Toelichting bij COM(2014)6 - Verordening voor een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening, de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2014)6 - Verordening voor een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening, de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten ... |
---|---|
bron | COM(2014)6 |
datum | 17-01-2014 |
Met dit voorstel voor een verordening wordt beoogd de toegang van werknemers tot ondersteunende diensten voor arbeidsmobiliteit binnen de EU te verbeteren, waarmee eerlijke mobiliteit wordt bevorderd en zij in de hele Unie meer kans op werk krijgen.
Deze verordening vervangt de bepalingen inzake de uitwisseling van informatie over vacatures, sollicitaties en cv’s ("clearance") zoals thans vastgelegd in hoofdstuk II en artikel 38 van Verordening (EU) nr. 492/2011[1] en is gebaseerd op artikel 46 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (‘het Verdrag’). Ook wordt een nieuwe opzet van het Europees netwerk van diensten voor de arbeidsvoorziening (Eures) vastgelegd, met als doel bijstand te verlenen bij het zoeken naar werk en werving in de lidstaten. Een dergelijk netwerk is thans actief op grond van een in 2012 aangenomen besluit van de Commissie[2]. Na aanneming van deze verordening zal de Commissie voornoemd besluit over de werking van het huidige Eures-netwerk dan ook intrekken.
In artikel 45 van het Verdrag is het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie verankerd. In artikel 46 worden de maatregelen uiteengezet waarmee deze vrijheid concreet vorm wordt gegeven, met name door het waarborgen van nauwe samenwerking tussen de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s). De Commissie heeft onlangs ook een voorstel ingediend ter oprichting van een ODA-netwerk[3] dat moet leiden tot nauwere samenwerking en wederzijds leren op basis van artikel 149 van het Verdrag. Dat netwerk omvat ruimere doelstellingen en initiatieven in de vorm van stimulerende maatregelen en vormt een aanvulling op dit voorstel.
Vrij verkeer is een van de vier fundamentele vrijheden van de Europese Unie en vormt een kernonderdeel van Europees burgerschap. Artikel 45 VWEU geeft de EU-burgers het recht om voor werk naar een andere lidstaat te verhuizen.
Mobiliteit biedt maatschappelijke en economische voordelen. Met een grotere arbeidsmobiliteit binnen de EU krijgen werknemers meer kans op werk en kunnen werkgevers vacatures beter en sneller opvullen. Zo wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van een Europese arbeidsmarkt met een hoog werkgelegenheidsniveau (artikel 9 VWEU).
De arbeidsmobiliteit binnen de EU is betrekkelijk laag, gezien de grootte van de arbeidsmarkt en de beroepsbevolking van de EU. De jaarlijkse mobiliteit binnen de voormalige EU-27 is 0,29 %, hetgeen lager is dan het percentage in Australië (1,5 % in 8 staten) en de Verenigde Staten (2,4 % in 50 staten)[4]. Op een totale beroepsbevolking van 241 miljoen mensen in Europa zijn slechts 7,5 miljoen arbeidskrachten (3,1 %) economisch actief in een andere lidstaat[5]. Thans zijn de werkloosheidscijfers in een aantal lidstaten hoog, maar zijn er in andere lidstaten tegelijkertijd veel vacatures.
Het aantal werknemers dat aangeeft 'vast van plan' te zijn in een andere lidstaat te gaan werken (het aandeel van degenen die in de komende 12 maanden voornemens zijn naar een andere lidstaat te verhuizen) is aanzienlijk toegenomen[6]. Uit inschrijvingen bij Eures blijkt dat het aantal mensen dat op zoek is naar werk buiten de nationale grenzen is toegenomen. Het aantal werkzoekenden dat op de website van Eures is ingeschreven, is tussen 2007 en december 2013 gestegen van 175 000 naar 1 200 000, zonder dat de arbeidsmobiliteit dienovereenkomstig is toegenomen.
Op dit moment verhuizen er gemiddeld slechts circa 700 000 mensen op jaarbasis vanwege een baan naar een andere lidstaat[7], terwijl uit enquêtegegevens blijkt dat zo'n 2,9 miljoen EU-burgers de komende 12 maanden willen verhuizen[8]. Dit is een groot mobiliteitspotentieel en een uitdaging voor het Eures-netwerk.
Er zijn talloze redenen waarom de mogelijkheden voor arbeidsmobiliteit binnen de EU niet worden aangeboord en individuele burgers voeren hun voornemens om mobiele werknemers te worden uiteindelijk niet uit. Uit enquêtes[9] blijkt dat gebrekkige talenkennis en problemen bij het zoeken naar werk de grootste praktische problemen te zijn die werknemers verwachten of daadwerkelijk tegenkomen. De EU kan het zoeken naar werk vergemakkelijken door voorlichting te geven over werkgelegenheidskansen in de Unie en adequate ondersteunende diensten te ontwikkelen waarmee werving binnen de EU wordt gestimuleerd. Dit wordt de taak van het versterkte Eures-netwerk.
Het functioneren van het Eures-netwerk is op initiatief van de Commissie met haar besluit van 2012 weliswaar enigszins gewijzigd, maar hoofdstuk II van Verordening 492/2011 – het wetgevingskader voor het tot elkaar brengen en de uitwisseling van informatie tussen lidstaten over arbeidsmobiliteit – is sinds 1992 ongewijzigd gebleven.
Er is een alomvattende herziening nodig om rekening te kunnen houden met nieuwe mobiliteitspatronen, sterkere eisen voor eerlijke mobiliteit, veranderingen in de technologie voor het delen van informatie over vacatures, het gebruik van diverse wervingskanalen door werkzoekenden en werkgevers en een toenemende rol van andere arbeidsmarktbemiddelaars, naast de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's), bij het aanbieden van wervingsdiensten. Onder eerlijke mobiliteit wordt mobiliteit verstaan die plaatsvindt op vrijwillige basis en waarbij arbeidswetgeving, arbeidsnormen en rechten van werknemers binnen de Unie in acht worden genomen.
