Toelichting bij COM(2013)30 - Interoperabiliteit van de spoorwegen in de EU (Recast)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.Recente ontwikkelingen in het spoorbeleid van de Unie

In haar Witboek "Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem" van 28 maart 2011 heeft de Commissie haar visie uiteengezet over de ontwikkeling van één Europese spoorwegruimte en verduidelijkt dat om deze doelstelling te bereiken een eengemaakte spoorwegmarkt tot stand moet worden gebracht waar Europese spoorwegondernemingen zonder overbodige technische en administratieve belemmeringen diensten kunnen verlenen.

In zijn conclusies van januari 2012 dringt de Europese Raad aan op het ontsluiten van het groeischeppende potentieel van een volledig geïntegreerde eengemaakte markt, onder meer wat betreft de netwerksectoren 1 . De Commissie benadrukt in haar de mededeling 'Actie voor stabiliteit, groei en werkgelegenheid' van 30 mei 2012 2 voorts dat de regelgevingslast verder moet worden verlicht en dat de drempels om de spoorvervoersmarkt te betreden in grote lidstaten en transitlidstaten moeten worden weggenomen en formuleert voor de verschillende landen een aantal specifieke aanbevelingen. In dezelfde geest heeft de Commissie op 6 juni 2012 een mededeling aangenomen betreffende een betere governance van de interne markt, waarin ook het belang van de vervoerssector wordt benadrukt 3 .

De geleidelijke invoering van de drie 'spoorwegpakketten' (en een aantal begeleidende besluiten) om de nationale markten open te stellen, de concurrentiekracht van de spoorwegondernemingen te versterken en de spoorwegen op EU-niveau interoperabel te maken zonder afbreuk te doen aan het hoge veiligheidsniveau, hebben de Europese spoorwegmarkt het jongste decennium ingrijpend gewijzigd. Ondanks het inmiddels uitgebreide EU-acquis inzake de invoering van een eengemaakte markt voor vervoersdiensten, blijft het aandeel van het spoor in het vervoer binnen de Unie bescheiden. Met het vierde spoorwegpakket wil de Commissie deze knelpunten aanpakken door de kwaliteit en de efficiency van de spoorvervoerdiensten te verbeteren door de resterende marktbelemmeringen weg te werken. Deze richtlijn is een onderdeel van het vierde spoorwegpakket, waarin de nadruk ligt op het wegwerken van de resterende administratieve en technische belemmeringen door een gemeenschappelijke aanpak te ontwikkelen met betrekking tot de veiligheids- en interoperabiliteitsvoorschriften om extra schaalvoordelen te creëren voor de spoorwegondernemingen die in de Unie actief zijn, de administratieve last te verlichten en de administratieve procedures te versnellen en verkapte discriminatie tegen te gaan.

1.2.Regelgevingskader inzake interoperabiliteit

Op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (artikelen 170 en 171) dient de Unie bij te dragen tot de verwezenlijking en ontwikkeling van trans-Europese vervoersnetwerken. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, dient de Unie alle maatregelen te treffen die nodig kunnen blijken om de interoperabiliteit van de netwerken te verzekeren, met name op het gebied van de harmonisatie van de technische normen.

De eerste maatregelen in de spoorwegsector waren Richtlijn 96/48/EG betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem en Richtlijn 2001/16/EG betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem, gewijzigd bij Richtlijn 2004/50/EG. Deze richtlijnen zijn herschikt bij Richtlijn 2008/57/EG inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem binnen de Gemeenschap, die momenteel van kracht is als gewijzigd bij Richtlijnen 2009/131/EG en 2011/18/EU.

1.3.Waarom moet de gewijzigde Interoperabiliteitsrichtlijn 2008/57/EG worden herschikt?

Uit de werkzaamheden voor de ontwikkeling van de TSI's, de toepassing van de interoperabiliteitsrichtlijn op specifieke projecten, de werkzaamheden van het krachtens artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG opgerichte comité en feedback van de betrokken actoren zijn een aantal lessen getrokken. Voorts is de regelgeving inzake het in de handel brengen van producten de jongste jaren gewijzigd en moet de interoperabiliteitswetgeving derhalve worden geactualiseerd.

