Toelichting bij COM(2011)251 - Globaliseringsfonds aanvraag EGF/2010/025 DK/Odense Steel Shipyard, Denemarken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Krachtens punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[1] mag uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) door middel van een flexibiliteitsmechanisme een jaarlijks maximumbedrag van 500 miljoen euro boven het maximum van de betrokken rubrieken van het financieel kader beschikbaar worden gesteld.

De regels die van toepassing zijn op de bijdragen uit het EFG zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering[2].

Op 6 oktober 2010 heeft Denemarken aanvraag EGF/2010/025 DK/Odense Steel Shipyard voor een financiële bijdrage uit het EFG ingediend ingevolge gedwongen ontslagen bij Odense Steel Shipyard in Denemarken.

Na de aanvraag grondig te hebben onderzocht, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage op grond van deze verordening wordt voldaan.

1.

Samenvatting van de aanvraag en analyse



Belangrijkste gegevens:|

EGF-referentienummer| EGF/2010/025

Lidstaat| Denemarken

Artikel onder a)

Primaire onderneming| Odense Steel Shipyard

Leveranciers en downstreamproducenten| 0

Referentieperiode| 13.4.2010 – 31.7.2010

Startdatum voor de individuele dienstverlening| 1.10.2010

Datum van de aanvraag| 6.10.2010

Ontslagen tijdens de referentieperiode| 710

Ontslagen voor en na de referentieperiode| 646

Totaal aantal voor steun in aanmerking komende ontslagen| 1 356

Ontslagen werknemers voor wie steun wordt aangevraagd| 950

Uitgaven voor individuele dienstverlening in euro's| 20 874 362

Uitgaven voor de implementatie van het EFG[3] in euro's| 943 948

% van de uitgaven voor de implementatie van het EFG| 4,3

Totaal budget in euro's| 21 818 310

EFG-bijdrage in euro's (65%)| 14 181 901

1. De aanvraag werd op 6 oktober 2010 bij de Commissie ingediend; aan de aanvraag werd aanvullende informatie tot en met 8 maart 2011 toegevoegd.

2. De aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor steunverlening uit het EFG van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1927/2006, en werd ingediend binnen de in artikel 5 van die verordening genoemde termijn van tien weken.

Verband tussen de ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ingevolge de globalisering of de financiële en economische wereldcrisis



3. Als bewijs van het verband tussen de ontslagen en de financiële en economische wereldcrisis heeft Denemarken aangevoerd dat de scheepswerven in Europa de afgelopen decennia een aanzienlijk marktaandeel hebben verloren aan Azië. De wereldwijde financiële en economische crisis heeft vervolgens de internationale scheepsbouwmarkt nog verder getroffen, zodat volgens de Europese vereniging van scheepswerven (CESA - Community of European Shipyards Association) de mondiale orderportefeuille tussen 2008 en 2009 is gedaald van 194,2 miljoen GBT[4] tot 156,2 miljoen GBT; gedurende dezelfde periode is het aantal nieuwe orders van 43,0 miljoen GBT tot 16,5 miljoen GBT afgenomen.

4. In haar jaarverslag over 2009-2010 deelt de CESA mee dat deze daling van de mondiale orderportefeuille ertoe had geleid dat de hoeveelheid werk die de scheepswerven verrichtten, snel was afgenomen. Sinds de vraag in de segmenten van de standaardvrachtschepen is ingestort, is het marktaandeel van de Europese werven in de segmenten van de tankers, container- en bulkschepen nog verder geslonken, aangezien om en nabij 1,5 miljoen GBT, ongeveer 17% van de lopende orderportefeuille van de leden van de CESA, vanaf de tweede helft van 2008 werd geannuleerd. Volgens de CESA heeft de grote waarde en complexiteit van de in 2009 afgebouwde schepen bijgedragen tot een afzwakking van het effect op de omzet; deze lag 5% lager in vergelijking met een daling van de tonnage met 20%. Als gevolg van de lange productietijden zou het volledige effect van de heersende omstandigheden op de Europese werven pas later merkbaar worden. Sinds 2008 was het aantal nieuw geplaatste orders bij de bij de CESA aangesloten scheepswerven drastisch teruggelopen. Eind 2009 was reeds gemiddeld 20% van de arbeidsplaatsen op de scheepswerven getroffen. Wanneer er vóór de zomer van 2010 geen nieuwe contracten zouden worden gesloten, zou volgens de inschatting van de CESA een werkgelegenheidscrisis waarbij de helft van de banen op de tocht kwamen te staan, onvermijdelijk zijn. Een groot aantal Europese scheepswerven nam steeds vaker zijn toevlucht tot werktijdverkorting en kondigde ontslagen aan of ging daartoe over. Sommige werven hadden al faillissement aangevraagd en daarmee een kettingreactie bij hun toeleveranciers teweeggebracht.

