Toelichting bij COM(2007)758 - Enkele basiselementen voor de ontwikkeling van een btw-fraudebestrijdingsstrategie in de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52007DC0758


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

3.

Brussel, 23.11.2007


COM(2007) 758 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

over enkele basiselementen voor de ontwikkeling van een btw-fraudebestrijdingsstrategie in de EU {SEC(2007) 1584}

4.

INHOUDSOPGAVE


Inhoudsopgave

1.

Achtergrond

3

5.

1.1. De mededeling van de Commissie over belastingfraude 3


6.

1.2. Follow-up van de mededeling 3


7.

1.2.1. In de Raad 3


8.

1.2.2. In de Commissie 4


9.

1.2.3. In het bedrijfsleven 4


10.

2. Een eerste mijlpaal: de Ecofin-conclusies van 5 juni 2007 4


11.

3. Bepaling van de toekomstige koers binnen het bestaande wetgevingskader 6


12.

3.1. Eerste vaststelling: om het btw-stelsel te controleren, hebben de belastingdiensten precieze gegevens nodig 6


13.

3.2. Tweede vaststelling: bij de lidstaten is er onvoldoende sprake van een communautaire insteek om een goede werking van het gemeenschappelijke btw-stelsel te garanderen 8


14.

3.3. Derde vaststelling: het belang van actuele informatie over de btw-status van ondernemers 10


15.

3.4. Vierde vaststelling: de belastingdiensten moeten meer mogelijkheden krijgen om in fraudegevallen btw-inkomsten te innen 11


16.

4. Conclusies 12


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

over enkele basiselementen voor de ontwikkeling van een btw-fraudebestrijdingsstrategie in de EU

2.

Achtergrond



17.

1.1. De mededeling van de Commissie over belastingfraude


Op 31 mei 2006 heeft de Commissie een mededeling gepresenteerd over de noodzaak om een gecoördineerde strategie te ontwikkelen ter verbetering van de bestrijding van belastingfraude i. Zo wilde zij met alle betrokkenen (de Raad, het Europees Parlement, het bedrijfsleven) een debat op gang brengen over de elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij de ontwikkeling van een fraudebestrijdingsstrategie op Europees niveau. Voorts herinnerde zij eraan dat een strategie pas kans op slagen heeft als de aanpak multidisciplinair is, dat wil zeggen ook de opsporingsdiensten en de gerechtelijke autoriteiten omvat. In dat verband verwees zij naar initiatieven op gebieden zoals het voorstel voor een verordening i en voor een wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97 i, die beide al aan de Raad zijn voorgelegd.

In de mededeling zijn een reeks pragmatische en realistische maatregelen die de huidige situatie zouden helpen verbeteren, in discussie gebracht. Ook werd de vraag gesteld of het huidige btw-stelsel ingrijpend moet worden gewijzigd om de btw-fraude efficiënt aan te pakken, hetzij door de lidstaten de mogelijkheid te geven om de verleggingsregeling te veralgemenen, hetzij door een systeem in te voeren om intracommunautaire leveringen in de belastingheffing te betrekken.

18.

1.2. Follow-up van de mededeling


19.

1.2.1. In de Raad


De mededeling werd met instemming begroet door de Ecofin-Raad van 7 juni 2006, die verklaarde dat hij alle in overweging gegeven maatregelen zou onderzoeken.

De technische analyse die de Raad daarop verrichte, vond haar neerslag in de Ecofin-conclusies van 28 november 2006. Daarin noemde de Raad de btw-fraude als zijn grootste punt van zorg en omschreef hij een aantal aspecten die de Commissie met bijzondere prioriteit diende te behandelen. Alle inspanningen zijn sindsdien aan de btw-problematiek gewijd en deze mededeling heeft, in tegenstelling tot de bovenstaande, alleen betrekking op btw-fraude.

Voorts verklaarde de Raad dat hij zijn werkzaamheden zou voortzetten op het gebied van de verleggingsregeling en de belastingheffing van intracommunautaire leveringen.

20.

1.2.2. In de Commissie


In aansluiting op de Ecofin-conclusies van 28 november 2006 richtte de Commissie met de lidstaten een nieuwe deskundigengroep op, de zogenaamde ATFS-deskundigengroep (Anti Tax Fraud Strategy of strategie ter bestrijding van belastingfraude), om de door de Raad genoemde prioriteitsgebieden nader in te vullen.