Op basis hiervan formuleert de Commissie een aantal voorstellen tot wijziging van Richtlijn 2008/57/EG, die in vier verschillende categorieën kunnen worden ingedeeld:

• nieuwe bepalingen: een aantal nieuwe definities, het concept vergunning om een voertuig in de handel te brengen en een aantal bepalingen inzake registers;

• verduidelijking van bestaande bepalingen: werkingssfeer van de richtlijn, toepassing van de TSI's op bestaande systemen, afwijkingen op de TSI's, tekortkomingen van de TSI's en toepasbaarheid van nationale voorschriften;

• wijzigingen als gevolg van de ontwikkeling van het wetgevingskader: bepalingen inzake de conformiteitsbeoordeling en aangemelde instanties, verwijzingen naar de comitéprocedures en gedelegeerde handelingen;

• redactionele wijzigingen: consolidering van de voorgaande wijzigingen aan de tekst van de richtlijn, hernummering van de artikelen en bijlagen, verwijzingen naar andere onderdelen van het vierde spoorwegpakket, gerichte herformulering van enkele zinnen om vertaalproblemen te vermijden.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

De Europese Commissie heeft een diepgaande effectbeoordeling uitgevoerd ter onderbouwing van de wetgevingsvoorstellen om de efficiency en het concurrentievermogen van de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte inzake interoperabiliteit en veiligheid te verbeteren.

In juni 2011 is een stuurgroep effectbeoordeling opgericht. DG MOVE heeft alle DG's uitgenodigd hieraan deel te nemen, maar de belangrijkste betrokkenen waren de directoraten-genegaal ENTR, EMPL, SG, SJ, HR, RTD, BUDG, REGIO, ENER en ELARG.

Voorts hebben de diensten van de Commissie continu overleg gepleegd met de vertegenwoordigers van de sector over de ontwikkelingen in de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte. In 2010-2011 hebben zij eveneens een ex-postevaluatie gemaakt van Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau.

Om de Commissie te ondersteunen bij het effectbeoordelingsproces heeft een externe consultant de opdracht gekregen een studie ter voorbereiding van de effectbeoordeling te maken en een gerichte raadpleging van de belanghebbenden te organiseren.

De gerichte raadpleging van de belanghebbende partijen is gestart op 18 november 2011 met een internetenquête en afgesloten op 30 december 2011. Daarna werden een aantal belangrijke actoren geïnterviewd en eind februari 2012 heeft een stakeholderworkshop plaatsgehad.

Sindsdien heeft het DG MOVE deelgenomen aan bilaterale vergaderingen met de sector teneinde kennis te nemen van hun visie over de in het kader van het vierde spoorwegpakket te nemen maatregelen inzake interoperabiliteit en veiligheid.

Gelet op de technische aard van het initiatief is geen publieke raadpleging gehouden. De Commissie heeft er echter voor gezorgd dat alle belanghebbende partijen op het juiste moment werden geraadpleegd en dat daarbij alle belangrijke elementen van dit initiatief aan bod kwamen.

Meer informatie over de effectbeoordeling en de resultaten van de raadpleging van de betrokken actoren staat in het werkdocument van de diensten van de Commissie, dat als begeleidend document is toegevoegd aan de voorstellen tot het wegwerken van de resterende administratieve en technische belemmeringen inzake interoperabiliteit op de spoorwegmarkt in de Unie.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

In dit hoofdstuk wordt toelichting en commentaar verstrekt bij de ingrijpende wijzigingen aan de tekst van de richtlijn. Kleine wijzigingen die voortvloeien uit het Verdrag van Lissabon, redactionele wijzigingen en andere duidelijke aanpassingen worden niet toegelicht.

De nummering stemt overeen met de hernummerde artikels en bijlagen tenzij het nummer wordt voorafgegaan door 'voormalig'; in dat geval wordt verwezen naar de nummering van Richtlijn 2008/57/EG.

1.

