Toelichting bij COM(2013)512 - Pakketreizen en geassisteerde reisarrangementen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2013)512 - Pakketreizen en geassisteerde reisarrangementen. |
---|---|
bron | COM(2013)512 |
datum | 09-07-2013 |
Toerisme speelt een centrale rol in de Europese economie van vandaag. Met zo’n 1,8 miljoen ondernemingen, waarvan de meeste tot het mkb behoren, en waar 5,2% van de beroepsgeschikte bevolking werkt, is de Europese toerisme-industrie een motor voor groei in de EU. De Europese reis- en tourismesector, inclusief aanverwante sectoren, is goed voor ongeveer 10% van het bbp van de EU[1].
Met de goedkeuring van Richtlijn 90/314/EEG betreffende pakketreizen[2] in 1990 kregen Europese kopers van vakantiepakketten bestaande uit personenvervoer en accommodatie belangrijke rechten. In een arrest van 2002 heeft het Europese Hof van Justitie[3] verduidelijkt dat de term “van tevoren georganiseerde combinatie” ook betrekking heeft op gecombineerde reisdiensten die door een reisbureau op uitdrukkelijk verzoek van de klant worden geleverd vlak voordat de overeenkomst tussen beide partijen wordt gesloten.
Richtlijn 90/314/EEG waarborgt dat klanten essentiële informatie krijgen voor- en nadat zij een pakketreisovereenkomst ondertekenen. De richtlijn stelt organisatoren en/of doorverkopers aansprakelijk voor de goede uitvoering van de pakketreis, ook als de diensten worden verricht door onderaannemers, en regelt de gang van zaken bij een wijziging van de pakketreisovereenkomst. De richtlijn bepaalt ook dat reizigers in geval van insolventie van de organisator en/of de doorverkoper reeds betaalde bedragen terugbetaald moeten krijgen en moeten worden gerepatrieerd.
De structuur van de reismarkt was in 1990 echter veel eenvoudiger dan nu en internet bestond nog niet. Ondanks bovengenoemd arrest van het Hof van Justitie is nog steeds niet duidelijk welke moderne combinaties van reisdiensten onder de richtlijn vallen en welke niet.
Zoals uit het verslag van de Commissie[4] van 1999 over de uitvoering van de richtlijn naar voren komt, bestaan er nog aanzienlijke verschillen tussen de wetten ter omzetting van de richtlijn. Dit is het gevolg van het streven naar een minimale harmonisatie, de grote speelruimte die aan de lidstaten is gelaten, bijvoorbeeld ten aanzien van de aansprakelijke partij(en), en de onduidelijkheden in de tekst.
De modernisering van Richtlijn 90/314/EEG strookt met de wensen van de medewetgevers, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de Europese Consumenten Adviesgroep[5]. Ook vanuit de branche- en consumentenorganisaties is aangedrongen op een herziening. In het verslag over het EU-burgerschap[6], de Europese consumentenagenda[7] en de akte voor de interne markt II[8] wordt de herziening expliciet aangekondigd.
In 2011 had 73% van de huishoudens in de EU internetaansluiting[9]. Bijna twee derde van de EU-burgers gebruikt internet minstens een keer per week, meer dan de helft doet dat dagelijks of bijna dagelijks. Reisdiensten behoren tot de meest populaire online producten.
Door de opkomst van online verkoop en de liberalisering van de luchtvaartsector zijn consumenten hun vakanties anders gaan organiseren; daardoor zijn handelaars consumenten ook op andere manieren assisteren bij het combineren van reisdiensten, met name online. Bij “handelaars” moet worden gedacht aan reisbureaus, touroperators, luchtvaart- en cruismaatschappijen, enz. In veel lidstaten is het onduidelijk of dergelijke combinaties onder de richtlijn vallen of niet, en of handelaars die dergelijke combinaties samenstellen aansprakelijk zijn voor de uitvoering van de betrokken diensten, met name als het samenstellen online gebeurt.
