Toelichting bij COM(2010)429 - Uitvoering van Verordening 1889/2005 betreffende de controle van liquide middelen die de EG binnenkomen of verlaten, overeenkomstig artikel 10 van deze verordening

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52010DC0429


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

3.

Brussel, 12.8.2010


COM(2010) 429 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, overeenkomstig artikel 10 van deze verordening

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, overeenkomstig artikel 10 van deze verordening

Inhoudsopgave

1.

Inleiding



Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten i (hierna de 'verordening liquidemiddelencontrole' genoemd), is op 15 december 2005 in werking getreden. Overeenkomstig artikel 10 van deze verordening dient de Commissie vier jaar na de inwerkingtreding ervan bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de uitvoering ervan.

De verordening liquidemiddelencontrole is sinds 15 juni 2007 van toepassing en gezien deze recente datum hebben zowel de lidstaten als de Commissie de nadruk gelegd op het opzetten van passende structuren en het ontwikkelen van adequate procedures om een geharmoniseerde tenuitvoerlegging mogelijk te maken.

Als aanzet tot het evaluatieproces heeft de Commissie de lidstaten in juli 2008 een vragenlijst toegezonden. De antwoorden van de lidstaten op deze vragenlijst i en nadien de verschillende vergaderingen met de lidstaten in de werkgroep liquidemiddelencontrole hebben de Commissie voldoende informatie geleverd om dit verslag op te stellen.

2.

Algemene achtergrond



4.

Context


Wetgeving van de Europese Unie (EU)

Het EU-wetgevingskader tot voorkoming van het witwassen van geld bestaat uit Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme i, zoals gewijzigd door Richtlijnen 2007/64/EG, 2008/20/EG en 2009/110/EG, en uit Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler i. Van even groot belang zijn Besluit 2000/642/JBZ van de Raad inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens en Kaderbesluit 2001/500/JBZ van de Raad inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven. Aanvullend op dit kader reikt de EU-strategie ter bestrijding van terrorismefinanciering maatregelen aan die tot betere resultaten in de strijd tegen terrorismefinanciering moeten leiden.

Om witwassen te voorkomen, is bij Richtlijn 2005/60/EG, die Richtlijn 1991/308/EEG heeft vervangen, een EU-controlemechanisme ingesteld op transacties die via krediet- en financiële instellingen en bepaalde soorten beroepen lopen. Gelet op het risico dat dit mechanisme zou worden omzeild via het vervoer van liquide middelen voor illegale doeleinden of terrorismefinanciering, was het nodig deze maatregel aan te vullen met een controle op liquide middelen die de EU binnenkomen of verlaten.

Te dien einde werd de verordening liquidemiddelencontrole aangenomen; in de context van de eengemaakte markt en de economische en monetaire unie probeert deze verordening een evenwicht te vinden tussen het fundamentele beginsel van vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal en het voorkomen van witwassen van geld en terrorismefinanciering.

5.

Internationale aspecten


De doeltreffendheid van de verordening liquidemiddelencontrole is in sterke mate mede gebonden aan het optreden van de Financiële Actiegroep (Financial Action Task Force - FATF) en de daarbij aangesloten regionale organisatie Moneyval. Dit intergouvernementele orgaan, dat werd opgericht door de G7-top van Parijs in 1989, ondersteunt overheidsbeleid tegen witwassen van geld en terrorismefinanciering. Het doet dit door aanbevelingen en richtsnoeren uit te vaardigen en door via een systeem van wederzijdse evaluatie na te gaan of deze aanbevelingen ook werkelijk worden nageleefd, teneinde zijn leden onder constante druk te zetten om doeltreffende maatregelen tegen witwassen en terrorismefinanciering te nemen.

Speciale Aanbeveling (Special Recommendation - SR) IX van de FATF betreffende geldkoeriers is in de EU omgezet door middel van de verordening liquidemiddelencontrole. De discussie over de procedures voor SR IX en de evaluatie- en voortgangsverslagen van de FATF-beoordelaars zijn in vele gevallen de drijvende kracht geweest achter verdere verbeteringen van de controle op liquide middelen in de lidstaten.

De FATF heeft de EU onlangs erkend als supranationale jurisdictie met het oog op de toepassing van SR IX betreffende geldkoeriers. Deze erkenning houdt in dat aan specifieke criteria moet worden voldaan, zoals een passende uitwisseling van relevante gegevens op supranationaal niveau en vergelijkbare opleidings-, gegevensverzamelings-, handhavings- en doelstellingsprogramma's die op supranationaal niveau zijn opgesteld en worden uitgevoerd.

6.

Pijlers van de verordening liquidemiddelencontrole


Aangifteplicht

In de verordening liquidemiddelencontrole wordt een uniforme EU-werkwijze vastgesteld voor de controle op liquide middelen op basis van een verplichte aangifte van liquide middelen ten bedrage van 10 000 euro of meer die de EU binnenkomen of verlaten. Reizigers moeten in hun aangifte bij de aangewezen bevoegde autoriteit informatie verstrekken over de aangever, de eigenaar en de ontvanger van de middelen, het bedrag, de aard, de herkomst en het beoogde gebruik, en de transportroute. In de verordening liquidemiddelencontrole is niet voorgeschreven op welke wijze (dat wil zeggen mondeling, schriftelijk of elektronisch) noch in welke vorm de aangifte moet worden gedaan.

7.

