Toelichting bij COM(2014)181 - Aanpassing van de termijn gesteld in Raadsbesluit 2004/16/EG betreffende havengelden in de Franse overzeese gebiedsdelen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn van toepassing op de ultraperifere gebieden van de Unie. De Franse ultraperifere gebieden vallen evenwel buiten het territoriale toepassingsgebied van de btw- en de accijnsrichtlijn.

De bepalingen van het VWEU, en met name artikel 110, staan in beginsel niet toe dat lokale producten en producten uit het Franse moederland, andere lidstaten en derde landen in de Franse ultraperifere gebieden verschillend worden belast. Op grond van artikel 349 VWEU (oud artikel 299, lid 2, VEG) mogen echter specifieke maatregelen ten gunste van deze gebieden worden genomen omdat zij worden geconfronteerd met permanente belemmeringen die gevolgen hebben voor hun economische en sociale situatie. Deze maatregelen hebben betrekking op diverse beleidsterreinen, waaronder het fiscale beleid.

Bij Beschikking 2004/162/EG van de Raad van 10 februari 2004 (zoals gewijzigd bij Beschikking 2008/439/EG van de Raad van 9 juni 2008 en Besluit nr. 448/2011/EU van de Raad van 19 juli 2011), vastgesteld op grond van artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag, werd Frankrijk gemachtigd om tot 1 juli 2014 vrijstelling of vermindering van de 'octroi de mer' te verlenen voor bepaalde in de Franse ultraperifere gebieden (met uitzondering van Saint Martin) vervaardigde producten. In de bijlage bij die beschikking is een lijst opgenomen van de producten die in aanmerking komen voor belastingvrijstelling of ‑vermindering. Afhankelijk van product mag het belastingverschil tussen lokaal vervaardigde producten en andere producten niet meer dan 10, 20 of 30 procentpunten bedragen.

In Beschikking 2004/162/EG worden de redenen voor het nemen van specifieke maatregelen uiteengezet: de geïsoleerde ligging, de afhankelijkheid van grondstoffen en energie, de noodzaak om grotere voorraden aan te leggen, de beperkte omvang van de lokale markt in combinatie met de nauwelijks ontwikkelde exportactiviteit enz. Al deze belemmeringen samen leiden tot hogere productiekosten en daarmee tot een hogere kostprijs van lokaal vervaardigde producten, die – als er geen specifieke maatregelen werden genomen – minder concurrerend zouden zijn dan producten van elders, zelfs wanneer rekening wordt gehouden met de kosten voor het vervoer naar de Franse overzeese departementen. Het behoud van de lokale productie zou daardoor worden bemoeilijkt. De specifieke maatregelen van Beschikking 2004/162/EG beogen daarom de lokale industrie te versterken door het concurrentievermogen ervan te verbeteren.

De Franse autoriteiten zijn van mening dat de belemmeringen waarmee de Franse ultraperifere gebieden worden geconfronteerd, nog altijd bestaan en hebben daarom de Europese Commissie, bij verschillende aan haar gerichte brieven tussen 25 januari en 7 juni 2013, verzocht om ook na 1 juli 2014 een systeem van gedifferentieerde belastingheffing te mogen blijven toepassen, meer bepaald tot 31 december 2020, dat vergelijkbaar is met het huidige.

Het onderzoek van de lijsten van producten waarvoor de Franse autoriteiten een gedifferentieerde belastingheffing willen toepassen, is een werk van lange adem waarbij voor elk product moet worden nagegaan of een gedifferentieerde belasting gerechtvaardigd en evenredig is, zodat geen afbreuk wordt gedaan aan de integriteit en de samenhang van de rechtsorde van de Unie, met inbegrip van de interne markt en het gemeenschappelijk beleid.

Dit werk kon nog niet worden voltooid, gelet op het grote aantal producten in kwestie (enkele honderden) en de vele gegevens die moeten worden verzameld in verband met de structuur van de betrokken productmarkten: het bestaan van lokale productie, het bestaan van omvangrijke 'invoer' (inclusief uit het Franse moederland en andere lidstaten) die het behoud van de lokale productie in gevaar kan brengen, het ontbreken van een monopolie of bijna-monopolie van de lokale productie, redenen voor de hogere productiekosten die de lokale producten benadelen ten opzichte van 'ingevoerde' producten, toetsing van de verenigbaarheid van een gedifferentieerde heffing met het overige Uniebeleid.

Als er vóór 1 juli 2014 geen voorstel wordt aangenomen, kan er een rechtsvacuüm ontstaan voor zover iedere vorm van gedifferentieerde belastingheffing in de Franse ultraperifere gebieden na 1 juli 2014 verboden zou zijn, ook voor de producten waarvoor de handhaving van een dergelijke heffing in laatste instantie wel gerechtvaardigd zou zijn.

Om de lopende werkzaamheden te kunnen voltooien en de Commissie de tijd te geven met een evenwichtig voorstel te komen waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende belangen die in het spel zijn, is derhalve een extra termijn van zes maanden nodig.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



De bevoegde directoraten-generaal van de Europese Commissie zijn over de tekst van onderhavig voorstel geraadpleegd.

De Europese Commissie heeft geen effectbeoordeling laten uitvoeren.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregelen


Het voorstel voorziet in een verlenging van de geldigheidsduur van Beschikking 2004/162/EG van de Raad van 10 februari 2004 met een termijn van zes maanden, dat wil zeggen tot 31 december 2014 in plaats van 1 juli 2014.

Rechtsgrondslag


Artikel 349 VWEU.

Subsidiariteitsbeginsel


Alleen de Raad is gemachtigd om op basis van artikel 349 VWEU specifieke maatregelen te nemen ten gunste van de ultraperifere gebieden om de toepassing van de verdragen – met inbegrip van gemeenschappelijk beleid – op deze gebieden bij te sturen, omdat zij worden geconfronteerd met permanente belemmeringen die gevolgen hebben voor hun economische en sociale situatie. Het voorstel is dus in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het voorstel strekt tot verlenging van de huidige regeling met een termijn van zes maanden, zodat de volledige analyse kan worden voltooid, product per product, van het verzoek om machtiging tot toepassing van een gedifferentieerde belastingheffing die de belemmeringen compenseert waarmee de lokale productie te kampen heeft.|

Een verlenging na afloop van die termijn zal slechts worden toegestaan nadat de analyse, product per product, van het verzoek van de Franse autoriteiten is voltooid.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: besluit van de Raad.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. De te wijzigen tekst is een beschikking van de Raad, die is vastgesteld op dezelfde rechtsgrond (artikel 299, lid 2, VEG).

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.