Toelichting bij COM(2012)2 - Bijzondere regelingen voor niet-gevestigde btw-plichtigen die telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten verrichten voor niet-btw-plichtigen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



In artikel 397 van Richtlijn 2006/112/EG[1] van de Raad (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) is bepaald dat "de Raad […] op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen de nodige maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn vast[stelt]".

Op basis daarvan heeft de Raad Verordening (EU) nr. 282/2011[2] aangenomen, die voorziet in bindende regels voor de toepassing van een aantal bepalingen van de btw-richtlijn en - onder meer - rechtszekerheid gaf aan een reeks niet-bindende richtsnoeren waarover het btw-comité sinds 1977 overeenstemming heeft bereikt.

Verordening (EU) nr. 282/2011 omvat voor het merendeel bepalingen die aanknopen bij Richtlijn 2008/8/EG[3]. Artikel 5 van die richtlijn behelst wetswijzigingen in verband met de bijzondere regelingen voor telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten die aan niet-belastingplichtigen worden verleend door dienstverrichters die niet zijn gevestigd in de lidstaat van belastingheffing. Verordening (EU) nr. 282/2011 bevat momenteel geen uitvoeringsmaatregelen voor de bepalingen die vanaf 2015 in werking treden. Zij moet derhalve worden aangepast teneinde bindende regels vast te stellen voor de toepassing van de desbetreffende bepalingen van de btw-richtlijn.

Deze maatregelen moeten zo snel mogelijk door de Raad worden vastgesteld, in ieder geval uiterlijk medio 2012, zodat de Commissie en de lidstaten overeenstemming kunnen bereiken over de functionele en technische specificaties van de IT-systemen die voor de tenuitvoerlegging van deze bijzondere regelingen moeten worden opgezet.

De voorgestelde maatregelen zien uitsluitend op de aspecten (begripsomschrijvingen, reikwijdte van de regelingen, rapportageverplichtingen, identificatie, uitsluiting, btw-aangiften, munteenheid, betalingen, administratie) waarover gemeenschappelijke overeenstemming moet bestaan voordat de IT-systemen kunnen worden ontworpen. Andere maatregelen, met name met betrekking tot de vaststelling van de plaats waar de afnemer zich bevindt, zullen in een later stadium door de Commissie worden voorgesteld.

Alleen afdeling 2 van hoofdstuk XI van Verordening (EU) nr. 282/2011 moet worden gewijzigd.

Algemene context



Om rekening te houden met wijzigingen in de voorschriften betreffende de plaats van een dienst, zal er op 1 januari 2015 een reeks ingrijpende wijzigingen van de btw-richtlijn in werking treden in verband met de bijzondere regelingen voor niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten verlenen aan niet-belastingplichtigen (het zogenaamde mini-éénloketsysteem). Bij dit mini-éénloketsysteem maakt de dienstverrichter gebruik van een webportaal in de lidstaat waar hij geïdentificeerd is, om de btw aan te geven die verschuldigd is in andere lidstaten voor diensten die hij daar aan particuliere klanten verleent. Voor niet-EU-bedrijven die elektronische diensten verlenen, is de regeling al operationeel.

Als gevolg van de wijzigingen zal deze regeling voor niet-EU-bedrijven, die momenteel alleen geldt voor elektronische diensten, worden uitgebreid tot telecommunicatie- en omroepdiensten. Tegelijkertijd zal een tweede bijzondere regeling worden ingevoerd voor EU-bedrijven, die voor hetzelfde soort diensten zal gelden.

Met deze wetswijzigingen zal het toepassingsgebied van het huidige mini-éénloketsysteem aanzienlijk worden uitgebreid en zullen bijgevolg heel wat meer belastingplichtigen de mogelijkheid krijgen om gebruik te maken van een van de bijzondere regelingen. Dit zal zowel voor de belastingdiensten als voor de bedrijven een uitdaging vormen, aangezien er administratieve praktijken en IT-systemen zullen moeten worden ontwikkeld die voldoen aan de toekomstige wettelijke vereisten.

Om rechtszekerheid te garanderen, moeten er duidelijke en bindende voorschriften worden vastgesteld voor de toepassing van de bepalingen van de zesde btw-richtlijn betreffende de bijzondere regelingen die vanaf 1 januari 2015 in werking treden voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten verlenen aan niet-belastingplichtigen. De huidige bepalingen van Verordening (EU) nr. 282/2011 betreffende het mini-éénloketsysteem zullen na 31 december 2014 achterhaald zijn. Afdeling 2 van hoofdstuk XI van Verordening (EU) nr. 282/2011 moet derhalve worden vervangen door één nieuwe reeks van uitvoeringsmaatregelen die geldt voor beide bijzondere regelingen, zowel voor EU- als voor niet-EU-bedrijven, die vanaf 1 januari 2015 moeten worden toegepast.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Om na te gaan op welke gebieden uitvoeringsmaatregelen nodig zijn om een gemeenschappelijke toepassing van de bepalingen van de btw-richtlijn te garanderen, is tijdens een Fiscalis-seminar en een vergadering van Working Party n° 1 uitvoerig overleg gepleegd met de lidstaten. Ook met het bedrijfsleven is van gedachten gewisseld in de Business Expert Group on VAT.

Bijeenbrengen en benutten van externe deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling



De maatregelen in kwestie zijn louter technisch van aard en geven slechts nadere invulling aan de toepassing van door de Raad goedgekeurde bepalingen. Er is derhalve geen behoefte aan een effectbeoordeling.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Subsidiariteitsbeginsel



Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen. De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Ook al zijn de lidstaten bevoegd voor de omzetting van EU-wetgeving, toch is het absoluut zaak dat de vastgestelde bepalingen en doorgevoerde wijzigingen op gecoördineerde wijze in intern recht worden omgezet, teneinde te vermijden dat uiteenlopende uitvoeringsvoorschriften in de lidstaten een obstakel zouden vormen voor een goed functionerend mini-éénloketsysteem. Om bovengenoemde redenen kan alleen een optreden van de EU garanderen dat burgers en bedrijven in de Europese Unie gelijk worden behandeld. Het voorstel is bijgevolg in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel



De wijziging van Verordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad is nodig om de tekst aan te passen aan de desbetreffende bepalingen van de btw-richtlijn in de versie vanaf 1 januari 2015. De nieuwe bepalingen hebben betrekking op Richtlijn 2008/8/EG tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de plaats van een dienst. Deze maatregelen zijn noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van de btw-richtlijn.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.