In de conclusies van de Europese Top van 28 en 29 juni 2012 over het Pact voor groei en werkgelegenheid wordt erkend dat de verbetering van de arbeidsmobiliteit binnen de EU, gelet op de hoge werkloosheid, een politieke urgentie is: "Het Eures-portaal moet worden ontwikkeld tot een waarlijk Europees arbeidsbemiddelings- en aanwervingsinstrument (…)". In de conclusies van de Europese Top van 13 en 14 december 2012 over de jaarlijkse groeianalyse 2013 en de jeugdwerkgelegenheid werd de Commissie verzocht een voorstel te doen voor een nieuwe Eures-verordening.
In haar verslag inzake EU-burgerschap uit 2013[10] heeft de Commissie zich ertoe verbonden in 2013 een initiatief ter modernisering van Eures te presenteren, waarmee de rol en het effect van arbeidsvoorziening op nationaal niveau worden versterkt en de coördinatie van de arbeidsmobiliteit in de EU wordt verbeterd (actie 2). De modernisering van Eures maakt ook deel uit van de mededeling van de Commissie 'Vrij verkeer van EU-burgers en hun gezinnen: vijf acties die ertoe doen'[11] van 25 november 2013 als onderdeel van de actie die lokale overheden moet helpen EU-regelgeving inzake vrij verkeer in de praktijk toe te passen (actie 5).
Overeenkomstig het in voornoemde conclusies van de Europese Top van 28 en 29 juni 2012 gedane verzoek wordt het Eures-netwerk tevens geleidelijk aan uitgebreid met leerplaatsen en stages. Werkgelegenheid voor jongeren via werving binnen de EU wordt ondersteund door Your first EURES job (YfEJ). In dit programma wordt op maat gesneden bijstand bij het zoeken naar werk gecombineerd met financiële ondersteuning voor reiskosten naar sollicitatiegesprekken, verhuizing voor de baan en dergelijke. De Commissie is voornemens dergelijke programma's te blijven ondersteunen. Met het voorstel voor een verordening moeten de diensten voor arbeidsvoorziening ook beter in staat zijn samenwerkingsverbanden aan te gaan om meer aanstellingen binnen de EU voor jongeren te verkrijgen. Met het oog op de samenhang met lopende initiatieven op EU-niveau (bijvoorbeeld de grote coalitie voor digitale banen en de Europese alliantie voor leerlingplaatsen) wordt het Eures-netwerk ook opgeroepen de ontwikkeling van die initiatieven actief te bevorderen.
Overeenkomstig het werkgelegenheidspakket[12], heeft de Commissie in 2012 een besluit uitgevaardigd ter modernisering en versterking van het Eures-netwerk[13]. Dit besluit vervangt de beschikking uit 2003 van de Commissie[14] en heeft tot doel stimulansen te bieden waarmee activiteiten als het afstemmen van vraag en aanbod, plaatsing en werving binnen het huidige Eures-netwerk kunnen worden versterkt, onder meer door openstelling, in de mate van het mogelijke, voor private diensten voor arbeidsvoorziening zonder de rechtsgrondslag (Verordening nr. 492/2011) te wijzigen. Uitvoeringsbesluit 2012/733/EU van de Commissie is op 1 januari 2014 van kracht geworden.
Uit onderzoek is gebleken dat het Eures-netwerk, met zo'n 900 adviseurs en een gemeenschappelijk platform voor de compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk, het Eures-portaal, een groot aantal werkzoekenden en werkgevers heeft geholpen mobiliteitskansen daadwerkelijke te benutten. Degenen die dit instrument in ogenschouw nemen en de geboden diensten kunnen gebruiken, waarderen het doorgaans.
Niettemin is het instrument zoals het thans functioneert niet voldoende toegerust om patronen van eerlijke mobiliteit verder te stimuleren als deel van de oplossingen voor de onevenwichtige verhoudingen op de Europese arbeidsmarkt, met name gelet op de omvang van de Europese beroepsbevolking en de aard van de uitdaging in de huidige economische situatie. In het functioneren van het Eures-netwerk zijn de volgende tekortkomingen vastgesteld:
– Een onvolledige pool met werkaanbiedingen en cv's die op EU-niveau toegankelijk zijn voor alle lidstaten (transparantie van arbeidsmarkten);
– Een beperkt afstemmingsvermogen van het Eures-portaal waarmee werkaanbiedingen en cv's op EU-niveau worden samengebracht, wegens de beperkte mate van semantische interoperabiliteit van gegevens uit nationale vacaturesystemen (automatische afstemming);
– Ongelijke toegang tot Eures-diensten in de EU doordat werkzoekenden en werkgevers niet systematisch alle benodigde informatie over Eures ontvangen en geen aanbod voor nadere bijstand ontvangen in de eerste wervingsfase (mainstreaming):
– Een beperkte beschikbaarheid om hulp te bieden bij het afstemmen van vraag en aanbod, werving en plaatsing voor de werkzoekenden en werkgevers die kenbaar hebben gemaakt geïnteresseerd te zijn in arbeidsmobiliteit binnen de EU, en onder meer toegang willen tot zowel actieve arbeidsmarktmaatregelen en informatie als advies over sociale zekerheid (ondersteunende diensten);
– Inefficiënte uitwisseling van informatie tussen lidstaten over tekorten en overschotten op de arbeidsmarkt, hetgeen een meer gerichte, praktische samenwerking in het Eures-netwerk in de weg staat (uitwisseling van informatie en samenwerking).