Dit brengt onzekerheid met zich voor handelaars en consumenten.
Het heeft ook tot gevolg dat marktdeelnemers die zonder meer onder de richtlijn vallen, met andere regels en kosten te maken hebben dan ondernemingen die niet onder de richtlijn vallen of vinden dat zij niet onder de richtlijn vallen, hoewel zij om de gunsten van dezelfde klanten dingen.
Sommige bepalingen van de richtlijn zijn achterhaald of brengen onnodige lasten voor ondernemingen met zich, zoals de verplichte informatieverstrekking via brochures en de toepasselijkheid op zakenreizen die worden verzorgd door gespecialiseerde ondernemingen.
Door de juridische versnippering die het gevolg is van de vele verschillen in de wetgeving van de lidstaten krijgen ondernemingen die grensoverschrijdend zaken willen doen, te maken met extra kosten.
In de 'Consumer Detriment Study in the area of Dynamic Packages'[10] is de jaarlijkse consumentenschade[11] geschat in verband met gecombineerde reisarrangementen waarvan niet duidelijk is of de richtlijn erop van toepassing is. De studie wees uit dat zich bij dit soort reizen vaker problemen voordoen, die over het algemeen ook meer consumentenschade veroorzaken dan problemen in verband met klassieke pakketreizen, die duidelijk onder de richtlijn vallen.
Tot op zekere hoogte lijden ook consumenten die klassieke kant-en-klare pakketreizen kopen schade, omdat een aantal bepalingen van de richtlijn verouderd, onduidelijk of onvolledig is; zo ontbreekt het recht van consumenten om het pakket voor vertrek te annuleren.
In overeenstemming met artikel 114 van het Verdrag is de algemene doelstelling van het herziene voorstel de werking van de interne markt te verbeteren en een hoog niveau van consumentenbescherming te verwezenlijken. Hiertoe wordt de regelgeving inzake pakketreizen en andere combinaties van reisdiensten geharmoniseerd.
Het voorstel moet een gelijk speelveld voor touroperators tot stand brengen, de juridische belemmeringen voor grensoverschrijdende handel wegnemen en de nalevingskosten van ondernemingen terugdringen.
Daarnaast is het voorstel erop gericht een hoog niveau van consumentenbescherming te verwezenlijken en de consumentenschade te verminderen door te verduidelijken welke combinaties van reisdiensten uit hoofde van de EU-regelgeving inzake pakketreizen beschermd zijn en onduidelijke en verouderde bepalingen te vervangen. Het voorstel bevat dwingende regels voor de bescherming van reizigers: lidstaten noch handelaars mogen de consument schade berokkenen door van deze regels af te wijken.
De laatste tien jaar heeft de Commissie het consumentenacquis aan een algehele herziening onderworpen, waarna Richtlijn 2008/122/EG betreffende gebruik in deeltijd en Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten zijn vastgesteld. De herziening van Richtlijn 90/314/EEG maakt deel uit van dezelfde exercitie.
Het voorstel vormt een aanvulling op bestaande EU-wetgeving, en met name op de richtlijn betreffende oneerlijke bedingen (93/13/EEG), de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken (2005/29/EG), de richtlijn betreffende consumentenrechten (2011/83/EU), de verordeningen inzake passagiersrechten (Verordeningen (EG) nrs. 2004/261, 1371/2007, 1177/2010 en 181/2011) alsook de richtlijnen betreffende elektronische handel (2000/31/EG) en de richtlijn betreffende diensten op de interne markt (2006/123/EG).
Het voorstel vormt ook een aanvulling op Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) en op Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I).
In 2008 ontving de Commissie bij een raadpleging over haar werkdocument uit 2007 meer dan 80 bijdragen van belanghebbende bedrijven, consumentenorganisaties, juristen, wetenschappers en veertien lidstaten. In januari 2009 startte de Commissie de studie naar consumentenschade, die 17 EU-landen bestreek en werd gebaseerd op vraaggesprekken met een steekproef van 500 consumenten.
