen. Ingevolge de Verordening betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories – csd's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG, zullen de aandelen van beursgenoteerde vennootschappen giraal moeten worden weergegeven. Om de persoonsgegevens van aandeelhouders zo veel mogelijk te beschermen, dienen tussenpersonen hen ervan in kennis te stellen dat hun naam en contactgegevens kunnen worden doorgegeven voor identificatiedoeleinden, en mag deze informatie alleen gebruikt worden om de uitoefening van de rechten van die aandeelhouders te bevorderen. Bovendien zullen aandeelhouders de mogelijkheid hebben om onvolledige of onjuiste gegevens te corrigeren of te wissen en mag de informatie niet langer dan 24 maanden worden bewaard.

Artikel 3 ter bepaalt dat wanneer een beursgenoteerde vennootschap ervoor kiest om niet rechtstreeks met haar aandeelhouders te communiceren, zij de informatie in kwestie van de tussenpersoon ontvangt. Beursgenoteerde vennootschappen zullen gehouden zijn om informatie in verband met de uitoefening van rechten die voortvloeien uit aandelen tijdig en op een gestandaardiseerde wijze aan de tussenpersoon te verstrekken. Wanneer zich in de houderschapsketen meer dan een tussenpersoon bevindt, dienen de tussenpersonen de in de leden 1 en 3 bedoelde informatie onverwijld aan elkaar door te geven.

Artikel 3 quater bepaalt dat tussenpersonen de uitoefening van de rechten van aandeelhouders, waaronder het recht om deel te nemen aan en te stemmen op de algemene vergaderingen, moeten bevorderen, en vereist dat vennootschappen de stemmen bevestigen die op de algemene vergaderingen door of namens aandeelhouders zijn uitgebracht. In het geval dat de tussenpersoon de stem uitbrengt, dient hij de aandeelhouder de stembevestiging te sturen. De artikelen 3 bis, 3 ter en 3 quater verlenen de Commissie de bevoegdheid tot het vaststellen van uitvoeringshandelingen om te zorgen voor een doelmatig en doeltreffend systeem voor de identificatie van aandeelhouders, de doorgifte van informatie en het bevorderen van de uitoefening van aandeelhoudersrechten.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

5. TOELICHTENDE STUKKEN

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 mag de Commissie alleen om toelichtende stukken vragen wanneer zij "per geval de noodzaak en de evenredigheid [kan verantwoorden] van het verstrekken van toelichtende stukken, rekening houdend met, met name en respectievelijk, de complexiteit van de richtlijn en van de omzetting ervan, alsook de mogelijke extra administratieve lasten."

De Commissie is van oordeel dat de uitvoeringsproblemen die in de context van dit voorstel zullen ontstaan, het in dit specifieke geval rechtvaardigen om de lidstaten om toelichtende stukken te vragen. Het voorstel beoogt de regulering van een aantal aspecten van corporate governance en bestrijkt verschillende actoren op dit gebied, zoals beursgenoteerde vennootschappen, institutionele beleggers en hun vermogensbeheerders, volmachtadviseurs en tussenpersonen. Vandaar dat de bepalingen van de richtlijn waarschijnlijk in meerdere wetten op nationaal niveau zullen worden omgezet.

In deze context is kennisgeving van omzettingsmaatregelen absoluut noodzakelijk voor de Commissie om duidelijkheid te verkrijgen over het verband tussen de bepalingen van de richtlijn en de nationale omzettingsmaatregelen en om vast te kunnen stellen of die maatregelen in overeenstemming zijn met de richtlijn.

Een simpele kennisgeving van afzonderlijke omzettingsmaatregelen zonder verdere toelichting zou echter niet toereikend zijn en de Commissie niet in staat stellen om zich ervan te verzekeren dat alle EU-bepalingen getrouw en volledig zijn omgezet. De toelichtende stukken zijn nodig om een duidelijk en volledig beeld van de omzetting te krijgen. De lidstaten worden aangemoedigd om de toelichtende stukken te presenteren in de vorm van gemakkelijk leesbare concordantietabellen.

Gezien het bovenstaande bevat het voorstel de volgende overweging: 'Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.'