HOOFDSTUK 1


Artikel 1

De diensten van de Commissie hebben, in overleg met het in artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG bedoelde comité, reeds in februari 2009 de werkingssfeer van de richtlijn verduidelijkt met betrekking tot lijnen en voertuigen voor lokaal, stedelijk en voorstedelijk vervoer. Deze analyse heeft geleid tot een drieledige aanpak: i) uitsluiting van stedelijk spoorvervoer van de richtlijn en verduidelijking van de werkingssfeer, ii) ontwikkeling van een specifiek facultatief kader van Europese normen voor stedelijk spoorvervoer; en iii) ontwikkeling van essentiële eisen voor stedelijk vervoer.

Een eerste maatregel werd genomen in oktober 2009, toen de Commissie de lidstaten heeft gevraagd de in artikel 1, lid 3, onder a) en b), van Richtlijn 2008/57/EG bedoelde gevallen uit te sluiten van het toepassingsgebied van de maatregelen tot omzetting van Richtlijn 2008/57/EG. Op die manier moest worden vermeden dat lidstaten de richtlijn de facto zouden toepassen in gevallen die niet onder de TSI's vallen. Een dergelijke situatie zou in de praktijk tot gevolg hebben dat de lidstaten alle voor metro-, tram- en lightrailsystemen geldende nationale voorschriften, bij gebrek aan TSI's, dienen aan te melden en voor deze systemen alle in de richtlijn voor 'heavy rail' vastgestelde procedures dienen te volgen, hetgeen een buitensporige administratieve, technische en juridische last zou veroorzaken. Om een dergelijke situatie te vermijden, worden de richtsnoeren van de diensten van de Commissie van oktober 2009 formeel vastgesteld in lid 3 van de voorgestelde wijziging.

Een tweede maatregel is formeel van start gegaan in februari 2011, toen de Commissie de Europese normalisatie-instellingen een mandaat heeft verleend om facultatieve normen voor stedelijk spoorvervoer te ontwikkelen.

Om bij te dragen tot de voornoemde derde maatregel heeft de vereniging die de stedelijke spoorwegsector vertegenwoordigt in oktober 2011 een lijst van 'fundamentele eisen' voorgesteld. Die eisen vormen het referentiekader voor de uitvoering van het door CEN/CENELEC en ETSI in oktober 2011 voorgestelde normaliseringsprogramma voor stedelijk spoorvervoer.

Op basis hiervan is men van oordeel dat de interoperabiliteit van lokale, stedelijke en voorstedelijke spoorsystemen voldoende door facultatieve acties wordt verzekerd en niet onder deze richtlijn hoeft te vallen.

2.

Artikel 2


Om een en ander te verduidelijken en rekening houdend met de ontwikkeling van het regelgevingskader zijn een aantal definities toegevoegd of gewijzigd.

3.

Voormalig artikel 3


Dit artikel is geschrapt vanwege de overlapping met artikel 1.

4.

Artikel 3


Geen inhoudelijke wijziging.

5.

HOOFDSTUK II


Artikel 4

In de TSI's moeten nieuwe bepalingen worden opgenomen betreffende bestaande subsystemen en om spoorwegondernemingen in staat te stellen de compatibiliteit te beoordelen tussen rollend materieel en de lijnen waarop die voertuigen moeten gaan rijden.

6.

Artikel 5


Geen inhoudelijke wijziging, behalve wijzigingen op grond van het Verdrag van Lissabon.

7.

Artikel 6


Dit artikel verduidelijkt de status van de adviezen van het Spoorwegbureau bij geconstateerde tekortkomingen en in afwachting van de aanpassing van de TSI's.

8.

Voormalig artikel 7


Dit artikel is achterhaald en derhalve geschrapt. Op het ogenblik dat deze richtlijn van kracht wordt, zal de werkingssfeer van de TSI's in de praktijk reeds zijn uitgebreid.

9.

Artikel 7


Het aantal gevallen waarin de TSI's mogelijk niet moeten worden toegepast, is beperkt aangezien de in artikel 9, lid 1, onder b), van de huidige richtlijn bedoelde ontheffing onduidelijk is en nooit is toegepast en, net als de in lid 1, onder c) en f), bedoelde gevallen, als specifiek geval in de TSI's kan worden opgenomen.

10.

Artikelen 8, 9 en 10


Geen inhoudelijke wijziging, behalve wijzigingen op grond van het Verdrag van Lissabon.

