Toelichting bij COM(2011)288 - Toewijzing aan het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van taken inzake intellectuele eigendomsrechten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2011)288 - Toewijzing aan het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van taken inzake ... |
---|---|
bron | COM(2011)288 |
datum | 24-05-2011 |
Creativiteit, kennis en innovatie zijn de aanjagers van onze toekomstige groei. Daarom is in de Europa 2020-strategie[1] slimme groei vastgesteld als een van de drie prioriteiten van de toekomstige beleidsvorming van de Commissie. Eveneens wordt daarin benadrukt dat de EU-onderzoeksprestaties een stimulans nodig hebben, dat innovatie en kennisoverdracht moeten worden bevorderd en dat ervoor gezorgd dient te worden dat innovatieve ideeën kunnen worden omgezet in nieuwe producten en diensten die tot groei en hoogwaardige banen leiden.
De Commissie zet zich in voor het steunen van deze doelen door een hoogwaardige intellectuele-eigendomscultuur (IE)[2] tot stand te brengen. Een bedreiging voor een geslaagd IE-beleid en daardoor voor groei en concurrentievermogen is de toename in de afgelopen jaren van het aantal inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten. Zo schatte de OESO in 2009 de waarde van de internationale handel in nagemaakte of door piraterij verkregen goederen in 2007 op 250 miljard VS-dollar (USD), hetgeen meer is dan het BBP van 150 economieën[3]. Ook uit door de EU-douaneautoriteiten gepubliceerde cijfers blijkt een duidelijke toename van activiteiten in de douanesector, met een stijging van het aantal geregistreerde gevallen van 26 704 in 2005 tot 43 572 in 2009, dat wil zeggen een stijging in vijf jaar met ongeveer 60%[4]. Ten aanzien van piraterij (of online-inbreuken op auteursrechten) is de economische invloed in dit stadium minder duidelijk vanwege de zeer recente aard van dit verschijnsel. Het meest recente bedrijvenonderzoek is in 2010 uitgevoerd door de in Parijs gevestigde TERA Consultants in opdracht van de International Chamber of Commerce’s Business Action to Stop Counterfeiting and Piracy (BASCAP). Uit dat onderzoek komt naar voren dat er in de EU in 2008 10 miljard EUR en meer dan 185 000 banen verloren gingen door piraterij in de muziek-, film- en tv-wereld en in de software-industrie[5].
In verscheidene door het bedrijfsleven en internationale organisaties gepubliceerde onderzoeken wordt de gestage groei van handel in nagemaakte of door piraterij verkregen goederen bevestigd en wordt de conclusie getrokken dat dit:
- de investeringen in innovatie in significante mate beperkt en tot vermindering van de werkgelegenheid leidt[6];
- de gezondheid en veiligheid van Europese consumenten bedreigt[7];
- ernstige problemen voor Europese mkb-ondernemingen oplevert[8];
- tot verminderde belastinginkomsten leidt vanwege een daling van bij de fiscus aangegeven verkoopcijfers[9];
- aantrekkelijk is voor de georganiseerde misdaad[10].
Een van de belangrijkste door de Raad[11] en de Commissie in 2009[12] gelanceerde initiatieven om deze bedreiging het hoofd te bieden, was de oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor namaak en piraterij ("het Waarnemingscentrum") ter verbetering van het inzicht in inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten (IER).
Conform het verzoek van de Raad in 2008 is het Waarnemingscentrum in zijn huidige vorm een expertisecentrum zonder rechtspersoonlijkheid dat door de Commissiediensten wordt beheerd. Zijn rol is tweevoudig: (i) gaan functioneren als het centraal punt voor het verzamelen, monitoren en rapporteren van informatie en gegevens over alle IER-inbreuken en (ii) worden gebruikt als platform voor samenwerking tussen vertegenwoordigers van nationale overheden en belanghebbende partijen om ideeën en expertise uit te wisselen over beste praktijken, gezamenlijke handhavingstrategieën te ontwikkelen en aanbevelingen voor beleidsmakers op te stellen. Het beheer van het Waarnemingscentrum omvat een reeks taken en activiteiten die onder de verantwoordelijkheid van de Commissiediensten worden uitgevoerd.
Het Waarnemingscentrum wordt momenteel geleid door drie ambtenaren van de Commissie (twee administrateurs en een assistent), die daarnaast al het beleidswerk met betrekking tot het Waarnemingscentrum uitvoeren.