5. Dit is het derde EFG-geval in de scheepsbouwsector, en de argumenten die in de beide voorafgaande gevallen (EGF/2010/001 DK/Nordjylland[5] en EGF/2010/006 PL/H. Cegielski-Poznan[6]) zijn aangevoerd, hebben nog niet aan betekenis ingeboet.

Bewijsstukken voor het aantal ontslagen en voldoening aan de criteria van artikel 2, onder a)



6. De aanvraag werd door Denemarken ingediend in het kader van het criterium voor steunverlening van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1927/2006, op grond waarvan ten minste 500 gedwongen ontslagen moeten plaatsvinden binnen een periode van 4 maanden in een onderneming in een lidstaat, met inbegrip van de ontslagen bij leveranciers en downstreamproducenten.

7. In de aanvraag wordt melding gemaakt van 710 gedwongen ontslagen bij Odense Steel Shipyard tijdens de referentieperiode van 13 april 2010 tot en met 31 juli 2010 en van nog eens 646 ontslagen gedurende de periode van 10 augustus 2009, toen de sluiting van de scheepswerf werd aangekondigd, tot en met januari 2011. De aanvragende lidstaat besloot niet de volledige periode van vier maanden te benutten voor de vaststelling van de referentieperiode, aangezien het aantal ontslagen dat na drieëneenhalve maand was gevallen, voldoende was om voor steun in aanmerking te komen. Al deze ontslagen werden in overeenstemming met artikel 2, tweede alinea, eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 1927/2006 berekend.

Het onvoorziene karakter van deze ontslagen



8. Volgens de Deense autoriteiten konden de sluiting van de scheepswerf en de gedwongen ontslagen als gevolg daarvan niet worden voorzien. De eigenaars van de scheepswerf hebben tot 2009 grote investeringen in de werf gedaan; dit zou niet het geval zijn geweest als de sluiting was verwacht. Er dient op gewezen te worden dat het hier om een van de grootste en modernste scheepswerven in Europa gaat, die op bepaalde gebieden records heeft gevestigd, zoals bijvoorbeeld de bouw (in 2006-2008) van de grootste containerschepen ter wereld, de Emma Maersk en haar zusterschip van de E-klasse. De werf staat erom bekend innovatieve vaartuigen te ontwerpen en te bouwen waarbij de nieuwste technologie op het vlak van ontwerp en uitrusting wordt toegepast.

Bewijsstukken voor de ontslagen en de gegevens van de ondernemingen waar de ontslagen vallen

9. De aanvraag heeft betrekking op in totaal 1 356 gedwongen ontslagen bij Odense Steel Shipyard. Aan de hand van een enquête is de aanvragende lidstaat tot de conclusie gekomen dat bijna 70% van de getroffen werknemers van de EFG-maatregelen wil profiteren.