21.

1.2.3. In het bedrijfsleven


De Commissie heeft op 29 maart 2007 een conferentie over btw-fraude georganiseerd om de Europese bedrijven de mogelijkheid te bieden hun standpunt te geven over de huidige aanpak van de btw-fraude, te reageren op de denksporen die in de mededeling van de Commissie werden uitgestippeld, en andere suggesties te doen om de btw-fraude te helpen bestrijden.

Een algemene conclusie van de conferentie luidde dat de bedrijven en de belastingdiensten een gemeenschappelijk belang hebben bij fraudebestrijding en dat de bedrijven bereid zijn om de belastingdiensten bij die taak te helpen. Een belangrijk element hierbij is de verbetering van de communicatie tussen beide partijen. Momenteel zijn de belastingplichtigen er niet van overtuigd dat er efficiënt gebruik wordt gemaakt van de gegevens die zij aan de belastingdiensten moeten verstrekken.

Ook de onevenredig hoge kosten voor het bedrijfsleven als gevolg van de uiteenlopende nationale rapportageverplichtingen zijn tijdens de conferentie over het voetlicht gebracht. De bedrijven waren voorstander van een win-winsituatie waarbij een eventuele herziening van de rapportageverplichtingen zowel garandeert dat de belastingdiensten tijdig de nodige gegevens ontvangen als dat de naleving van deze verplichtingen dankzij een verreikende harmonisatie wordt vergemakkelijkt, onder meer door de opheffing van bepaalde nationale verplichtingen.

22.

2. EEN EERSTE MIJLPAAL: DE ECOFIN-CONCLUSIES VAN 5 JUNI 2007


In de conclusies van de Raad kunnen twee grote categorieën van maatregelen worden onderscheiden: enerzijds traditionele maatregelen om het bestaande btw-stelsel te versterken en anderzijds verdergaande maatregelen om het stelsel te wijzigen.

Wat de traditionele maatregelen betreft, heeft de Commissie een voortgangsverslag gepresenteerd over de werkzaamheden die sinds de vorige Ecofin-vergadering van november 2006 zijn verricht.

Op basis van dit voortgangsverslag heeft de Raad prioriteit verleend aan een aantal maatregelen en de Commissie verzocht om uiterlijk eind 2007 de nodige wetgevingsvoorstellen, inclusief een effectbeoordeling, voor te leggen zodat deze vóór eind 2008 kunnen worden aangenomen.

Het betreft hier met name een frequentere opgave van intracommunautaire leveringen en een snellere uitwisseling van deze informatie tussen de belastingdiensten, de mogelijkheid om ondernemers hoofdelijk aansprakelijk te stellen wanneer de gegevens over hun intracommunautaire leveringen niet juist worden opgegeven, en de verbetering van de gegevens over voor btw-doeleinden geïdentificeerde bedrijven die ter beschikking worden gesteld van ondernemers die intracommunautair actief zijn.

De Commissie is voornemens begin volgend jaar passende wetgevingsvoorstellen over deze onderwerpen voor te leggen, in voorkomend geval rekening houdende met de verdere technische besprekingen ter zake en de uitkomst van de effectbeoordeling. Wat de gegevens over voor btw-doeleinden geïdentificeerde bedrijven betreft, kan de situatie worden verbeterd zonder dat de wetgeving wordt gewijzigd.

Voorts wilde de Raad dat alle andere, in het voortgangsverslag van de Commissie genoemde maatregelen verder werden besproken en vroeg hij om een verslag over de stand van zaken van deze besprekingen uiterlijk eind 2007.

In het vandaag gepresenteerde werkdocument van de diensten van de Commissie (Voortgangsverslag van de besprekingen over de traditionele, door de lidstaten voorgestelde maatregelen – SEC(2007) … van ….11.2007) is de stand van zaken van de besprekingen in de ATFS-deskundigengroep uitvoerig beschreven.

Wat de belastingheffing van intracommunautaire leveringen betreft, heeft de Raad nota genomen van de aanzienlijke tegenstand die er heerst tegen een dergelijke heffing in de lidstaat van aankomst. Heffing in de lidstaat van vertrek kan op meer bijval in de lidstaten rekenen en daarom verzocht de Raad de Commissie om dit spoor verder te verkennen.