De algemene doelstelling is het Eures-netwerk om te vormen tot een effectief instrument voor elke werkzoekende of werkgever die geïnteresseerd is in arbeidsmobiliteit binnen de EU. Met de specifieke doelstellingen van het voorstel worden bovenstaande tekortkomingen als volgt aangepakt:
– op het Eures-portaal komt een vrijwel volledig aanbod aan vacatures te staan, waarmee werkzoekenden in heel Europa onmiddellijke toegang krijgen tot deze vacatures, in combinatie met een uitgebreide pool van beschikbare cv's waaruit geregistreerde werkgevers kunnen aanwerven;
– het Eures-portaal wordt in staat gesteld te zorgen voor een goede automatische afstemming tussen vacatures en cv's in verschillende lidstaten, met vertalingen in alle EU-talen en met begrip van de vaardigheden, competenties, kwalificaties en functies die op nationaal en sectoraal niveau zijn verworven;
– het Eures-netwerk stelt in de hele Unie basisinformatie beschikbaar stellen voor elke werkzoekende of werkgever die op zoek is naar klantdiensten voor werving, en alle geïnteresseerden wordt op consistente wijze toegang geboden tot het Eures-netwerk;
– alle geïnteresseerden krijgen bijstand bij de afstemming van vraag en aanbod, plaatsing en werving via het Eures-netwerk;
– er wordt steun geboden bij het functioneren van het Eures-netwerk middels de uitwisseling van informatie over tekorten en overschotten op de nationale arbeidsmarkt en de coördinatie van de maatregelen in de verschillende lidstaten.
Het startschot voor het besluit van 2012 was de beoordeling van het Eures-netwerk[15]. uit 2010. Met het oog op de voorbereiding van het besluit van 2012 hebben er raadplegingen met lidstaten plaatsgevonden over de huidige tekortkomingen en over de mogelijke toekomstplannen van het Eures-netwerk. Het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers is in het najaar van 2012 officieel geraadpleegd over het ontwerpbesluit. Het voornaamste doel van het besluit was de Eures-diensten om te buigen van algemene informatie en begeleiding naar meer afstemming, plaatsing en werving, en dit doel is algemeen goed ontvangen. Eveneens hebben alle lidstaten zich geschaard achter het idee van een programmeringscyclus en gemeenschappelijke indicatoren voor Eures-werkzaamheden, teneinde meer transparantie te brengen in de prestaties en de uitwisseling van informatie en de coördinatie van de maatregelen te verbeteren.
Sindsdien hebben de lidstaten tijdens deskundigenvergaderingen hun standpunten inzake het toepassingsgebied van de eventuele uitvoeringsmaatregelen verduidelijkt in het licht van de nationale praktijken en beperkingen. Naar aanleiding van deze vergaderingen is overeengekomen de benadering aan te passen en het netwerk voor andere dienstverleners dan de ODA's open te stellen, waarmee de lidstaten meer tijd en ruimte krijgen om te bekijken hoe er samenwerkingsverbanden op nationaal niveau kunnen worden ontwikkeld.
Voortbordurend op bovenstaande raadplegingen over het Eures-netwerk in het algemeen werden er in 2013 vragenlijsten verzonden met als doel inzicht te krijgen in de praktijken voor toegang tot werkaanbiedingen op nationaal niveau, in de toegang voor werkzoekenden en werkgevers tot het Eures-netwerk en in de manier waarop afstemming van vraag en aanbod, plaatsing en werving in het hele Eures-netwerk worden georganiseerd. Met de antwoorden op deze vragenlijsten werden de door de Commissie vastgestelde tekortkomingen bevestigd. Hieruit bleek namelijk dat er in de lidstaten zeer uiteenlopende praktijken zijn wat betreft a) de werkaanbiedingen die in Europees verband tot elkaar werden gebracht (transparantie van arbeidsmarkten), b) hun uitgangspositie voor het mogelijk maken van automatische afstemming, c) de wijze waarop toegang tot het Eures-netwerk werd verkregen in de praktijk (mainstreaming) en d) de feitelijke verlening van ondersteunende diensten.
Overeenkomstig haar beleid inzake betere regelgeving heeft de Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd van beleidsalternatieven voor de vastgestelde tekortkomingen.
De verschillende beleidsalternatieven waren 1) behoud van de status-quo, 2) wijziging van Verordening 492/2011 wat betreft de bevoegdheden van de Commissie bij de toepassing van de verordening, 3) invoering van een nieuwe verordening met volledig nieuwe bepalingen, en 4) invoering van een nieuwe verordening met een specifiek mandaat van de Commissie om de samenwerking tussen openbare en private diensten voor arbeidsvoorziening te versterken. Alle opties zijn getoetst aan het algemene doel dat erin bestaat het Eures-netwerk om te vormen tot een effectief instrument voor elke werkzoekende of werkgever die geïnteresseerd is in arbeidsmobiliteit binnen de EU.
Met de effectbeoordeling werd aangetoond dat de eerste optie zou leiden tot vertragingen bij de met het besluit van 2012 in gang gezette hervorming. De tweede optie zou de Commissie in staat stellen te komen met adequate maatregelen en het proces voortzetten in de richting van een effectiever instrument, maar gezien de beperkingen in een aantal lidstaten zou deze optie zonder wijziging van Verordening 492/2011 niet het volgens het besluit gewenste resultaat opleveren. De tweede optie zou ook geen volledige oplossing bieden voor tekortkomingen met automatische afstemming, mainstreaming, ondersteunende diensten en uitwisseling van informatie en samenwerking. De voorkeur gaat dan ook uit naar vervanging van Verordening 492/2011 en het besluit van 2012 met een apart instrument waarmee de bepalingen van de twee instrumenten worden gecombineerd en waarin alle tekortkomingen worden aangepakt. Binnen deze optie is een aantal specifieke alternatieven terzijde geschoven aangezien deze niet in verhouding stonden tot de specifieke doelstellingen. De vierde optie, die erin bestond aan optie 3 een mandaat voor de Commissie toe te voegen waarmee zij zelfstandig samenwerkingsverbanden zou kunnen aangaan met nieuwe diensten voor arbeidsvoorziening in het belang van het Eures-netwerk in het geheel, werd beschouwd als meer dan strikt noodzakelijk in dit stadium.