In oktober 2009 werd een tweede openbare raadpleging gehouden met vijf online vragenlijsten voor consumenten, consumentenorganisaties, bedrijven, bedrijfsorganisaties en lidstaten/overheden. Daarbij sprak 89% van de overheden, 70% van de bedrijfsorganisaties, 64% van de bedrijven en 96% van de consumentenorganisaties zich uit voor een herziening van de richtlijn.
Op een workshop voor de lidstaten zijn op 27 oktober 2009 specifieke problemen en beleidsopties besproken. Op 21 april 2010 stelde een subgroep van de Europese Consumenten Adviesgroep (ECCG) zijn advies vast.
Op 22 april 2010 werd de impact van de geïnventariseerde beleidsopties besproken op een workshop met belanghebbenden. Van september 2009 tot en met oktober 2010 zijn meer dan 15 vraaggesprekken gevoerd met belangrijke vertegenwoordigers van de sector.
In maart 2012 gaf de Commissie opdracht voor een testonderzoek naar het pakketreis-label en consumentengedrag bij de aanschaf van zogenaamde "dynamic packages”. In juni 2012 organiseerde de Commissie een workshop voor lidstaten en een conferentie van belanghebbenden, waarop het herzieningsproces nader is besproken. Op 8 februari 2013 vroeg de ECCG opnieuw om een herziening van de richtlijn.
De effectbeoordeling spitste zich toe op acht beleidsopties en enkele subopties.
Optie 1 – handhaven van de status quo, d.w.z. de richtlijn niet aanpassen.
Optie 2 – richtsnoeren, de richtlijn niet aanpassen en richtsnoeren opstellen met verwijzingen naar arresten van het Hof van Justitie en met verduidelijkingen inzake toepassingsgebied en aansprakelijkheid.
Optie 3 – pakketreis-label en/of vereiste dat handelaars die geassisteerde reisarrangementen verkopen, vermelden dat de betrokken diensten géén pakketreis vormen (aanvullende opties).
Suboptie A – invoering van een pakketreis-label – een verplicht logo waarop consumenten moeten worden gewezen wanneer zij een pakketreis kopen.
Suboptie B – invoering van een verplichting voor handelaars die gecombineerde reisarrangementen aanbieden die geen pakketreis vormen, om consumenten erop te wijzen dat zij hen geen pakketreis verkopen.
Optie 4 – intrekking van de richtlijn en zelfregulering.
Optie 5 – modernisering van de richtlijn en dekking van pakketreizen van één handelaar.
Optie 5 omvat een herziening van de wetgeving waarbij de hoofdstructuur van de huidige richtlijn bewaard blijft, maar het toepassingsgebied wordt verduidelijkt door pakketreizen van één handelaar er uitdrukkelijk in op te nemen en meerdere bepalingen te herzien. De herziene richtlijn geldt voor reisdiensten die worden gecombineerd voor een en dezelfde reis of vakantie op één website of bij één klassiek reisbureau.
Optie 6 – geleidelijke aanpak: modernisering van de richtlijn en dekking van zowel pakketreizen van één handelaar als pakketreizen van meerdere handelaars, en een lichtere regeling voor geassisteerde reisarrangementen van meerdere handelaars.
Deze optie komt overeen met optie 5, aangevuld met een geleidelijke uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn tot:
- pakketreizen van meerdere handelaars, ofwel combinaties van reisdiensten waarbij verschillende handelaars betrokken zijn en met typische kenmerken van pakketreizen, vallen onder dezelfde regeling als andere pakketreizen (met inbegrip van volledige contractuele aansprakelijkheid voor de uitvoering en de verplichting om voor bescherming bij insolventie te zorgen),
- geassisteerde reisarrangementen van meerdere handelaars, ofwel combinaties van reisdiensten zonder de typische kenmerken van pakketreizen, waardoor consumenten minder snel zullen worden misleid. Hiervoor geldt een lichtere regeling, bestaande uit bescherming bij insolventie en de verplichting om op duidelijke en opvallende manier te vermelden dat elke afzonderlijke dienstverlener aansprakelijk is voor de correcte uitvoering van zijn eigen diensten.
