Toelichting bij COM(2011)245 - In- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen(herschikking) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2011)245 - In- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen(herschikking). |
---|---|
bron | COM(2011)245 |
datum | 05-05-2011 |
Bij Verordening (EG) nr. 689/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen[1] ("de verordening") is het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC) ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel uitgevoerd.
De volgende redenen leiden tot het voorstel om Verordening (EG) nr. 689/2008 te herschikken:
– De verordening bevat verwijzingen naar Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten, die zijn of zullen worden vervangen en ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006[2]. Om die reden moet de verordening in overeenstemming worden gebracht met Verordening (EG) nr. 1272/2008.
– Om de Commissie bij te staan bij haar taken als gemeenschappelijke aangewezen instantie in het kader van de verordening, wordt voorgesteld het Europees Agentschap voor chemische stoffen ("het Agentschap") te betrekken bij bepaalde administratieve, technische en wetenschappelijke taken die nodig zijn voor de uitvoering van de verordening.
– In het licht van Verordening (EG) nr. 1272/2008 en de ervaring met de werking van de procedures krachtens Verordening (EG) nr. 689/2008 is het passend bepaalde technische wijzigingen op te nemen in de uitvoeringsbepalingen, zoals verduidelijkingen van de definities van stof, mengsel en artikel, en het referentie-identificatienummer voor niet aan kennisgeving van uitvoer onderworpen uitvoer te vereisen.
– In het licht van de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de bij Verordening (EG) nr. 689/2008 vastgestelde procedure voor uitdrukkelijke toestemming is het passend te voorzien in aanvullende voorwaarden waaronder uitvoer mag plaatsvinden bij gebrek aan een antwoord van het invoerend land, zonder daarbij de aan invoerende landen geboden bescherming te verminderen.
– In het licht van de door het Verdrag van Lissabon ingevoerde wijzigingen moeten de bepalingen met betrekking tot de externe vertegenwoordiging van de Unie worden verduidelijkt en de bepalingen inzake de comitéprocedure worden aangepast. Met name moet worden gespecificeerd welke voorschriften onder uitvoeringsbesluiten vallen en verduidelijkt welke voorwaarden gelden voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten.
Algemene context
Het Verdrag van Rotterdam is in september 1998 aangenomen. Het is op 24 februari 2004 in werking getreden. Het Verdrag van Rotterdam heeft tot doel gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen van de bij de internationale handel in gevaarlijke chemische stoffen betrokken partijen te bevorderen teneinde de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen eventuele schade en bij te dragen tot een milieuverantwoord gebruik van die stoffen. Dit gebeurt door de uitwisseling van gegevens over hun eigenschappen te vergemakkelijken, door te voorzien in een nationale besluitvormingsprocedure betreffende de in- en uitvoer ervan en door de betrokken besluiten aan de andere partijen mee te delen.
Verordening (EG) nr. 689/2008 geeft uitvoering aan het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel. De bepalingen van de verordening gaan verder dan die van het verdrag en bieden invoerende landen meer bescherming, aangezien zij gelden voor alle landen en niet uitsluitend voor landen die partij zijn bij het verdrag. Het toepassingsgebied van deze verordening is niet beperkt tot chemische stoffen die krachtens de verordening verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, maar behelst ook chemische stoffen die op het niveau van de Unie verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn. Daarnaast garandeert de verordening dat alle chemische stoffen bij uitvoer naar behoren worden verpakt en gekenmerkt.
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
Zoals reeds is opgemerkt, zijn de huidige voorschriften van de Unie voor de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen vastgelegd in Verordening (EG) nr. 689/2008, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 196/2010 van de Commissie[3].
De verordening gaat aanzienlijk verder dan de voorschriften van het verdrag. De belangrijkste verschillen zijn:
1. de regels gelden voor de uitvoer naar alle landen, ongeacht of ze al dan niet partij bij het verdrag zijn;
2. in de verordening is een verplichting tot jaarlijkse kennisgeving van uitvoer voor een groter aantal chemische stoffen opgenomen. Om te bepalen welke chemische stoffen onder de procedure moeten vallen, zijn de twee gebruikscategorieën van het verdrag (bestrijdingsmiddelen en industriële chemische stoffen) elk in twee subcategorieën gesplitst (enerzijds gewasbeschermingsmiddelen en overige bestrijdingsmiddelen zoals biociden; en anderzijds chemische stoffen voor beroepsmatig gebruik en chemische stoffen voor gebruik door de consument). Daarnaast is kennisgeving van uitvoer verplicht ongeacht de voorgenomen toepassing van de stof en of deze toepassing al dan niet in de EU verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is. Bovendien vallen ook chemische stoffen die onder de internationale PIC-procedure vallen ("PIC-stoffen") en bepaalde artikelen die deze stoffen bevatten, onder deze regels;
3. PIC-stoffen en chemische stoffen die in de Unie voor een gebruikscategorie van het verdrag verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, mogen niet zonder uitdrukkelijke toestemming van de invoerende landen worden uitgevoerd;
4. bepaalde artikelen en chemische stoffen (zoals chemische stoffen die tevens onder het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen vallen) mogen niet worden uitgevoerd;
5. alle gevaarlijke chemische stoffen die naar derde landen worden uitgevoerd, moeten op dezelfde wijze worden geëtiketteerd en verpakt als binnen de Unie verplicht is, tenzij de derde landen andere voorschriften hebben.
Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie
Het voorstel is volledig in overeenstemming met de bestaande beleidsoriëntaties en doelstellingen die gericht zijn op wereldwijde bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu.
2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING 2.1. Raadpleging van belanghebbende partijen
Raadplegingsmethoden, belangrijkste doelsectoren en algemene achtergrond
Vanwege de aard van de herschikking, die enkel kleine technische wijzigingen van de uitvoeringsbepalingen inhoudt, werd het niet nodig geacht een formele raadpleging van de belanghebbenden te houden.
De betrokkenen zijn in het kader van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 689/2008 gehouden vergaderingen van de aangewezen nationale instanties (ANI’s) ingelicht over de voorgenomen wijzigingen. Onder de deelnemers bevonden zich belanghebbenden zoals vertegenwoordigers van de industrie en ngo's en ook van de lidstaten, die allen de gelegenheid hebben gehad hun opvattingen en op- en aanmerkingen kenbaar te maken.
Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden
Alle lidstaten en andere belanghebbenden die deelnamen aan de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 689/2008 gehouden vergaderingen van de aangewezen nationale instanties (ANI’s) steunden de voorgenomen wijzigingen, met inbegrip van de overdracht van taken aan het Agentschap.
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Aangezien in de context van deze herziening geen wezenlijke wijzigingen zijn voorgesteld, werd het niet nodig geacht een beroep te doen op externe deskundigheid.
Effectbeoordeling
De bestaande regels die in de verordening zijn opgenomen werken doorgaans goed en er zijn enkel kleine technische wijzigingen nodig om de uitvoering te faciliteren. De belangrijkste wijzigingen zijn erop gericht de verordening aan te passen aan het Verdrag van Lissabon en algemene wetgeving inzake chemische stoffen en op het betrekken van het Agentschap bij in de verordening vastgestelde taken. Aangezien wordt verwacht dat het totale effect van de herziening beperkt zal blijven, werd het niet noodzakelijk geacht een effectbeoordeling uit te voeren. De belangrijkste effecten van de wijzigingen kunnen als volgt worden samengevat:
– dankzij de voorgestelde wijzingen komt er meer duidelijkheid, transparantie en rechtszekerheid voor alle partijen die bij de uitvoering van de verordening betrokken zijn;
– het voorstel brengt geen extra administratieve lasten mee voor de exporteurs of voor de bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van de verordening. Integendeel, wat de van kennisgeving van uitvoer vrijgestelde uitvoer betreft, zullen de voorgestelde wijzigingen tot een vermindering van de administratieve lasten leiden;
– sommige taken worden van de Commissie aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen overgedragen, wat naar verwachting de totale kosten zal doen afnemen en de voor de uitvoering beschikbare wetenschappelijke kennis zal doen toenemen;
– het huidige hoge niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu wordt gehandhaafd.
3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 3.1. Samenvatting van de voorgestelde maatregelen
De voorgestelde nieuwe verordening zou in wezen alle bepalingen van de huidige verordening behouden, met inbegrip van die welke verder gaan dan de vereisten van het verdrag. Bepaalde technische wijzigingen worden evenwel noodzakelijk geacht om de duidelijkheid en de werking van de verordening te verbeteren. De voornaamste wijzigingen zijn:
– Wijzigingen en verduidelijkingen van bepaalde definities (artikel 3)
Bepaalde definities worden gewijzigd om deze verordening aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008. De term 'preparaat' wordt ter aanpassing aan de wijzigingen in de algemene wetgeving inzake chemische stoffen vervangen door 'mengsel' en er wordt een definitie van 'stof' toegevoegd.
– Wijzigingen in de zogenaamde ‘uitdrukkelijke toestemming’-procedure (artikel 14, lid 7)
In ongeveer dertig procent van de gevallen tot op heden komt er, ondanks de pogingen van de ANI's van de uitvoerende lidstaten en de Commissie om uitdrukkelijke toestemming te krijgen, geen reactie uit het invoerende land, soms vele maanden of zelfs jaren lang. Dit heeft tot gevolg dat de uitvoer geen doorgang kan vinden, ook al zijn de stoffen in de invoerende landen vaak niet verboden of aan strenge beperkingen onderworpen. De huidige regeling levert dus problemen op voor de exporteurs en de ANI's van uitvoerende lidstaten, zonder dat dit noodzakelijkerwijs tot meer bescherming in de invoerende landen leidt. De situatie wat betreft in bijlage I, deel 2, opgenomen chemische stoffen (chemische stoffen die in de Unie binnen een gebruikscategorie van het verdrag verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn en die dus in aanmerking komen voor PIC-kennisgeving, maar nog geen PIC-stoffen zijn) is zeer problematisch omdat de instanties in de invoerende landen niet altijd op de hoogte zijn van de EU-procedures of niet altijd het mandaat of de middelen hebben om te reageren.