Vaststelling van de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten


Om de naleving van de aangifteplicht af te dwingen, moeten de nationale bevoegde autoriteiten de bevoegdheid krijgen om natuurlijke personen, hun bagage en hun vervoermiddelen te controleren. Indien niet voldaan is aan de aangifteplicht, mogen liquide middelen in bewaring worden genomen en moeten sancties worden opgelegd.

8.

Vastlegging en verwerking van gegevens


Krachtens de verordening liquidemiddelencontrole moeten de lidstaten alle gegevens die zij via de aangifte en/of hun controles verkrijgen, vastleggen en verwerken en beschikbaar stellen aan de nationale financiële inlichtingeneenheid (FIE) van de lidstaat waarlangs de reiziger de EU binnenkomt of verlaat.

9.

Uitwisseling van gegevens


Indien er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met een illegale activiteit ter zake van het vervoer van liquide middelen, kunnen er gegevens worden uitgewisseld met autoriteiten in andere lidstaten en deze gegevens worden ook aan de Commissie meegedeeld indien de financiële belangen van de EU worden geschaad.

In het kader van bestaande overeenkomsten inzake wederzijdse administratieve bijstand kunnen gegevens die krachtens de verordening liquidemiddelencontrole zijn verkregen, ook worden meegedeeld aan een derde land, mits dit in overeenstemming is met de desbetreffende nationale en EU-bepalingen inzake de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen.

10.

Vertrouwelijkheid


Alle gegevens die krachtens de verordening liquidemiddelencontrole worden verkregen, zijn vertrouwelijk. Alle persoonsgegevens dienen te worden behandeld overeenkomstig de toepasselijke voorschriften inzake gegevensbescherming. Indien dit noodzakelijk wordt geacht, gelden rubriceringsvoorschriften om de veiligheid van de gegevens te garanderen.

11.

Controle op het vervoer van liquide middelen binnen de Europese Unie


De verordening liquidemiddelencontrole laat de nationale maatregelen inzake de controle op het vervoer van liquide middelen binnen de EU onverlet. Die nationale maatregelen moeten evenwel in overeenstemming zijn met artikel 65 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat de lidstaten machtigt te voorzien in procedures voor de kennisgeving van kapitaalbewegingen ter informatie van de overheid of voor statistische doeleinden, dan wel maatregelen te nemen die op grond van de openbare orde of de openbare veiligheid gerechtvaardigd zijn, mits die procedures en maatregelen geen middel tot willekeurige discriminatie vormen noch een verkapte beperking van het vrije kapitaalverkeer.

De volgende lidstaten i verrichten de bedoelde controles op het vervoer van liquide middelen binnen de EU aan hun grenzen met andere lidstaten: BE, BG, CY, DE, DK, ES, FR, IT, MT, PL en PT. Hierbij maken zij gebruik van een systeem van verplichte aangifte – met uitzondering van PT waar de aangifte facultatief is tenzij de natuurlijke persoon wordt gecontroleerd - met een drempelbedrag van 10 000 euro. AT voert niet alleen controles uit aan de grens, maar over het volledige grondgebied. ES heeft - vergelijkbaar met AT - nationale controles ingevoerd, zij het voor bedragen van ten minste 100 000 euro. Het VK heeft geen routinematige controles op het vervoer van liquide middelen binnen de EU ingesteld, maar voert op zijn grondgebied wel (willekeurige) controles uit op passagiers en hun bagage in verband met het vervoer van liquide middelen. IE past een vergelijkbare procedure toe als in het VK, maar met een drempelbedrag van 6 438 euro. CZ, EE, EL, FI, HU, LV, LT, LU, NL, RO, SL, SK, SE verrichten geen enkele vorm van controle op het vervoer van liquide middelen binnen de EU.

12.

UITVOERING VAN DE VERORDENING LIQUIDEMIDDELENCONTROLE


Context

Bevoegde autoriteiten

In de verordening liquidemiddelencontrole is niet bepaald welke autoriteit de lidstaten moeten aanwijzen als bevoegde autoriteit. In de praktijk hebben 23 lidstaten de douane als leidende autoriteit aangewezen. DK en EE hebben de belasting- en douanedienst als autoriteit aangewezen. Twee andere lidstaten (PL en VK) hebben de douane en de grenswacht als autoriteit aangewezen.

De specifieke nationale verschillen komen verder tot uiting in het brede scala van andere instanties die in dit verband een taak hebben: landelijke recherchediensten, FIE's, bureaus voor terrorismebestrijding, grenswacht, provinciale besturen, fiscus, fraudebestrijdingsdepartementen of inlichtingendiensten en gerechtelijke instanties. Politiediensten en FIE's zijn het vaakst betrokken bij de handhaving van controles op het vervoer van liquide middelen. In zestien lidstaten is de samenwerking tussen overheidsdiensten vastgelegd in schriftelijke samenwerkingsovereenkomsten. Een derde van de lidstaten heeft verbindingsdiensten of werkgroepen tussen de bevoegde autoriteiten opgericht.

13.

De definitie van liquide middelen


De definitie van liquide middelen in de verordening liquidemiddelencontrole is overgenomen van de definitie die wordt gebruikt door de FATF in SR IX, en omvat verhandelbare instrumenten aan toonder en contant geld. Tot dusver hebben de lidstaten geen grote problemen gemeld met de toepassing van deze definitie. Goud, edele metalen of edelstenen vallen buiten de definitie. Sommige lidstaten hebben gemeld dat zij voor goud en/of edele metalen en edelstenen nationale bepalingen toepassen die vergelijkbaar zijn met de aangifteverplichting voor liquide middelen (BG, DE, AT (op AT-grondgebied), CY, CZ en PL). Elektronische betaalpassen die voor verschillende doeleinden kunnen worden gebruikt, vallen ook niet onder de definitie. Eén lidstaat (DE) heeft gemeld dat hij nationale bepalingen heeft voor de aangifte van elektronisch geld.