De Raad voor effectbeoordeling (IAB) heeft op 5 december 2013 een advies uitgebracht over de ontwerpversie van de effectbeoordeling. Het advies van de Raad voor effectbeoordeling en de definitieve effectbeoordeling met de samenvatting worden tezamen met dit voorstel gepubliceerd.
Inhoudsopgave
- Juridische elementen van het voorstel
- Gevolgen voor de begroting
- 1.1. De werkingssfeer van het voorstel
- 1.2. Motivering van het voorstel
- 1.3. Tekortkomingen in het Eures-netwerk
- 1.4. Doelstellingen van het voorstel
- 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGINGEN VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
- 2.1. Raadplegingen met lidstaten
- 2.2. Raadplegingen met mensen uit het veld
- 2.3. Effectbeoordeling
- 3.1. Rechtsgrondslag
- 3.2. Subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel
- 5. NADERE UITEENZETTING VAN HET VOORSTEL
- Een vrijwel volledige vacaturevoorziening
- Ondersteuningsmechanismen voor online toegang voor werkzoekenden en werkgevers
- Automatische afstemming
- Verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de gegevens
- Beginselen
- Mainstreaming
- Ondersteunende diensten
- Specifieke ondersteunende diensten
- Niet-discriminerende toegang tot actief arbeidsmarktbeleid (AAMB)
- Algemeen doel van de uitwisseling van informatie en rapportage
- Werkzaamheden met betrekking tot de uitwisseling van informatie
- Werkzaamheden op het gebied van verslaglegging
Dit voorstel is gebaseerd op artikel 46 VWEU, dat wil zeggen op dezelfde rechtsgrondslag als Verordening (EU) nr. 492/2011, op grond waarvan het mogelijk is verordeningen of richtlijnen volgens de normale wetgevingsprocedure aan te nemen.
De voornemens van de voorgestelde verordening houden nauw verband met de doelstellingen van artikel 3, lid 3, VEU, op grond waarvan de Europese Unie een interne markt tot stand brengt op basis van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, van artikel 9 VWEU, waarin sprake is van de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, en van artikel 45 VWEU ("het recht om in te gaan op een feitelijk aanbod tot tewerkstelling (...) te dien einde binnen het grondgebied der lidstaten").
De afzonderlijke specifieke maatregelen in dit voorstel zijn onderling nauw vervlochten. Zij versterken elkaar en zouden het Eures-netwerk een waardevol instrument moeten maken voor elke werkzoekende of werkgever die geïnteresseerd is in arbeidsmobiliteit binnen de EU. Voor zover deze maatregelen een uitbreiding behelzen van de huidige transparantieverplichtingen, automatische afstemming mogelijk maken, gelijke toegang tot het Eures-netwerk in de hele Unie waarborgen, praktische ondersteunende diensten duidelijker definiëren en de huidige regelingen inzake uitwisseling van informatie uitbreiden, vormen zij een uitvoerig doch evenwichtig antwoord op de diverse tekortkomingen in het huidige samenwerkingskader. Die maatregelen zijn ook adequaat gezien de situatie van werklozen op de arbeidsmarkten, de behoeften van werkzoekenden ("vaste voornemens") en de (technologische) ontwikkeling op de vacature- en wervingsmarkten.
Iedere afzonderlijke maatregel is op zichzelf gerechtvaardigd omdat hiermee het vrije verkeer van werknemers vorm krijgt zoals vastgelegd in artikel 46 van het Verdrag. Iedere maatregel is ofwel gericht op verbetering van de 'nauwe samenwerking tussen de nationale bestuursinstellingen op het gebied van de arbeid' (artikel 46, lid a) VWEU) en/of het opnieuw invullen van 'de organisatorische voorzieningen' om werkaanbiedingen af te stemmen op sollicitaties (artikel 46, lid d) VWEU).
Aangezien voor het tot elkaar brengen en de compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk en cv's in verschillende lidstaten en de daaruit voortvloeiende plaatsing van werknemers een gemeenschappelijk kader voor samenwerking tussen organisaties in verschillende lidstaten is vereist, kunnen de doelstellingen van het voorstel niet voldoende worden bereikt door lidstaten alleen. Daarom moeten er maatregelen op EU-niveau worden getroffen.
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. Voor transparantie zullen de lidstaten via het Eures-portaal alleen werkaanbiedingen en cv's beschikbaar stellen die al op nationaal niveau beschikbaar zijn. Automatische afstemming wordt bereikt met eenvoudige interoperabiliteitsinstrumenten, en niet door het opleggen van een gemeenschappelijk classificatiesysteem voor gebruik op nationaal niveau. Mainstreaming, dat wil zeggen de integratie van Eures-diensten in de werkzaamheden van medewerkers van arbeidsbemiddelingsdiensten, kan worden bereikt door standaardinformatie (online en/of op papier). Het vindt alleen plaats wanneer rechtstreeks contact wordt gelegd op uitdrukkelijk verzoek van personen uit de doelgroepen (d.w.z. wanneer er een verzoek is voor klantdiensten bij arbeidsbemiddelingsdiensten). Ondersteunende diensten kunnen met diverse opties en via verschillende kanalen op nationaal niveau worden geboden. De intensiteit en de reikwijdte kunnen nader worden ingevuld naar gelang van de situatie van werkzoekenden en werkgevers. Lidstaten moeten nationale informatie over tekorten en overschotten op de arbeidsmarkt en desbetreffend beleid systematischer met elkaar delen, maar het besluit over dergelijk beleid valt buiten de werkingssfeer van de verordening.