Tegen deze achtergrond lijkt het passend enkele beperkte mogelijkheden te bieden voor uitvoer op tijdelijke basis, terwijl verder wordt getracht uitdrukkelijke toestemming te krijgen. Er wordt voorgesteld om, als er ondanks alle redelijkerwijs te ondernemen pogingen van de ANI van de exporteur, het Agentschap en de Commissie binnen twee maanden geen reactie van het invoerende land is, de uitvoer toe te staan als er schriftelijk bewijsmateriaal uit officiële bron is dat de chemische stof in de voorbije vijf jaar is ingevoerd of gebruikt en er ter zake geen regelgeving is vastgesteld. Het bewijs dat de chemische stof is ingevoerd in het land kan worden beschouwd als een voldoende aanwijzing dat de uitvoer in afwachting van een antwoord voorlopig kan worden toegestaan gedurende een periode van twaalf maanden. Dit is verenigbaar met de zogenoemde 'status quo'-bepalingen van artikel 11, lid 2, van het verdrag, maar gaat minder ver. Bovendien zijn invoercertificaten vaak specifiek voor een bepaald product of een bepaalde leverancier of importeur, zodat de mogelijkheid om uitvoer te laten plaatsvinden dienovereenkomstig zou worden beperkt.
– De betrokkenheid van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (artikelen 6 en 24)
De betrokkenheid van het Agentschap bij de uitvoering van deze verordening is vanwege zijn deskundigheid en ervaring op het gebied van de uitvoering van de algemene wetgeving inzake chemische stoffen en internationale overeenkomsten inzake chemische stoffen zeer wenselijk, met name wat betreft het beheer van de Europese databank voor in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen en bepaalde gerelateerde administratieve taken.
– Aanpassing van de bepalingen met betrekking tot de externe vertegenwoordiging van de Unie en van de comitéprocedures aan het Verdrag van Lissabon (de artikelen 5 en 26 tot en met 29)
De bepalingen met betrekking tot de externe vertegenwoordiging van de Unie zijn aangepast aan Verdrag van Lissabon. De bepalingen volgens welke bepaalde bevoegdheden aan de Europese Commissie worden verleend, zijn ook herzien om rekening te houden met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
Rechtsgrondslag
Overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-178/03 (Commissie tegen Parlement en Raad)[4] is de voorgestelde verordening gebaseerd op artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (inzake milieubescherming) en artikel 207 (inzake de gemeenschappelijke handelspolitiek).
Subsidiariteitsbeginsel
Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie vallen. Het voorstel voldoet volledig aan het subsidiariteitsbeginsel, aangezien de doelstellingen ervan niet door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt omdat een geharmoniseerde aanpak nodig is om ervoor te zorgen dat de Unie als partij bij het verdrag aan haar internationale verplichtingen voldoet.
Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel beantwoordt aan het evenredigheidsbeginsel aangezien het niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Het is enkel op wijzigingen gericht wanneer deze noodzakelijk en passend worden geacht voor de behoorlijke werking van de verordening of wanneer deze noodzakelijk zijn wegens wijzigingen in andere wetgeving.
Met het voorstel wordt getracht de administratieve lasten te verminderen zonder het niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu in het gedrang te brengen.
Keuze van het instrument
Aangezien de bestaande wetgeving die moet worden vervangen de vorm van een verordening heeft, is een verordening het meest geschikte instrument.
Verwacht wordt dat het voorstel geen aanzienlijke gevolgen voor de begroting zal hebben, aangezien er ten opzichte van Verordening (EG) nr. 689/2008 geen nieuwe taken worden ingevoerd. Door de overdracht van bepaalde taken van de Commissie aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen zullen de totale kosten van de uitvoering naar verwachting afnemen. Gelet op de potentiële synergieën met andere taken van het Agentschap kunnen mogelijk extra verlagingen worden bereikt.
De financiering van de door het Europees Agentschap voor chemische stoffen verrichte taken wordt verstrekt in de vorm van een subsidie uit de begroting van de Unie.
5. AANVULLENDE INFORMATIE 5.1. Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling
Het voorstel bevat een evaluatieclausule, die is beperkt tot de mogelijkheid om een vergoeding te eisen voor door het Agentschap verleende diensten. De Commissie is evenwel verplicht bij het Europees Parlement en de Raad geregeld verslag uit te brengen over de uitvoering van de verordening.
Herschikking
Het voorstel impliceert een herschikking van de huidige wetgeving.
ê689/2008 (aangepast)
ðnieuw