14.

Aangifteplicht


Iedere natuurlijke persoon die het grondgebied van de EU binnenkomt of verlaat, is wettelijk verplicht om elk bedrag van 10 000 euro of meer dat hij bij zich heeft, aan te geven bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarlangs hij de EU binnenkomt of verlaat, dat wil zeggen bij het eerste punt van binnenkomst in de EU en het laatste punt van uitgang uit de EU.

15.

Voorlichting in verband met de aangifteplicht


Om ervoor te zorgen dat reizigers zich ervan bewust zijn dat zij een aangifteplicht hebben, zijn er op nationaal en EU-niveau voorlichtingscampagnes opgezet die steeds opnieuw worden geactualiseerd. Op EU-niveau zijn er een poster (10 000 exemplaren in 22 talen), meertalige brochures (401 520 exemplaren gedrukt in 2007 met een aangepaste herdruk op 1 000 000 exemplaren in juli 2009), advertenties in magazines aan boord van vliegtuigen (in magazines van 10 grote luchtvaartmaatschappijen in september 2009), webpagina's (in 2007, bijgewerkt in augustus 2009) en een animatieclip (in 2007, bijgewerkt in november 2009, in zeven talen) ontwikkeld en verspreid. Op nationaal niveau is gebruik gemaakt van vergelijkbare middelen, zoals posters, webpagina's, voorlichting van de betrokkenen of persmededelingen over gevallen die aan het licht zijn gebracht.

De algemene indruk bestaat dat de voorlichtingsacties over de controles op het vervoer van liquide middelen er in aanzienlijke mate toe hebben bijgedragen dat reizigers zich bewust zijn van hun aangifteplicht, ofschoon slechts vier lidstaten de resultaten van de voorlichtingscampagne hebben gemonitord en in geen van deze gevallen gebruik is gemaakt van monitoringinstrumenten om de efficiency of effectiviteit van de voorlichtingscampagnes te meten.

De verordening liquidemiddelencontrole voorziet niet in een uitdrukkelijke verplichting om een voorlichtingscampagne op te zetten, maar nagenoeg alle lidstaten hebben erkend dat voorlichtingsacties noodzakelijk zijn. Zeventien lidstaten hebben meegedeeld dat zij een permanente voorlichtingscampagne over de controles op het vervoer van liquide middelen hebben lopen om ervoor te zorgen dat reizigers hiervan constant bewust worden gemaakt. Sommige lidstaten achten het noodzakelijk om in de verordening een voorlichtingsverplichting over de controles op het vervoer van liquide middelen op te nemen, omdat dit de contacten met de luchthavenautoriteiten om het voorlichtingsmateriaal te afficheren, gemakkelijker zou maken.

16.

Plaats van aangifte


Krachtens de verordening liquidemiddelencontrole moeten natuurlijke personen liquide middelen aangeven bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarlangs zij de EU binnenkomen of verlaten. In het algemeen zorgt deze vereiste niet voor moeilijkheden in de lidstaten.

17.

Transit


Door de verschillen in de transitinfrastructuur op luchthavens is het voor transitpassagiers moeilijk om aan hun aangifteplicht te voldoen op het eerste punt van binnenkomst of het laatste punt van uitgang van de EU. Er bestaan weinig of verschillende faciliteiten voor de aangifte van liquide middelen in transitzones en er is onvoldoende tijd tussen twee vluchten.

Ook voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is het moeilijk om transitpassagiers op geharmoniseerde wijze te controleren. Tijdsgebrek, het ontbreken van passende controlefaciliteiten door de verschillende transitinfrastructuur op luchthavens, en afzonderlijke kanalen voor hand- en ruimbagage hinderen deze controles.

Een specifieke projectgroep van deskundigen inzake liquidemiddelencontrole heeft zich over deze kwestie gebogen en is tot de conclusie gekomen dat een herziening van artikel 3 van de verordening liquidemiddelencontrole nodig lijkt om de procedures voor de controle op het vervoer van liquide middelen in overeenstemming te brengen met die voor de controle op de bagage van passagiers zoals vastgesteld in de artikelen 192 tot en met 194 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek i.

18.

Wijze van aangifte


Krachtens de verordening liquidemiddelencontrole kan de aangifte van liquide middelen schriftelijk, mondeling of elektronisch gebeuren. De meeste lidstaten hebben gekozen voor een schriftelijke aangifte. Alleen DK, AT en ES aanvaarden een mondelinge aangifte, die door de douane in een schriftelijke verklaring wordt omgezet. AT (alleen voor professionele geldkoeriers), ES en PL aanvaarden dat de aangifte elektronisch wordt ingediend. Voor het tweede kwartaal van 2009 is 90 % van de aangiften schriftelijk gedaan, 9,7 % elektronisch en 0,3 % mondeling. Alle lidstaten hebben een formulier opgesteld waarop alle minimale gegevens moeten worden ingevuld die krachtens artikel 3, lid 2, van de verordening liquidemiddelencontrole vereist zijn.