De Raad heeft ook geconstateerd dat de meerderheid van de lidstaten voorbehoud maakt bij de invoering van een facultatieve veralgemeende verleggingsregeling. Daarom verzocht de Raad de Commissie om te analyseren welke gevolgen een dergelijke mogelijkheid voor de interne markt zou hebben en met name of er gedurende een beperkte periode een proefproject kan worden opgezet in een geïnteresseerde lidstaat.

De Raad heeft de Commissie verzocht om haar bevindingen over deze twee vergaande maatregelen uiterlijk eind 2007 voor te leggen.

Er is veel voorbereidend werk geleverd (vragenlijst aan de lidstaten, externe studies, openbare raadpleging en bijeenkomsten met bedrijven, waaronder het mkb) om aan deze verzoeken van de Raad tegemoet te komen. Gelet op de omvang van de te verrichten analyse en het feit dat de Commissie niet binnen de gestelde termijn de vereiste gegevens van alle lidstaten heeft ontvangen, zal zij pas begin volgend jaar verslag van haar bevindingen kunnen uitbrengen.

Nadat de Commissie haar analyse over de belastingheffing van intracommunautaire leveringen en de invoering van een veralgemeende verleggingsregeling heeft afgerond, zal er op het niveau van de Raad een politiek debat over de te volgen koers moeten worden gevoerd. Daarbij zal de mogelijkheid van een proefproject gedurende een beperkte periode in een geïnteresseerde lidstaat ongetwijfeld een belangrijk element zijn. De technische analyse van deze complexe materie is momenteel gaande; er hebben al twee bilaterale bijeenkomsten met de betrokken lidstaat plaatsgevonden en een volgende bijeenkomst is gepland voor het einde van het jaar.

23.

3. BEPALING VAN DE TOEKOMSTIGE KOERS BINNEN HET BESTAANDE WETGEVINGSKADER


De Commissie heeft zich ertoe verbonden om een analyse van mogelijke wijzigingen in het btw-stelsel te verrichten, maar ziet hierin geen tegenspraak met het voortzetten van een debat over de zogenoemde traditionele maatregelen. De belastingautoriteiten een moderner en efficiënter instrumentarium voor de bestrijding van belastingfraude te verschaffen, is een doel dat in ieder geval moet worden nagestreefd, los van de komende besluitvorming over de verdergaande maatregelen.

De besprekingen die in dit verband tot dusver hebben plaatsgevonden, waren intensief en hebben een hele reeks ideeën opgeleverd. Ten aanzien van een aantal basiselementen is nu een punt bereikt waarop strategische beslissingen moeten worden genomen over de koers die moet worden gevolgd bij de vaststelling van een EU-brede aanpak. De Commissie heeft met name de navolgende conclusies uit het lopende debat getrokken.

24.

3.1. Eerste vaststelling: om het btw-stelsel te controleren, hebben de belastingdiensten precieze gegevens nodig


Een van de grootste knelpunten bij het in 1993 opgezette systeem voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten over intracommunautaire leveringen van goederen is dat er niet tijdig relevante informatie wordt geleverd om de btw-fraude efficiënt aan te pakken.

De wetgevingsvoorstellen die begin volgend jaar zullen worden voorgelegd, voorzien in een frequentere opgave van intracommunautaire leveringen en een snellere uitwisseling van deze gegevens tussen de belastingdiensten, en bieden zo een oplossing voor dit probleem.

Sommige lidstaten willen evenwel verder gaan en hebben te kennen gegeven dat, rekening houdende met de mogelijkheden die de elektronische technologie biedt, de beste manier om hen in staat te stellen de belastingfraude efficiënt te bestrijden erin bestaat dat informatie over intracommunautaire leveringen op transactieniveau wordt uitgewisseld.

Om te beginnen mag echter niet worden vergeten dat alle maatregelen die in het kader van de btw-fraudebestrijding worden besproken, bij het EU-beleid op andere terreinen moeten aansluiten en met name bij de algemene doelstelling van de Europese Raad om de bestaande administratieve lasten in 2012 met 25 % te verminderen, overeenkomstig het "Actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten in de Europese Unie i".

