Toelichting bij COM(2006)360 - Verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2006)360 - Verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst. |
---|---|
bron | COM(2006)360 |
datum | 04-07-2006 |
|
52006DC0360
NL
Brussel, 4.7.2006
COM(2006) 360 definitief
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT
Verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst
{SEC(2006) 868}
Inhoudsopgave
- MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT
- 1. Inleiding (...)3
- 2. Voordelen van een aanpak op basis van de maximale duurzame opbrengst (...)4
- 2.1. Omkering van de tendens tot achteruitgang (...)4
- 2.2. Verbetering van de economische situatie van de visserij (...)6
- 2.3. Verbetering van de handelsbalans (...)6
- 2.4. Vermindering van de teruggooi en van de impact op niet-doelsoorten (...)6
- 3. Hoe verbeteringen te bewerkstelligen (...)6
- 3.1. Algemene aanpak (...)6
- 3.2. Omgaan met veranderingen in ecosystemen (...)7
- 3.3. Langetermijnplannen (...)8
- 4. Wijze van uitvoering van de aanpassing (...)9
- 5. Verdere tenuitvoerlegging: de volgende stappen (...)11
- 6. Conclusie (...)12
- 2. Voordelen van een aanpak op basis van de maximale duurzame opbrengst
- 2.1. Omkering van de tendens tot achteruitgang
- 2.2. Verbetering van de economische situatie van de visserij
- 2.3. Verbetering van de handelsbalans
- 2.4. Vermindering van de teruggooi en van de impact op niet-doelsoorten
- 3. Hoe verbeteringen te bewerkstelligen
- 3.1. Algemene aanpak
- 3.2. Omgaan met veranderingen in ecosystemen
- 3.3. Langetermijnplannen
- 4. Wijze van uitvoering van de aanpassing
- 5. Verdere tenuitvoerlegging: de volgende stappen
- 6. Conclusie
- BIJLAGE A
Verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst
BIJLAGE A Uittreksel uit het uitvoeringsplan dat is aangenomen op de wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002 (...)13
.
Inleiding
De economische prestaties van de Europese visserijsector zouden sterk verbeterd kunnen worden door een geleidelijke beëindiging van de overbevissing. Dit zou de sector economische voordelen opleveren door lagere kosten, grotere vangsten, een winstgevender visvangst en minder teruggooi.
Het is duidelijk dat een duurzaam gebruik van de visserijhulpbronnen een absolute voorwaarde is voor de levensvatbaarheid van de visserijsector. Pas nadat aan die voorwaarde is voldaan, kan het aanwezige potentieel ten volle worden benut. Daarom is het door de Gemeenschap gevoerde visserijbeheer de laatste tijd toegespitst op herstel van de sterkst leeggeviste bestanden. Hoewel de toestand van vele commerciële bestanden nog steeds herstelmaatregelen vergt, is het tijd om de Europese visserij anders te gaan beheren en te mikken op succes in plaats van alleen maar te pogen een mislukking af te wenden.
De Gemeenschap en haar lidstaten hebben zich op de wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg (september 2002) geschaard achter een internationale politieke verbintenis om de visbestanden te handhaven op of te herstellen tot niveaus die de maximale duurzame opbrengst kunnen produceren, waarbij het streven er in het geval van leeggeviste bestanden op moet zijn gericht deze doeleinden met spoed, en zo mogelijk niet later dan in 2015, te bereiken (bijlage A).
Grofweg gezegd is de maximale duurzame opbrengst de maximale fysieke opbrengst die jaar na jaar kan worden behaald. Daarbij behoort een niveau van visserijsterfte dat gemiddeld zal resulteren in een bestandsgrootte waarmee de maximale duurzame opbrengst kan worden verkregen.
In deze mededeling wordt een nieuwe politieke koers ten aanzien van het visserijbeheer in de Gemeenschap uitgestippeld om uitvoering aan die benadering te geven. Het gaat erom sneller over te schakelen op een systeem voor het beheer op langere termijn dat erop is gericht het beste uit het productiepotentieel van de levende mariene hulpbronnen van Europa te halen zonder het gebruik daarvan door toekomstige generaties in gevaar te brengen. Dit is volledig in overeenstemming met het bredere doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid, dat erin bestaat een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen te garanderen die voor duurzame omstandigheden op economisch, milieu- en sociaal gebied zorgt.