In de meest recente resolutie van de Raad inzake het Waarnemingscentrum werden verdere verantwoordelijkheden daaraan toegevoegd, door de uitnodiging aan het Waarnemingscentrum om de behoefte aan implementatie van opleidingsingsprogramma's op EU-niveau voor betrokkenen bij de bestrijding van namaak en piraterij te beoordelen[13]. In een resolutie van het Europees Parlement van september 2010 is het Waarnemingscentrum bovendien verzocht wetenschappelijke onderzoeksgegevens aangaande namaak en IER-regelgeving te verzamelen[14]. Ten slotte is er in een onlangs in opdracht van het directoraat-generaal Handel van de Commissie gepubliceerd onderzoek aanbevolen dat het Waarnemingscentrum het centraal contactpunt met de Commissie wordt voor derde partijen en een internationaal contactpunt voor de totstandkoming en verspreiding van beste praktijken[15].
Terwijl de huidige situatie van het Waarnemingscentrum geschikt was voor de startfase van het project, waarin het institutionele kader via raadplegingen en vergaderingen werd ontwikkeld, is er geen ruimte voor uitbreiding van de opdracht van het Waarnemingscentrum en de ontwikkeling van zijn operationele werkzaamheden die allebei een duurzame infrastructuur vereisen wat betreft personele middelen, financiering en IT-benodigdheden, evenals toegang tot de noodzakelijke expertise.
- Consistentie met andere beleidsdomeinen en doelen van de EU
De doelstellingen van het voorstel zijn in overeenstemming met bestaand EU-beleid en -strategieën, zoals Europa 2020[16]. Deze doelstellingen passen ook binnen de hoofdprioriteiten en voorstellen van de Commissie met betrekking tot haar IER-strategie voor Europa[17].
Inhoudsopgave
Raadpleging van betrokken partijen
Vanaf het begin is de structuur en financiering van het Waarnemingscentrum regelmatig besproken, zowel op de vier tot dusver gehouden bijeenkomsten van het Waarnemingscentrum[18] als in specialistische subgroepvergaderingen waarin sinds september 2009 vertegenwoordigers van een aantal particuliere organisaties binnen het Waarnemingscentrum worden samengebracht.
Leden van het Europees Parlement worden op de hoogte gehouden van het werk van en de ontwikkelingen bij het Waarnemingscentrum. In 2010 is bij twee afzonderlijke gelegenheden door het overlegforum van het Europees Parlement over namaak, smokkel en georganiseerde misdaad openlijk de toekomst van het Waarnemingscentrum besproken en in het bijzonder een mogelijke overgang van het Waarnemingscentrum naar het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM).
Eveneens op politiek niveau nam de Raad, in reactie op de twee mededelingen van de Commissie inzake het Waarnemingscentrum[19] twee resoluties[20] aan waarin de oprichting van het Waarnemingscentrum positief is ontvangen en aan de Commissie is gevraagd om de rol en taken ervan toe te lichten. Voorts heeft het Europees Parlement op 22 september 2010 een verslag goedgekeurd over de mededeling van de Commissie van 2009 waarin zij zich voorstander toont van een grotere betrokkenheid van het BHIM bij handhavingskwesties[21].
De gedachte van het toewijzen van enkele handhavingsactiviteiten aan het BHIM is positief ontvangen door gebruikers van het Europese handelsmerkenstelsel, die in het kader van een uitvoerige evaluatie van het handelsmerkenstelsel in Europa waren geraadpleegd[22]. Tijdens een nadere bespreking in Brussel op 2 en 3 december 2010[23] in een specifieke workshop van de pan-Europese topconferentie 2010 inzake intellectuele-eigendomsrechten bleek er brede instemming voor deze gedachte te bestaan. Het voorstel is eveneens positief ontvangen door de bestuursorganen van het BHIM, de raad van bestuur en de begrotingscommissie[24] tijdens de vergaderingen in november 2010.
Gezien deze specifieke, gerichte en doorlopende raadplegingsprocedure werd de organisatie van een aanvullende standaardraadpleging niet nodig geacht.
Effectbeoordeling
Bij de effectbeoordeling werd gekeken naar drie verschillende opties, die elk in een aantal subopties zijn onderverdeeld.