Voorts mogen de verplichtingen voor grensoverschrijdende handel niet onevenredig hoog zijn ten opzichte van die voor nationale transacties, waardoor de interne markt minder kansen zou bieden dan de binnenlandse markt.

25.

Is de verstrekking van gedetailleerde transactiegegevens binnen een termijn van één maand voor binnenlandse en intracommunautaire handelingen de ideale oplossing voor de controle op het btw-stelsel?


Het is duidelijk dat de genoemde zorgpunten (die verband houden met de vernieuwde Lissabon-strategie en de goede werking van de interne markt) moeten worden meegenomen in het debat over de eventuele invoering van nieuwe rapportageverplichtingen ten behoeve van de fraudebestrijding, gelet op het effect dat zij op het bedrijfsleven in het algemeen hebben.

Extra rapportageverplichtingen moeten worden beperkt tot gegevens die al beschikbaar zijn in de boekhoudsystemen van bedrijven, zodat zij zonder grote moeilijkheden aan deze extra verplichtingen kunnen voldoen. Voorts moet worden voorzien in elektronische toezending van de gegevens aan de belastingdiensten om de nalevingskosten te verminderen en een efficiënte gegevensverwerking mogelijk te maken.

Kleine en middelgrote ondernemingen die niet intracommunautair actief zijn, moeten van deze extra rapportageverplichtingen worden ontheven.

De mate van gedetailleerdheid van de gegevens die moeten worden opgegeven aan en uitgewisseld tussen de belastingdiensten, dient op communautair niveau te worden vastgesteld.

Een verreikende harmonisatie van de btw-rapportageverplichtingen in de EU zou de nalevingskosten voor bedrijven die actief zijn in verschillende lidstaten, verminderen. De bedrijven hebben al meermaals te kennen gegeven dat de 27 verschillende vormen van rapportageverplichtingen een bron van ergernis zijn, die hun nalevingskosten fors opdrijven omdat hun software telkens aan de specifieke omstandigheden van iedere lidstaat moet worden aangepast.

Een verdere harmonisatie van de factureringsregels zou in deze context ook kunnen worden onderzocht.

Nieuwe rapportageverplichtingen kunnen alleen in overweging worden genomen als zij worden gecompenseerd door een vermindering van de administratieve lasten op andere terreinen.

Voordat nieuwe rapportageverplichtingen in overweging worden genomen, moet worden gegarandeerd dat de belastingdiensten de verzamelde gegevens efficiënt kunnen gebruiken.

De verzameling van gedetailleerde gegevens bij de ondernemers zou het mogelijk maken om de door de leverancier en de afnemer verstrekte gegevens automatisch met elkaar te vergelijken. Het merendeel van deze gegevens zal betrekking hebben op legitieme transacties, maar materiële fouten en een verschillende uitlegging van de regels zullen waarschijnlijk leiden tot talloze mismatches die onder de aandacht van de belastingdiensten zullen worden gebracht.

Om de enorme gegevensstromen te kunnen beheren, zal een uiterst efficiënt risicoanalyse- en risicobeheerssysteem moeten worden opgezet om uit de grote hoeveelheid mismatches de transacties en bedrijven te selecteren die nader moeten worden bekeken.

De belastingdiensten kunnen niet tijdig over de nodige gegevens beschikken om efficiënt op te treden tegen btw-fraude en met name ploffraude. De nauwkeurigheid van de gegevens die thans bij de bedrijven worden verzameld, en het gebruik ervan door de belastingdiensten moeten grondig worden geanalyseerd. Bij een herziening van de rapportageverplichtingen moet evenwel rekening worden gehouden met de doelstelling van de hernieuwde Lissabon-strategie om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven met 25 % te verminderen.

26.

3.2. Tweede vaststelling: bij de lidstaten is er onvoldoende sprake van een communautaire insteek om een goede werking van het gemeenschappelijke btw-stelsel te garanderen


De voorgestelde wijzigingen van de regels inzake de plaats van dienstverlening, die momenteel in behandeling zijn bij de Raad, hebben onderstreept hoe belangrijk het is dat de lidstaten niet alleen aandacht hebben voor de bescherming van hun eigen btw-inkomsten, maar ook opkomen voor de bescherming van de btw-inkomsten van andere lidstaten.

