Toelichting bij COM(2003)130 - Naar een uniforme en effectieve uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2003)130 - Naar een uniforme en effectieve uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
---|---|
bron | COM(2003)130 |
datum | 21-03-2003 |
|
52003DC0130
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Naar een uniforme en effectieve uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid /* COM/2003/0130 def. */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - Naar een uniforme en effectieve uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid
Een van de opties van het 'Groenboek over de toekomst van het GVB' (COM(2001)135 def van 20.03.2001) luidde als volgt:
"oprichting van een communautaire gezamenlijke inspectiestructuur voor coördinatie van het inspectiebeleid en de inspectie van de lidstaten en van de Gemeenschap [en poolen van de controlemiddelen en -hulpbronnen].".
In de Mededeling van de Commissie betreffende de hervorming van het GVB (de 'Roadmap') (COM(2002)181 def van 28.05.2002) zijn, naast een nieuw regelgevingskader voor controle en rechtshandhaving, de volgende initiatieven voorgesteld:
* een Actieplan voor samenwerking op het gebied van de rechtshandhaving, omvattende een lijst van acties die gezamenlijk moeten worden uitgevoerd door de bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie, en
* na een in 2003 in onderling overleg met de lidstaten uit te voeren haalbaarheidsstudie, een voorstel van de Commissie voor een gezamenlijke inspectiestructuur (GIS) op communautair niveau.
Deze initiatieven zijn het voorwerp van de onderhavige mededeling.
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - Naar een uniforme en effectieve uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid
INHOUDSOPGAVE
Inleiding
2. Betere uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid
3. Deel I - Actieplan voor samenwerking op het gebied van de rechtshandhaving
3.1. Werkingssfeer en doelstellingen
3.2. Inspectie- en controlestrategie van de Gemeenschap
3.2.1. Doeltreffender gebruik van de bestaande middelen voor inspectie en controle
3.2.2. Specifieke controleprogramma's
3.2.3. Bewaking en evaluatie
3.3. Verbetering van de operationele samenwerking
3.3.1. Toegang tot informatie en gebruik van moderne technologieën
3.3.2. Mededeling van gegevens over visserijactiviteiten
3.3.3. Operationele procedures en vertrouwelijkheid
3.3.4. Veilige communicatie tussen inspectiediensten
3.3.5. Follow-up van onregelmatigheden en overtredingen
3.4. Grotere uniformiteit van de inspecties en controles
3.4.1. Rechtvaardigheid en non-discriminatie
3.4.2. Samenwerking en veiligheid
3.5. Feedback en herziening
4. Deel II - Totstandbrenging van een gezamenlijke inspectiestructuur
Inleiding
4.2. Werkingssfeer en doelstelling
4.2.1. Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC)
4.2.2. Belangrijkste functie en taken van het CBVC
4.2.3. Interactie met de lidstaten
4.2.4. Interactie met de Commissie
4.3. Uitgaven in verband met controle en handhaving
4.4. Haalbaarheidsstudie in overleg met de lidstaten
4.4.1. Overige taken van het CBVC
4.4.2. Bijzondere aspecten die moeten worden beoordeeld
5. Conclusie
Inleiding
De hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is aangenomen bij Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid i. In Hoofdstuk V van deze verordening wordt een nieuw regelgevingskader vastgesteld voor een communautair controle- en handhavingssysteem. Het doel van dit systeem is, te verzekeren dat de toegang tot wateren en hulpbronnen en de uitoefening van visserijactiviteiten worden gecontroleerd en dat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, ook wat betreft het structuurbeleid en de marktregels, worden gehandhaafd. De bevoegdheden en verantwoordelijkheid van de lidstaten en de Commissie worden verduidelijkt, alsook de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij en verwante activiteiten. Voorts worden de controle- en handhavingsmiddelen vastgesteld, en de voorwaarden voor de samenwerking en de coördinatie tussen de lidstaten. Al deze bepalingen vormen samen de rechtsgrondslag voor een communautaire aanpak ten behoeve van een uniforme en effectieve uitvoering van het GVB.
Er is naast het nieuwe regelgevingskader behoefte aan een gecoördineerde inspanning op Gemeenschapsniveau om te verzekeren dat de regels van het GVB en in het bijzonder dit kader in de praktijk naar behoren worden nageleefd. Het is voor de lidstaten en de Commissie nu zaak om te waarborgen dat de regels daadwerkelijk worden toegepast en dat daarop effectief wordt toegezien.
De Commissie stelt daartoe het volgende voor:
- een actieplan op korte termijn, en
- de oprichting van een gezamenlijke inspectiestructuur (GIS), met het oog op een doeltreffende coördinatie van de inspectie- en handhavingsactiviteiten van de bevoegde nationale instanties.
2. Betere uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid
De uitvoering van het GVB vereist een organisatorisch solide inspectie- en rechtshandhavingsstructuur, voldoende inspectie- en controlemiddelen en een adequate strategie voor het gecoördineerd inzetten van deze middelen.
De doelstellingen zijn:
- daadwerkelijke uitvoering van het GVB,
- uniformiteit in de inspectie en rechtshandhaving overal in de Gemeenschap.
Het bereiken van deze doelen is cruciaal om de steun van de visserijsector te krijgen voor het GVB.
In het nieuwe regelgevingskader wordt de verdeling van de verantwoordelijkheden voor de visserijcontrole en de rechtshandhaving tussen de Commissie en de lidstaten vastgelegd: de verantwoordelijkheid voor het controleren van de naleving van het GVB en het doen naleven van de regels berust in de eerste plaats bij de lidstaten, terwijl de Commissie als taak heeft erop toe te zien dat de lidstaten de Gemeenschapswetgeving correct toepassen en doen naleven.
De meeste lidstaten hebben, in overeenstemming met hun eigen wettelijk en bestuursrechtelijk systeem, de bevoegdheid voor inspectie en rechtshandhaving in het kader van het GVB gedelegeerd aan diverse landelijke en regionale autoriteiten (zoals visserijinspectiediensten, kustwacht, marine, douane, politie enz.). Vele van deze autoriteiten hebben naast de visserij ook andere bevoegdheidsgebieden. Het coördineren van de inspectie- en handhavingsactiviteiten van deze autoriteiten is op nationaal niveau een hele opgave, laat staan op Gemeenschapsniveau.
De inspecties en controles door de nationale autoriteiten dienen op Gemeenschapsniveau beter te worden gecoördineerd. Dit moet geschieden op basis van een adequate communautaire strategie. De Commissie stelt derhalve voor om:
- samenhangende inspectie- en controlestrategieën op communautair niveau te bepalen;
- de nationale inspectie- en controlemiddelen te bundelen in een pool en gezamenlijk in te zetten overeenkomstig de uitgestippelde communautaire strategie.
Om de nationale inspectie- en controlemiddelen in overeenstemming met de strategie gezamenlijk in te zetten, zal er een degelijke organisatiestructuur moeten worden opgezet. Deze structuur moet zorgen voor de operationele coördinatie, met het belang van de Gemeenschap als geheel voor ogen. Een dergelijke aanpak is cruciaal als men tot een uniforme en effectieve uitvoering van het GVB wil komen.
Deze aanpak zal steunen op samenwerking tussen alle nationale instanties die bij de GVB-inspectie en rechtshandhaving betrokken zijn, in het bijzonder overeenkomstig artikel 28 van Verordening (EG) nr. 2371/2002. Hiervoor zal voortgebouwd worden op initiatieven die in de loop der jaren door de lidstaten zijn ontplooid. Dit zal eveneens resulteren in een betere kosteneffectiviteit. De nationale inspectie- en controlemiddelen zullen in een coherente communautaire strategie zo rationeel en doeltreffend mogelijk kunnen worden gebruikt.
Het actieplan dient met ingang van 2003 ten uitvoer te worden gelegd.
Het met het actieplan genomen initiatief zal worden voortgezet en een permanent karakter krijgen via de ontwikkeling van een gezamenlijke inspectiestructuur (GIS). Deze ontwikkeling zal meer tijd vergen omdat alle aspecten zorgvuldig zullen moeten worden bekeken. Zoals in de Roadmap is vermeld, is de Commissie voornemens om in onderling overleg met de lidstaten een haalbaarheidsstudie over de GIS te laten uitvoeren. De Commissie zal in 2004 een wetgevingsvoorstel over de GIS ter goedkeuring aan de Raad voorleggen.