11.

Voormalig artikel 12


Geschrapt vanwege overlapping met Verordening (EU) nr. 1025/2012.

12.

Artikel 11


Geen inhoudelijke wijziging.

13.

HOOFDSTUK IV


Voormalig artikel 15

Deze bepalingen zijn verplaatst naar hoofdstuk V.

14.

Artikel 12


Geen inhoudelijke wijziging.

15.

Artikelen 13 en 14


Deze artikelen zijn geherformuleerd om de samenhang met de herziene tekst van de richtlijn en met de Spoorwegbureauverordening en de spoorwegveiligheidsrichtlijn te waarborgen. Ze verduidelijken de rol van nationale voorschriften, de gevallen waarin nationale voorschriften mogen worden ingevoerd en de procedures voor de bekendmaking en intrekking van die voorschriften.

Het Bureau blijft belast met de classificatie van de nationale voorschriften (voormalig artikel 27). Bovendien onderzoekt het Bureau de aangemelde nationale voorschriften en verzoekt het de lidstaten deze in te trekken wanneer die voorschriften overbodig of onverenigbaar zijn met het EU-recht.

16.

Artikel 15


Dit artikel verduidelijkt de omstandigheden waarin een nieuwe EG-keuringsverklaring is vereist.

17.

Artikel 16


Geen inhoudelijke wijziging.

18.

Artikel 17


Dit artikel herhaalt het algemene beginsel inzake het vermoeden van conformiteit als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1025/2012.

19.

Voormalig artikel 20


Een aantal elementen zijn verduidelijkt en verplaatst naar hoofdstuk V. De resterende inhoud valt reeds onder artikel 7 (gevallen waarin de TSI's niet van toepassing zijn).

20.

HOOFDSTUK V


De voormalige artikelen 21 tot en met 25 zijn geschrapt en vervangen door de nieuwe artikelen 18 tot en met 20.

21.

Artikel 18


Voor vaste installaties is de procedure nagenoeg identiek aan die van Richtlijn 2008/57/EG, behalve voor baansubsystemen voor besturing en seingeving, waarvan het Bureau zal nagaan of ze coherent zijn met de overeenkomstige boordsubsystemen.

22.

Artikel 19


Dit artikel regelt het in de handel brengen van mobiele subsystemen, hetzij door spoorwegondernemingen hetzij door fabrikanten. In de praktijk worden mobiele subsystemen niet afzonderlijk in dienst gesteld. Ze worden in gebruik genomen wanneer ze in een voertuig worden geïnstalleerd en de indienststelling van voertuigen valt onder artikel 21.

23.

Artikel 20


Dit artikel bevat het nieuwe begrip 'vergunning om een voertuig in de handel te brengen', die gedeeltelijk in de plaats komt van de door de nationale veiligheidsinstantie verleende 'vergunning om een voertuig in dienst te stellen' als bedoeld in Richtlijn 2008/57/EG.

De vergunning om een voertuig in de handel te brengen wordt verleend door het Bureau en bevat alle informatie die een spoorwegonderneming nodig heeft om een voertuig in de commerciële exploitatie te brengen. De aanvrager (spoorwegonderneming, fabrikanten enz.) kan het Bureau verzoeken de vergunning om een voertuig in de handel te brengen vergezeld te doen gaan van een verklaring betreffende de technische compatibiliteit van het voertuig met door de aanvrager op basis van commerciële en/of technische overwegingen gedefinieerde lijnen of netwerken. Deze aanvullende verklaring zal het voor de spoorwegonderneming gemakkelijker maken om het voertuig in dienst te nemen.

24.

Artikel 21


Dit artikel verduidelijkt de rol van de spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders bij de controle van de technische compatibiliteit tussen voertuig en traject en de veilige integratie van het voertuig in het systeem waarin het zal worden geëxploiteerd.

25.

Artikel 22


Dit artikel heeft betrekking op de vergunning om types voertuigen in de handel te brengen en is gewijzigd in het licht van de artikelen 18 tot en met 21.

26.

Voormalig artikel 27


Dit artikel is geschrapt omdat een aantal bepalingen ervan zijn verplaatst naar de spoorwegbureauverordening.