Onderhavig voorstel heeft geen specifieke gevolgen voor de EU-begroting. Alle werkzaamheden van de Commissie voor het Eures-netwerk waarvoor personeel en/of financiële middelen nodig zijn, vallen onder de werkingssfeer van de verordening voor instelling van het Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI") (2014-2020)[16] en worden voor rekening genomen door de jaarlijkse begrotingstoewijzing van dit programma.
Voor de periode 2014-2020 zal dit EU-programma financiering bieden voor horizontale maatregelen zoals het Eures-portaal, het gemeenschappelijke opleidingsprogramma, gerichte mobiliteitsprogramma's zoals Your first EURES Job en de ontwikkeling van de Europese classificatie voor vaardigheden, competenties, kwalificaties en beroepen (ESCO). Voor dezelfde periode komen activiteiten in de lidstaten op het gebied van arbeidsmobiliteit binnen de EU in aanmerking voor financiering uit het Europees Sociaal Fonds.
5.1. Hoofdstuk I – Algemene bepalingen
In dit hoofdstuk worden het onderwerp van het voorstel (artikel 1) en de voornaamste begrippen (artikel 2) gedefinieerd.
In dit voorstel worden de bepalingen van hoofdstuk II, artikel 38 van Verordening 492/2011 en Uitvoeringsbesluit 733/2012/EU van de Commissie over het Eures-netwerk in één kader samengevoegd.
In het voorstel wordt verwezen naar werknemers en werkgevers als de doelgroepen. Werknemers worden gedefinieerd met verwijzing naar de rechten van burgers uit hoofde van artikel 45 VWEU. Voor de bepalingen zijn zij burgers die op zoek zijn naar werk en het recht hebben een betrekking aan te nemen als werknemer en dit werk uit te voeren op het grondgebied van een andere lidstaat. Dit kunnen echter ook onderdanen van derde landen zijn die een verblijfsvergunning hebben in een lidstaat en het recht hebben om te werken, mits zij naar een andere lidstaat mogen verhuizen.
In aansluiting op het verzoek van de Europese Raad van 28-29 juni 2012 hebben sommige leden van het Eures-netwerk reeds op informele basis onderzocht welke mogelijkheden er zijn om de werkingssfeer van dit netwerk uit te breiden naar leerplaatsen en stages. In de loop van 2014 wordt een proefproject gestart waarin lidstaten aanbiedingen en sollicitaties op vrijwillige basis kunnen delen. Beoogd wordt de uitwisseling van informatie, aanbiedingen en sollicitaties op dit gebied gestaag te ontwikkelen zodat ook gevallen zonder arbeidscontract worden meegenomen.
5.2. Hoofdstuk II – Opzet van het Eures-netwerk
In dit hoofdstuk wordt het Eures-netwerk opnieuw opgezet (artikel 3). Het volgende wordt erin vastgelegd: de samenstelling (artikel 4, lid 1) en de respectieve rollen en verantwoordelijkheden van a) de Commissie (het Europees coördinatiebureau, artikel 6), b) de door de lidstaten aangewezen organen voor de toepassing van deze verordening (de nationale coördinatiebureaus, artikel 7), en c) de organisaties die als dienstverleners deelnemen aan het Eures-netwerk (Eures-partners, artikel 9). Aangezien dit een netwerk van wederzijdse bijstand is, hebben al deze organisaties gezamenlijke verantwoordelijkheden (artikel 4, lid 2).
Het Eures-netwerk draagt bij aan brede beleidsdoelstellingen (artikel 5). Als instrument voor het vergemakkelijken van de arbeidsmobiliteit binnen de EU is het een van de vele oplossingen en maatregelen ter bevordering van een hoog werkgelegenheidsniveau.
In artikel 8 wordt het kader vastgelegd op basis waarvan afzonderlijke lidstaten organisaties als Eures-partners toelaten tot het Eures-netwerk, mits de minimale gemeenschappelijke criteria in de bijlage worden toegepast (artikel 8, lid 4). Deze bepaling is het voornaamste voertuig om het lidmaatschap van het Eures-netwerk op grond van dit voorstel op bredere leest te schoeien.
Doel is een flexibel mechanisme vast te stellen waarmee lidstaten (geleidelijk) zo veel organisaties als nuttig worden geacht, kunnen laten deelnemen aan het Eures-netwerk om de doelstellingen van het Eures-netwerk te verwezenlijken.
– Ten eerste is er geen definitie opgesteld voor een aanvragende organisatie. Zo kan toegang worden verleend aan een brede waaier van relevante organisaties, waaronder private diensten voor arbeidsbemiddeling of diensten uit de derde sector, werkgeversorganisaties, vakbonden, kamers van koophandel en niet-gouvernementele organisaties die ondersteuning bieden aan migrerende werknemers. Al deze organisaties kunnen op de een of andere manier een zinvolle bijdrage leveren aan de bevordering van de arbeidsmobiliteit binnen de EU.
– Ten tweede kunnen voor een aantal van deze organisaties specifieke beperkingen gelden wat betreft hun taken, juridische status of administratieve capaciteit. Daarom is voor hen de mogelijkheid geschapen om slechts aan bepaalde onderdelen van de werkzaamheden van het Eures-netwerk deel te nemen (artikel 9, lid 1).
– Ten derde kunnen deze organisaties in samenwerking met andere organisaties Eures-partners worden (artikel 8, lid 6). Het kader biedt dus ruime flexibiliteit voor het opbouwen van samenwerkingsverbanden op nationaal niveau en hiermee voor de geleidelijke ontwikkeling van uitgebreide geografische en thematische dienstverlening op nationaal niveau die aansluit bij de mobiliteitspatronen en -behoeften.
In artikel 8, lid 3 introduceert voor diensten voor arbeidsbemiddeling het recht een aanvraag in te dienen. Dit recht kan alleen worden uitgeoefend in het land waar de desbetreffende diensten voor arbeidsbemiddeling rechtmatig actief zijn (territorialiteitsbeginsel). Hoewel openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) een vooraanstaande rol vervullen in het Eures-netwerk (artikel 10), wordt de beoordeling van aanvragen door andere soorten diensten voor arbeidsbemiddeling overgelaten aan de afzonderlijke lidstaat. Een lidstaat kan indien nodig andere criteria invoeren die een aanvulling vormen op de in de bijlage neergelegde criteria (artikel 8, lid 5).