3. Deel I - Actieplan voor samenwerking op het gebied van de rechtshandhaving
3.1. Werkingssfeer en doelstellingen
Het Actieplan voor samenwerking op het gebied van de rechtshandhaving moet ertoe bijdragen dat de nationale controlestrategieën worden geïntegreerd in een controlestrategie van de Gemeenschap. Het actieplan moet ook de totstandkoming van een Europese controle- en rechtshandhavingscultuur stimuleren.
Voor de uitvoering van het actieplan zal de Commissie nauw samenwerken met de lidstaten in het kader van het Comité van beheer voor de visserij- en aquacultuursector en de Werkgroep visserijcontrole die de Commissie adviseert.
De acties lopen in beginsel van 2003 tot en met 2005.
3.2. Inspectie- en controlestrategie van de Gemeenschap
De eerste groep maatregelen is bedoeld om te komen tot een doeltreffender gebruik van de nationale middelen voor inspectie en controle door:
a) de beschikbare middelen ten aanzien van bepaalde prioritaire visserijtakken of bestanden te gebruiken;
b) specifieke controleprogramma's goed te keuren, met inbegrip van gemeenschappelijke inspectieprioriteiten en benchmarks voor de afzonderlijke geselecteerde visserijtakken en bestanden. In het kader van deze programma's moeten de resultaten van de inspecties en controles ook transparant worden gemaakt;
c) de doeltreffendheid van de uitvoering van specifieke controleprogramma's periodiek te evalueren.
3.2.1. Doeltreffender gebruik van de bestaande middelen voor inspectie en controle
De inspectie- en controlestrategie van de Gemeenschap zal worden gebaseerd op de bestaande nationale middelen voor inspectie en toezicht. Overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 dienen de lidstaten de financiële en personele middelen toe te wijzen die voor een doeltreffende controle en inspectie van de visserijactiviteiten noodzakelijk zijn. Extra financiële en personele middelen kunnen niet op korte termijn beschikbaar worden gesteld. Er moeten nieuwe begrotingstoewijzingen worden goedgekeurd, nieuwe inspecteurs worden aangeworven en opgeleid en controlevaartuigen worden aangeschaft of gebouwd.
De communautaire strategie dient ervoor te zorgen dat de bestaande middelen zo doeltreffend mogelijk worden gebruikt. Het Verslag van de Commissie over het toezicht op de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid i biedt een gedetailleerd overzicht van de stand van zaken op het gebied van de controle van de visserij.
In de meeste visserijtakken kunnen de activiteiten van de lidstaten op het gebied van inspectie en controle beter worden gecoördineerd vanuit het perspectief van de Gemeenschap. Inspecties en controles moeten plaatsvinden in alle fasen, van de visvangst tot de detailhandel. Het is niet moeilijk om voorbeelden te vinden van situaties waarin een betere coördinatie zou leiden tot een doeltreffender toepassing van de regels van het GVB. Deze voorbeelden zijn te vinden in de Oostzee, de Noordzee, de westelijke wateren, de Middellandse Zee en internationale wateren.
De onderstaande voorbeelden kunnen dit illustreren.
- Meer dan de helft van de gevangen noordelijke heek wordt opgevist in Ierse wateren. Deze visserijactiviteiten staan onder toezicht en inspectie van Ierse controleschepen. Controlevaartuigen uit het VK, Frankrijk en Spanje kunnen in deze wateren vooralsnog geen controles uitoefenen. Anderzijds wordt meer dan 60% van de gevangen noordelijke heek in Spanje aangeland. Het grootste gedeelte van de inspecties van aangelande heek moet derhalve door Spaanse inspecteurs worden verricht.
- Een groot deel van de totale vangsten aan Noordzeekabeljauw wordt gevangen in Noorse wateren en in het oostelijke deel van de Noordzee, maar het merendeel wordt aangeland in het VK. De inspectie hiervan is dus vooral een taak van de inspecteurs in het VK.
- Vaartuigen uit vele lidstaten, maar ook vaartuigen die naar bekend is illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij (illegal, unregulated and unreported fishing activities, IUU-visserij) hebben bedreven, maken gebruik van bijvoorbeeld de haven van Las Palmas. Momenteel wordt de last van het controleren van de aanlandingen in Las Palmas dus uitsluitend door de Spaanse inspecteurs gedragen.
- In de Oostzee zouden de instandhoudingsmaatregelen veel doeltreffender kunnen worden toegepast als in alle havens waar vis wordt aangeland, even frequent geïnspecteerd zou worden.
In alle bovengenoemde voorbeelden zou de doeltreffendheid van de inspecties en controles op zee aanzienlijk kunnen worden bevorderd door een betere coördinatie en frequentere inspecties van de aanlandingen.
Het gebruik van de bestaande middelen voor inspectie en controle moet doeltreffender worden gemaakt door de visserijtakken en bestanden te selecteren die bij voorrang moeten worden gecontroleerd. Pas nadat deze prioritaire bestanden zijn gecontroleerd, moeten de maatregelen geleidelijk worden uitgebreid tot alle relevante visserijtakken en bestanden. De selectie van de prioritaire visserijtakken en bestanden moet op het niveau van de Gemeenschap gebeuren.
Uit verscheidene informatiebronnen, zoals het Verslag van de Commissie over het toezicht op de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de wetenschappelijke evaluatie van de bestanden door de ICES, blijkt duidelijk dat bepaalde instandhoudings- en controlemaatregelen ten aanzien van enkele belangrijke takken van visserij niet volledig ten uitvoer zijn gelegd. Het gaat hierbij met name om kabeljauw- en heekbestanden, maar ook om bestanden van pelagische en over grote afstanden trekkende soorten, met name in de Middellandse Zee. Bovendien moet de Gemeenschap ook actief samenwerken met derde landen, met name in het kader van het actieplan van de FAO inzake de IUU-visserij. De verantwoordelijkheid voor controles en de handhaving van instandhoudingsmaatregelen zou gezamenlijk moeten worden gedragen door vlaggenstaten, kuststaten en havenstaten.
Er moet dringend worden gezorgd voor een doeltreffende tenuitvoerlegging en handhaving van de instandhoudings- en controlemaatregelen voor de meest bedreigde bestanden zoals bijvoorbeeld de kabeljauw- en heekbestanden in de communautaire wateren. Dit betekent dat aandacht moet worden besteed aan alle visserijtakken die bij de exploitatie van deze bestanden betrokken zijn (de demersale visserij in de Oostzee, het Skagerrak, het Kattegat, de Noordzee en de westelijke wateren). Bovendien vormen de problemen die zijn geconstateerd in verband met de controles in bepaalde visserijtakken, een gevaar voor sommige andere bestanden (de pelagische visserij in de Oostzee, het Skagerrak, het Kattegat, de Noordzee en de Atlantische Oceaan en de visserij op bepaalde over grote afstanden trekkende soorten).
Derhalve moeten de visserijactiviteiten voor de exploitatie van bovengenoemde bestanden en de aanlandingen door IUU-vaartuigen worden geselecteerd als prioriteit voor de gecoördineerde inzet van nationale inspectiemiddelen op het niveau van de Gemeenschap.
Doel:
Bepaling van de prioriteiten voor het gebruik van de bestaande inspectie- en controlemiddelen ten aanzien van bepaalde visserijtakken en bestanden
Actiepunt 1
Selectie van relevante visserijtakken of bestanden
- Demersale visserij in de regio's 2 en 3
- Over grote afstanden trekkende soorten in de Middellandse Zee
- De visserij op kabeljauw, haring en sprot in ICES-gebieden III b, c en d
- De industriële en pelagische visserij in de regio's 1, 2 en 3
- De aanlandingen van IUU-vaartuigen in communautaire havens
3.2.2. Specifieke controleprogramma's
Ten aanzien van de geselecteerde visserijactiviteiten moet een specifiek controleprogramma worden goedgekeurd en uitgevoerd. Er moeten strategieën worden bepaald die aansluiten bij de specifieke kenmerken van de betrokken visserijactiviteiten en bij de toepasselijke instandhoudings- en controlemaatregelen. Het programma zal aandacht besteden aan de inspecties en controles op zee, de inspecties van de aanlandingen, met inbegrip van de eerste verkoop van de aangelande hoeveelheden, het vervoer en de afzet.