Optie 7: modernisering van de richtlijn en dekking van zowel pakketreizen van één handelaar als alle samengestelde reizen van meerdere handelaars.
Deze optie omvat optie 5 en 6, terwijl voor alle geassisteerde reisarrangementen van meerdere handelaars dezelfde verplichtingen gelden als voor pakketreizen.
Optie 8 – reisrichtlijn
Deze optie omvat optie 7 plus een uitbreiding van het toepassingsgebied tot op zichzelf staande reisdiensten, zoals autohuur, accommodatie of vluchten, waarbij in principe dezelfde regels gelden voor alle reisdiensten, ongeacht of zij deel uitmaken van een pakketreis of niet.
De effectbeoordeling wijst uit dat de vastgestelde problemen het best kunnen worden opgelost met optie 6, waarop dit voorstel dan ook is gebaseerd.
Inhoudsopgave
- Juridische aspecten van het voorstel
- Gevolgen voor de begroting
- 1.1. Algemene context
- 1.2. Motivering van het voorstel
- 1.2.1. Opkomst van distributie via internet en liberalisering van de luchtvaartsector
- 1.2.2. Onnodige nalevingskosten en belemmeringen voor grensoverschrijdende handel
- 1.2.3. Nadelen voor de consument - onduidelijke en verouderde regels
- 1.3. Doelstellingen van het voorstel
- 1.4. Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie
- 2. RESULTATEN VAN RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
- 2.1. Raadpleging van belanghebbenden
- 2.2. Effectbeoordeling
- 3.1. Samenvatting van de voorgestelde maatregelen
- 3.2. Rechtsgrondslag
- 3.3. Subsidiariteitsbeginsel
- 3.4. Evenredigheidsbeginsel
- 3.5. Gevolgen voor de grondrechten
- 3.6. Evaluatieclausule
- 3.7. Europese Economische Ruimte
- 3.8. Toelichtende stukken
- 4. Toelichting bij het voorstel
- 4.1. Onderwerp, toepassingsgebied en definities (artikelen 1 tot 3)
- 4.2. Informatieverplichtingen, sluiting en inhoud van de pakketreisovereenkomst (artikelen 4-6)
- 4.3. Wijziging van de overeenkomst voor het begin van de pakketreis (artikelen 7-10)
- 4.4. Uitvoering van de pakketreis (artikelen 11-14)
- 4.5. Bescherming bij insolventie (artikelen 15 en 16)
- 4.6. Informatieverplichtingen voor geassisteerde reisarrangementen (artikel 17)
- 4.7. Algemene bepalingen (artikelen 18 - 26)
- 4.8. Slotbepalingen (artikelen 27 - 29)
De voorgestelde richtlijn verduidelijkt en moderniseert de reikwijdte van de bescherming van reizigers die combinaties van reisdiensten kopen voor dezelfde reis of vakantie. Daartoe wordt het toepassingsgebied uitgebreid tot online pakketreizen en geassisteerde reisarrangementen.
Het voorstel zorgt ervoor dat reizigers beter worden geïnformeerd over de diensten die zij kopen en biedt hun duidelijker recht op oplossingen als er iets misgaat.
Door de versnippering van de wetgeving te verminderen en de onderlinge erkenning van bescherming bij insolventie te versterken, minimaliseert het voorstel bovendien de belemmeringen voor grensoverschrijdende handel, verlaagt het de nalevingskosten voor handelaars die grensoverschrijdend willen opereren en zorgt het voor een gelijk speelveld op de reismarkt.
Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Het voorziet in grotendeels uniforme regels inzake pakketreizen en geassisteerde reisarrangementen in de Unie. Zo wordt handelaars en reizigers zekerheid geboden over hun rechten en plichten, ongeacht het nationale recht dat op de overeenkomst van toepassing is. Ook komt een einde aan onnodige kosten voor grensoverschrijdende transacties en krijgt de consument meer keuze.
In overeenstemming met artikel 114, lid 3, VWEU waarborgt het voorstel een hoog niveau van consumentenbescherming. De bescherming uit hoofde van Richtlijn 90/314/EEG wordt namelijk gehandhaafd of versterkt.
Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).
De doelstelling om de werking van de interne markt te verbeteren door verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten weg te nemen en om consumenten betere toegang tot diensten van andere lidstaten te geven, kan niet voldoende worden verwezenlijkt als de lidstaten op ongecoördineerde wijze optreden.
De Unie is dan ook het best in staat om de vastgestelde problemen aan te pakken door een wetgevingsmaatregel die de nationale regels onderling aanpast.
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 VEU.
Net als Richtlijn 90/314/EEG bestrijkt het voorstel niet alle aspecten van de reiswetgeving, maar slechts bepaalde aspecten van pakketreizen en andere combinaties van reisdiensten, voor zover gecoördineerd optreden van de Unie nodig wordt geacht. Zo laat het voorstel het algemene nationale verbintenissenrecht, erkenningsregelingen of eisen inzake vergunningen onverlet.
Volgens de effectbeoordeling kunnen voornoemde doelstellingen niet worden verwezenlijkt met niet-dwingende maatregelen zoals aanbevelingen, richtsnoeren of zelfregulering.
Een richtlijn waarborgt een samenhangend pakket rechten en plichten en stelt de lidstaten in staat om deze regels in hun nationale verbintenissenrecht te integreren.
Bovendien kunnen de lidstaten zo de meest geschikte handhavingsmethode toepassen en de nodige sancties vaststellen voor overtredingen van hun regels. Op bepaalde gebieden biedt het voorstel de lidstaten de mogelijkheid om striktere regels op te leggen.
Overeenkomstig de strategie voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van het Handvest van de grondrechten door de Europese Unie[12] heeft de Commissie ervoor gezorgd dat het voorstel strookt met de rechten die in het Handvest zijn vastgelegd en de toepassing van die rechten verder bevordert. Het voorstel eerbiedigt in het bijzonder de in artikel 16 van het Handvest neergelegde vrijheid van ondernemerschap en draagt overeenkomstig artikel 38 van het Handvest zorg voor een hoog niveau van consumentenbescherming.
Het voorstel verplicht de Commissie ertoe om uiterlijk vijf jaar de inwerkingtreding een verslag over de toepassing van de richtlijn uit te brengen en dit, indien nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen, aan het Europees Parlement en de Raad voor te leggen.
De voorgestelde richtlijn betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet bijgevolg worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.
Gelet op de complexiteit van het voorstel en de verschillende manieren waarop de lidstaten Richtlijn 90/314/EEG hebben omgezet, acht de Commissie het gerechtvaardigd om te vragen om toezending van documenten waarin het verband tussen de componenten van deze richtlijn en de overeenkomstige onderdelen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt uitgelegd.
Het voorstel bestaat uit 29 artikelen en twee bijlagen (een tabel die artikelen van Richtlijn 90/314/EEG koppelt aan artikelen van dit voorstel en een financieel memorandum).
Artikel 1 omschrijft het onderwerp van de richtlijn. In combinatie met de definitie van pakketreis en geassisteerd reisarrangement in artikel 3 bepaalt artikel 2 het toepassingsgebied van het voorstel. Daarbij wordt rekening gehouden met de verschillende manieren waarop reisdiensten kunnen worden gecombineerd.
Gelet op de manier waarop reisdiensten aan de reiziger worden gepresenteerd, gelden combinaties die voldoen aan een van de alternatieve criteria van artikel 3, lid 2, als pakketreizen, met de daaraan verbonden rechtsgevolgen op het gebied van informatieverplichtingen, aansprakelijkheid en bescherming bij insolventie.