Deze beleidsombuiging moet ook worden gezien in de context van de geleidelijke uitvoering van een ecosysteemgerichte aanpak van het beheer, die eveneens een doel is van het gemeenschappelijk visserijbeleid, net als dat het geval is bij de geïntegreerde benaderingen zoals bepleit in de recente Europese mariene strategie i en bij de voorbereidende werkzaamheden voor een maritiem beleid van de EU. De Commissie zal te zijner tijd aanvullende voorstellen doen om de uitvoering van alle op de wereldtop over duurzame ontwikkeling aangegane verbintenissen naar behoren te voltooien.
De voordelen kunnen slechts worden verkregen door gedurende een overgangsperiode meer beperkingen in acht te nemen bij de visserij. Er zullen weloverwogen keuzes moeten worden gemaakt over het tempo van de veranderingen en daarbij is het van wezenlijk belang de belanghebbende partijen bij de besluitvorming over die keuzes te betrekken. Financiële steun uit onder meer het voorgestelde Europees Visserijfonds zou de sociale en economische gevolgen van de bovenbedoelde beperkingen helpen verzachten en zal noodzakelijk zijn in de overgangsfase totdat de volledige economische voordelen zijn verwezenlijkt.
Deze mededeling geeft een overzicht van de beleidsaanpak om uitvoering te geven aan een visserijbeheer in de Gemeenschap dat is gebaseerd op de maximale duurzame opbrengst (MDO). Verdere achtergrondinformatie over de huidige overbevissing van EU-visbestanden en over de potentiële voordelen van de toepassing van een MDO-aanpak bij het visserijbeheer in de EU is te vinden in een werkdocument van de diensten van de Commissie ter onderbouwing van deze mededeling i.
Terwijl de bestanden van sommige soorten zoals haring en makreel worden geëxploiteerd op niveaus die in de buurt komen van duurzaamheid, zijn bij vele Europese bodemvisbestanden de vangsten in de afgelopen decennia dramatisch teruggelopen (figuur 2.1). Er is gewoon te veel gevist in verhouding tot het productiepotentieel van de bestanden.
De Commissie is van mening dat de toepassing van systemen voor het beheer van visbestanden die zijn gebaseerd op de maximale duurzame opbrengst, ertoe zullen bijdragen om verandering in deze situatie te brengen. Niet alleen zullen dergelijke systemen ervoor zorgen dat de bestanden niet instorten, maar ook zullen zij de ontwikkeling van grotere visbestanden mogelijk maken, waardoor tegen lagere kosten meer vis zal kunnen worden gevangen waarvan de waarde per eenheid hoger is, zodat er een grotere garantie zal zijn dat behoorlijk wordt verdiend. Grotere visbestanden zullen ook een buffer vormen tegen de door milieufactoren veroorzaakte schommelingen van het aantal jonge vissen waarmee het bestand jaarlijks wordt aangevuld.
[afbeelding - zie origineel document]
Figuur 2.1. Geschatte aanvoer van demersale soorten uit diverse delen van de communautaire wateren. Bron : Schattingen van de ICES behalve voor de Middellandse Zee (FAO).
Visvangst op basis van MDO-niveaus zou voor de visserijsector de kosten verlagen en de winsten verhogen, doordat per ton gevangen vis minder inspanning nodig zou zijn (en de daarmee gemoeide kosten zoals brandstofkosten lager zouden uitvallen). Voor de lidstaten en voor degenen die door visvangst in hun levensonderhoud voorzien, zou het gemakkelijker zijn om keuzes te maken wanneer meer vis kan worden gevangen en in de visserijsector meer geld wordt verdiend.
De visserijsector van de Gemeenschap ondervindt zware concurrentie van de invoer. Circa 60% van de in de Gemeenschap verbruikte vis wordt ingevoerd en voor de demersale soorten (witte vis) is dat zelfs nog meer. In de afgelopen jaren is jaarlijks meer dan 10 miljoen ton vis ingevoerd.
Voor vis van bestanden die worden beheerd op niveaus die in de buurt komen van de maximale duurzame opbrengst, kan worden geprofiteerd van de concurrentievoordelen die zijn verbonden aan een stabiel aanbod (de beschikbaarheid kan worden gegarandeerd) en een hoge kwaliteit (investeringen in de behandeling van de producten zijn de moeite waard omdat sprake is van een stabieler langetermijnperspectief).