Overeenkomstig artikel 34 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93 i, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2846/98 i, bepaalt de Commissie voor welke visserijtakken waarbij twee of meer lidstaten zijn betrokken, specifieke controleprogramma's met een beperkte looptijd worden vastgesteld, en aan welke voorwaarden deze programma's moeten voldoen. De Commissie keurt deze programma's goed volgens de comitologieprocedures. De betrokken lidstaten dienen de nodige maatregelen te treffen om de uitvoering van de specifieke controleprogramma's te vergemakkelijken, met name wat betreft de in te zetten personele en materiële middelen alsmede de periodes en gebieden waarin ze zullen worden ingezet.
Deze programma's moeten worden gebaseerd op de ervaringen die verscheidene lidstaten in de loop der jaren met grensoverschrijdende samenwerking hebben opgedaan. Verschillende formules voor operationele samenwerking zijn of worden door samenwerkende nationale autoriteiten uitgeprobeerd om de controles en de handhaving in visserijtakken met een zeker risico aan te scherpen.
Alle autoriteiten die zijn betrokken bij de controles en de handhaving van deze maatregelen, hebben al actief samengewerkt in 2001 toen een groot deel van de Noordzee werd gesloten voor de visserij op kabeljauw.
Deze samenwerking hield onder andere in dat nationale inspectiemiddelen ook werden ingezet in de wateren van aangrenzende staten (het VK, Nederland en Noorwegen hebben vanuit de lucht controles uitgevoerd in het oostelijk deel van de zuidelijke Noordzee en in Duitse en Deense wateren, en een Duits inspectievaartuig met Nederlandse inspecteurs aan boord heeft gepatrouilleerd in het noordelijk deel van de Nederlandse wateren). De uitwisseling van inspecteurs aan boord van inspectievaartuigen was een pragmatische oplossing om ervoor te zorgen dat de inspectieverslagen konden worden opgesteld door nationale inspecteurs van de betrokken kuststaat. Deze vorm van samenwerking heeft de handhaving van de regels van het GVB verbeterd. De sluiting van de Noordzee voor de visserij op kabeljauw is dan ook met succes gehandhaafd. Gebleken is dat de follow-up van de weinige geconstateerde overtredingen in combinatie met intensieve controles in de praktijk een reëel afschrikwekkend effect heeft gehad.
Overeenkomstig artikel 28, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 kunnen de hierboven beschreven regelingen formeel worden vastgelegd als de uitvoeringsbepalingen door de Commissie zijn goedgekeurd. De Commissie zal zo spoedig mogelijk gedetailleerde bepalingen goedkeuren nadat de deskundigen uit de lidstaten hun onderzoek hebben afgerond. De specifieke controleprogramma's zullen dan op deze bepalingen worden gebaseerd.
De bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat kunnen de specifieke controleprogramma's alleen doeltreffend ten uitvoer leggen als iedere autoriteit zijn verplichtingen in het kader van een samenhangende communautaire controlestrategie nakomt. Hiertoe moeten de gemeenschappelijk prioriteiten inzake inspectie en controle in iedere fase, van vangst tot afzet, nader worden bepaald, evenals de intensiteit van de inspecties en controles in de vorm van benchmarks.
Zo moet de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten bijvoorbeeld het te inspecteren percentage aanlandingen vaststellen. Dergelijke benchmarks moeten worden bepaald voor de inspecties in iedere fase van de keten. Iedere bevoegde autoriteit moet erop toezien dat deze benchmarks worden gehaald.
De vast te stellen gemeenschappelijke inspectie- en controleprioriteiten en de benchmarks moeten aansluiten bij de specifieke kenmerken van de betrokken visserijtakken en bestanden en bij de toepasselijke instandhoudings- en controlemaatregelen. Voor de vaststelling hiervan moet worden samengewerkt met deskundigen uit de betrokken lidstaten. De prioriteiten moeten worden gebaseerd op de gebruikte visserijmethoden en de kenmerken van de vaartuigen in het licht van de naleving van de instandhoudings- en controlemaatregelen.
Doel:
Verhoogde doeltreffendheid van de inspecties en controles
Actiepunt 2
De Commissie stelt bij verordening specifieke controleprogramma's vast voor de relevante visserijtakken en bestanden, alsmede:
- gemeenschappelijke inspectie- en controleprioriteiten,
- benchmarks voor de inspectie en controle van visserijactiviteiten,
- de door de inspecteurs te verrichten controles.
De lidstaten dienen de nodige maatregelen te treffen om de uitvoering van de specifieke controleprogramma's te vergemakkelijken, met name wat betreft de in te zetten personele en materiële middelen.
De lidstaten zien erop toe dat hun bevoegde autoriteiten de gemeenschappelijk inspectieprioriteiten en benchmarks in acht nemen.
3.2.3. Bewaking en evaluatie
De inspecties en controles moeten transparant en controleerbaar zijn. De resultaten van iedere inspectie moeten door de inspecteur in een inspectieverslag worden neergelegd. Waarnemingen van vissersvaartuigen moeten in een controleverslag worden geregistreerd. Op deze wijze kunnen verslagen worden bijgehouden van alle inspecties en controles door inspecteurs.
De nationale autoriteiten zullen de inspecties en controles op hun beurt bewaken en evalueren aan de hand van de gemeenschappelijke prioriteiten en benchmarks en in het licht van de ontwikkeling van de visserijactiviteiten. De resultaten hiervan zullen aan de overige lidstaten en aan de Commissie beschikbaar worden gesteld.
De Commissie zal de resultaten van de uitvoering van specifieke controleprogramma's evalueren. In dit verband zal de Commissie ook onaangekondigde inspectiebezoeken aan de lidstaten brengen, zonder zich daarbij te laten vergezellen door nationale inspecteurs. Dankzij deze inspectiebezoeken kan de Commissie een objectief beeld krijgen van de mate waarin de regels van het GVB daadwerkelijk worden nageleefd.
Doel:
Verhoogde transparantie van de inspecties en controles
Actiepunt 3
De Commissie zal de doeltreffendheid van de inspecties en controles in samenwerking met nationale controledeskundigen periodiek onderzoeken.
3.3. Verbetering van de operationele samenwerking
De bepalingen van artikel 28 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vormen een stevige basis voor het verbeteren van de samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten. De Commissie is voornemens de operationele samenwerking tussen de nationale bevoegde autoriteiten op gestructureerde wijze te organiseren. Een prioriteit van de Commissie is in dit verband het opstellen en goedkeuren van gedetailleerde uitvoeringsbepalingen voor bovengenoemde nieuwe regelingen.
De uitvoeringsbepalingen moeten onder andere voorzien in kennisgevingsprocedures en coördinatieregels voor gevallen waarin nationale inspectie- en controlemiddelen worden ingezet in wateren die onder de jurisdictie van een andere lidstaat vallen. Iedere kuststaat is als eerste verantwoordelijk voor alle inspecties en controles in de wateren onder zijn jurisdictie. Een eerste vereiste is derhalve dat overeenkomstig artikel 28, lid 6, van Verordening (EG) nr. 2371/2002, duidelijke en transparante regels worden vastgesteld om de operationele samenwerking op het niveau van de Gemeenschap te regelen.
Bij eerdere vrijwillige vormen van operationele samenwerking tussen nationale controle- en handhavingsautoriteiten zijn verscheidene praktische problemen aan het licht gekomen. Deze problemen houden verband met de toegang tot informatie, operationele samenwerking tussen controlevaartuigen en -vliegtuigen van verschillende lidstaten en de follow-up van onregelmatigheden en overtredingen. De Commissie zal de operationele samenwerking tussen de betrokken autoriteiten waar nodig vergemakkelijken.
Een ruimer gebruik van moderne technologieën is voor het welslagen van essentieel belang. Zo zijn bijvoorbeeld satelliettoepassingen voor het bepalen van positie, tijd en koers zoals het GNSS (Global Navigation Satellite System) onmisbaar voor het bereiken van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dankzij dergelijke apparatuur is men veel beter in staat schepen te lokaliseren, toezicht uit te oefenen, te navigeren en vaartuigen op te sporen en te redden. Met name het Galileo-programma inzake radionavigatie per satelliet is het eerste programma dat gezamenlijk door de EU en ESA (European Space Agency) is ontwikkeld. Het doel van het programma is geavanceerde technologie te ontwikkelen waardoor iedere gebruiker die beschikt over een ontvanger, toegang kan krijgen tot signalen die worden uitgezonden door een combinatie van satellieten en aldus overal ter wereld met grote precisie zijn exacte positie in tijd en ruimte kan bepalen. De inspectie- en controlediensten in de Gemeenschap kunnen bij hun strategieën op grote schaal gebruik maken van de moderne navigatie- en communicatiesystemen, aangezien een groot deel van zowel grote als kleine vissersvaartuigen al dergelijke apparatuur aan boord heeft voor eigen navigatiedoeleinden.