10. Uitsplitsing van de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd:

Categorie| Aantal| Percentage

Mannen| 95,0

Vrouwen| 4,9

EU-burgers| 100,0

Niet-EU-burgers| 0,0

15-24 jaar| 6,1

25-54 jaar| 76,4

55-64 jaar| 17,1

Ouder dan 64 jaar| 0,4

11. Geen van de getroffen werknemers of van de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd heeft langdurige gezondheidsproblemen of een handicap

12. Uitsplitsing per beroepscategorie:

Categorie| Aantal| Percentage

Specialisten| 3,2

Technici en lagere functies| 64,8

Administratieve functies| 2,0

Dienstverlenende en commerciële functies| 16,1

Lagere beroepen| 13,9

13. Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 heeft Denemarken bevestigd dat een beleid van gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie is toegepast en ook verder zal worden toegepast in de verschillende stadia van de uitvoering van het EFG, en in het bijzonder bij de toegang ertoe.

Beschrijving van het betrokken gebied, de autoriteiten ervan en andere belanghebbenden



14. Odense is met bijna 200 000 inwoners de op twee na grootste stad van Denemarken. De stad ligt midden op het eiland Funen, dat in totaal bijna 500 000 inwoners telt. Funen is het oostelijke deel van de regio Zuid-Denemarken, die in totaal 1 200 000 inwoners telt. De infrastructuur van zowel Funen als de regio is goed ontwikkeld en de werkende bevolking pendelt steeds meer van en naar werk buiten de eigen woonplaats. Voor de werknemers van Odense Steel Shipyard betekent pendelen echter geen oplossing voor hun werkgelegenheidsprobleem, omdat er voor de werknemers weinig arbeidsmogelijkheden elders op het eiland zijn en er in Denemarken als geheel geen tekort aan arbeidskrachten in de metallurgiesector bestaat. Daarom moeten er ingrijpende maatregelen worden genomen om de ontslagen werknemers op nieuwe banen voor te bereiden.

15. Odense heeft toegang tot de zee via een kanaal en het Odense Fjord; hier is Odense Steel Shipyard gevestigd in de kleine stad Munkebo (5 500 inwoners). Munkebo maakt deel uit van de gemeente Kerteminde, die het noordoostelijke gedeelte van Funen beslaat.

16. In 2008 bedroeg de gehele beroepsbevolking in Odense en Kerteminde 109 000 personen. Het directe banenverlies bij Odense Steel Shipyard, waarop deze aanvraag betrekking heeft, treft daarom meer dan 1% van de actieve bevolking; hierbij komen nog eens de arbeidsplaatsen die bij onderaannemers en bij de definitieve sluiting van de scheepswerf zelf verloren zullen gaan. Naar schatting zal het indirecte verlies aan werkgelegenheid uiteindelijk even ernstig zijn als het directe, zodat de sluiting van de scheepswerf als een zware crisis voor de regionale economie wordt beschouwd.

Het opleidingsniveau van de werkende beroepsbevolking in Kerteminde ligt zowel onder het nationale gemiddelde als onder dat van Funen. In 2008 had omstreeks 27,3% van de actieve bevolking in Kerteminde een vorm van vervolgonderwijs gevolgd; voor Funen lag dit cijfer op 33% en het nationale gemiddelde bedroeg 34,8%.

17. De gemeenten Odense en Kerteminde zijn nauw betrokken bij deze aanvraag, die zij van aanvang af hebben ondersteund.

Verwachte gevolgen van de ontslagen op de plaatselijke, regionale of nationale werkgelegenheid



18. In 2009 en 2010 is de algemene werkgelegenheidssituatie in Denemarken abrupt verslechterd. De werkloosheid is van een recordlaagte van 3,3% voor het jaar 2008 gestegen tot 8,2% in december 2010 (bron: Eurostat[7]).

19. De structuur van het bedrijfsleven in Kerteminde wordt gekenmerkt door een hoog percentage aan werkgelegenheid in de industrie, in het bijzonder in de metallurgie. Tal van arbeidsplaatsen in deze sector zijn reeds verdwenen naar andere landen met lagere lonen. De ontslagen werknemers van de scheepswerf beschikken over een hoogwaardige technische expertise, die in andere sectoren op Funen en zelfs in geheel Denemarken moeilijk inzetbaar is.