Uit de initiële tenuitvoerleggingsfase is gebleken dat een gemeenschappelijk aangifteformulier een belangrijke verbetering zou betekenen voor de (elektronische) uitwisseling van gegevens over aangiften inzake vervoer van liquide middelen. Het zou ook voor internationale reizigers duidelijker zijn wat van hen verwacht wordt, waardoor zij tevens hun verplichtingen beter zouden naleven.

Met dat doel is een Europees gemeenschappelijk aangifteformulier ontwikkeld. Zestien lidstaten maken er thans gebruik van: AT, CY, DK, EE, EL, FI, HU, IE, LU, MT, NL, PL, PT, RO, SE en SI. Andere lidstaten overwegen om het in de toekomst te gebruiken (BG, DE, LV, SK) of gebruiken al formulieren die sterk op dit gemeenschappelijke formulier lijken (ES, FR, LT). In nagenoeg alle lidstaten worden aangiften inzake het vervoer van liquide middelen aanvaard in de officiële talen van het land van aangifte, alsook in het Engels, en kunnen formulieren in die talen worden ingevuld. Sommige lidstaten aanvaarden aangiften in andere veel gesproken EU-talen en staan toe dat formulieren in die talen worden ingevuld.

19.

Statistische gegevens over aangiften inzake het vervoer van liquide middelen


De verordening liquidemiddelencontrole schrijft niet uitdrukkelijk voor dat statistische gegevens moeten worden verstrekt. De lidstaten zijn niettemin overeengekomen om de statistische gegevens over de aangiften die werden ingediend en de resultaten van de controles die zij hebben uitgevoerd, aan de Commissie toe te zenden i. Onjuiste aangiften of bevindingen van controles worden in de statistieken 'vastleggingen' genoemd (zie voor nadere bijzonderheden 3.4.2. ).

Bijlage 1 bevat de statistieken van de aangiften en vastleggingen van alle lidstaten tussen 15 juni 2007 en 30 juni 2009.

In deze periode hebben de lidstaten 178 351 aangiften ontvangen voor een totaal bedrag aan liquide middelen van 79 922 miljoen euro. Hiervan waren er 101 824 aangiften bij binnenkomst en 76 527 aangiften bij vertrek.

Bijlage 2 geeft een grafisch overzicht van de rapportage van de lidstaten over het aantal verzamelde aangiften en toont aan dat er grote verschillen bestaan.

Voor de verslagperiode waren DE, IT en FR goed voor respectievelijk 25 %, 22,5 % en 13 % van het totale aantal ontvangen aangiften, gevolgd door ES (9 %), LT (4,5 %), PL (4 %), VK (3,5 %) en BG (3 %).

Het is nodig om op deze statistieken te blijven toezien om de tenuitvoerlegging van de controles op het vervoer van liquide middelen in de lidstaten sterker te harmoniseren.

Uit bijlage 3 blijkt dat het aantal aangiften in de lidstaten eind 2008 fors is toegenomen (van 13 196 aangiften in het derde kwartaal van 2007 naar 28 210 in het laatste kwartaal van 2008). Dat cijfer daalde weer tot 27 236 in het tweede kwartaal van 2009. Hetzelfde patroon komt naar voren in bijlage 4 die betrekking heeft op het bedrag in euro's dat met deze aangiften overeenkomt (5 432 miljoen euro in het derde kwartaal van 2007, 13 051 miljoen euro in het laatste kwartaal van 2008 en 9 496 miljoen euro in het tweede kwartaal van 2009). Naar alle waarschijnlijkheid hebben het aantal aangiften en de daarmee overeenkomende bedragen in euro's de algehele daling van de economische bedrijvigheid in 2009 als gevolg van de bankencrisis gevolgd.

In het tweede kwartaal van 2009 is meer dan 63 % van de aangiften gedaan op luchthavens, 30 % bij grensovergangen over de weg, 5 % in havens en 2 % bij grensovergangen via het spoor. 86,2 % van de aangiften was afkomstig van particuliere geldkoeriers, 13,8 % van professionele geldkoeriers.

20.

Informatie over toewijzing van controlebevoegdheden aan nationale autoriteiten


Controlebevoegdheden in de lidstaten

De controles in de lidstaten zijn gericht op de ingediende aangiften, de passagiers, de bagage en het vervoermiddel. Alle lidstaten hebben meegedeeld dat zij fysieke controles verrichten. Nagenoeg alle lidstaten gebruiken scanapparatuur. Vier lidstaten hebben meegedeeld dat zij opgeleide speurhonden inzetten.

Controles kunnen pas efficiënt en effectief zijn als er gebruik wordt gemaakt van een passende risicobeheersingsstrategie. Twaalf lidstaten hebben meegedeeld dat zij voor de controle op het vervoer van liquide middelen een specifieke nationale strategie toepassen. Andere lidstaten hebben gemeld dat zij voor de controle op het vervoer van liquide middelen risicoanalysecriteria gebruiken op de belangrijkste plaatsen van binnenkomst en uitgang. Zeventien lidstaten hebben aangegeven dat zij risicoprofielen gebruiken en achttien lidstaten dat zij gebruik maken van door inlichtingensystemen gegeneerde waarschuwingen, die zij ontvangen of zelf afgeven. Vier lidstaten hebben gemeld dat zij nationale doelgerichte acties tezamen met andere bevoegde autoriteiten verrichten.

21.