Er moeten nog wel praktische problemen worden opgelost op enkele gebieden, die hieronder worden beschreven.
3.3.1. Toegang tot informatie en gebruik van moderne technologieën
De controles, de inspecties en het toezicht moeten worden gerationaliseerd met gebruikmaking van nieuwe technologieën. Voor de visserij op gemeenschappelijke mariene rijkdommen moeten alle gegevens over deze activiteiten door de kapiteins van de vaartuigen en de kopers bij de eerste verkoop worden geregistreerd en meegedeeld.
Toegang tot informatie over visserijactiviteiten en inspecties is van essentieel belang bij de voorbereiding en uitvoering van inspecties en controles. Op nationaal niveau hebben inspecteurs toegang tot informatie onder de voorwaarden van de nationale wet- en regelgeving.
De volgende acties zijn bedoeld om de toegang voor inspecteurs tot informatie op het niveau van de Gemeenschap te vergemakkelijken. Inspecteurs moeten toegang hebben of krijgen tot alle informatie die relevant is voor de door hen in een bepaald gebied uit te voeren inspecties en controles. Wanneer inspecteurs werkzaam zijn in wateren van een andere lidstaat overeenkomstig artikel 28 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, dient deze lidstaat erop toe te zien dat alle relevante informatie beschikbaar of toegankelijk is. Informatie moet op twee niveaus toegankelijk worden gemaakt:
- in nationale gegevensbanken,
- in het kader van operationele communicatie tussen controlevliegtuigen en -vaartuigen van verschillende lidstaten.
Het controlesysteem (voor het lokaliseren en volgen van vaartuigen) kan tot alle vissersvaartuigen worden verruimd door een systeem voor het opsporen van vaartuigen op afstand (vessel detection system, VDS) te gebruiken.
In het kort komt het erop neer dat radarbeelden vanuit de ruimte een volledig beeld geven van al het verkeer in een bepaalde regio, terwijl satellietvolgsystemen alleen een overzicht geven van de schepen die het betrokken volgsysteem gebruiken. Wellicht kunnen nieuwe inspectietoepassingen worden ontwikkeld om met deze aspecten rekening te houden.
3.3.2 Mededeling van gegevens over visserijactiviteiten
De verwerking van gegevens en het meedelen daarvan aan de autoriteiten moet worden gerationaliseerd. Het gebruik van elektronische registratie- en communicatiesystemen kan het werk voor kapiteins van vissersvaartuigen, kopers en autoriteiten vergemakkelijken.
Elektronische logboeken zijn van cruciaal belang voor de automatisering van het registreren en meedelen van gegevens. Vissersvaartuigen zijn actief in de wateren van verschillende lidstaten en ook in internationale wateren en wateren van derde landen. Inspecteurs van verschillende partijen moeten derhalve de logboeken aan boord kunnen raadplegen. Zij moeten toegang hebben tot de gegevens in elektronische logboeken om hun handhavingstaken te kunnen vervullen (continuïteit en zekerheid van bewijs in geval van overtredingen). Met de elektronische logboeken die momenteel in de handel zijn is dit laatste niet altijd gegarandeerd.
Bovendien moet de informatie die in elektronische logboeken wordt opgeslagen, ook aan de bevoegde autoriteiten, kuststaten, havenstaten en vlaggenstaten worden meegedeeld. Deze autoriteiten moeten de betrokken verslagen ook elektronisch kunnen verwerken. Harmonisering van de verslagen en van de gegevens is dan ook een vereiste.
Om de bovengenoemde redenen moet worden gezorgd voor een minimale vorm van harmonisatie van elektronische logboeken. Elektronische logboeken moeten voldoen aan bepaalde minimumvoorwaarden om als controle-instrument voor de visserij te kunnen worden erkend. Met dit doel worden bovengenoemde vraagstukken ondertussen reeds door een werkgroep van nationale controledeskundigen en vertegenwoordigers van de Commissie en van Noorwegen onderzocht.
Om elektronische apparatuur voor het meedelen van gegevens en elektronische logboeken te kunnen ontwikkelen en testen is het belangrijk om op internationaal niveau proefprojecten op te zetten. Het is met name belangrijk daarbij vissersvaartuigen te betrekken die actief zijn in internationale wateren en wateren van derde landen, bijvoorbeeld in het kader van bilaterale visserijovereenkomsten. Momenteel is de verwerking van deze gegevens nog niet gerationaliseerd.
Doel:
Rationalisering van de verwerking en mededeling van gegevens aan de autoriteiten.
Actiepunt 4
In samenwerking met de Commissie en met derde landen moeten de lidstaten wetgeving goedkeuren inzake proefprojecten voor het ontwikkelen en testen van elektronische apparatuur voor het meedelen van gegevens en elektronische logboeken.
3.3.3. Operationele procedures en vertrouwelijkheid
Bij de uitoefening van hun taken moeten inspecteurs soms onmiddellijk over bepaalde gegevens kunnen beschikken. Wanneer bepaalde gegevens niet op afstand langs elektronische weg beschikbaar zijn, moeten de nationale autoriteiten coördinatoren aanwijzen die dergelijke gegevens onverwijld kunnen verstrekken.
Doel:
Verhoogde doeltreffendheid van de inspecties en controles door een grotere toegankelijkheid van relevante gegevens.
Actiepunt 5
De lidstaten moeten coördinatoren aanwijzen die inspecteurs van andere lidstaten de benodigde gegevens kunnen verstrekken.
Niet alle gegevens die in nationale gegevensbanken worden bewaard, zijn vertrouwelijk. In artikel 37 van Verordening (EG) nr. 2847/93 is bepaald aan welke voorwaarden moet worden voldaan in verband met de vertrouwelijke behandeling van visserijcontrolegegevens. Om te garanderen dat de gegevens over de visserijactiviteiten van individuele vaartuigen en over inspecties en controles vertrouwelijk worden behandeld, moeten operationele procedures worden vastgesteld voor het verstrekken van dergelijke gegevens aan inspecteurs van andere lidstaten.
Op basis van satellietvolgsystemen voor visservaartuigen (VMS) is een elektronisch netwerk van visserijcontrolecentra tot stand gebracht. De ervaring heeft geleerd dat dit netwerk betrouwbaar en veilig is. In het kader van de NEAFC is verder gebleken dat dit netwerk ook kan worden gebruikt voor het meedelen van geharmoniseerde verslagen met informatie over zowel de visserijactiviteiten als de inspecties en controles.
Iedere autoriteit die toegang heeft tot informatie over visserijactiviteiten of over inspecties en controles, moet procedures toepassen die een vertrouwelijke behandeling garanderen. De procedures van de NEAFC kunnen als uitgangspunt dienen. De autoriteit die vertrouwelijke gegevens verstrekt aan inspecteurs van andere lidstaten, moet daarbij dezelfde mate van vertrouwelijkheid worden gewaarborgd als bij het verstrekken van dergelijke gegevens aan nationale inspecteurs.
Doel:
Waarborging van de vertrouwelijke behandeling van gegevens over individuele vaartuigen of marktdeelnemers
Actiepunt 6
In samenwerking met de nationale autoriteiten zal de Commissie onderzoek doen naar de nationale procedures en vereisten inzake de toegang tot individuele gegevens en zo nodig wettelijke geharmoniseerde minimumeisen vaststellen.
3.3.4. Veilige communicatie tussen inspectiediensten
Ook de communicatie tussen controlevaartuigen en -vliegtuigen van verschillende lidstaten is in het kader de operationele samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten een uitdaging. Een van de methoden die momenteel door de nationale autoriteiten worden toegepast, is gebaseerd op militaire procedures (NAVO). De civiele inspectievaartuigen en -vliegtuigen zijn echter niet altijd uitgerust met dezelfde apparatuur, terwijl sommige moderne civiele communicatiemiddelen erg duur zijn.