Deze problematiek is evenwel veel breder. De groei van de grensoverschrijdende handel als gevolg van de totstandkoming van de interne markt en de aanpassing van het gemeenschappelijke btw-stelsel aan de vereisten van die interne markt (afschaffing van de verplichte fiscaal vertegenwoordigers) betekent dat er steeds meer transacties gebeuren waarbij de plaats van belastingheffing en de plaats van vestiging van de tot voldoening van de btw gehouden persoon in twee verschillende lidstaten zijn gelegen.

De ontwikkeling van de interne markt verplicht de lidstaten ertoe meer middelen aan administratieve samenwerking toe te wijzen om een goede werking van het gemeenschappelijke btw-stelsel te garanderen.

De Commissie erkent dat dit aanzienlijke financiële en personele inspanningen van de lidstaten vereist.

De administratieve kosten voor de belastingdiensten kunnen evenwel naar omlaag. Wanneer belastingautoriteiten van andere lidstaten geautomatiseerde toegang tot niet-gevoelige gegevens krijgen, zouden de kosten van menselijke tussenkomst in de lidstaat die deze gegevens bezit, wegvallen in het geval van routineverzoeken om inlichtingen.

Het zou raadzaam zijn om een debat te voeren over verdergaande ideeën zoals de tenuitvoerlegging van een stimulerings- of kostendelingssysteem ter bevordering van een communautaire aanpak. Zo zouden de lidstaten financieel worden gestimuleerd om zich harder in te spannen voor een betere controle op de grensoverschrijdende handel. De wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingen zou een geschikt proefterrein voor de efficiency van een dergelijk systeem kunnen zijn.

Sommige lidstaten pleiten voor een nog ambitieuzere aanpak, namelijk voor het opzetten van een informele structuur, met ambtenaren van de nationale belastingdiensten, die de uitwisseling van informatie tussen de nationale belastingdiensten in grote mate moet vergemakkelijken. Het opzetten van een dergelijke structuur zou een oplossing kunnen bieden voor bepaalde obstakels die de administratieve samenwerking momenteel bemoeilijken (talen, middelen), maar ook voor bepaalde juridische vraagstukken in verband met nieuwe instrumenten, zoals geautomatiseerde toegang tot gegevens. Voor zover deze aanpak niet kan worden verwezenlijkt door de ontwikkeling van bestaande structuren en hij niet tot een duplicatie van bestaande structuren op EU-niveau leidt, is de Commissie bereid om dit idee verder te onderzoeken indien de lidstaten voldoende belangstelling tonen.

27.

Het risicobeheer moet profijt trekken van de ervaringen die zijn opgedaan door andere lidstaten


Behalve op het gebied van controle, waar de behoefte aan een gedeelde verantwoordelijkheid voor de hand ligt, zijn er andere situaties, bijvoorbeeld wanneer het gaat om de vroegtijdige opsporing van ploffers, waar de gegevens die in een lidstaat beschikbaar zijn, van wezenlijk belang zijn voor de vroegtijdige opsporing van mogelijke btw-verliezen in een andere lidstaat.

Wanneer een lidstaat zeer snel de gegevens kan verkrijgen die in andere lidstaten over bepaalde frauduleuze transacties of frauduleuze ondernemers zijn verzameld, om deze in zijn eigen risicobeheerssysteem te gebruiken, beschikt hij over een belangrijk instrument om ploffraude te bestrijden.

De Belgische belastingdienst heeft in samenwerking met andere lidstaten en met de steun van de Commissie een systeem voor een snelle en doelgerichte informatie-uitwisseling en risicoanalyse ontwikkeld. Op dit ogenblik nemen 24 lidstaten aan dit project deel. De Commissie onderkent de voordelen van de gerichte aanpak van deze uitwisselingen. Het is derhalve zaak de bestaande politieke obstakels weg te nemen zodat alle lidstaten aan deze uitwisselingen kunnen deelnemen.

28.

Strafrechtelijke procedures tegen fraudeurs


De problematiek van een strafrechtelijke vervolging van personen die betrokken zijn bij fraude waardoor een andere lidstaat belastinginkomsten derft, is meermaals in de Raad en de ATFS-deskundigengroep aan de orde geweest.

Aangezien er in de lidstaten onvoldoende garanties bestaan voor wederkerigheid bij de vervolging van grensoverschrijdende btw-fraudezaken, moeten de nodige wetgevingsstappen worden gezet om de strafrechtelijke bescherming van btw-inkomsten te verbeteren.

De Raad moet in dit verband verduidelijken dat de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen ook van toepassing is op de btw.

Als reactie op het voorstel van de ATFS-deskundigengroep dat Ecofin de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken om een passend wetgevingsinitiatief verzoekt, herinnert de Commissie eraan dat de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen al strafrechtelijke bescherming biedt, die door alle lidstaten moet worden verzekerd in het geval van fraude die de financiële belangen van de Gemeenschap schaadt, btw-fraude daaronder begrepen.

Fraudemechanismen die misbruik maken van de voordelen van de interne markt, kunnen niet goed worden bestreden met een in hoofdzaak nationale aanpak. Als het beheer van het btw-stelsel door de nationale autoriteiten een echte communautaire insteek krijgt, zal dit tot een betere bescherming van de inkomsten van alle lidstaten leiden.

29.

3.3. Derde vaststelling: het belang van actuele informatie over de btw-status van ondernemers


Het btw-identificatienummer speelt een essentiële rol in de btw-regelgeving die van toepassing is op de intracommunautaire handel. Een leverancier moet altijd de btw-status van zijn afnemer kennen om te kunnen bepalen of hij al dan niet met vrijstelling van btw kan leveren. Het is dus noodzakelijk dat het register van voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtigen constant wordt bijgewerkt, zodat bedrijven de nodige rechtszekerheid hebben.

Op dit ogenblik kan een ondernemer vaak slechts zeer versnipperde informatie over deze status verkrijgen. Wanneer hij de btw-status van zijn zakenpartner op basis van deze versnipperde informatie verkeerd beoordeelt, loopt hij het risico dat de belastingautoriteiten de belasting achteraf bij hem proberen in te vorderen. Daarom moeten de lidstaten verantwoordelijk worden voor de gegevens die zij in het register opnemen, en moeten zij ook de gevolgen dragen van verouderde of foutieve gegevens in het register.

Er is al overeenkomst bereikt over de verbetering van de centrale toegang tot de btw-registratiegegevens op de Europa-website, zodat ondernemers een bevestiging kunnen krijgen van het btw-nummer, de naam en het adres van hun zakenpartners in alle lidstaten. Dit alleen volstaat evenwel niet en ook de betrouwbaarheid van de beschikbare gegevens moet worden verbeterd.

Waakzaamheid bij de afgifte van een btw-nummer moet voorkomen dat personen die zich als belastingplichtige voordoen, in het systeem worden opgenomen en garanderen dat verdachte ondernemers wier registratie niet kan worden geweigerd, door de belastingautoriteiten van nabij worden gevolgd.

De lidstaten zouden bijvoorbeeld kunnen worden verplicht nieuw geregistreerde personen nauwlettend te volgen en met name binnen zes maanden of één jaar een controlebezoek te brengen om na te gaan of de persoon die een btw-identificatienummer heeft gekregen, ook belastbare handelingen verricht.

In deze periode zou de belastingdienst ondernemers verder kunnen bijstaan en instructies geven waardoor zij de nodige ondersteuning bij de naleving van hun verplichtingen krijgen, wat zeer nuttig kan zijn voor kleine bedrijven.

Het is even belangrijk om belastingplichtigen uit de databank te schrappen zodra is vastgesteld dat zij niet langer belastbare handelingen verrichten. Helaas is het een vaststaand feit dat slapende bedrijven, soms zelfs bekende 'ploffers', nog te lang in de VIES-databank opgenomen blijven als gevolg van strikte nationale procedures. Daarom is het zaak dat de belastingdiensten automatisch controleren of btw-identificatienummers nog actief zijn en deze onmiddellijk uit de VIES-databank schrappen wanneer dat niet meer het geval is.

Indien de lidstaten nalaten om dit aanslepende probleem voortvarend aan te pakken en zij niet bereid zijn om nationale procedures te wijzigen, zullen fraudeurs misbruik blijven maken van deze zwakke schakel in de werking van de huidige btw-regeling.

De vaststelling van minimumnormen voor registratie en deregistratie op EU-niveau zou een stap vooruit betekenen, omdat bedrijven en belastingautoriteiten meer vertrouwen zouden krijgen in de btw-identificatiegegevens van ondernemers die zij via VIES ontvangen.

Voor de bestrijding van btw-fraude is actuele informatie over de btw-status van een persoon voor zowel belastingdiensten als bedrijven van groot belang. Er is behoefte aan een gemeenschappelijke aanpak inzake registratie en deregistratie van ondernemers. Btw-verliezen in een lidstaat die het gevolg zijn van onoplettendheid van een andere lidstaat bij de bijwerking van de databank, moeten door laatstgenoemde lidstaat worden gedragen.

30.

3.4. Vierde vaststelling: de belastingdiensten moeten meer mogelijkheden krijgen om in fraudegevallen btw-inkomsten te innen


Een ander probleem waarmee de belastingdiensten bij de bestrijding van fraude worden geconfronteerd, is de invordering van de verschuldigde sommen bij de betrokkenen nadat de frauduleuze praktijken aan het licht zijn gebracht. Twee verschillende elementen die de lidstaten op dit gebied behulpzaam kunnen zijn, moeten nader worden bekeken.

31.

Hoofdelijke aansprakelijkheid


De communautaire btw-wetgeving biedt de lidstaten al een rechtsgrond om regels in te voeren waarbij een andere dan de tot voldoening van de btw gehouden persoon hoofdelijk aansprakelijk wordt voor de betaling aan de schatkist, op voorwaarde dat de fundamentele rechtsbeginselen van het Gemeenschapsrecht in acht worden genomen.

In het geval van ploffraude, waarbij een aantal partijen in de handelsketen samenspannen met als enige doel het frauduleuze karakter van opeenvolgende transacties te verbergen en zo de opsporing te bemoeilijken, ziet de Commissie de voordelen van de toepassing van deze bepaling.

In dit verband moet evenwel het juiste evenwicht worden gevonden tussen de rechtszekerheid die aan legitieme bedrijven moet worden geboden, en de uitbreiding van de mogelijkheden van de belastingautoriteiten om de grote sommen aan niet-geïnde btw-inkomsten als gevolg van btw-fraude in te vorderen.

Dit thema is al bij verschillende eerdere gelegenheden besproken en de Commissie is zeker bereid om verder aan het debat bij te dragen en in voorkomend geval passende wetgevingsvoorstellen in te dienen om enkele gemeenschappelijke beginselen vast te leggen.

32.

Herziening van de invorderingsrichtlijn


Een ander instrument uit het Gemeenschapsrecht dat de lidstaten behulpzaam kan zijn bij de inning van de hun verschuldigde sommen, is de regeling voor wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingen. De resultaten die momenteel met deze regeling worden geboekt, maken duidelijk dat zij moet worden verbeterd. Om de bestaande tekortkomingen te ondervangen, werkt de Commissie aan wetgevingsvoorstellen, die in 2008 zullen worden voorgelegd. De nieuwe wetgeving moet het gebruik van de wederzijdse bijstand bij invordering bevorderen en de toepassing ervan in de praktijk vergemakkelijken.

De inning van de verschuldigde sommen bij fraude is een groot punt van zorg voor alle belastingdiensten. Het is derhalve zaak de voorwaarden voor de toepassing van de hoofdelijke aansprakelijkheid verder te ontwikkelen en de administratieve samenwerking op het gebied van de invordering van belastingen te verbeteren en te versterken.

33.

4. CONCLUSIES


De Commissie zal binnenkort de verschillende rapporten en initiatieven presenteren waarom de Raad haar in juni 2007 heeft verzocht.

Op basis van de besprekingen in de ATFS-deskundigengroep is het de Commissie evenwel duidelijk dat er nog andere aspecten moeten worden besproken in verband met het fraudebestendig maken van de bestaande btw-regeling, zoals aangegeven in deel 3.

De Raad wordt derhalve verzocht om mee te delen of hij met de bovenstaande vaststellingen instemt, en om de nodige politieke richtsnoeren te verstrekken voor de verdere werkzaamheden van de Commissie op dit gebied.