Onder geassisteerde reisarrangementen worden combinaties verstaan waarbij doorverkopers via onderling verbonden online boekingsprocedures reizigers gerichte assisteren bij de afname van aanvullende reisdiensten of waarbij de reiziger overeenkomsten afsluit met de afzonderlijke dienstverleners en het essentiële kenmerk van een pakketreis, namelijk een inclusieve of totaalprijs, ontbreekt. Doorverkopers die de koop van geassisteerde reisarrangementen faciliteren, zijn verplicht om reizigers duidelijk uit te leggen dat alleen de afzonderlijke dienstverleners aansprakelijk zijn voor de uitvoering van de betrokken reisdiensten. Om naast de regels inzake passagiersrechten en het algemene consumentenacquis in de hele Unie te zorgen voor extra bescherming, ook voor reizigers die meer dan één reisdienst kopen via hen, is het dienstig om te bepalen dat dergelijke doorverkopers moeten waarborgen dat bij insolventie van henzelf of van een dienstverlener reizigers hun vooruitbetalingen krijgen terugbetaald en zo nodig worden gerepatrieerd.
Voor zakelijke reizigers wier reizen worden geregeld op grond van een kaderovereenkomst tussen hun werkgevers en gespecialiseerde touroperators, hoeft dit beschermingsniveau niet te worden gewaarborgd. Aangezien deze touroperators hun klanten als onderneming vaak een beschermingsniveau bieden dat vergelijkbaar is met dat van deze richtlijn (regelen van zakenreizen), vallen deze reizen buiten het toepassingsgebied van dit voorstel.
Andere beperkingen van het toepassingsgebied worden gehandhaafd, bv. voor zogeheten incidenteel georganiseerde pakketreizen.
In artikel 3 worden naast “pakketreizen” en “geassisteerde reisarrangementen” nog enkele belangrijke termen van de richtlijn gedefinieerd, waaronder “reiziger”, “organisator”, “doorverkoper” en “onvermijdbare en buitengewone omstandigheden”. Onder “organisator” wordt een handelaar verstaan die pakketreizen samenstelt en deze rechtstreeks dan wel via of samen met een andere handelaar verkoopt of te koop aanbiedt. Organisatoren zijn aansprakelijk voor de uitvoering van de pakketreis (artikelen 11 en 12), voor het verlenen van bijstand aan de reiziger (artikel 14) en voor het regelen van bescherming bij insolventie (artikel 15). Zowel doorverkopers als organisatoren zijn aansprakelijk voor het verschaffen van precontractuele informatie (artikel 4). De doorverkopers zijn aansprakelijk voor boekingsfouten (artikel 19). Doorverkopers die de aankoop van geassisteerde reisarrangementen faciliteren, zijn verplicht om bescherming bij insolventie te regelen (artikel 15).
Artikel 4 bevat een lijst met precontractuele informatie die organisatoren en eventueel doorverkopers onder de aandacht moeten brengen van reizigers die een pakketreis willen kopen. Deze vereisten komen bovenop de informatievereisten op grond van andere toepasselijke richtlijnen of verordeningen.
Artikel 5 regelt de sluiting van de pakketreisovereenkomst.
Artikel 6 bevat bepalingen over de inhoud en presentatie van de overeenkomst of de bevestiging daarvan en over de documenten en informatie die moeten worden verstrekt vóór het begin van de pakketreis.
Evenals artikel 4, lid 3, van Richtlijn 90/314/EEG bepaalt artikel 7 onder welke voorwaarden de reiziger zijn recht om de pakketreis over te dragen aan iemand anders, kan uitoefenen.
Uitgaande van het beginsel dat overeengekomen prijzen bindend zijn, regelt artikel 8 de mogelijkheden en gevolgen van prijswijzigingen, rekening houdend met het feit dat pakketreisovereenkomsten vaak lang van tevoren worden gesloten. Deze regels zijn gebaseerd op dezelfde beginselen als artikel 4, leden 4 tot 6 van Richtlijn 90/314/EEG.