Zowel op bilateraal als internationaal niveau is dan ook nog extra werk nodig om de communicatie en de operationele procedures voor de inzet van controlevaartuigen en -vliegtuigen te optimaliseren. De routinematige uitwisseling van gegevens over visserijactiviteiten kan worden gebaseerd op de VMS-technologie mits alle inspectievaartuigen contact kunnen leggen met de visserijcontrolecentra van de betrokken lidstaten.
Er zijn echter uit te wisselen gegevens die niet kunnen worden gestandaardiseerd. Derhalve moeten ook niet-gestandaardiseerde gegevens over onregelmatigheden en verdachte activiteiten op een veilige en vertrouwelijk manier kunnen worden uitgewisseld. Er moeten dus geharmoniseerde communicatieprocedures worden ontwikkeld.
Doel:
Harmonisering van de operationele communicatie tussen inspectiediensten
Actiepunt 7
In samenwerking met de nationale autoriteiten zal de Commissie de operationele communicatieprocedures onderzoeken en indien nodig uniforme communicatieprocedures vaststellen.
3.3.5. Follow-up van onregelmatigheden en overtredingen
Om te waarborgen dat de internationale regels en de communautaire bepalingen betreffende de follow-up van overtredingen zowel in communautaire wateren als in internationale wateren in de praktijk worden toegepast, moeten inspecteurs worden ingelicht over de kenmerken en registratiegegevens van vaartuigen die overtredingen begaan, en moeten zij de contactgegevens krijgen van de autoriteiten van de vlaggenstaat van het betrokken vaartuigen.
Volgens het actieplan van de FAO inzake de IUU-visserij zijn alle staten verplicht informatie over IUU-activiteiten op verzoek aan andere staten te verstrekken. Vlaggenstaten, kuststaten en havenstaten moeten netwerken van bevoegde autoriteiten vormen om de samenwerking te versterken en te zorgen voor een doeltreffende follow-up van overtredingen.
Doel:
Een doeltreffender follow-up van overtredingen door vaartuigen onder de vlag van een andere lidstaat of van een derde land
Actiepunt 8
De Commissie zal een lijst opstellen en verspreiden van nationale coördinatoren die in staat zijn op korte termijn te beantwoorden aan verzoeken om gegevens over de kenmerken van vaartuigen onder de vlag van hun land. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat deze coördinatoren kunnen optreden namens alle bevoegde autoriteiten.
3.4. Grotere uniformiteit van de inspecties en controles
De inspecties en handhaving verlopen volgens de sector momenteel niet in de hele Gemeenschap op uniforme wijze. Het toezicht op de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid bij visserijactiviteiten varieert per lidstaat.
De volgende acties moeten zorgen voor meer uniformiteit op het niveau van de Gemeenschap als het gaat om inspecties en controles.
Tijdens conferenties over monitoring, controles en toezicht in de visserij i en over de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid i heeft de visserijsector suggesties gedaan om de uniformiteit te vergroten.
3.4.1. Rechtvaardigheid en non-discriminatie
Inspecties en controles inzake de naleving van de regels van het GVB bij visserijactiviteiten moeten door inspecteurs op een rechtvaardige en professionele manier worden verricht. Bij inspecties moet steeds worden uitgegaan van het vermoeden van onschuld. Zowel de inspecteur als de kapitein en de bemanning van het vaartuig zijn verantwoordelijk voor het ordentelijk verloop van de inspectie. Laatstgenoemden moeten de inspecteurs desgevraagd alle medewerking verlenen. Inspecteurs moeten op hun beurt de activiteiten aan boord van het vaartuig zo min mogelijk verstoren.
De inspecties en controles moeten steeds aan dezelfde normen voldoen, ongeacht waar de visserijactiviteiten plaatsvinden, onder welke vlag het vaartuig vaart, of welke nationaliteit de verantwoordelijke marktdeelnemers hebben. De vaststelling van gemeenschappelijke inspectieprioriteiten kan inspecteurs helpen bij de objectieve selectie van vaartuigen en aanlandingen.
Ook de uitwisseling van inspecteurs tussen de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten kan bijdragen tot een grotere uniformiteit in de inspecties en controles. Inspecteurs leren dan van de methoden en praktijken die in andere lidstaten worden toegepast.
Conflicten en geschillen tussen inspecteurs en de marktdeelnemers die verantwoordelijk zijn voor de geïnspecteerde activiteiten, zijn bij inspecties en controles niet te vermijden. Sommige marktdeelnemers zullen van mening zijn dat zij niet rechtvaardig zijn behandeld. Vaak is het in een andere lidstaat moeilijker om protest aan te tekenen. Derhalve moet worden gegarandeerd dat iedereen de Commissie kan inlichten over onregelmatigheden of gevallen van niet-naleving. De Commissie zal deze informatie dan onderzoeken en indien nodig maatregelen treffen.
Doel:
Grotere uniformiteit van de inspecties en controles
Actiepunt 9
De lidstaten moeten de nodige maatregelen treffen om de systematische uitwisseling van inspecteurs tussen de respectieve bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken, met name bij inspecties en controles ten aanzien van grensoverschrijdende visserijactiviteiten, met inbegrip van talencursussen voor nationale inspecteurs.
De Commissie zal informatie die zij van derden ontvangt over onregelmatigheden en gevallen van niet-naleving, jaarlijks met vertegenwoordigers van de visserijsector onderzoeken.
3.4.2. Samenwerking en veiligheid
Een gedragscode voor inspecties met een verduidelijking van de plichten van inspecteurs en van de procedures die inspecteurs en kapiteins tijdens inspecties op zee moeten volgen, zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de uniformiteit op het niveau van de Gemeenschap. Deze gedragscode biedt elementaire richtsnoeren op het niveau van de Gemeenschap voor inspecteurs en kapiteins met betrekking tot de uitvoering van inspecties.
De medewerking van de kapitein en de bemanning houdt ook in dat er veilige ladders moeten worden gebruikt om inspecteurs aan boord te laten, dat inspecteurs moeten worden geholpen en dat inspecteurs op een veilige manier de visruimen en andere relevante delen van het vaartuig moeten kunnen betreden. Deze zaken zijn van belang voor zowel de nationale inspecteurs als de kapiteins en bemanningen.
De code verduidelijkt in hoeverre kapiteins en bemanningen met inspecteurs moeten meewerken en geeft tegelijkertijd de inspecteur een leidraad over de manier waarop een inspectie moet worden uitgevoerd met zo min mogelijk hinder voor de visserijactiviteiten aan boord van het vaartuig.
Doel:
Eerlijke, professionele en veilige inspecties en controles van visserijactiviteiten in de hele Gemeenschap in het belang van de inspecteurs, de kapiteins en de bemanningen
Actiepunt 10
De Commissie zal een gedragscode voor inspecties opstellen die medio 2003 door nationale inspecteurs en vertegenwoordigers van de visserijsector zal worden besproken.
3.5. Feedback en herziening
Het is belangrijk betrouwbare informatie over de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid te verstrekken. De Commissie zal de resultaten van die tenuitvoerlegging evalueren en in 2003 het evaluatieverslag over de periode 2000-2002 presenteren.
Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zal de Commissie ook verslag uitbrengen over haar eigen activiteiten en met name het werk van haar inspecteurs.
Bevindingen van inspecteurs van de Commissie over tekortkomingen in de controle van bepaalde visserijtakken of van de exploitatie van bepaalde bestanden zullen voor commentaar aan de bevoegde nationale autoriteiten worden voorgelegd. Naar aanleiding daarvan kan, in samenwerking met alle betrokken autoriteiten, de controle op korte termijn worden verscherpt.
De Commissie beschikt over slechts 25 inspecteurs. Daarom moeten voor hun werkzaamheden ook prioriteiten worden bepaald. De Commissie zal de prioriteiten samen met de nationale controledeskundigen bespreken om de controle op de toepassing van de regels van het GVB door de lidstaten beter te coördineren met de acties van de actiepunten 1 tot en met 3.
In dit verband zal de Commissie nauw samenwerken met de betrokken nationale autoriteiten. De nationale autoriteiten zullen feedback krijgen, onder andere over de inspecties door de inspecteurs van de Commissie.
Doel:
Betere samenwerking tussen de Commissie en de bevoegde nationale autoriteiten.
Actiepunt 11
De Commissie zal de nationale controledeskundigen regelmatig feedback over de inspecties geven.