Voorts wordt de scheepswerf gefaseerd afgebouwd, waarbij groepen werknemers worden ontslagen als de laatste orders voor schepen zijn afgehandeld. Naar verwachting zullen in 2011 nog eens 1 100 werknemers in drie golven worden ontslagen. Wanneer deze werknemers niet grondig worden omgeschoold, zullen zij moeilijk nieuw werk kunnen vinden.

20. Sinds de aankondiging van de sluiting in augustus 2009 heeft een consortium van lokale, regionale en nationale belanghebbende partijen in gezamenlijk overleg een strategie voor nieuwe groeikansen in de regio geformuleerd. Deze strategie heeft als leidraad gediend bij de keuze van de in de aanvraag opgenomen maatregelen.

Gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening waarvoor financiering wordt aangevraagd, gespecificeerde kostenraming en complementariteit met door de structuurfondsen gefinancierde acties



21. De regio Zuid-Denemarken plant en ontwikkelt maatregelen die in het kader van de Lissabondoelstellingen kunnen worden genomen ter verwezenlijking van een krachtig Europees concurrentievermogen. Het forum voor regionale groei maakt van zowel ESF- als EFRO-financiering alsook van nationale arbeidsmarktondersteuning gebruik om deze langetermijndoelen ter bevordering van nieuwe groeisectoren in de regio te bereiken.

22. Om deze ontslagen in de onmiddellijke toekomst te helpen opvangen, moeten er echter meer gerichte activiteiten worden ontplooid. Hiertoe behoren onderwijs, opleiding, werkgelegenheidsprikkels en ondersteuning van ondernemerschap. De doelgroep is reeds hooggekwalificeerd, zij het op een gebied waar de vooruitzichten op werk weinig rooskleurig lijken. Daarom vallen de kosten van de voor hen voorgestelde maatregelen enigszins hoger uit dan het geval zou zijn voor andere werknemers bij massaontslagen, die vaak betrekkelijk laaggeschoolde mensen treffen.

– Diagnose, verduidelijking en elementaire cursus: naar schatting zal ongeveer 70% van de afgevloeide werknemers deelnemen aan deze activiteit. De cursus zal gemiddeld vier weken duren en omvat zowel groepsonderwijs als aanvullende individuele begeleiding. Beoogd wordt hiermee de werknemers te helpen een goed begrip te krijgen van hun eigen situatie en hen te motiveren om een volledige loopbaanheroriëntatie te accepteren, inzicht te geven in de arbeidskansen in de regio, hun eigen competenties te inventariseren, voor hen interessante mogelijkheden te vinden en te beslissen welke verdere maatregelen zij willen nemen. Voor deze maatregel is een veel intensiever en op het individu toegesneden begeleiding nodig dan de arbeidsbureaus in de regel kunnen bieden.

– Beroepsopleiding en algemeen onderwijs: naar schatting zal aan deze activiteit ook 70% van de afgevloeide werknemers deelnemen, waarbij zij kunnen kiezen voor diverse gebieden waarop zij onderwijs en omscholing willen volgen. Sommige werknemers moeten wellicht hun algemeen onderwijsniveau verbeteren voordat zij van de opleidingsopties kunnen profiteren.

· De eerste van deze opties betreft de energietechnologie, waartoe stroomopwekking, energieopslag, energie-infrastructuur en energie-efficiëntie behoren, waarbij het accent ligt op groene energie. Dit is een nieuwe opleidingsmogelijkheid die tot dusverre niet door de arbeidsbureaus wordt aangeboden.

· De tweede optie betreft bouw en landschapsarchitectuur, waarvoor reeds omvangrijke overheidsopdrachten zijn aanbesteed die de komende jaren moeten worden uitgevoerd. In het kader van de cursus wordt specifieke scholing op het gebied van energie-efficiënt bouwen gegeven. Het gaat hierbij om innovatieve opleidingsmaatregelen die in deze vorm nog niet bestaan in de regio.