Controleresultaten


De vastleggingen van de lidstaten (zie bijlage 1) hebben betrekking op 13 019 gevallen en vertegenwoordigen een bedrag van 1 632 miljoen euro. De volgende lidstaten nemen het merendeel van deze vastleggingen voor hun rekening: DE (40 %), FR (20 %), IT (12 %), VK (10 %), NL (6 %), PT (4 %), ES (4 %). Deze belangrijke verschillen komen tot uiting in het grafische overzicht van bijlage 5 met het aantal vastleggingen.

Verschillende lidstaten hebben geen of slechts weinig vastleggingen gerapporteerd. In sommige gevallen wijst dit er veeleer op dat de lidstaat niet in staat is gegevens centraal op te roepen dan dat er te weinig controles worden uitgevoerd (zie informatie in 3.4.2. ). Andere lidstaten hebben een zeer hoog aandeel van vastleggingen gerapporteerd in vergelijking met het aantal spontane aangiften (zie bijlage 6). Door nauw toe te zien op de controleresultaten zullen mogelijke verschillen in de controleaanpak tussen de lidstaten opgespoord en gevolgd kunnen worden, zodat eventueel kan worden bijgestuurd naar een volledige geharmoniseerde controleaanpak door de lidstaten.

Het aantal vastleggingen is stelselmatig toegenomen van 552 gevallen in het derde kwartaal van 2007 tot 2 300 gevallen in het tweede kwartaal van 2009 (zie bijlage 7). Het daarmee overeenkomende bedrag in euro's, dat in bijlage 8 is weergegeven, was relatief stabiel over deze periode, behalve voor de vastleggingen in het laatste kwartaal van 2008, hetgeen toe te schrijven is aan één vaststelling in Duitsland in verband met een niet-aangegeven verhandelbaar instrument aan toonder met een hoge waarde (33 miljoen euro in het derde kwartaal van 2007, 1 149 miljoen euro in het laatste kwartaal van 2008 en 72,5 miljoen euro in het tweede kwartaal van 2009).

22.

Informatie over de vastlegging en verwerking


Registratie en verwerking van aangiften inzake het vervoer van liquide middelen

Alle lidstaten hebben gerapporteerd dat zij informatie over de aangiften registreren. Veertien lidstaten doen dit in een geautomatiseerde centrale databank. In de meeste gevallen betreft het een stand-alone databank op centraal niveau, soms met rechtstreekse toegang voor de nationale FIE (in twee lidstaten wordt de centrale databank bijgehouden door de nationale FIE). In de meeste gevallen kunnen de geregistreerde gegevens momenteel niet rechtstreeks worden opgeroepen door andere bevoegde autoriteiten zoals de nationale FIE.

De lidstaten die hebben gerapporteerd dat zij de registratie van de aangiften niet hebben geautomatiseerd, maken gewoonlijk gebruik van Excel-bestanden of een lokale databank.

23.

Registratie en verwerking van niet-vrijwillige aangiften inzake het vervoer van liquide middelen en bij controle verkregen gegevens


25 lidstaten hebben meegedeeld dat zij de gegevens die zij bij hun controles op het vervoer van liquide middelen verkrijgen, registreren en verwerken. Eén lidstaat deelde mee dat hij dit soort gegevens niet bewaarde, ofschoon artikel 5 van de verordening liquidemiddelencontrole dit uitdrukkelijk van de lidstaten vereist. Twaalf lidstaten registreren de gegevens in een geautomatiseerde centrale databank. De andere lidstaten registreren de gegevens in databanken in de lokale douanecontroleposten. Eén lidstaat meldde dat hij alleen de opgespoorde onregelmatigheden registreerde, en een andere dat hij alleen de resultaten van strenge controles registreerde.

24.

Registratie en verwerking van gegevens over in bewaring genomen liquide middelen


Procedures voor de inbewaringneming van liquide middelen zijn niet verplicht, aangezien in artikel 4 van de verordening liquidemiddelencontrole is bepaald dat liquide middelen bij een administratieve beslissing in bewaring MOGEN worden genomen. 23 lidstaten hebben gerapporteerd dat zij de gegevens over in bewaring genomen liquide middelen registreren en verwerken. SE en FR hebben meegedeeld dat zij dit soort gegevens niet registreren. Voor PL en BE is geen informatie beschikbaar.

Vijftien lidstaten (AT, BG, CY, DE, EE, ES, FI, IE, IT, LV, LT, NL, PT, SL en VK) registreren de in bewaring genomen liquide middelen in een centrale databank. Zeven lidstaten (DK, EL, LU, HU, RO, SK en SE) verwijzen naar een databank in de lokale douanekantoren, terwijl CZ deze gegevens rechtstreeks doorgeeft aan de nationale FIE.

De lidstaten verstrekken de Commissie momenteel geen statistische gegevens over de in bewaring genomen liquide middelen. In de nabije toekomst zullen de lidstaten dankzij een nieuwe module van het douane-informatiesysteem van OLAF (DIS) alle gegevens in verband met de inbewaringneming van liquide middelen kunnen invoeren.

25.

Terbeschikkingstelling van gegevens aan de financiële inlichtingeneenheden


21 lidstaten stellen alle gegevens van aangiften inzake het vervoer van liquide middelen spontaan ter beschikking van hun nationale FIE. Alleen FI, IT en het VK hebben gerapporteerd dat zij deze gegevens pas ter beschikking stellen op verzoek, terwijl CY en HU alleen in verdachte gevallen gegevens ter beschikking stellen van de nationale FIE. De gegevens worden de FIE ter beschikking gesteld per mail, via de post, bij officiële brief of door onmiddellijke toegang tot de databank waarin de aangiften worden geregistreerd. De frequentie waarmee deze gegevens worden verstrekt, varieert van onmiddellijke toezending via een rechtstreekse toegang tot de databank, over dagelijks, wekelijks of maandelijks, tot maximaal om de drie of vier maanden (2 lidstaten).