4. Deel II - Totstandbrenging van een gezamenlijke inspectiestructuur
Inleiding
Het coördineren van de inspecties en controles door alle betrokken autoriteiten blijft op nationaal niveau een hele opgave, laat staan op Gemeenschapsniveau. Op de lange duur kan deze coördinatie niet meer uitsluitend op basis van vrijwilligheid en ad hoc-oplossingen worden geregeld. De coördinatie moet worden gebaseerd op een passende organisatiestructuur, zowel op nationaal als op Gemeenschapsniveau.
De inspecties op zee en in de havens zijn veel doeltreffender als de betrokken inspecteurs altijd tijdig kunnen beschikken over de belangrijkste gegevens met betrekking tot de betrokken visserijactiviteiten. De operationele coördinatie tussen alle betrokken autoriteiten kan logischer en doeltreffender worden georganiseerd op het niveau van de Gemeenschap.
De samenwerking tussen de lidstaten en met de Commissie op het gebied van inspectie en handhaving kan beter worden beheerd op permanente basis in het kader van een gezamenlijke inspectiestructuur (GIS).
Deze GIS moet worden gefundeerd op de initiatieven die de nationale autoriteiten in de loop der jaren hebben ontplooid om hun activiteiten op basis van vrijwilligheid te coördineren. Deze vrijwillige regelingen moeten worden ingepast in een permanente en samenhangende structuur op Gemeenschapsniveau. De Gemeenschap moet dus een organisatorische structuur totstandbrengen en deze de opdracht geven de inzet van nationale inspectie- en controlemiddelen te coördineren.
De verantwoordelijkheden van de lidstaten op het gebied van controle en handhaving zijn vastgelegd in de artikelen 23, 24 en 25 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, en die van de Commissie in artikel 26 daarvan. De totstandbrenging van een GIS doet geen afbreuk aan deze verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie.
De GIS zal met name worden gebaseerd op artikel 28 van genoemde verordening, waarin de basisvereisten voor samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten zijn vastgelegd.
4.2. Werkingssfeer en doelstelling
De nationale middelen voor inspectie en controle moeten worden ingezet volgens een werkelijk Europese strategie, met inbegrip van prioriteiten en benchmarks. In de organisatorische structuur van de controle en handhaving op het niveau van de Gemeenschap moeten waarborgen voor een duurzame aanpak worden ingebouwd.
Deze doelstelling kan worden verwezenlijkt door middel van uniforme inspecties en controles. Bij deze aanpak is een belangrijke rol weggelegd voor multinationale inspectieteams. Het multinationale karakter van de inspecties en controles in het kader van de GIS is van essentieel belang om algemeen vertrouwen van de visserijsector in de controle en handhaving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te garanderen.
Voor het toezicht op de naleving van de regels van het GVB moeten met name inspecties en controles worden gewijd aan de vergunningen, de kenmerken van de vaartuigen en de visserijactiviteiten op het grondgebied en in de territoriale wateren van de Gemeenschap alsmede in internationale wateren en wateren van derde landen.
De GIS houdt ook in dat de Gemeenschap actief zal samenwerken met externe partners in het belang van de Gemeenschap. De doeltreffende uitvoering van de instandhoudingsmaatregelen moet worden gewaarborgd door internationale samenwerking ten aanzien van alle bestanden die door communautaire vaartuigen worden geëxploiteerd.
Doeltreffend toezicht kan niet alleen door inspecties en controles op zee worden gegarandeerd. Het is cruciaal dat ook de aangelande vis (met inbegrip van de eerste verkoop) wordt geïnspecteerd, aangezien het op zee niet altijd mogelijk is om alle hoeveelheden aan boord per soort te inspecteren. Wanneer alleen op zee zou worden geïnspecteerd, zou er bijgevolg te veel onduidelijkheid blijven bestaan, in het bijzonder over de naleving van de vangstbeperkingen. In het kader van de GIS moeten bijgevolg ook de inspecties van de aanlandingen worden gecoördineerd, onder andere door multinationale inspectieteams.
De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de controle en handhaving van de regels van het GVB. De lidstaten hebben wettelijke kaders gecreëerd voor de controle en bevoegde autoriteiten aangewezen in het kader van hun eigen wettelijke en bestuurlijke stelsels. De lidstaten hebben ook visserij-inspecteurs de nodige bevoegdheden gegeven om controles uit te voeren en strafprocedures in te leiden.
Binnen deze kaders zijn de nationale autoriteiten in grote lijnen in staat om het Gemeenschapsrecht te handhaven. Toch bestaan er op dit gebied nog steeds aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten in de praktische toepassing, en deze worden door de visserijsector ervaren als een ongelijke behandeling van vissers in verschillende delen van de Gemeenschap.
4.2.1. Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC)
De Commissie stelt voor de GIS tot stand te brengen door:
- communautaire inspectie- en controlestrategieën goed te keuren, met name overeenkomstig artikel 34 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93;
- de nationale inspectie- en controlemiddelen van de lidstaten te bundelen in een zogenaamde 'pool';
- de gebundelde middelen in te zetten onder leiding van een communautair bureau voor visserijcontrole.
Het op te richten Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC) moet ervoor zorgen dat de gebundelde inspectie- en controlemiddelen worden ingezet volgens communautaire inspectie- en controlestrategieën.
Het CBVC is zelf verantwoordelijk voor de uitoefening van zijn taken en moet ook het door de Gemeenschap aan het bureau toegewezen budget zelfstandig beheren. Gelet op de operationele taken (namelijk het inzetten van de nationale inspectie- en controlemiddelen) moet de organisatorische structuur van het CBVC van dien aard zijn dat een goede samenwerking tussen het bureau en de nationale bevoegde autoriteiten gewaarborgd is. Andere aspecten, met inbegrip van de controle van de prestaties van het bureau en de financiële controle van de uitgaven ervan, moeten worden geregeld bij het besluit tot oprichting van het bureau.
De belangrijkste aspecten in verband met de organisatiestructuur van het CBVC zullen aan bod komen in het voorstel van de Commissie dat eind 2003 aan de Raad en het Europees Parlement zal worden voorgelegd.
4.2.2. Belangrijkste functie en taken van het CBVC
Het CBVC verandert niets aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de controle en handhaving van de regels van het GVB.
De belangrijkste functie van het CBVC is het coördineren van de inzet van nationale inspectiemiddelen en, in voorkomend geval, de inzet van extra inspectiemiddelen op contractbasis, voor de gezamenlijke inspectie en controle van visserijactiviteiten overeenkomstig de regels van het GVB. Bovendien moet het CBVC ervoor zorgen dat de nationale middelen op gecoördineerde wijze worden ingezet in overeenstemming met de communautaire inspectiestrategieën en de in het kader daarvan vastgestelde prioriteiten en benchmarks.
Deze functie omvat de volgende taken:
- het plannen van de inzet van de door de lidstaten aan de pool toegewezen nationale inspectie- en controlemiddelen;
- het organiseren van de inzet van deze middelen.
Het organiseren van de inzet houdt in dat instructies worden opgesteld betreffende de geografische gebieden, de bestanden, de visserijtakken en de vloten die in een bepaalde periode moeten worden gecontroleerd en geïnspecteerd (het organiseren betekent niet dat er individuele visserijvaartuigen voor inspectie worden geselecteerd). Het plannen van de inzet van inspectie- en controlemiddelen houdt in dat multinationale teams voor inspecties op zee en aan land worden samengesteld.
Er moeten jaarlijkse overeenkomsten worden gesloten tussen het CBVC en iedere nationale bevoegde autoriteit over het bundelen van de inspectie- en controlemiddelen. In deze overeenkomsten moet worden vastgelegd welke middelen voor gezamenlijke inzet beschikbaar worden gesteld en onder welke voorwaarden deze mogen worden ingezet.
Iedere kuststaat en inspecterende lidstaat blijft volledig verantwoordelijk voor de toepassing van de regels van het GVB. Het CBVC ziet erop toe dat alle inspectie- en controleactiviteiten van de nationale autoriteiten volledig worden gecoördineerd. In de praktijk moet een doeltreffende werkrelatie tussen het CBVC en de nationale autoriteiten worden ontwikkeld.