Artikel 8, lid 2, handhaaft het recht om de prijs te verhogen op basis van schommelingen in de brandstofprijzen, belastingen en wisselkoersen, maar verduidelijkt de voorwaarden ten opzichte van Richtlijn 90/314/EEG. Organisatoren die zich het recht voorbehouden de prijs te verhogen, zijn nu ook verplicht prijsverlagingen door te berekenen aan de reiziger. De prijs mag met niet meer dan 10% van de prijs van de pakketreis worden verhoogd.
Voor andere wijzigingen zijn afzonderlijke regels geformuleerd voor onbeduidende (artikel 9, lid 1) en ingrijpende wijzigingen (artikel 9, leden 2 en 3).
In vergelijking met Richtlijn 90/134/EEG bevat artikel 10 extra opzeggingsrechten voor de reiziger vóór het begin van de pakketreis. Het recht van de reiziger om de overeenkomst op te zeggen tegen betaling van een passende vergoeding (artikel 10, lid 1) sluit aan bij de regels en gebruiken in de lidstaten. Artikel 10, lid 2, geeft reizigers het recht de overeenkomst zonder schadeloosstelling op te zeggen indien sprake is van onvermijdbare en buitengewone omstandigheden.
Deze artikelen bevatten regels voor de aansprakelijkheid van de organisator voor de uitvoering van de pakketreis (artikelen 11-13) en de verplichting om de reiziger bijstand te bieden (artikel 14).
Anders dan in Richtlijn 90/314/EEG, is alleen de organisator aansprakelijk voor de uitvoering van de pakketreis. Dit om dubbele kosten en geschillen te voorkomen. Tegelijkertijd zullen uniforme aansprakelijkheidsregels grensoverschrijdende transacties van organisatoren en doorverkopers vergemakkelijken.
De artikelen 11 en 12 beschrijven de middelen die de reiziger kan aanwenden in geval van niet-nakoming, bijvoorbeeld als de diensten niet of niet correct worden geleverd. Deze regels zijn op dezelfde beginselen gebaseerd als de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 90/314/EEG, maar worden hier op systematischer wijze gepresenteerd, waarbij de nodige verduidelijking wordt geboden en in een aantal leemten wordt voorzien.
Artikel 11 bevat de verplichtingen om de niet-nakoming te verhelpen en om een geschikt alternatief te regelen voor de voortzetting van de pakketreis indien een significant deel van de diensten niet kan worden geleverd overeenkomstig de overeenkomst. Laatstgenoemde verplichting geldt ook indien de terugkeer van de reiziger naar de plaats van vertrek niet op de overeengekomen manier verloopt. Indien de reiziger als gevolg van onvermijdbare en buitengewone omstandigheden niet tijdig kan terugkeren, betaalt de organisator de kosten van het verlengde verblijf van de reiziger echter slechts tot een maximum van 100 EUR per nacht gedurende drie nachten; deze beperking sluit aan bij de voorgestelde wijziging van Verordening nr. 261/2004.
Artikel 12 bevat bepalingen over prijsverlagingen als gevolg van niet-nakoming en van alternatieven die tot gevolg hebben dat de kwaliteit van de pakketreis vermindert, alsook over schadeloosstellingen. In overeenstemming met het arrest van het Hof in zaak C-168/00 (Simone Leitner), bepaalt lid 2 dat ook immateriële schade moet worden vergoed. Lid 4 regelt het verband met schadeloosstellingen op grond van andere rechtsgronden.
Omdat voor veel reizigers de doorverkoper het eerste contactpunt is voor de geboekte pakketreis, bepaalt artikel 13 dat reizigers boodschappen, klachten of vorderingen ook kunnen richten tot de doorverkoper, waarbij het tijdstip van inontvangstneming door de doorverkoper bepaalt of de boodschap, klacht of vordering binnen de gestelde termijn of de verjaringstermijn is ingediend.
Op grond van artikel 14 zijn organisatoren verplicht bijstand te bieden aan reizigers die in moeilijkheden verkeren.