Sommige lidstaten meldden dat de procedures om de nationale FIE in te lichten, sneller verliepen wanneer de gegevens betrekking hadden op de ontdekking van verdachte geldbewegingen.

De meeste lidstaten (AT, BG, CY, CZ, DE, DK, EE, EL, FI, HU, IE, IT, LU, MT, NL, RO, SK, SL, SE en VK) rapporteerden dat zij gegevens over verdachte aangiften ter beschikking stelden van de nationale FIE (geen informatie beschikbaar voor BE, FR, PL en PT). Sommige lidstaten (LV, DE, LT) stellen de gegevens ter beschikking van de nationale FIE door deze dienst rechtstreeks toegang te geven tot de databank met alle gegevens over de aangiften inzake het vervoer van liquide middelen. In ES en NL wordt de centrale databank met de gegevens over het vervoer van liquide middelen al bij de nationale FIE bijgehouden.

Door de verschillen tussen de lidstaten op het vlak van de organisatie van de FIE en de relaties met de andere bevoegde autoriteiten, is het moeilijk met voorstellen te komen voor sterker geharmoniseerde procedures voor gegevensuitwisseling tussen douane en FIE's.

26.

Smurfing


Zestien lidstaten hebben gerapporteerd dat zij specifieke controles uitvoeren op geldbewegingen onder de drempel van 10 000 euro wanneer er aanwijzingen zijn dat die geldbewegingen verband houden met illegale activiteiten, een praktijk die ook bekend staat als 'smurfing'. Dit is mogelijk op grond van artikel 5, lid 2, van de verordening liquidemiddelencontrole. De meeste lidstaten stellen deze gegevens ook ter beschikking van de nationale FIE.

27.

Uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten onderling en met de Commissie


Aangezien er geen comité bestaat dat de Commissie kan helpen bij het beheer van de verordening liquidemiddelencontrole, heeft de Commissie een permanente werkgroep met alle lidstaten opgericht, die driemaal per jaar bijeenkomt. Deze werkgroep wordt gefinancierd met middelen uit het Douane 2013-kaderprogramma, dat samenwerkingsactiviteiten tussen de lidstaten en de Commissie financiert. De werkgroep houdt zich voornamelijk bezig met de verbetering van de gegevensuitwisseling, de harmonisatie van de procedures, de vaststelling van beste praktijken en het creëren van een passend platform waar de autoriteiten van de lidstaten hun standpunten over de uitvoering van de verordening liquidemiddelencontrole kunnen uitwisselen. Met dit doel is ook het handboek met richtsnoeren voor de controle op het vervoer van liquide middelen, dat onlangs door de werkgroep werd goedgekeurd, opgesteld.

De lidstaten en de Commissie zouden baat hebben bij een comitéprocedure, zodat een hoger niveau van harmonisatie zou kunnen worden bewerkstelligd.

Daarnaast werd een specifieke virtuele belangengroep opgericht in een beveiligde extranetomgeving, zodat overheidsdiensten inlichtingen kunnen uitwisselen en aan discussieforums kunnen deelnemen. Hier is ook informatie beschikbaar over de centrale contactpunten van de lidstaten en de contactpunten die de klok rond bereikbaar zijn, zodat een snelle uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde autoriteiten mogelijk wordt. De lidstaten moeten deze informatie actueel houden.

28.

Uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten


De lidstaten hebben gerapporteerd dat zij met behulp van diverse instrumenten gegevens over controles op het vervoer van liquide middelen uitwisselen. Dit omvat onder meer het informatiesysteem voor fraudebestrijding van OLAF (AFIS), dat is opgezet bij Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften i. De lidstaten wisselen ook gegevens over risico's uit via het elektronische risico-informatiesysteem (RIF), dat is opgezet in het kader van het communautaire douanerisicobeheerssysteem van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek i. Er is ook melding gemaakt van rechtstreekse contacten via de centrale contactpunten voor de controle op het vervoer van liquide middelen, tussen douanekantoren op het terrein, via inlichtingeneenheden, contactpunten van ordehandhavingsdiensten of het netwerk van verbindingsofficieren voor fiscale misdrijven, en het gebruik van specifieke IT-applicaties van Europol.

In de context van de Groep douanesamenwerking van de Raad organiseren de lidstaten regelmatig gezamenlijke acties. Tijdens het Franse voorzitterschap is een gezamenlijke douaneactie op het gebied van controle op het vervoer van liquide middelen door geldkoeriers uitgevoerd onder de naam 'Athena'.

29.

Uitwisseling van gegevens met de Commissie


Alle lidstaten verstrekken de Commissie op kwartaalbasis statistische gegevens over de uitvoering van de verordening liquidemiddelencontrole. Deze gegevens worden verwerkt en ter beschikking gesteld van alle lidstaten.