In artikel 11 wordt één bestuursorgaan ingevoerd ter vergemakkelijking van de praktische samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten voor deze verordening.
5.3. Hoofdstuk III – Transparantie
In dit hoofdstuk worden de specifieke maatregelen inzake transparantie en automatische afstemming ingevoerd die tot doel hebben:
– op het Eures-portaal een vrijwel volledige voorziening van vacatures te bereiken, waarop werkzoekenden in heel Europa direct toegang hebben tot dezelfde werkaanbiedingen, in combinatie met een uitgebreide pool van beschikbare cv’s waaruit geregistreerde werkgevers kunnen werven (artikelen 14, 15 en 17);
– het Eures-portaal in staat te stellen een goede automatische afstemming uit te voeren tussen werkaanbiedingen en cv's in verschillende lidstaten, met vertalingen in alle EU-talen en met begrip van de vaardigheden, competenties, beroepen en kwalificaties die op nationaal niveau zijn verworven (artikel 16);
De bepalingen in dit hoofdstuk geven uitdrukkelijk steun aan de uitbreiding van het transparantiebeginsel tot andere organisaties dan de ODA's, in principe door vrijwillige deelname van Eures-partners aan het Eures-netwerk. Daarnaast worden de ODA’s aangemoedigd samenwerkingsverbanden aan te gaan met alle andere relevante organisaties op basis van het beginsel van eenvoudige toegang tot het Eures-portaal (artikel 15, lid 2) en de doorgifte van gegevens op nationaal vlak te vergemakkelijken door een nationale hub op te zetten (artikel 15, lid 5).
Op dit moment worden de op nationaal niveau gepubliceerde en beschikbare werkaanbiedingen niet door alle lidstaten beschikbaar gesteld. In artikel 14, lid 1, onder a), worden alle lidstaten ertoe verplicht alle werkaanbiedingen die zij nationaal publiceren, beschikbaar te stellen op het Eures-portaal. Daarmee wordt de werkingssfeer van artikel 13 van Verordening 492/2011 uitgebreid.
Ten eerste betekent dit de opheffing van alle algemene administratieve beperkingen waarvan tot dusver sprake was met betrekking tot de doorgifte van vacatures aan het Eures-portaal, zoals beperkingen betreffende de aard en duur van het contract of de wervingsplannen van de werkgevers (artikel 14, lid 2).
Ten tweede worden de volgende werkaanbiedingen daarmee aan de bestaande vacatures toegevoegd: a) aanbiedingen die op lokaal of regionaal niveau beschikbaar zijn bij ODA's, maar niet centraal worden gedeeld en tot dusver niet beschikbaar zijn gesteld via het Eures-portaal; b) aanbiedingen van derden, zoals private diensten voor arbeidsvoorziening, wanneer deze op basis van nationale overeenkomsten beschikbaar zijn gesteld aan de ODA; en c) aanbiedingen van Eures-partners.
Gezien de betrekkelijk recente technologische ontwikkelingen op het gebied van webcrawling, het beperkte aantal lidstaten dat dergelijke instrumenten gebruikt en mogelijke problemen in verband met gegevensbescherming, wordt in dit stadium niet voorgesteld lidstaten te verplichten gegevens die overeenkomstig nationale wetgeving door middel van webcrawlers zijn verkregen, beschikbaar te stellen aan het Eures-portaal.
Een uitgebreide pool met sollicitaties en cv’s
Thans vindt er geen automatische elektronische uitwisseling plaats van cv's of andere profielgegevens van werkzoekenden op Europees niveau, niettegenstaande de formulering in artikel 13 van Verordening 492/2011. In artikel 14, lid 1, onder b) worden de lidstaten ertoe verplicht nationaal beschikbare sollicitaties en cv's in de toekomst beschikbaar te stellen voor het Eures-portaal, mits de persoon in kwestie hiermee heeft ingestemd.
Het gaat hierbij om de doorgifte aan het Eures-portaal van gegevens die door werkzoekenden beschikbaar zijn gesteld a) rechtstreeks aan de ODA, b) aan de ODA ingevolge overeenkomsten of regelingen inzake het delen van gegevens tussen de ODA en andere diensten voor arbeidsbemiddeling, en c) aan Eures-partners. Hiermee krijgen werkgevers die bij het Eures-portaal zijn ingeschreven rechtstreeks toegang tot een grotere cv-pool.
Teneinde het voor werkzoekenden en werkgevers gemakkelijker te maken sollicitaties, cv's en vacatures grensoverschrijdend te delen, worden er twee verplichtingen ingevoerd: a) in artikel 15 worden ODA’s en andere Eures-partners ertoe verplicht de toegang tot het Eures-portaal op de door hen beheerde portaalsites voor het zoeken naar werk, te verbeteren en b) in artikel 17 wordt bepaald dat ODA's en andere Eures-partners die hun gegevens registreren, werkzoekenden en werkgevers adequate bijstand moeten bieden wanneer zij zich ook op het Eures-portaal willen laten registreren.
De Europese Commissie werkt momenteel aan een Europese classificatie van vaardigheden, competenties, kwalificaties en beroepen. Deze classificatie dient in eerste instantie als een op vaardigheden gebaseerde automatische afstemming ten behoeve van het Eures-portaal, maar daarmee wordt tevens volledige interoperabiliteit van gegevens mogelijk tussen nationale portaalsites voor het zoeken naar werk in heel Europa.
Vanuit technisch oogpunt is geen harmonisering van de classificatiesystemen nodig om te komen tot interoperabiliteit ten behoeve van automatische afstemming. Teneinde in de Europese wetgeving een adequaat mechanisme op te nemen waarmee alle lidstaten op nationale portaalsites voor het zoeken naar werk grensoverschrijdende automatische afstemming kunnen verwezenlijken, wordt in artikel 16 slechts bepaald dat lidstaten een eerste inventaris maken om alle classificaties van en naar deze Europese classificatie in kaart te brengen. In artikel 16, lid 3 wordt een leveringsdatum voor alle lidstaten vastgelegd, waarna alle gedeelde gegevens interoperabel zijn, mits technische normen en templates worden gebruikt (artikel 16, lid 5).
De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de vacature, de juistheid van de informatie en de naleving van de nationale wetten en normen ligt bij de organisatie die de informatie ter beschikking stelt van het Eures-portaal. Om de gebruikers van het portaal over deze verantwoordelijkheid te informeren bevindt er zich een corresponderende disclaimer van de Commissie op het portaal. Artikel 14, lid 4, verwijst naar de behoefte aan dergelijke nationale wetten en normen; artikel 14, lid 5, stelt het beginsel van samenwerking en uitwisseling van informatie op dit gebied vast; en artikel 14, lid 6, bepaalt dat de bron van de vacaturegegevens traceerbaar moet zijn (naar de organisatie die de gegevens beschikbaar stelt).
5.4. Hoofdstuk IV – ondersteunende diensten
In dit hoofdstuk worden de specifieke maatregelen inzake mainstreaming en ondersteunende diensten ingevoerd. Deze zijn:
– basisinformatie over het Eures-netwerk in de hele Unie beschikbaar maken voor elke werkzoekende of werkgever die op zoek is naar klantdiensten voor werving en alle geïnteresseerden op consistente wijze toegang tot het Eures-netwerk bieden (artikel 19 en artikel 20, lid 1);
– iedereen bijstaan die geïnteresseerd is in afstemming, plaatsing en werving via het Eures-netwerk (artikel 20, lid 2 t/m 4 en de artikelen 21 t/m 23).
De bepalingen in dit hoofdstuk geven uitdrukkelijk steun aan de verlening van ondersteunende diensten door andere organisaties dan de ODA's, in principe door vrijwillige deelname van Eures-partners aan het Eures-netwerk. Voorts worden ODA's aangemoedigd samenwerkingsverbanden te ontwikkelen ter bevordering van een samenhangend dienstenpakket voor werkgevers op het gebied van arbeidsmobiliteit binnen de EU (artikel 21, lid 4).
In artikel 18, leden 1 en 2, is het beginsel neergelegd dat lidstaten effectieve toegang tot het Eures-netwerk op hun grondgebied moeten waarborgen en een gecoördineerde benadering voor ondersteunende diensten moeten ontwikkelen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met hun verantwoordelijkheid voor het toelatingssysteem voor Eures-partners, het soepel functioneren van het nationale coördinatiebureau en de rol van de ODA’s bij het dienen van het openbaar belang op dit gebied. In artikel 18, lid 3, worden de diverse opties uiteengezet voor de dienstverlening op het grondgebied van iedere lidstaat.
In artikel 18, lid 5, is het beginsel verankerd dat ondersteunende diensten voor werknemers gratis moeten zijn. Voor de meeste ondersteunende diensten voor werkgevers kunnen overeenkomstig nationale praktijken kosten in rekening worden gebracht (artikel 18, lid 6).
In artikel 19, respectievelijk artikel 20, lid 1, is bepaald dat a) iedere werknemer en werkgever die zich voor klantdiensten inschrijft bij een dienst voor arbeidsbemiddeling in de EU de noodzakelijke basisinformatie moet ontvangen over wat Eures voor hem of haar kan betekenen en b) elke belangstellende werknemer proactief moet worden gewezen op een “Eures-aanbod” voor nadere bijstand.
In de huidige praktijk worden organisaties in het Eures-netwerk verzocht om als volgt voorlichting en advies te bieden aan werkzoekenden en werkgevers. Zij:
– (...) verlenen werkzoekenden die in het buitenland willen werken, advies over geschikte vacatures. Bovendien helpen ze sollicitatiebrieven en cv's schrijven in overeenstemming met het aanbevolen Europese cv-model. Werkzoekenden kunnen hun cv in de cv-database van Eures laten opnemen;
– (...) verlenen informatie en hulp aan werkgevers die mensen uit andere landen willen aanwerven (inclusief advies en hulp om het profiel van potentiële kandidaten nauwkeurig te omschrijven). Ze promoten de cv-database van Eures, die werkgevers toegang geeft tot een bestand van mensen die in het buitenland willen werken.
In het besluit van 2012 werden lidstaten ertoe uitgenodigd hun aandacht meer te richten op afstemming, plaatsing en werving.
Ter ondersteuning van een consistentere tenuitvoerlegging binnen het Eures-netwerk zou in Europese wetgeving moeten worden vastgelegd welke ondersteunende diensten moeten worden verleend aan werkzoekenden en werkgevers die geïnteresseerd zijn in bijstand met arbeidsmobiliteit binnen de EU. In de artikelen 20 tot en met 23 wordt de hele reeks diensten behandeld: van basisinformatie en begeleiding tot meer gepersonaliseerd advies, waaronder voorlichting over sociale zekerheid en bijstand na werving.
Grensarbeiders zijn geconfronteerd met specifieke vraagstukken in verband met sociale zekerheid, belastingen en verzekering, en hebben daarom specifieke bijstand nodig.
De desbetreffende lidstaten kunnen besluiten in grensoverschrijdende regio's structuren voor samenwerking en gezamenlijke dienstverlening op te zetten. Wanneer zij dit doen, moeten ondersteunende diensten aan grensarbeiders het volgende omvatten: a) één enkel loket voor communicatie over vacatures, sollicitaties en cv's (artikel 15, lid 6); b) gerichte basisinformatie (artikel 19, lid 2); en c) – wat sociale zekerheid betreft – een geïntegreerde onlinetoegang (artikel 23, lid 2) en bijstand en doorverwijzing naar de bevoegde autoriteiten inzake sociale zekerheid (artikel 23, lid 3).
Eén specifieke vorm van deze ondersteunende structuren zijn grensoverschrijdende partnerschappen. Onder leiding van de ODA's van de lidstaten kunnen zij in diverse soorten samenwerkingsverbanden, naar gelang van de behoeften op de regionale, grensoverschrijdende arbeidsmarkt, meerdere instanties bijeenbrengen: de openbare diensten voor arbeidsvoorziening, werkgevers en vakbonden, lokale overheden en overige instellingen die zich toeleggen op problemen met werkgelegenheid en beroepsopleiding in de grensgebieden. Grensoverschrijdende regio's die in aanmerking komen voor een specifieke ondersteuningsstructuur zijn gebieden met werkgelegenheidspotentieel waar veel over de grens heen en weer wordt gependeld of waar hiervoor duidelijk mogelijkheden zijn.
In artikel 24 is het beginsel neergelegd dat er niet mag worden gediscrimineerd bij de toegang tot actief arbeidsmarktbeleid tussen onderdanen die zich verplaatsen binnen het grondgebied van hun eigen land en onderdanen die naar andere lidstaten verhuizen (gelijke behandeling in geval van emigratie). Het is een uitvloeisel van artikel 5 van Verordening 492/2011, waarin is bepaald dat werknemers die werk zoeken in een lidstaat, dezelfde bijstand ontvangen als die wordt verleend aan de eigen onderdanen in die lidstaat (gelijke behandeling in geval van mobiliteit in eigen land).
5.5. Hoofdstuk V – Verband met mobiliteitsbeleid
In dit hoofdstuk worden de specifieke maatregelen ingevoerd die tot doel hebben:
– steun te verlenen aan het functioneren van het Eures-netwerk middels de uitwisseling van informatie over tekorten en overschotten op de nationale arbeidsmarkt en de coördinatie van maatregelen in verschillende lidstaten (artikelen 25 t/m 30).
De bepalingen in dit hoofdstuk bieden uitdrukkelijke steun aan de verzameling en beoordeling van informatie, gegevens en indicatoren door andere organisaties dan de ODA’s, door deelname van Eures-partners aan het Eures-netwerk.
Het algehele doel van dit hoofdstuk is de bestaande regelingen voor het delen van informatie in het Eures-netwerk te versterken wanneer dat de kwaliteit van concrete collectieve resultaten of de coördinatie van maatregelen van de lidstaten ten goede komt.
In artikel 25 wordt een bepaling overgenomen die is overeengekomen in het kader van de onderhandelingen over het EU-programma Werkgelegenheid en sociale innovatie. Hiermee kunnen werkzaamheden op het gebied van gegevensanalyse over mobiliteitsstromen en -patronen worden opgenomen in de werkzaamheden van het Eures-netwerk. Aangezien deze bepaling beter past in de Eures-verordening, wordt voorgesteld het desbetreffende artikel in het EU-programma Werkgelegenheid en sociale innovatie in te trekken (zie artikel 35).
In artikel 26 worden de lidstaten ertoe verplicht arbeidsmarktinformatie te delen die van belang is voor de arbeidsmobiliteit binnen de EU. Zo kunnen lidstaten de maatregelen in het Eures-netwerk koppelen aan het overkoepelende mobiliteitsbeleid.
Met artikel 27 worden alle organisaties in het Eures-netwerk (de coördinatiebureaus, de openbare diensten voor arbeidsvoorziening en andere Eures-partners) ertoe aangemoedigd beschikbare informatie over de situatie in de afzonderlijke lidstaat die van belang kan zijn voor werknemers die interesse hebben in arbeidsmobiliteit binnen de EU, open en proactief te delen. Deze informatie wordt tot dusver alleen verzameld door coördinatiebureaus en vervolgens op het Eures-portaal gepubliceerd. Een inclusievere bottom-up-benadering voor het vergaren van dit soort informatie zal werknemers ten goede komen. Het resultaat zou in overeengekomen templates kunnen worden geconsolideerd (artikel 27, lid 3).
Artikel 28 neemt de benadering inzake programmering uit het besluit van 2012 over. Door het delen van informatie over geplande werkzaamheden, middelen en toezicht van nationale coördinatiebureaus moet de effectiviteit van het hele Eures-netwerk worden vergroot. Zo kunnen synergieën worden versterkt en kunnen specifieke, gezamenlijke wervingsprojecten worden ontwikkeld.
In artikel 29 wordt vastgesteld hoe de resultaten van het Eures-netwerk kunnen worden gemeten.
Artikel 30 beoogt de aanpak van artikel 17 van Verordening 492/2011 verder te zetten, waarin is vastgesteld dat om de twee jaar een verslag moet worden opgesteld over de tenuitvoerlegging van hoofdstuk II van de verordening.
5.6. Hoofdstuk VI – Slotbepalingen
In artikel 31 wordt verduidelijkt dat alle maatregelen in deze verordening ten uitvoer moeten worden gelegd overeenkomstig de Europese wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en de desbetreffende nationale uitvoeringsmaatregelen. Aangezien de Commissie in haar rol als Europees coördinatiebureau een van de actoren is, moet Verordening 45/2001 ook in acht worden genomen.
Artikel 32 voorziet in een evaluatie achteraf inzake de invoering van deze verordening.
De artikelen 33 en 34 zijn standaardbepalingen in secundaire EU-wetgeving inzake de toepassing van de artikelen 290 en 291 VWEU.
In artikel 35 worden de in te trekken bepalingen vermeld.
In artikel 36 benadrukt het bestaan van overgangsregelingen overeenkomstig de toetredingsverdragen. Deze bepaling is van toepassing op Kroatië.