Verlaging van de visserijsterfte is de beste enkelvoudige oplossing voor het teruggooiprobleem. Aan boord gebrachte vis die ondermaats of te weinig waard is of is gevangen zonder dat er quotum voor beschikbaar is, wordt teruggegooid.
Bij visvangst op MDO-niveaus is het aandeel van de grote en de hoogwaardige vissen in de vangsten groter. Per ton marktbare vis die wordt aangevoerd, moet dan minder vis worden teruggegooid.
Vaak kan de visserij op commerciële soorten ook habitats verstoren en schade toebrengen aan niet-commerciële soorten, waaronder bruinvissen en andere dolfijnen. Wanneer de visserijsterftecoëfficiënt wordt verlaagd van de huidige niveaus tot MDO-niveaus, zullen de bijvangsten van dergelijke niet-doelsoorten afnemen.
Om het mogelijk te maken dat vissen langer groeien en dat zij meer waard zijn en een hogere fysieke opbrengst opleveren wanneer zij worden gevangen, moet het deel van de vissen dat uit zee wordt gevangen i, worden verlaagd. Aanvankelijk zullen de vangsten dan omlaag moeten, maar naarmate de bestanden gezonder worden, zullen zij op duurzame wijze weer tot hogere niveaus stijgen.
Wie poogt het herstel van visbestanden te bewerkstelligen zonder over een strategie voor de langere termijn te beschikken, staat voor een riskante en moeilijke taak. Vispopulaties zijn moeilijk te meten en hoewel de visserij de factor is die de gezondheid van een bestand het sterkst beïnvloedt, spelen ook andere factoren zoals milieuveranderingen en de instroom van jonge vis een rol. Bij het visserijbeheer moet het accent liggen op duurzaamheid en stabiliteit en moet worden gestreefd naar een evenwicht tussen de visserijactiviteit en de productiecapaciteit van de bestanden. Dit kan geleidelijk worden bereikt door minder vaartuigen te laten vissen of beperkingen op te leggen aan hun visserij-inspanning.
Om het de vissers mogelijk te maken uit elk bestand de maximale duurzame opbrengst te halen, moet op basis van de beste wetenschappelijke adviezen die beschikbaar zijn, worden bepaald welke streefwaarde voor de bevissingscoëfficiënt (rate of fishing) passend is voor dat bestand. Ook moet worden beslist in welk tempo jaarlijkse aanpassingen zullen worden verricht om die streefwaarde te bereiken. Deze beslissingen moeten overeenkomstig de kaderverordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid worden uitgevoerd door middel van langetermijnplannen.
Bij de voorbereiding van voorstellen voor de langetermijnplannen zal de Commissie allerlei instrumenten, zoals methoden voor jaarlijkse aanpassingen van de totaal toegestane vangsten (TAC’s) en voor aanpassingen van de inspanningsniveaus, de revue laten passeren en daarbij zal zij de nodige aandacht besteden aan het voorzorgsbeginsel. Waar dat passend is, zal ook worden gekeken naar een mogelijke bijdrage van technische maatregelen zoals de sluiting van zones en verordeningen betreffende de structuur van vistuig.
Het zal principieel noodzakelijk zijn de gewenste langetermijnplannen, met inbegrip van de coëfficiënten en de bijbehorende maatregelen, af en toe opnieuw te bezien omdat ecosystemen en omgevingsfactoren in de loop van de tijd veranderingen ondergaan.
Het is hoogst onzeker hoe de mariene ecosystemen zullen reageren op veranderingen van de klimatologische en weersomstandigheden. Hoewel deze en andere milieufactoren de visbestanden beslist kunnen beïnvloeden, is de impact van de visserij in veel gevallen het grootst. Wanneer de visbestanden bij een lagere bevissingscoëfficiënt worden geëxploiteerd, zullen zij beter bestand zijn tegen ecologische veranderingen.
Bij pogingen om een visbestand zo te beheren dat het zich ontwikkelt in de richting van een streefwaarde voor de omvang ervan, zouden belangrijke aanpassingen van de activiteit van de visserijsector nodig kunnen zijn als tegenwicht tegen milieuveranderingen op korte termijn. Dit zou leiden tot een onaanvaardbare instabiliteit voor de sector en daarom wordt de voorkeur gegeven aan een aanpak waarbij de vis wordt geoogst op basis van een coëfficiënt die niet steeds verandert en die op duurzaamheid is gericht i.