De lidstaten verstrekken de Commissie via AFIS de gegevens over gevallen waarin er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen betrekking hebben op de opbrengsten van misdrijven of andere onwettige activiteiten ten nadele van de financiële belangen van de EU. In de DIS-module, die deel uitmaakt van het AFIS-systeem, zullen de lidstaten gegevens kunnen invoeren over in bewaring genomen, in beslag genomen of geconfisqueerde liquide middelen. In het Referentiebestand van onderzoeksdossiers op douanegebied (FIDE) van het AFIS-systeem moet informatie over door de douane ingeleide onderzoeken worden ingevoerd zodat kan worden nagegaan of er in een lidstaat een strafrechtelijk onderzoek is gevoerd naar een persoon (of bedrijf). In FIDE zijn maar weinig gevallen ingevoerd en de DIS-module is nog niet actief.

30.

Statistieken over uitwisseling van gegevens


Voor gevallen waarin er aanwijzingen bestaan dat de aangegeven of ontdekte liquide middelen verband houden met onwettige activiteiten ter zake van het vervoer van die liquide middelen, kunnen de lidstaten gegevens uitwisselen overeenkomstig artikel 6 van de verordening liquidemiddelencontrole. De lidstaten hebben slechts weinig gevallen gemeld en de Commissie erop gewezen dat deze moeilijk te kwantificeren zijn omdat de gegevens gewoonlijk worden uitgewisseld op ad-hocbasis via rechtstreekse contacten tussen handhavingsambtenaren waarvan de centrale diensten niet in kennis worden gesteld. Gezien het belang van een adequate gegevensuitwisseling heeft de Commissie met de lidstaten een projectgroep opgericht om de uitwisseling van gegevens te versterken.

31.

Uitwisseling van gegevens met derde landen


De verordening liquidemiddelencontrole verplicht niet tot uitwisseling van gegevens met derde landen. De lidstaten hebben gegevens uitgewisseld op basis van internationale overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand, bilaterale verdragen, rechtstreekse contracten met centrale contactpunten in derde landen, het douanenetwerk voor fraudebestrijding CEN en het netwerk van verbindingsofficieren voor fiscale misdrijven. Er is ook melding gemaakt van gegevensuitwisseling via de nationale FIE.

De Commissie heeft algemene informatie over de beschikbare mechanismen verspreid in het kader van de FATF.

Met de VS zijn beste praktijken en ervaringen uitgewisseld op een bijzondere EU-/VS-bijeenkomst van de Douane 2013-werkgroep liquidemiddelencontrole in april 2008.

32.

Vertrouwelijkheid/gegevensbescherming/veiligheid


In alle lidstaten is de volgende wetgeving van toepassing:

Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens i, en

Besluit van de Commissie van 29 november 2001 (2001/844/EG, EGKS, Euratom). Dit besluit bevat de voorschriften voor de rubricering van gegevens met het oog op de veiligheid ervan i.

33.

Algemene bepalingen inzake vertrouwelijkheid / bepalingen inzake beroepsgeheim


De meeste lidstaten (AT, BG, CY, CZ, DE, EL, ES, FI, FR, EE, HU, IE, IT, LV, MT, PL, RO, SE, SL en VK) hebben gerapporteerd dat zij specifieke maatregelen inzake gegevensbescherming hebben genomen in verband met de gegevensuitwisseling over het vervoer van liquide middelen. Voor BE, LU en PT is geen informatie beschikbaar. In de realiteit passen de meeste lidstaten algemene maatregelen betreffende de bescherming van persoonsgegevens toe. Voorts hebben zeer weinig lidstaten gemeld dat zij maatregelen hebben genomen voor de rubricering van gegevens met het oog op de veiligheid ervan. Vier lidstaten (DK, LT, NL en SK) hebben aangegeven dat de algemene gegevensbeschermings-, gegevensbeveiligings- en vertrouwelijkheidsmaatregelen ook van toepassing zijn op de gegevens in verband met het vervoer van liquide middelen.

Er kan worden geconcludeerd dat de meeste lidstaten zorgen voor een algemeen minimumniveau van vertrouwelijkheid of bescherming van de persoonsgegevens in de informatie over het vervoer van liquide middelen. Slechts weinig lidstaten hebben specifieke maatregelen inzake liquidemiddelencontrole genomen om de bescherming van de desbetreffende persoonsgegevens te garanderen, of hebben de gegevens die bij liquidemiddelencontroles worden verzameld, gerubriceerd om de veiligheid ervan te garanderen.

34.

Sancties


Alle lidstaten hebben voorschriften vastgesteld die voorzien in sancties indien niet aan de aangifteplicht wordt voldaan. De sancties van de meeste lidstaten kunnen worden beschouwd als evenredig, afschrikkend en doeltreffend, behalve bij een paar lidstaten waar het bedrag van de bestuurlijke sanctie ontoereikend lijkt om een afschrikkend effect te hebben. De Commissie heeft deze lidstaten verzocht dit euvel snel te verhelpen.

Achttien lidstaten kunnen andere sancties toepassen dan de louter bestuurlijke sancties zoals bepaald in artikel 9 van de verordening liquidemiddelencontrole. Deze sancties omvatten het inbeslagnemen of vasthouden van liquide middelen wanneer er een vermoeden van onwettige activiteiten bestaat, (hogere) boetes, opsluiting of confiscatie van de liquide middelen.

De lidstaten hebben geen verplichting om de Commissie statistieken over de opgelegde sancties toe te zenden. De beschikbare ad-hocinformatie bevestigt evenwel dat de meeste lidstaten daadwerkelijk sancties hebben opgelegd.

35.