· De derde optie betreft robotica, een sector die sterk in opkomst is en waarmee Denemarken op internationaal niveau successen boekt. De voornaamste aandachtsgebieden zijn industriële productie, spelen en leren en biologische productie. Deze opleiding wordt momenteel niet aangeboden door arbeidsbureaus, maar zij zouden deze in de toekomst kunnen overnemen als dit project een succes blijkt te zijn.

· De vierde optie betreft welzijnstechnologie, die zich vooral in de streek rondom Odense heeft ontwikkeld. Verwacht wordt dat de vraag naar openbaar welzijn in ziekenhuizen en de gezondheidszorg in de toekomst groter zal worden. Centraal hierbij staan een inleiding tot de technologie en praktijkgerichte bijscholing. Deze cursus wordt momenteel ook niet door arbeidsbureaus aangeboden, maar kan uitzicht bieden op goede arbeidskansen in de toekomst.

· De vijfde optie betreft algemeen onderwijs, dat voor veel ontslagen werknemers wellicht een noodzakelijke voorwaarde is om aan de aangeboden opleiding te kunnen deelnemen. Naar schatting zal een kwart van de totale doelgroep aan deze maatregel deelnemen, die volgens planning gemiddeld 22 weken per persoon zal duren. Deze maatregel wordt aangeboden door arbeidsbureaus, maar deze worden op het ogenblik overspoeld met aanvragen van werkloze werknemers en kunnen de vraag niet altijd aan.

– Jongeren stimuleren om hoger onderwijs te (blijven) volgen: in het kader van deze maatregel worden de jongere werknemers aangemoedigd om weer onderwijs te gaan volgen, wordt ondersteuning verleend en worden de opleidingskosten tot maximaal één jaar gefinancierd. De verleende ondersteuning omvat meer dan wat de arbeidsbureaus doorgaans aanbieden.

– Werkgelegenheidsprikkels – Leren in ondernemingen: deze maatregel ondersteunt de ontslagen werknemer bij de overstap naar een nieuwe baan door het leer- en aanpassingsproces voor zowel de werkgever als de nieuwe werknemer te vergemakkelijken en vult vaak een van de andere maatregelen ter voorbereiding op een nieuwe baan aan. In de praktijk is het een cursus waaraan nieuwe werknemers gedurende een periode van zes weken één tot drie dagen per week deelnemen. Deze cursus maakt voor nieuwe werkgevers de beslissing of zij ontslagen werknemers zullen aanstellen veel gemakkelijker, aangezien deze worden geholpen om zich sneller aan hun nieuwe werkomgeving aan te passen.

– Prikkels om een bedrijf te starten: de bereidheid om een bedrijf te beginnen is in Denemarken nog niet erg groot, ook al komt hier verandering in. Die bereidheid is met name erg gering in de beide gemeenten die het ernstigst getroffen zijn. Toch toonden de ontslagen werknemers een meer dan gemiddelde belangstelling voor deze maatregel. Bijna een derde (285) van de werknemers bleek hierin geïnteresseerd. Dankzij de geplande workshops zullen deze werknemers bij de ontwikkeling van ideeën en creativiteit worden geholpen, en via het screenen van deze ideeën zullen zij zich op voorbeelden kunnen concentreren die het beste voor verdere ontwikkeling in aanmerking komen. Een cursus in ondernemerschap van zes weken zal hen die besluiten om deze weg in te slaan (naar schatting 95 werknemers) in staat stellen nader te bestuderen hoe je een bedrijf leidt; een kleiner aantal (naar schatting 45 werknemers) zal vervolgens met adviezen betreffende productontwikkeling en met de benodigde marktanalyse worden ondersteund. Ongeveer 20 nieuwe ondernemers ontvangen begeleiding en coaching tijdens het begin van de opstartfase, en ondersteuning van een mentor via een aantal sessies gedurende het eerste jaar. Geslaagde starters zullen worden geholpen met marketing en public relations, inclusief merkprofilering. Ondernemers die aan strenge voorwaarden voldoen, kunnen een lening aanvragen: naar schatting zullen ongeveer tien aanvragers voor dit laatste stadium van steunverlening in aanmerking komen.

