Toelichting bij COM(2013)419 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 1259/2012 wat betreft de verdeling van de vangstmogelijkheden waarin is voorzien bij de visserijovereenkomst met Mauritanië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Op basis van het onderhandelingsmandaat van de Raad heeft de Europese Commissie met de Islamitische Republiek Mauritanië onderhandeld met het oog op de verlenging van het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië. Ter afronding van deze onderhandelingen is op 26 juli 2012 een nieuw protocol geparafeerd, dat sinds 16 december 2012, datum van de ondertekening ervan, voorlopig van toepassing is. Het nieuwe protocol bestrijkt een periode van twee jaar vanaf deze datum.

De vangstmogelijkheden die in het kader van het nieuwe protocol aan de Europese Unie zijn toegekend, zijn verdeeld bij Verordening (EU) nr. 1259/2012 van de Raad van 3 december 2012 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden krachtens het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van twee jaar, en betreffende de wijziging van Verordening (EG) nr.1801/2006[1].

De gemengde commissie van de Europese Unie en Mauritanië, die is opgericht bij artikel 10 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij, is op 19 en 20 februari 2013 in Parijs bijeengekomen. De gemengde commissie heeft in haar notulen van 20 februari 2013, met instemming van alle betrokken lidstaten, haar goedkeuring gehecht aan de vraag van de Europese Unie om, naar aanleiding van de visserijplannen van Frankrijk en de handelsstrategieën van de vloot van deze lidstaat, drie vergunningen van categorie 6 naar categorie 5 over te hevelen.

Tengevolge van deze vergadering voorziet het protocol voortaan in de volgende jaarlijkse vangstmogelijkheden voor de tonijnvisserij:

– 25 vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen (voordien 22 vaartuigen);

– 19 vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel en met de drijvende beug (voordien 22 vaartuigen).

Bijgevolg moeten de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden voor de categorieën 5 en 6 worden geherdefinieerd. Verordening (EU) nr. 1259/2012 van de Raad moet derhalve worden gewijzigd wat de verdeling van die vangstmogelijkheden betreft.

Deze herdefiniëring heeft alleen betrekking op de verdeling van de vangstmogelijkheden die aan Frankrijk zijn toegekend en heeft geen enkele impact op de belangen van de overige lidstaten; er is geen weerslag op de totale vangstmogelijkheden; de financiële bijdrage van de Europese Unie wordt niet gewijzigd en gezien het risico van de huidige onderbenutting van het protocol is het van belang dat deze vergunningen onverwijld worden overgeheveld. Deze bepaling dient dan ook met terugwerkende kracht van toepassing te worden met ingang van 20 februari 2013, datum waarop de notulen van de gemengde commissie werden ondertekend.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



De belanghebbende partijen werden voorafgaand aan de vergadering van de gemende commissie geraadpleegd. Daarnaast zijn in het kader van technische vergaderingen de deskundigen uit de lidstaten geraadpleegd. Conclusie van dit overleg was dat het van belang is deze wijzigingen door te voeren, in overleg met de Mauritanië. Deze overheveling wijzigt de totale vangstmogelijkheden voor de tonijnvisserij niet en heeft dus geen weerslag op de bestanden. Voorts heeft dit geen enkel financieel gevolg voor de financiële tegenprestatie van de Europese Unie.

3. CONCLUSIE

De Commissie stelt op grond hiervan voor dat de Raad zijn goedkeuring hecht aan deze verordening tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1259/2012.