Toelichting bij COM(2011)560 - Wijziging Schengencode voor tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Schengengovernance – versterking van de ruimte zonder toezicht aan de binnengrenzen

Voor een beschrijving van de achtergrond van en de redenen voor de in dit voorstel opgenomen wijzingen alsmede een uitvoerige uitleg over de beoogde werking in de praktijk zij verwezen naar de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld " Schengen governance – versterking van de ruimte zonder toezicht aan de binnengrenzen ", die tegelijk met dit voorstel wordt goedgekeurd.

Wijziging van de regelgeving

Om te voorzien in het rechtskader dat nodig is om gehoor te geven aan het verzoek van de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 om een mechanisme voor werkelijk kritieke situaties, dient de bij Verordening (EG) nr. 562/2006 ingestelde Schengengrenscode, die enerzijds de regels inzake het grenstoezicht aan de buitengrenzen bevat en anderzijds voorziet in de opheffing van het grenstoezicht aan de binnengrenzen en in de mogelijkheid om dit toezicht in een beperkt aantal gevallen opnieuw in te voeren, te worden gewijzigd.

Aangezien het vrij verkeer van personen binnen de ruimte zonder binnengrenzen een van de belangrijkste verwezenlijkingen is van de Unie, die ten goede komt aan allen die in deze ruimte wonen, zou een besluit moeten worden genomen op het niveau van de Unie, indien aan dit vrije verkeer afbreuk zou kunnen worden gedaan door een unilateraal en wellicht ondoorzichtig nationaal besluit.

Daarom dient, als algemene regel, de herinvoering van het toezicht aan de binnengrenzen te worden gebaseerd op een besluit dat door de Commissie als uitvoeringshandeling wordt voorgesteld en vastgesteld, nadat de lidstaten hun standpunten naar voren hebben gebracht in de onderzoeksprocedure van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[1]. In het besluit moet worden bepaald waar bij wijze van uitzondering grenstoezicht aan de binnengrenzen tijdelijk opnieuw mag worden ingevoerd voor verlengbare perioden van 30 dagen en met een maximum van zes maanden. Deze periode kan uitsluitend worden verlengd ingeval de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen voortvloeit uit een negatieve bevinding in het kader van het Schengenevaluatiemechanisme in verband met het aanhoudend verzuim van een lidstaat om zijn deel van de buitengrens afdoende te beschermen.

Het blijft de lidstaten echter vrijstaan om bij onvoorzienbare gebeurtenissen unilateraal over te gaan tot herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen, indien onmiddellijk optreden is geboden. Een dergelijk besluit wordt onmiddellijk van kracht en moet ter kennis worden gebracht van de Commissie, het Europees Parlement en de overige lidstaten. De herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen is in zulke omstandigheden echter beperkt tot vijf dagen. In dergelijke gevallen kan de Commissie alle lidstaten raadplegen om de gepastheid van de maatregel te beoordelen. Het besluit van de lidstaat wordt door een dergelijke raadpleging niet opgeschort. De herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen kan zo nodig worden verlengd, maar moet in dat geval worden gebaseerd op een besluit van de Commissie dat overeenkomstig de urgentieprocedure van artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 wordt als een uitvoeringshandeling vastgesteld.

Bij een goed gecoördineerde respons van de EU kan rekening worden gehouden met alle Europese belangen, zowel voor situaties waarin een lidstaat te maken heeft met een bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid die vooral lokaal en van korte duur is, als voor situaties met grootschaliger en langduriger gevolgen. In beide gevallen is een gecoördineerde Europese respons gerechtvaardigd, omdat elk besluit tot herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen – zelfs voor een korte periode en een beperkt gebied – onherroepelijk persoonlijke en economische gevolgen heeft die ook merkbaar zijn buiten de lidstaat die het toezicht herinvoert. Een gecoördineerde Europese aanpak is nog belangrijker wanneer een deel van de buitengrens van de EU onverwacht onder zware druk komt te staan of wanneer een lidstaat gedurig verzuimt afdoende toezicht te houden op zijn deel van de buitengrens en de omstandigheden op nationaal of EU-niveau een ernstige bedreiging vormen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid. Een besluit tot herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen heeft directe gevolgen voor alle reizigers en de gemeenschappelijke belangen van alle lidstaten.

De herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen dient alleen als laatste redmiddel te worden ingezet, en alleen totdat andere maatregelen zijn genomen om de situatie aan de buitengrens te stabiliseren en ervoor te zorgen dat de gemeenschappelijke regels beter worden nageleefd. Dit kunnen maatregelen op Europees niveau zijn, in een geest van solidariteit, en/of op nationaal niveau.

1.

Resultaten van de raadpleging van de belanghebbende partijen en effectbeoordeling



In haar mededeling over migratie[2] suggereerde de Commissie dat er een mechanisme zou kunnen worden ingesteld dat het mogelijk maakt op Europees niveau een besluit te nemen om te bepalen welke lidstaten bij wijze van uitzondering opnieuw grenstoezicht aan de interne grenzen kunnen uitvoeren en hoe lang. De mededeling bevatte ideeën over de mogelijkheid om een mechanisme in te stellen waarmee op uitzonderlijke omstandigheden kan worden gereageerd. Het ging onder meer om een op EU-niveau gecoördineerde tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen, als laatste redmiddel.

Deze ideeën vielen in goede aarde bij de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 12 mei 2011 en bij de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011, die pleitte voor de invoering van een mechanisme 'om te kunnen reageren op buitengewone omstandigheden die een bedreiging vormen voor de Schengensamenwerking in haar algemeenheid, zonder dat het beginsel van vrij personenverkeer in gevaar wordt gebracht.'

2.

Juridische elementen van het voorstel



Artikel 77, leden 1 en 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de rechtsgrondslag van het onderhavig voorstel.

Dit voorstel strekt tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode), die was gebaseerd op de overeenkomstige bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, namelijk artikel 62, punt 1, (binnengrenzen) en punt 2, onder a), (buitengrenzen).

3.

Gevolgen voor de begroting



De voorgestelde wijziging heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.