27.

HOOFDSTUK VI


Voormalig artikel 28 en de voormalige bijlage VIII worden vervangen en aangevuld door de artikelen 23 tot en met 41 betreffende de conformiteitsbeoordelingsinstanties teneinde de bepalingen van de nieuwe regelgeving inzake de marketing van producten als gedefinieerd in Besluit 768/2008/EG in de richtlijn op te nemen.

28.

Voormalig artikel 31


Dit artikel is achterhaald en derhalve geschrapt.

29.

HOOFDSTUK VII


De artikelen 42 tot en met 45 inzake het EVN zijn geactualiseerd in het licht van de bepalingen van hoofdstuk V.

30.

Voormalig artikel 36


Dit artikel is achterhaald en derhalve geschrapt.

31.

HOOFDSTUK VIII


Artikelen 46 en 47

Deze artikelen betreffen de delegatie van bevoegdheden aan de Commissie op grond van het Verdrag van Lissabon.

32.

Artikel 48


Dit artikel is aangepast in het licht van de nieuwe comitéprocedures.

33.

Voormalig artikel 30


Dit artikel is achterhaald en derhalve geschrapt.

34.

Artikelen 49 en 50


Deze artikelen zijn geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de tekst van de richtlijn.

35.

Artikel 51


Dit artikel bevat de nieuwe bepalingen inzake de overgangsregeling voor de indienststelling van voertuigen. Hierdoor kunnen de beide regelingen (Richtlijn 2008/57/EG en deze richtlijn) gedurende een bepaalde periode parallel worden toegepast.

36.

Artikel 52


Als gevolg van het verdrag van Lissabon zijn een aantal bijlagen bij Richtlijn 2008/57/EG vervangen door uitvoeringsbesluiten die door de Commissie moeten worden vastgesteld. In dit artikel wordt geregeld welke bepalingen moeten worden toegepast tot de datum waarop die uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld.

37.

Artikel 53


Dit artikel voorziet in de concordantietabellen die de lidstaten dienen mee te delen bij de omzetting van deze richtlijn in nationale wetgeving. Die tabellen zijn nodig omdat de hoofdstukken V en VI van deze richtlijn ingrijpend zijn gewijzigd en om alle belanghebbenden in staat te stellen de toepasselijke nationale wetgeving gemakkelijk terug te vinden.

38.

Artikel 54


Nieuw artikel betreffende de status van de adviezen en aanbevelingen van het Bureau.

39.

Artikelen 55 tot en met 57


Deze bijlagen zijn geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de tekst van de richtlijn.

40.

Bijlage I


Er wordt niet langer verwezen naar het trans-Europees spoorwegsysteem, aangezien het toepassingsgebied van de TSI's op het ogenblik waarop deze richtlijn in werking treedt de facto zal zijn uitgebreid.

Het onderscheid tussen TSI's voor het hogesnelheidsspoorwegsysteem en het conventionele spoorwegsysteem is eveneens geschrapt in het licht van de samenvoeging van een aantal TSI's voor HS en CR.

In het licht van het voorgaande is de classificatie van voertuigen vereenvoudigd.

41.

Bijlagen II en III


Geen inhoudelijke wijziging.

42.

Voormalige bijlage IV


Deze bepalingen zijn verplaatst naar een uitvoeringsbesluit, zie artikel 8, lid 2.

43.

Voormalige bijlagen V en VI


Deze bepalingen zijn verplaatst naar de uitvoeringsbesluiten, zie artikel 15, lid 7.

44.

Voormalige bijlage VII


Deze bepalingen zijn verplaatst naar een uitvoeringsbesluit, zie artikel 14, lid 8.

45.

Voormalige bijlage VIII


Deze bijlage is geschrapt omdat de bepalingen ervan zijn opgenomen in de artikelen 27, 28 en 29.

46.

Voormalige bijlage IX


Deze bepalingen zijn verplaatst naar een uitvoeringsbesluit, zie artikel 7, lid 3.

47.

Bijlagen IV en V


Deze bijlagen zijn geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de tekst van de richtlijn.


2008/57/EG (aangepast)