Naarmate de visserijsterfte afneemt en de bestanden zich herstellen, zal meer kennis worden verkregen en zullen de streefwaarden voor het beheer op lange termijn moeten worden aangepast om rekening te houden met de nieuwe kennis over de ecosystemen en hun productiepotentieel.
Het is belangrijk de mariene ecosystemen in evenwicht te houden. Het wegvissen van een soort om de fysieke opbrengst van een andere soort te vergroten zou een zeer riskante aanpak zijn waarbij de economische activiteit van minder hulpbronnen zou afhangen en kwetsbaarder zou zijn voor het leegraken van bestanden.
Bevissing van alle soorten in een ecosysteem dient normaliter plaats te vinden op basis van een coëfficiënt die lager is dan de bevissingscoëfficiënt waarbij op lange termijn een maximale duurzame opbrengst wordt verkregen. Bij sommige visserijtakken (“gemengde visserij”) kan op dezelfde visreis een aantal verschillende soorten worden gevangen. Om te voorkomen dat een soort onbedoeld als bijvangst wordt overbevist, kunnen aanvullende maatregelen zoals wijzigingen van het vistuig en de sluiting van zones en perioden een noodzakelijk onderdeel vormen van sommige langetermijnplannen.
Langetermijnplannen zijn bij uitstek het instrument om uitvoering te geven aan deze nieuwe aanpak. Naar het oordeel van de Commissie moeten deze plannen als volgt worden opgesteld:
· er moet overleg worden gepleegd met de betrokkenen, d.w.z. de vissers, de consumenten en welke andere belanghebbenden ook;
· onpartijdige wetenschappelijke adviezen vormen de basis voor het plan;
· er zal terdege rekening worden gehouden met de economische, sociale en milieueffecten van de voorgestelde maatregelen;
· in het plan moet een streefwaarde voor de bevissingscoëfficiënt worden vastgesteld en worden aangegeven hoe die streefwaarde geleidelijk zal worden bereikt; er moet niet worden gepoogd biomassaniveaus te beheren;
· het plan moet er ook op zijn gericht eventuele schadelijke effecten van de visserij op het ecosysteem te verminderen;
· als normaliter verschillende bestanden tegelijk worden bevist en dus verschillende soorten vis samen worden gevangen, moeten in het plan technische maatregelen worden opgenomen om ervoor te zorgen dat alle betrokken bestanden worden bevist met inachtneming van de respectieve streefwaarden die ervoor gelden;
· het plan kan ook voorzien in de mogelijkheid sommige bestanden minder intensief te exploiteren dan de MDO-niveaus toestaan om enige productiviteitswinst te boeken bij andere soorten;
· in het plan moeten streefwaarden worden vastgesteld los van de biologische toestand van het bestand bij de inwerkingtreding van het plan, al kan het nodig zijn om voor een in sterkere mate leeggevist bestand krachtiger instandhoudingsmaatregelen op te nemen;
· als het door een gebrek aan gegevens of andere oorzaken niet mogelijk is om in de wetenschappelijke adviezen de acties te kwantificeren die nodig zijn om te komen tot omstandigheden waarin de maximale duurzame opbrengst kan worden behaald, moeten in het plan passende richtsnoeren worden gegeven;
· de plannen en de daarin vastgestelde streefwaarden moeten periodiek opnieuw worden bekeken.
De Gemeenschap en haar lidstaten hebben zich ertoe verbonden de MDO-doelstelling te verwezenlijken. Nu moet worden beslist over het tempo van de daarvoor benodigde veranderingen en over de wijze waarop de overgang zal worden beheerd. Hoe succesvol de toepassing van deze nieuwe aanpak verloopt, zal zeer sterk afhangen van het vermogen van de visserijsector op nationaal niveau om zich aan een nieuwe situatie aan te passen.
Na de goedkeuring van langetermijnplannen met adequate streefwaarden voor bestanden zullen de lidstaten moeten beslissen over het tempo van de veranderingen om het doel te bereiken en over de wijze waarop de overgang zal worden beheerd. Onderscheid kan worden gemaakt tussen twee algemene benaderingen om die veranderingen te beheren.