Het CBVC moet bij de inzet van inspectie- en controlemiddelen in situaties waarin de belangen van de Gemeenschap in het geding zijn, in nauwe samenwerking met de betrokken nationale bevoegde autoriteiten een leidinggevende rol vervullen. Het bureau moet zorgen voor de operationele coördinatie, steeds met het belang van de Gemeenschap als geheel voor ogen.
4.2.3. Interactie met de lidstaten
De lidstaten zijn en blijven verantwoordelijk voor de controle en handhaving van de regels van het GVB.
In het kader van de GIS moeten de lidstaten:
- inspectie- en controlemiddelen toewijzen aan de GIS-pool;
- waarborgen dat alle aan de GIS-pool toegewezen middelen beantwoorden aan bepaalde normen inzake:
- onderhoud en uitrusting van de controlevaartuigen en -vliegtuigen,
- opleiding van de inspecteurs en bemanningsleden volgens de GIS-procedures;
- maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de aan de GIS-pool toegewezen middelen zijn afgestemd op de planning en inzet ervan;
- steeds de volledige verantwoordelijkheid dragen voor hun inspectie- en controlemiddelen en voor de inspecties en controles die door hun inspecteurs worden verricht.
Individuele nationale inspecteurs zijn verantwoordelijk voor het observeren van vissersvaartuigen en het inspecteren van visserijactiviteiten om na te gaan of de regels van het GVB worden nageleefd en voor het vastleggen van de resultaten daarvan in respectievelijk controleverslagen en inspectieverslagen. Ze zijn ook verantwoordelijk voor de continuïteit en zekerheid van bewijs in geval van overtredingen van de GVB-regels.
De kuststaten en, buiten de communautaire wateren, de vlaggenstaten zijn verantwoordelijk voor de follow-up van overtredingen van de betrokken bepalingen van het GVB. Alle overtredingen die door inspecteurs worden geconstateerd, moeten de betrokken lidstaat onmiddellijk ter kennis worden gebracht.
4.2.4. Interactie met de Commissie
Naast haar taken op wetgevingsgebied en bij het vertegenwoordigen van de Gemeenschap bij internationale onderhandelingen moet de Commissie ook de tenuitvoerlegging van de regels van het GVB door de lidstaten evalueren en controleren en de coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten vergemakkelijken.
De Commissie dient ook de coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen door onder andere communautaire inspectie- en controlestrategieën vast te stellen, met inbegrip van gemeenschappelijke prioriteiten en benchmarks.
In de door de Commissie volgens de beheerscomitéprocedure goed te keuren communautaire inspectie- en controleprogramma's voor een bepaalde visserijtak of een bepaald bestand moeten niet alleen gemeenschappelijke inspectie- en controleprioriteiten en benchmarks worden vastgesteld, maar ook de omvang van de voor het programma in te zetten middelen.
Op het niveau van de Gemeenschap moet afdoende worden gewaarborgd dat er voldoende inspectie- en controlemiddelen beschikbaar zijn. Hiertoe dient de Commissie volgens de beheerscomitéprocedure bij besluit vast te stellen hoeveel inspectie- en controlemiddelen iedere lidstaat aan de GIS-pool moet toewijzen.
Het CBVC moet op verzoek van de Commissie technische adviezen geven ten behoeve van de formulering van de communautaire inspectiestrategieën. Ook moet het bijdragen leveren aan de opstelling van evaluatieverslagen inzake controle en handhaving.
Het CBVC moet ieder probleem inzake controle en handhaving aan de Commissie melden. Op deze wijze kan de Commissie hierop in een vroeg stadium reageren.
Het CBVC moet de Commissie jaarlijks verslag uitbrengen over de uitvoering van de taken waarmee het is belast, alsmede over de besteding van de financiële middelen die de Gemeenschap aan het bureau heeft toegewezen. Het jaarlijks verslag moet aan het Europees Parlement en de Raad worden voorgelegd.
In de loop der jaren is de Commissie steeds vaker betrokken bij inspecties en controles in internationale wateren. De verantwoordelijkheid van de Commissie op het gebied van controle en handhaving van de regels van het GVB omvat echter geen enkele operationele rol bij de inspectie en controle van visserijactiviteiten. Door de totstandbrenging van de GIS zou de Commissie zich steeds verder uit deze activiteiten kunnen terugtrekken.
4.3. Uitgaven in verband met controle en handhaving
De inspectie en controle van visserijactiviteiten, met name op zee, vergt aanzienlijke overheidsuitgaven. De noodzakelijke hoeveelheid middelen is afhankelijk van de intensiteit van de visserijactiviteiten en de geografische kenmerken van de te controleren gebieden en wateren.
Dankzij de GIS zal de kosteneffectiviteit van de inspecties en controles er naar verwachting op vooruit gaan. Door de toepassing van benchmarks zou echter kunnen blijken dat extra inspectie- en controlemiddelen noodzakelijk zijn, wat weer zou leiden tot extra uitgaven. Definitieve conclusies kunnen pas worden getrokken na een grondige analyse van alle vereisten om te komen tot een doeltreffende controle en handhaving.
De Commissie zal dit grondig bestuderen alvorens een wetsvoorstel over de GIS in te dienen.
4.4. Haalbaarheidsstudie in overleg met de lidstaten
De oprichting van het CBVC moet in alle details worden onderzocht. Aangezien dit bureau de nationale bevoegde autoriteiten zou moeten helpen om de nationale middelen voor inspectie en toezicht volgens een werkelijk gemeenschappelijke strategie te gebruiken, moet de haalbaarheid hiervan in overleg met de lidstaten worden bestudeerd. De voordelen van het kosteneffectiever gebruik van nationale middelen moeten daarbij worden afgewogen tegen de kosten van de oprichting van een dergelijk bureau.
De haalbaarheidsstudie moet op een helder concept worden gebaseerd. Alle mogelijke taken van het op te richten bureau moeten in kaart worden gebracht.
4.4.1. Overige taken van het CBVC
Naast zijn belangrijkste functie en taken (planning en organisatie van de inzet van inspectie- en controlemiddelen) zou het CBVC de hieronder beschreven taken kunnen vervullen.
a) In de communautaire wateren:
- het verzamelen en evalueren van gegevens over inspecties en controles en over visserijactiviteiten,
- het opstellen van verslagen over inspecties en controles,
- het inzamelen en verstrekken van gegevens over inspecties en controles en over visserijactiviteiten.
b) Het voldoen aan de inspectie- en controleverplichtingen van de Gemeenschap in het kader van RVO's of bilaterale visserijovereenkomsten in overeenstemming met de regels van het GVB, met inbegrip van:
- het inzetten van de gebundelde nationale inspectiemiddelen,
- het verzamelen en compileren van gegevens over inspecties en controles,
- het inzamelen en verstrekken van gegevens over inspecties en controles en over visserijactiviteiten,
- het zorgen voor operationele coördinatie en samenwerking met andere relevante inspectieautoriteiten,
- het opstellen van verslagen over inspecties en controles.
c) Het op verzoek verlenen van technische bijstand aan de Commissie:
- het evalueren van de inspectie- en controlemiddelen die nodig zijn om aan de regels van het GVB te voldoen,
- het evalueren en vaststellen van prioriteiten en benchmarks voor inspecties en controles,
- het ontwikkelen van inspectiemethodes en geharmoniseerde inspectieprocedures en -praktijken,
- het beheren van de financiële bijdragen aan de uitgaven voor controledoeleinden.
d) Een bijdrage leveren aan de opleiding van inspecteurs.
4.4.2. Bijzondere aspecten die moeten worden beoordeeld
In het kader van de haalbaarheidsstudie moet met name worden onderzocht hoeveel financiële en personele middelen nodig zijn voor de werkzaamheden van het CBVC.
Voor het werk van het CBVC moeten ook regelmatig coördinatievergaderingen met de nationale bevoegde autoriteiten worden gehouden. Alle autoriteiten die zijn betrokken bij de inspectie en controle van de relevante visserijtakken en bestanden moeten regelmatig bijeenkomen om de inspectie- en controlewerkzaamheden te bespreken en de strategie indien nodig aan te passen.
Het CBVC moet onbeperkt toegang hebben tot gegevens over visserijactiviteiten en over de inspecties en controles door nationale bevoegde autoriteiten. Het bureau moet derhalve beschikken over krachtige middelen voor gegevensverwerking en communicatie. Het CBVC moet 24 uur per dag worden bemand om te kunnen beantwoorden aan verzoeken van inspecteurs of derden.