CONCLUSIES


De door de lidstaten verstrekte informatie toont een over het algemeen bevredigend beeld van de recente tenuitvoerlegging van de verordening liquidemiddelencontrole. De lidstaten hebben bevoegde autoriteiten aangewezen om ervoor te zorgen dat passagiers aan hun aangifteplicht voldoen, aangiften inzake vervoer van liquide middelen worden verwerkt en controles worden uitgevoerd op passagiers, bagage en vervoersmiddelen. De lidstaten hebben ook een systeem voor sancties en/of inbewaringneming van liquide middelen opgezet voor de gevallen waarin de aangifteverplichting niet wordt nageleefd. Zij hebben de nodige maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de gegevens die bij de aangifte worden verkregen, ter beschikking worden gesteld van de nationale FIE. In voorkomend geval wisselen ze gegevens uit met andere lidstaten, de Commissie en derde landen, met inachtneming van de normen inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming. Gelet op de verschillen tussen de lidstaten op het vlak van ontvangen aangiften en uitgevoerde controles is het zaak nauw op hen toe te zien om een sterkere harmonisatie in de tenuitvoerlegging van de verordening liquidemiddelencontrole te bewerkstelligen. Waar nodig zal van de lidstaten worden verlangd dat zij corrigerende maatregelen nemen.

Bij een aantal lidstaten zijn enkele tekortkomingen vastgesteld op het gebied van de vastlegging, verwerking en terbeschikkingstelling van controlegegevens en op het gebied van de invoering van nationale sancties. De Commissie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving betreffende liquidemiddelencontrole in alle lidstaten juist ten uitvoer wordt gelegd.

36.

AANBEVELINGEN


Op basis van de ervaring met de praktische tenuitvoerlegging van de verordening liquidemiddelencontrole kan worden geconcludeerd dat een grondige herziening van de verordening NIET nodig is.

Wel kan worden overwogen om het regelgevingskader voor liquidemiddelencontrole op enkele punten aan te passen:

- herziening van artikel 3 van de verordening liquidemiddelencontrole om een oplossing te bieden voor de praktische problemen van de lidstaten met de controle van transitpassagiers;

- invoering van een gemeenschappelijk EU-aangifteformulier inzake vervoer van liquide middelen, op basis van het gemeenschappelijk aangifteformulier dat thans door de meeste lidstaten wordt gebruikt, ten behoeve van een verdere harmonisatie van de verzamelde gegevens, een sterkere bewustmaking van de reizigers en een eventuele automatisering;

- invoering van verplichte (kwartaal-)rapportage aan de Commissie van de door de lidstaten verzamelde statistieken, om te garanderen dat kan worden toegezien op de doeltreffendheid van de verordening liquidemiddelencontrole. De rapportage is thans gebaseerd op vrijwillige akkoorden;

- invoering van een voorlichtingsverplichting in verband met de aangifteplicht bij het vervoer van liquide middelen. Momenteel gebeuren alle voorlichtingsacties op vrijwillige basis;

- instelling van een comitéprocedure om de discussies met de lidstaten over het beheer van de verordening liquidemiddelencontrole te institutionaliseren;

- eventuele vaststelling van een uitvoeringsverordening van de Commissie voor technische elementen zoals het formaat van het gemeenschappelijke aangifteformulier of de inhoud van de rapportagevereisten.

Een grotere harmonisatie zou al kunnen worden bereikt door beste praktijken uit te wisselen en de procedures sterker te harmoniseren met behulp van 'soft law', zoals richtsnoeren of technische overeenkomsten tussen de lidstaten, via de werkgroep liquidemiddelencontrole.

Voor een volledige harmonisatie van de controles op het vervoer van liquide middelen die de EU binnenkomen en verlaten, zou een wijziging van de verordening liquidemiddelencontrole vereist zijn.

BIJLAGE 1:

Samenvattende statistieken van aangiften en vastleggingen van vervoer van liquide middelen- alle lidstaten -Q3 2007 – Q2 2009

[afbeelding - zie origineel document]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 2:

37.

Aantal aangiften inzake vervoer van liquide middelen- alle lidstaten -Q3 2007 tot Q2 2009


[afbeelding - zie origineel document]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 3:

Ontwikkeling van het aantal aangiften inzake vervoer van liquide middelen– totalen –Q3 2007 tot Q2 2009

[afbeelding - zie origineel document]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 4:

Ontwikkeling van de aangiften inzake vervoer van liquide middelen uitgedrukt in de daarmee overeenkomende bedragen in euro's– totalen –Q3 2007 tot Q2 2009

[afbeelding - zie origineel document]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 5:

38.

Aantal vastleggingen inzake vervoer van liquide middelen- alle lidstaten -Q3 2007 tot Q2 2009


[afbeelding - zie origineel document]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 6:

39.

Verhouding tussen vastleggingen en het totale aantal aangiften inzake vervoer van liquide middelen- alle lidstaten -Q3 2007 tot Q2 2009


[afbeelding - zie origineel document]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 7:

Ontwikkeling van het aantal vastleggingen inzake vervoer van liquide middelen– totalen –Q3 2007 – Q2 2009

[afbeelding - zie origineel document]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.

BIJLAGE 8:

Ontwikkeling van de vastleggingen inzake vervoer van liquide middelen uitgedrukt in de daarmee overeenkomende bedragen in euro's– totalen –Q3 2007 – Q2 2009

[afbeelding - zie origineel document]

IT, PL en GR hebben voor Q3 en Q4 2007 geen gegevens inzake liquidemiddelencontroles verstrekt.BE heeft voor Q3 2007 geen gegevens verstrekt.
– 766.