1. De eerste benadering bestaat erin het accent te leggen op economische efficiëntie door de vangstcapaciteit, de investeringen en de werkgelegenheid te verlagen tot niet meer dan wat nodig is om te vissen op basis van de coëfficiënt die leidt tot de maximale duurzame opbrengst. De vangsten zouden groter en de vissersvloten zouden kleiner zijn, er zouden minder banen voor vissers zijn (al zou de werkgelegenheid bij de be- en verwerking aan de wal kunnen toenemen), de visserij zou winstgevender zijn en de regelgeving voor de visserij zou eenvoudiger zijn en minder rompslomp veroorzaken. In sommige visserijtakken en sommige lidstaten is er een tekort aan geschoolde vissers, zodat de sociale gevolgen van een inkrimping van de vissersvloten in die gevallen wellicht beperkt zullen zijn.
2. Bij de tweede aanpak worden de huidige werkgelegenheidsniveaus gehandhaafd, maar is economische inefficiëntie de prijs die daarvoor moet worden betaald. Dit zou betekenen dat de vloten even groot blijven, maar dat de visserij minder efficiënt wordt gemaakt door de vangstcapaciteit van de vaartuigen te verlagen (bv. door beperkingen op te leggen aan de grootte, het vermogen of het vistuig ervan) of door het aantal zeedagen te beperken. Sommige lidstaten hebben deze instrumenten reeds gebruikt en in de afgelopen drie jaar heeft de Gemeenschap voor verscheidene demersale visserijtakken gewerkt met beperkingen van het aantal zeedagen. Vergeleken met de huidige situatie zouden de totale vangsten groter zijn, zou de voor de vissersvloten geldende regelgeving restrictiever zijn en zouden de werkgelegenheid en de activiteiten van de vaartuigen meer op deeltijdbasis worden georganiseerd, maar zou de visserij winstgevender zijn doordat de vangsten op peil zouden blijven maar de variabele kosten (bv. de brandstofkosten) zouden dalen. Overschakeling op kleinschaliger visserijtakken waarbij de visserij minder efficiënt wordt beoefend, zou ook tot hogere fysieke opbrengsten kunnen leiden terwijl het directe effect op de werkgelegenheid op zee kleiner zou zijn. Behoud van de werkgelegenheid kan verenigbaar zijn met lagere bevissingscoëfficiënten door overschakeling op vormen van visvangst die minder kapitaalintensief zijn.
Bij de eerste van de twee benaderingen wordt de capaciteit van de nationale vloten verlaagd, wat naar het oordeel van de Commissie de maatregel van visserijbeheer is die het gemakkelijkst te controleren valt. Voor beide benaderingen geldt dat de veranderingen gemakkelijker kunnen worden beheerd als zij geleidelijk worden doorgevoerd, zodat het belangrijk is vroeg met het veranderingsproces te beginnen.
Welke economische strategie voor de visserijsector wordt gekozen, is een nationaal besluit omdat het de lidstaten zijn die beslissen volgens welke methoden de vangstmogelijkheden op nationaal niveau worden toegewezen i. De belangrijkste taak van de Gemeenschap in dit verband is het verschaffen van het beheerskader voor de geleidelijke beëindiging van de overbevissing. De Gemeenschap zou ook steun voor de structurele veranderingen in de visserijsector kunnen verlenen uit het huidige Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) en uit het voorgestelde Europees Visserijfonds. Via deze instrumenten zijn middelen beschikbaar of zullen middelen beschikbaar worden gesteld voor de aanpassing of opkoop van vissersvaartuigen, voor de omscholing van vissers en voor de stimulering van economische activiteit in de andere delen van de visserijsector dan die welke de eigenlijke visvangst beoefenen, en tevens buiten de visserijsector.
De keuze van een economische strategie is aan de lidstaten, maar de Commissie wijst erop dat andere oplossingen dan het uit de vaart nemen van vaartuigen in het verleden hebben geleid tot problemen op het gebied van handhaving en maatschappelijke aanvaarding: het is moeilijk om een veel te grote vissersvloot in stand te houden zonder die te gebruiken.
Uiteraard moeten analyses van de economische en sociale effecten van belangrijke veranderingen van het visserijbeheer worden verricht voordat die veranderingen worden doorgevoerd. De specifieke vlootkenmerken kunnen echter sterk verschillen van lidstaat tot lidstaat en van visserijtak tot visserijtak. Wegens die verscheidenheid is een algemene evaluatie van de sociale en economische effecten niet mogelijk. De Commissie stelt voor om in plaats daarvan een regionale en visserijtakspecifieke aanpak toe te passen zoals in de onderstaande paragraaf wordt uiteengezet. De Raad zal in de gelegenheid worden gesteld om de strategie voor elke visserijtak te onderzoeken in het licht van de effectbeoordeling van de Commissie en van het advies van de regionale adviesraden (RAR’s).
In de komende jaren zal de Commissie langetermijnplannen voorstellen om voor alle belangrijke visbestanden in de communautaire wateren te komen tot bevissingscoëfficiënten waarbij de maximale duurzame opbrengsten kunnen worden verkregen. Voor bestanden die samen met derde landen worden beheerd, zal de Gemeenschap ernaar streven gezamenlijke beheersregelingen uit te werken waarmee hetzelfde doel wordt beoogd.
De plannen zullen visserijtakgericht zijn en dus betrekking hebben op groepen van visbestanden die samen worden bevist.
Bij de ontwikkeling van de plannen zullen de volgende leidende beginselen worden gehanteerd:
(a) de Commissie zal bij de voorbereiding van haar voorstellen de RAR’s actief raadplegen;
(b) de Commissie zal in nauwe samenwerking met de betrokken RAR’s adequate evaluaties van de gevolgen van de plannen opstellen;
(c) in de langetermijnplannen zullen geprogrammeerde verlagingen van de bevissingscoëfficiënten worden opgenomen, welke verlagingen hoofdzakelijk zullen worden gerealiseerd door aanpassing van de totaal toegestane vangsten (TAC's) en via het beheer van de visserij-inspanning, maar zo nodig ook door inpassing van technische maatregelen;
(d) de plannen kunnen elementen bevatten zoals een begrenzing van de mate waarin de vangstmogelijkheden van jaar tot jaar kunnen veranderen; zij zullen zo worden ontworpen dat een stabiele en soepele overgang is gewaarborgd, en daartoe kunnen zij vooraf bepaalde maatregelen bevatten met vermelding van de voorwaarden waaronder die maatregelen zullen worden toegepast;
(e) de langetermijnplannen dienen met tussenpozen van ongeveer vijf jaar te worden geactualiseerd;
(f) maatregelen die een daadwerkelijke naleving tot doel hebben, zullen een integrerend deel van het proces uitmaken;
(g) waar dat passend is zullen in de langetermijnplannen te bereiken mijlpalen worden opgenomen die zullen worden gebruikt om te meten welke vorderingen bij de uitvoering van het plan zijn gemaakt in de richting van het bereiken van de MDO.
Bij de uitvoering van dit proces zal de Commissie prioriteit toekennen aan de visserijtakken waarvoor de sector via de RAR’s een specifieke aanpak heeft ondersteund, en aan de visserijtakken waarbij het snelst voordelen op instandhoudings- en economisch gebied kunnen worden verkregen door over te schakelen op een visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst.
De totstandbrenging van een compleet stel langetermijnplannen om het MDO-doel te verwezenlijken zal tijd vergen. Terwijl over de voorstellen voor langetermijnplannen wordt onderhandeld, zal ervoor moeten worden gezorgd dat in de jaarlijkse beheersbesluiten van de Gemeenschap rekening wordt gehouden met het tegen 2015 te bereiken doel; een absoluut minimum is dat die besluiten het niet moeilijker maken om dat doel te bereiken.
Als eerste stap in dit proces dient de Gemeenschap vanaf 2007 zodanige beheersbesluiten te nemen dat voor geen enkel bestand dat reeds wordt overbevist, nog een stijging van de bevissingscoëfficiënt kan plaatsvinden.
Dit proces zal andere maatregelen die in het kader van de voorzorgsaanpak zijn genomen om het risico te verkleinen dat bestanden op korte termijn leeggevist raken, zoals herstelplannen, onverlet laten.
De visvangst is toch al een beroep waaraan bedrijfsrisico is verbonden, niet in de laatste plaats door de variaties waaraan de mariene ecosystemen onderhevig zijn. De aanhoudende overbevissing van de afgelopen decennia heeft er echter toe geleid dat bestanden leeggevist zijn geraakt, dat minder wordt gevangen en dat voor die vangsten hogere kosten moeten worden gemaakt. Daardoor lopen vissers onnodige risico’s en doen zij onnodige uitgaven, terwijl het tekort aan aanbod moet worden aangevuld met ingevoerde of gekweekte vis.
Deze situatie kan en moet worden aangepakt. De Commissie zal haar verantwoordelijkheid op zich nemen door degelijke voorstellen uit te werken op basis van de beste wetenschappelijke gegevens die beschikbaar zijn, en na uitvoerig overleg met de belanghebbende partijen. Zij nodigt de lidstaten en de visserijsector uit zich bij dit proces aan te sluiten. Nakoming van de verbintenissen die op de wereldtop over duurzame ontwikkeling zijn aangegaan, zal het de visserijsector mogelijk maken zijn activiteiten veiliger, met minder risico en met meer winst te ontplooien.
Uittreksel uit het uitvoeringsplan dat is aangenomen op de wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002
31. Om tot een duurzame visserij te komen moeten op alle niveaus de volgende acties worden ondernomen:
(a) Handhaving van de bestanden op of herstel ervan tot niveaus die de maximale duurzame opbrengst kunnen produceren, waarbij het streven er in het geval van leeggeviste bestanden op moet zijn gericht deze doeleinden met spoed, en zo mogelijk niet later dan in 2015, te bereiken;
(b) Ratificatie van of toetreding tot en daadwerkelijke uitvoering van de relevante in het kader van de Verenigde Naties aangenomen visserijovereenkomsten of -regelingen en, waar dat passend is, de daarmee samenhangende regionale visserijovereenkomsten of –regelingen, waarbij met name te denken valt aan de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden en aan de Overeenkomst om te bevorderen dat vissersvaartuigen op de volle zee de internationale maatregelen voor instandhouding en beheer van de visbestanden naleven van 1993;
(c) Uitvoering van de Gedragscode voor een verantwoorde visserij van 1995, met inachtneming van de bijzondere behoeften van de ontwikkelingslanden zoals aangegeven in artikel 5 van deze gedragscode, en uitvoering van de relevante internationale actieplannen en technische richtsnoeren van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties;
(d) Ontwikkeling met spoed en uitvoering van nationale en, waar dat passend is, regionale actieplannen om uitvoering te geven aan de internationale actieplannen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, en in het bijzonder uiterlijk in 2005 aan het internationaal actieplan voor het beheer van de vangstcapaciteit en uiterlijk in 2004 aan het internationaal actieplan om illegale, ongemelde en niet-gereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te doen verdwijnen. Realisering van een doeltreffende monitoring, rapportage en handhaving en van een doeltreffende controle van de vissersvaartuigen, ook door de vlaggenstaten, om de uitvoering te bevorderen van het internationaal actieplan om illegale, ongemelde en niet-gereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te doen verdwijnen;
(e) Stimulering van degenen die in het kader van de relevante regionale organisaties en regelingen zijn betrokken bij het visserijbeheer, om bij de toewijzing van gedeelten van op volle zee en binnen exclusieve economische zones voorkomende visserijhulpbronnen die behoren tot grensoverschrijdende of over grote afstanden trekkende visbestanden, de nodige aandacht te schenken aan de rechten, plichten en belangen van de kuststaten en aan de bijzondere behoeften van de ontwikkelingslanden, rekening houdend met het bepaalde in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee en in de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden;
(f) Afschaffing van de subsidies die bijdragen tot illegale, ongemelde en niet-gereglementeerde visserij en tot overcapaciteit, waarbij ondertussen de inspanningen die bij de Wereldhandelsorganisatie worden geleverd om de voorschriften van deze organisatie met betrekking tot visserijsubsidies te verduidelijken en te verbeteren, moeten worden voltooid, rekening houdend met het belang van de visserijsector voor de ontwikkelingslanden;
(g) Versterking van de coördinatie tussen donoren en van de partnerschappen tussen internationale financiële instellingen, bilaterale instanties en andere relevante belanghebbenden om de ontwikkelingslanden, en in het bijzonder de minst ontwikkelde landen, de uit kleine eilanden bestaande ontwikkelingslanden en de landen waarvan de economie in een overgangsfase verkeert, in staat te stellen hun nationale, regionale en subregionale mogelijkheden op het gebied van infrastructuur, geïntegreerd beheer en duurzame visserij te ontwikkelen;
(h) Ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van aquacultuur, met inbegrip van kleinschalige aquacultuur, gezien het toenemende belang van de aquacultuur voor de voedselzekerheid en de economische ontwikkeling.
employment”. Commission Staff Working Paper, SEC (2006) 868.
--------------------------------------------------