Richtlijn 90/314/EEG schiep een algemene verplichting voor 'de organisator en/of de doorverkoper' om bescherming te bieden bij insolventie teneinde de repatriëring van de reizigers en de terugbetaling van vooruitbetalingen bij insolventie te waarborgen. Vanwege de verschillende wettelijke regelingen die de lidstaten hiervoor hebben gekozen, leidde dit vaak tot dubbele kosten voor organisatoren en doorverkopers. Volgens artikel 15 van dit voorstel zijn alleen organisatoren van pakketreizen en doorverkopers die de aankoop van 'geassisteerde reisarrangementen' faciliteren, verplicht een dergelijke zekerheid te stellen. Daarnaast zijn specifiekere criteria inzake de doeltreffendheid en de reikwijdte van de vereiste bescherming vastgesteld.
Om grensoverschrijdende transacties te vergemakkelijken voorziet artikel 16, lid 1, uitdrukkelijk in de wederzijdse erkenning van de bescherming bij insolventie die wordt geboden op grond van de nationale wetgeving van de lidstaat waar de organisator/doorverkoper is gevestigd. Ter bevordering van de administratieve samenwerking verplicht artikel 16 de lidstaten een centraal contactpunt aan te wijzen.
Met het oog op de rechtszekerheid en de transparantie voor de partijen, moeten doorverkopers die geassisteerde reisarrangementen aanbieden, reizigers er op een duidelijke en opvallende manier op wijzen dat alleen de betrokken dienstverleners aansprakelijk zijn voor de verlening van hun diensten, en dat de reiziger geen aanspraak kan maken op de EU-rechten die aan kopers van pakketreizen worden toegekend, behalve het recht op terugbetaling van vooruitbetalingen en, in voorkomend geval, op repatriëring, indien de doorverkoper zelf of een van de dienstverleners insolvent wordt verklaard.
Artikel 18 bevat specifieke regels voor pakketreizen waarvan de organisator buiten de EER is gevestigd.
Volgens artikel 19 zijn doorverkopers die zijn betrokken bij de boeking van pakketreizen en geassisteerde reisarrangementen aansprakelijk voor boekingsfouten.
Artikel 20 verduidelijkt dat deze richtlijn het recht van de organisator om verhaal te halen op derden, onverlet laat.
Artikel 21 bevestigt het dwingende karakter van de richtlijn.
Artikel 22 is een standaardbepaling over handhaving in het consumentenacquis.
Artikel 23 is een standaardbepaling over sancties bij inbreuken op de nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn. De richtlijn consumentenrechten (2011/83/EU) en de richtlijn oneerlijke handelspraktijken (2005/29/EG) bevatten vergelijkbare bepalingen.
Artikel 24 verplicht de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in te dienen over de toepassing van de richtlijn.
Artikel 25, lid 2, wijzigt richtlijn 2011/83 betreffende consumentenrechten om ervoor te zorgen dat die richtlijn van toepassing is op geassisteerde reisarrangementen en dat bepaalde algemene consumentenrechten ook van toepassing zijn op pakketreizen.
Artikel 26 voorziet in de intrekking van Richtlijn 90/314/EEG. Artikel 27 is een standaardbepaling over omzetting en stelt een omzettingstermijn vast van 18 maanden. De artikelen 28 en 29 zijn standaardbepalingen.
Dit voorstel heeft slechts zeer beperkte gevolgen voor de begroting. De operationele kosten houden verband met de opstelling van het verslag over de toepassing van deze richtlijn, zoals het voorbereidende werk van een externe contractant, waarmee beleidskredieten van 0,2 miljoen EUR zijn gemoeid in het kader van het programma “Grondrechten en burgerschap”, en voorts administratieve uitgaven van ongeveer 0,184 miljoen EUR gedurende zeven jaar na de goedkeuring van de richtlijn. Deze uitgaven zullen worden gedekt door middel van een interne herschikking, waardoor er geen extra middelen nodig zijn.