Bij optie 1 zouden de Commissiediensten het Waarnemingscentrum blijven beheren, maar zij zouden daartoe de beschikking krijgen over aanzienlijk meer middelen. Bij suboptie 1a zou het werk geheel of in zeer grote mate intern worden verricht, terwijl bij optie 1b het werk grotendeels zou worden uitbesteed. De tweede onderzochte optie bestond erin de taken van het Waarnemingscentrum te laten uitvoeren door een door de particuliere sector geleid initiatief dat, hetzij geheel door de particuliere sector zou worden bekostigd (suboptie 2a), hetzij door een Commissiesubsidie (suboptie 2b) of door een publiek-privaat partnerschap (PPP, suboptie 2c). De derde geanalyseerde optie van de effectbeoordeling bestond erin de taken van het Waarnemingscentrum te laten uitvoeren door een nieuw op te richten EU-agentschap (suboptie 3a) of door een reeds bestaand agentschap, in het bijzonder het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) in Alicante.
Optie 1a (meer personeel bij DG MARKT) werd als niet uitvoerbaar gezien vanwege het huidige nulgroeibeleid van de Commissie[25]. Ook optie 2a werd niet als realistisch beschouwd, aangezien er geen indicaties zijn dat de particuliere sector bereid is een dergelijke verplichting op zich te nemen. Optie 1b (uitbesteding op commerciële basis) en 2b (uitvoering van taken door middel van een door het bedrijfsleven geleid initiatief) werden beoordeeld als uitvoerbare, maar ongeschikte oplossingen, aangezien daarbij waarschijnlijk geen sprake zou zijn van toegang tot informatie die door de autoriteiten van de lidstaten en particuliere belanghebbenden als gevoelig wordt beschouwd, en aangezien in het geval van optie 2b het risico van ongelijke posities (of zelfs uitsluiting) voor verschillende belanghebbenden aanzienlijke problemen zou veroorzaken bij het realiseren van de algemene doelstellingen van het Waarnemingscentrum. Deze nadelen zouden deels vermeden kunnen worden bij optie 2c (PPP), hetgeen echter voor de EU-begroting jaarlijkse kosten van tussen de 2,41 miljoen EUR en 2,98 miljoen EUR in de eerste twee jaar zouden meebrengen en tussen de 2,61 miljoen EUR en 3,07 miljoen EUR vanaf het derde jaar, afhankelijk van de aard van de te ontwikkelen IT-systemen.
Optie 3a (een nieuw EU-agentschap) zou volgens de effectbeoordeling een geschikte oplossing bieden om het Waarnemingscentrum operationeel te maken. Deze optie zou echter substantiële kosten voor de EU-begroting meebrengen: tussen de 4,33 miljoen EUR en 5,33 miljoen EUR in de eerste twee jaar en tussen de 5,5 miljoen EUR en 6,28 miljoen EUR vanaf het derde jaar, en bovendien een aanzienlijke vertraging met zich brengen bij het operationeel maken van het agentschap.
Optie 3b (het toewijzen van de taken aan een bestaand EU-agentschap, bij voorkeur het BHIM) zou het Waarnemingscentrum toegang verschaffen tot expertise, middelen en financiering en een snelle operationalisering mogelijk maken. In begrotingstermen zou het een kostenefficiënte oplossing vormen (met totale kosten tussen de 3,3 miljoen EUR en 4,3 miljoen EUR in de eerste twee jaar en tussen de 4,74 miljoen EUR en 5,52 miljoen EUR vanaf het derde jaar) en de mogelijkheid bieden tot kostendekking door financiële bronnen buiten de EU-begroting.
In de effectbeoordeling is daarom geconcludeerd dat overdracht van het Waarnemingscentrum aan het BHIM de voorkeursoptie is, aangezien het laatstgenoemde over deugdelijke financiering en structuren beschikt en in staat is om, zodra de basisverordening is aangepast, in overeenstemming met de doelstellingen van het Waarnemingscentrum te presteren.
Samenvatting van de voorgestelde maatregel
Voorgesteld wordt het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt te belasten met de taken en activiteiten die verband houden met het beheer van het Europees Waarnemingscentrum voor namaak en piraterij, met inbegrip van taken en activiteiten met betrekking tot auteursrechten en naburige rechten en octrooien.
Deze taken dienen in de toekomst het volgende in te houden:
- het leveren van onafhankelijke gegevens en beoordelingen over de reikwijdte en omvang van namaak en piraterij binnen de interne markt;
- het uitwisselen en stimuleren van beste praktijken met betrekking tot de overheden;
- het verspreiden van de beste strategieën voor de particuliere sector;
- het bewust maken van de bevolking;
- het in samenwerking met andere internationale en Europese instellingen en agentschappen evalueren van de behoefte aan en ontwikkeling van Europese opleidingsprogramma's voor overheden die betrokken zijn bij de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten;
- het verrichten van onderzoek naar technische instrumenten ter bestrijding van namaak en piraterij; en
- het bevorderen van internationale samenwerking en het bieden van technische ondersteuning aan overheden in derde landen.
De activiteiten in het kader van de tenuitvoerlegging van deze taken dienen het volgende te omvatten:
- het organiseren van vergaderingen van de vertegenwoordigers die als het Waarnemingscentrum bijeenkomen en van zijn subgroepen;
- het organiseren van vergaderingen van andere deskundigen;
- het in kaart brengen en organiseren van seminars en opleidingen over IER-inbreuken en methoden ter bestrijding van dergelijke inbreuken;
- het uitvoeren van studies naar de reikwijdte en gevolgen van namaak en piraterij en het opstellen van jaarverslagen over ontwikkelingen en trends, en van sectorale verslagen waarin de situatie van de verschillende bedrijfstakken en productiesectoren wordt geanalyseerd;
- het verrichten van onderzoek naar technische instrumenten ter bestrijding van namaak en piraterij;
- het ontwikkelen van databanken voor de opslag en analyse van gegevens over de reikwijdte en de gevolgen van IER-inbreuken, nationale jurisprudentie inzake dergelijke inbreuken en bestaande opleidingsmaatregelen, en systemen ter verbetering van de toegang van de overheden en particuliere belanghebbenden tot informatie en om snelle uitwisseling van informatie tussen hen mogelijk te maken.
Rechtsgrondslag
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vormt de specifieke grondslag voor de totstandbrenging en de werking van de interne markt. De taken waarmee het BHIM op grond van deze verordening is belast, hebben eveneens betrekking op de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten volgens het nationale recht van de lidstaten, en kunnen worden gezien als ondersteuning van de wetgeving van de Unie op dit gebied. Artikel 118, eerste alinea, van het VWEU geeft het recht om maatregelen vast te stellen voor de invoering van Europese titels om een eenvormige bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten in de hele Unie te bewerkstellingen, en voor de instelling van op het niveau van de Unie gecentraliseerde machtigings-, coördinatie- en controleregelingen. Daarom vormen de artikelen 114 en 118, eerste alinea, samen de geschikte rechtsgrondslag voor dit voorstel.
- Subsidiariteitsprincipe
Veel van de activiteiten waarmee het Europees Waarnemingscentrum voor namaak en piraterij is belast, zijn van grensoverschrijdende aard en betreffen alle 27 lidstaten; zij kunnen daarom niet effectief door afzonderlijke lidstaten worden uitgevoerd. Voor zover er sprake is van een behoefte aan bilaterale samenwerking tussen twee lidstaten, is in afzonderlijke gevallen theoretisch op dit niveau verbetering van de procedures mogelijk. Echter, gezien het feit dat de benodigde instrumenten en methoden in een dergelijk verband voor alle lidstaten dezelfde zouden zijn, lijkt het efficiënter ze op EU-niveau te ontwikkelen. Dit zorgt ervoor dat de oplossingen niet op de eisen van afzonderlijke lidstaten worden toegesneden, maar dat alle lidstaten er baat bij hebben. Voorts dient de coördinatie, voor zover het betrekkingen met derde landen betreft, binnen de Commissiediensten en met andere EU- en internationale agentschappen op EU-niveau plaats te vinden.
Ten slotte maakt, zoals blijkt uit de effectbeoordeling, het toewijzen van deze taken aan een bestaand EU-agentschap, en in het bijzonder aan het BHIM, synergieën met reeds lopende activiteiten mogelijk. Zo kan ook profijt worden getrokken van de reeds binnen het BHIM bestaande expertise op het punt van merken en modelrechten, en van de werkbetrekkingen die het BHIM met nationale IE-diensten onderhoudt. Deze werkbetrekkingen stellen het BHIM in staat de benodigde deskundigen bijeen te brengen om zijn nieuwe taken met succes uit te voeren.
Het voorstel brengt geen kosten voor de EU-begroting mee. In plaats daarvan zou het voorstel besparingen van ongeveer 40 000 EUR opleveren als bepaalde kosten die momenteel ten laste van de EU-begroting komen, in de toekomst ten laste komen van de BHIM-begroting.
5. TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN
Artikel 1
Dit artikel omvat een beschrijving van het onderwerp van het voorstel, namelijk de uitbreiding van de bevoegdheden van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) door dit te belasten met het doen functioneren van het Europees Waarnemingscentrum voor namaak en piraterij als een expertisecentrum voor specifieke taken en activiteiten.
Artikel 2
In dit artikel worden de taken en activiteiten beschreven die het Bureau dient uit te voeren met betrekking tot het Waarnemingscentrum en die in zes hoofdcategorieën kunnen worden ondergebracht:
- het verbeteren van het inzicht in de reikwijdte en de gevolgen van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten en de waarde van intellectuele eigendom, evenals het bevorderen van de kennis over beste praktijken in de publieke en de particuliere sector ter bestrijding van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten;
- het bewustmaken van de bevolking van de gevolgen van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten;
- het vergroten van de expertise van personen die betrokken zijn bij de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten;
- het vergroten van de kennis van technische instrumenten ter voorkoming en bestrijding van namaak en piraterij met inbegrip van tracking- en -tracingsystemen;
- het verbeteren van online-uitwisseling van informatie over de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten tussen de overheden van de lidstaten die hierbij betrokken zijn, en het bevorderen van samenwerking met en tussen de centrale diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten, waaronder het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom;
- het bevorderen van internationale samenwerking.
Artikel 3
In dit artikel wordt verduidelijkt dat het Bureau de activiteiten ter vervulling van de in artikel 2 omschreven taken zal uitvoeren door gebruik te maken van zijn eigen begrotingsmiddelen.
Artikel 4
In dit artikel worden het deelnemen aan en het organiseren van de bijeenkomsten van het Waarnemingscentrum behandeld. Het voorziet erin dat het Bureau deskundigen bijeenbrengt van overheidsdiensten, -organen en -organisaties die belast zijn met de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, van de particuliere sector, het Europees Parlement en de Commissie. De vertegenwoordigers van de particuliere sector dienen zich bezig te houden met de economische sectoren die het meest door namaak worden getroffen. Onder hen dienen zich daarom vertegenwoordigers te bevinden van verschillende bedrijfstakken. Rechthebbenden, vertegenwoordigers van aanbieders van internetdiensten en telecommunicatiemaatschappijen dienen te zijn vertegenwoordigd.. Vertegenwoordigers van de consumentenzijde moeten ook worden uitgenodigd. Dit artikel voorziet verder in de mogelijkheid om werkgroepvergaderingen van het Waarnemingscentrum te organiseren.
Artikel 5
Overeenkomstig de conclusies van de Raad van 1 maart 2010 voorziet dit artikel in een verplichting van de vertegenwoordigers van de lidstaten en de particuliere sector om met inachtneming van de geldende regelgeving inzake gegevensbescherming statistische informatie en jurisprudentie over het werk van het Waarnemingscentrum te delen met het Bureau en om het Bureau in kennis te stellen van hun eigen beleid op dit gebied.
Artikel 6
Dit artikel betreft de verplichting van het Bureau om te handelen naar de interne administratieve instructies van het Waarnemingscentrum en de publicaties van nota's die nodig zijn om ervoor te zorgen dat alle taken die bij deze verordening aan het Bureau zijn toegewezen, worden uitgevoerd.
Artikel 7
Dit artikel bepaalt dat het jaarverslag van het Bureau een verslag over de activiteiten van het Bureau krachtens deze verordening bevat. Het bepaalt de belangrijkste informatie die in het verslag dient te worden opgenomen, met name een evaluatie van de belangrijkste activiteiten die in het jaar zijn uitgevoerd, de behaalde resultaten, een algemene beoordeling van het werk van het Bureau krachtens de verordening, informatie aangaande de geplande toekomstige werkzaamheden van het Waarnemingscentrum en aanbevelingen inzake toekomstig beleid op het gebied van de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten.
Artikel 8
In dit artikel worden de regels vastgelegd voor de door de Commissie uit te voeren evaluatie van de verordening met betrekking tot de prestaties van het Bureau bij de tenuitvoerlegging van de verordening in de praktijk, met name bij het vervullen van de in artikel 2 omschreven taken, en met betrekking tot de invloed van deze werkzaamheden op de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten in de EU. De Commissie moet als onderdeel van de evaluatieprocedure het Waarnemingscentrum raadplegen en het definitieve evaluatieverslag aan het Europees Parlement en aan de Raad zenden. Vervolgens dient de Commissie over het evaluatieverslag een uitgebreide raadpleging onder belanghebbenden te houden, die zo nodig wordt gevolgd door voorstellen ter aanpassing van de verordening.
Artikel 9
Dit artikel behandelt de inwerkingtreding en de gevolgen van de voorgestelde verordening.