– Naast deze maatregelen stelt Denemarken een dagvergoeding voor van 100,67 euro per dag per activiteit voor iedere werknemer.

23. De in de aanvraag vermelde uitgaven voor de implementatie van het EFG overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 dekken activiteiten op het vlak van voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit, alsook controle. Alle bij de maatregelen betrokken partijen verplichten zich de verstrekte EFG-steun mee te delen.

24. De door de Deense autoriteiten voorgestelde individuele dienstverlening omvat actieve arbeidsmarktmaatregelen die op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 voor financiering in aanmerking komen. De Deense autoriteiten ramen de totale kosten van deze dienstverlening op 20 874 362 euro en de uitgaven voor de implementatie van het EFG op 943 948 euro (= 4,3% van het totale bedrag). Van het EFG wordt in totaal een bijdrage van 14 181 901 euro (65% van de totale kosten) gevraagd.

Acties| Geschat aantal werknemers voor wie steun wordt aangevraagd| Geschatte kosten per betrokken werknemer (in euro's)| Totale kosten (EFG en nationale medefinanciering) (in euro's)

Individuele dienstverlening (artikel 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1927/2006 )

Diagnose, verduidelijking en elementaire cursus| 1 610,| 1 530 203

Beroepsopleiding op het gebied van energietechnologie| 10 067,| 1 912 751

Beroepsopleiding op het gebied van bouw en landschapsarchitectuur| 5 369,| 751 678

Beroepsopleiding op het gebied van robotica| 10 067,| 755 033

Beroepsopleiding op het gebied van welzijnstechnologie| 12 080,| 845 638

Algemeen onderwijs| 7 973,| 1 873 690

Jongeren stimuleren om hoger onderwijs te (blijven) volgen| 6 711,| 738 255

Leren in ondernemingen| 3 221,| 612 081

Stimuleren van ondernemerschap| 268,| 76 511

Screenen van ideeën| 134,| 18 792

Cursus in ondernemerschap| 5 637,| 535 570

Cursus in productontwikkeling| 3 758,| 169 128

Marktanalyse en haalbaarheidsstudie| 4 026,| 80 537

Gevalsstudies van opstartende bedrijven| 5 637,| 112 752

Ondersteuning van een mentor| 1 342,| 26 846

Publiciteit en merkprofilering| 4 026,| 80 537

Opstartlening| 26 845,| 268 456

Dagvergoeding| 11 037,| 10 485 906

Subtotaal individuele dienstverlening|| 20 874 362

Uitgaven voor de implementatie van het EFG (artikel 3, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1927/2006)

Voorbereiding|| 74 260

Beheer|| 482 694

Voorlichting en publiciteit|| 185 652

Controle|| 201 342

Subtotaal van de uitgaven voor de implementatie van het EFG|| 943 948

Totale geraamde kosten|| 21 818 310

EFG-bijdrage (65% van de totale kosten)|| 14 181 901

* Door de omrekening van de Deense kroon en het afronden kloppen de totalen niet exact.

25. Denemarken bevestigt dat de hierboven beschreven maatregelen complementair zijn met door de structuurfondsen gefinancierde acties en dat iedere vorm van dubbele financiering zal worden vermeden.

Datum/data waarop met individuele dienstverlening aan de getroffen werknemers is begonnen of waarop gepland is daarmee te beginnen



26. Op 1 oktober 2010 heeft Denemarken een begin gemaakt met de individuele dienstverlening aan de getroffen werknemers die in aanmerking komen voor het gecoördineerde pakket waarvoor een financiële bijdrage van het EFG wordt aangevraagd. Deze datum geldt daarom als het begin van de periode waarin uitgaven voor een eventuele ondersteuning uit het EFG in aanmerking komen.