Nationale bevoegde autoriteiten zouden bepaalde nationale taken op contractbasis door het CBVC kunnen laten verrichten. Bij de haalbaarheidsstudie moeten dergelijke mogelijke synergieën op nationaal niveau worden verkend.
Er moet met name aandacht worden besteed aan de volgende aspecten:
- Communautaire wateren
In verband met de inspectie en controle van bepaalde visserijactiviteiten in communautaire wateren moet aandacht worden besteed aan de volgende punten:
- de verdeling van de lasten in verband met het organiseren van de operationele coördinatie van de gebundelde inspectie- en controlemiddelen en met name de organisatorische structuur van de samenwerking tussen het CBVC en de nationale bevoegde autoriteiten,
- de behoeften op informatiegebied van het CBVC inzake visserijactiviteiten, noodzakelijk voor het coördineren van de inzet van de aan de pool toegewezen middelen,
- de verdeling van de lasten in verband met het verzamelen, compileren en evalueren van gegevens over inspecties en controles van visserijactiviteiten,
- de omvang van de inspectie- en controlemiddelen die nodig zijn voor een communautaire controlestrategie, rekening houdend met de kenmerken van de visserijtak en de toepasselijke instandhoudings- en controlemaatregelen.
- Internationale visserij
Wat de inspectie en controle van internationale visserij betreft, moet bij de studie in de eerste plaats aandacht worden besteed aan:
- de kosten-batenverhouding van de oplossingen met gebruikmaking van nationale inspectiemiddelen en op contractbasis ingezette middelen,
- de omvang van de benodigde middelen, rekening houdend met de kenmerken van de betrokken visserijtak en de toepasselijke instandhoudings- en controlemaatregelen,
- de vereisten inzake de coördinatie van de inzet van middelen en de follow-up van de inspecties en controles van de internationale visserij,
- de administratieve vereisten met betrekking tot de inspectie en controle van de internationale visserij,
- de vereisten op het gebied van communicatie met betrekking tot de inspectie en controle van de internationale visserij.
5. Conclusie
Nu de hervorming van het GVB is goedgekeurd, is het voor de lidstaten en de Commissie zaak om te waarborgen dat de regels daadwerkelijk worden toegepast en dat daarop effectief wordt toegezien. In deze mededeling wordt een communautaire strategie uiteengezet, zowel op de korte als op de langere termijn, om te komen tot een uniforme en doeltreffende toepassing van het GVB. Overeenkomstig hun verplichtingen op grond van Hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 2371/2002 worden lidstaten geacht de in het actieplan genoemde acties te ondersteunen.
Voorts wordt de steun van de Raad en het Europees Parlement gevraagd voor de onder 4 beschreven gezamenlijke inspectiestructuur.
FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ HET BESLUIT
Beleidsgebied(en): VISSERIJ
Activiteit(en):
1107 - Instandhoudingsmaatregelen, controle en handhaving in de visserij
Titel van het voorstel:
Haalbaarheidsstudie inzake een gezamenlijke inspectiestructuur
1. BEGROTINGSLIJN(EN) EN OMSCHRIJVING(EN)
Hoofdstuk B2-90, artikel B2-902
110703 - Controle en toezicht op de visserijactiviteiten in de maritieme wateren van en buiten de Europese Unie
2. ALGEMENE CIJFERS
2.1. Totale toewijzing voor de actie (deel B): 1 miljoen euro aan vastleggingskredieten
2.2. Duur:
2003
2.3. Meerjarenraming van de uitgaven:
a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiering uit de begroting) (zie punt 6.1.1)
in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (zie punt 6.1.2)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
c) Financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven (zie punt 7.2 en 7.3)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten
[X] Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering.
[...] Dit voorstel vereist een herprogrammering van de betrokken rubrieken van de financiële vooruitzichten,
[...] inclusief, in voorkomend geval, een beroep op de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord.
2.5. Financiële gevolgen voor de ontvangsten i
[X] Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel).
OF
[...] Financiële gevolgen - Het effect op de ontvangsten is als volgt:
NB: Alle opmerkingen en toelichtingen met betrekking tot de methode waarmee de gevolgen voor de ontvangsten worden berekend moeten op een afzonderlijk blad worden toegevoegd aan dit financieel memorandum.
in miljoen EUR (tot op 1 decimaal nauwkeurig)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(Elke betrokken begrotingslijn beschrijven en het passende aantal regels aan de tabel toevoegen indien het effect betrekking heeft op meerdere begrotingslijnen)
3. BEGROTINGSKENMERKEN
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Inhoudsopgave
Artikel 28 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 358 van 31.12.2003).
5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING
5.1. Noodzaak van een communautair optreden i
5.1.1. Doelstellingen
De mogelijkheden voor de oprichting van een gezamenlijke inspectiestructuur, met inbegrip van de oprichting van een communautair bureau voor visserijcontrole, moeten nauwkeurig worden onderzocht. Aangezien laatstgenoemd bureau de nationale bevoegde autoriteiten zou moeten helpen om de nationale middelen voor inspectie en toezicht volgens een werkelijk gemeenschappelijke strategie te gebruiken, moet de haalbaarheid hiervan in overleg met de lidstaten worden bestudeerd. De voordelen van het kosteneffectiever gebruik van nationale middelen moeten daarbij worden afgewogen tegen de kosten van de oprichting van een dergelijk bureau.
De haalbaarheidsstudie moet op een helder concept worden gebaseerd. Alle mogelijke taken van het op te richten bureau moeten in kaart worden gebracht.
5.1.2. Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen
De eventuele oprichting van een gezamenlijke inspectiestructuur vloeit voort uit het Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2001)135 def. van 20.03.2001) en de Mededeling van de Commissie betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (de 'Roadmap') (COM(2002)0181 def. van 28.05.2002).
5.1.3. Naar aanleiding van de evaluatie ex post genomen maatregelen
/
5.2. Overwogen activiteiten en modaliteiten voor budgettaire steunverlening
- De doelgroepen van de gezamenlijke inspectiestructuur zijn de lidstaten en de vissers;
- de oprichting van een gezamenlijke inspectiestructuur is specifiek bedoeld om de tenuitvoerlegging van instandhoudingsmaatregelen door middel van internationale samenwerking te verbeteren ten aanzien van alle door communautaire vissersvloten beviste bestanden;
- de concrete maatregelen die moeten worden genomen om de actie ten uitvoer te leggen, worden door middel van een haalbaarheidsstudie bepaald;
- het resultaat is de coördinatie en bundeling van nationale middele voor inspectie en toezicht inzake de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Bij de haalbaarheidsstudie moet met name worden onderzocht welke financiële middelen nodig zijn voor een communautair bureau voor visserijcontrole en hoeveel personeel nodig is voor de taken in de communautaire wateren, de taken in verband met de naleving van de verplichtingen van de Gemeenschap betreffende inspectie en toezicht in het kader van regionale visserijorganisaties of bilaterale visserijovereenkomsten, de technische bijstand aan en op verzoek van de Commissie en het medeorganiseren van de opleiding van inspecteurs.
5.3. Tenuitvoerlegging
Na de haalbaarheidsstudie zal een voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een gezamenlijke inspectiestructuur worden voorgelegd aan de Raad en het Europees Parlement.
6. FINANCIËLE GEVOLGEN
6.1. Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)
(De berekeningsmethode voor de in de tabel hieronder vermelde bedragen moet worden verklaard in tabel 6.2.)
6.1.1. Financiering
Vastleggingskredieten in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
6.2. Berekening van de kosten per overwogen maatregel in deel B (voor de gehele programmeringsperiode) i
(Bij meerdere acties dienen de concrete maatregelen die voor elke actie moeten worden genomen, te worden gepreciseerd om het volume en de kosten van de prestaties te berekenen.)
Vastleggingskredieten in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN
7.1. Gevolgen voor de personele middelen
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.2. Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.
7.3. Andere huishoudelijke uitgaven die uit de actie voortvloeien
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.
1 De aard van het comité en de groep waar het deel van uitmaakt, vermelden.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
8. FOLLOW-UP EN EVALUATIE
De haalbaarheidsstudie maakt deel uit van de evaluatie ex ante van de oprichting van een gezamenlijke inspectiestructuur. Een effectbeoordelingsformulier zal bij het voorstel voor een verordening van de Raad worden overgelegd.
9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN