Toelichting bij COM(2014)193 - Standpunt EU over het reglement van orde van het Gemengd Comité dat is opgericht bij de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels[1] (hierna 'de conventie' genoemd) bevat de bepalingen betreffende de oorsprong van goederen die op grond van de desbetreffende overeenkomsten tussen de partijen worden verhandeld.

Bij artikel 3 van de conventie is een Gemengd Comité opgericht waarin elke partij vertegenwoordigd is en dat zijn reglement van orde vaststelt. In artikel 3 van Besluit 2013/94/EU van de Raad[2] is bepaald dat de EU in het Gemengd Comité wordt vertegenwoordigd door de Commissie.

Het door de EU in het Gemengd Comité in te nemen standpunt bij de vaststelling van het reglement van orde moet door de Raad worden vastgesteld.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



De lidstaten zijn op de vergadering van het Comité douanewetboek — Afdeling oorsprong van 15 en 16 juli 2013 in kennis gesteld van het ontwerpreglement van orde. De partijen bij de conventie zijn op de vergaderingen van de pan-Euro-mediterrane werkgroep van 30 en 31 oktober 2012 en 14 en 15 mei 2013 geraadpleegd; het informele overleg over het ontwerpreglement van orde werd afgerond op de eerste vergadering van het Gemengd Comité van de conventie van 29 oktober 2013.

2.

Juridische elementen van het voorstel



De rechtsgrondslag voor het besluit van de Raad is artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Voorgesteld instrument: besluit van de Raad.