Wijze waarop de sociale partners zijn geraadpleegd



27. De regio Zuid-Denemarken en de gemeenten Odense en Kerteminde hebben de aanvraag gezamenlijk opgesteld. Bij deze werkzaamheden waren een aantal sociale partners, beroepsorganisaties, vakbonden en onderwijsinstellingen betrokken. De partijen hebben tijdens gezamenlijke vergaderingen gedetailleerde strategieën voor groei en buitengewone maatregelen in het kader van het overgangsplan besproken en geformuleerd.

28. De Deense autoriteiten hebben bevestigd dat aan de voorschriften van de nationale en EU-wetgeving betreffende collectieve ontslagen is voldaan.

Informatie over acties die volgens de nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten verplicht zijn

29. In verband met de criteria van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 hebben de Deense autoriteiten in de aanvraag:

· bevestigd dat de financiële bijdrage van het EFG niet in de plaats komt van maatregelen die krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten onder de verantwoordelijkheid van ondernemingen vallen;

· aangetoond dat de maatregelen ten doel hebben steun te verlenen aan individuele werknemers en niet worden gebruikt om ondernemingen of sectoren te herstructureren;

· bevestigd dat voor de hierboven vermelde subsidiabele maatregelen geen steun uit andere EU-financieringsinstrumenten wordt ontvangen.

Beheers- en controlesystemen



30. Denemarken heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat de financiële bijdrage uit het EFG wordt beheerd en gecontroleerd door dezelfde instanties als die voor het Europees Sociaal Fonds, waarvoor de Danish Enterprise and Construction Authority ook de beheersautoriteit is. Een andere afdeling van dezelfde instantie fungeert als certificerende autoriteit. De EU-controledienst van de Danish Enterprise and Construction Authority wordt de auditautoriteit.

Financiering



31. Op grond van de aanvraag van Denemarken bedraagt de voorgestelde bijdrage uit het EFG aan het gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening 14 181 901 euro (65% van de totale kosten). De Commissie heeft haar voorstel voor een bijdrage uit het fonds gebaseerd op de door Denemarken verstrekte informatie.

32. Gezien het beschikbare maximumbedrag aan bijdragen uit het EFG ingevolge artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1927/2006, alsook de mogelijkheden tot herschikking van de kredieten, stelt de Commissie voor om uit het EFG het hierboven vermelde totale bedrag beschikbaar te stellen, dat zal worden toegewezen onder rubriek 1a van het financiële kader.

33. Het voorgestelde bedrag van de financiële bijdrage laat meer dan 25% van het jaarlijkse maximumbedrag van het EFG beschikbaar voor toewijzingen tijdens de laatste vier maanden van het jaar, zoals voorgeschreven bij artikel 12, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1927/2006.

34. Met haar voorstel om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen, leidt de Commissie de vereenvoudigde trialoogprocedure in, zoals voorgeschreven in punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006, om van de twee takken van de begrotingsautoriteit de instemming te verkrijgen betreffende de noodzaak van het fonds gebruik te maken en betreffende het vereiste bedrag. De Commissie verzoekt de eerste tak van de begrotingsautoriteit die op het passende politieke niveau overeenstemming bereikt over het ontwerpvoorstel voor een beschikbaarstelling uit het fonds, de andere tak en de Commissie van zijn voornemens op de hoogte te brengen. Indien één van de twee takken van de begrotingsautoriteit het niet met het voorstel eens is, wordt een formele trialoogvergadering bijeengeroepen.

35. De Commissie zal apart een overschrijvingsverzoek indienen teneinde specifieke vastleggings- en betalingskredieten in de begroting voor 2011 op te nemen, zoals voorgeschreven in punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006.

Herkomst van de betalingskredieten



36. Aangezien in de begroting voor 2011 betalingskredieten ten bedrage van 47 608 950 euro zijn opgenomen ten behoeve van het begrotingsonderdeel 04.0501 'Europees Fonds voor de aanpassing aan de globalisering (EFG)', zal dit begrotingsonderdeel worden gebruikt ter dekking van het voor deze aanvraag benodigde bedrag van 14 181 901 euro.