Toelichting bij COM(2003)482 - Standpunt in het Associatiecomité EG-Tsjechië anderzijds, inzake de vaststelling van de regionale-steunkaart op basis waarvan de door Tsjechië toegekende regionale steun zal worden beoordeeld - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2003)482 - Standpunt in het Associatiecomité EG-Tsjechië anderzijds, inzake de vaststelling van de regionale-steunkaart op basis ... |
---|---|
bron | COM(2003)482 |
datum | 07-08-2003 |
In artikel 64, lid 4, sub a), van de Europa-overeenkomst zijn de partijen overeengekomen dat gedurende de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst alle door Tsjechië toegekende regionale steun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Tsjechië wordt beschouwd als een regio overeenkomend met de in artikel 87, lid 3, sub a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde streken van de Gemeenschap.
Op 8 maart 2001 hechtte de Associatieraad EU-Tsjechië zijn goedkeuring aan Besluit nr. 3/2001 tot verlenging met vijf jaar van de periode dat Tsjechië wordt gelijkgesteld met de streken van de Gemeenschap als bedoeld in artikel 87, lid 3, sub a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Dit besluit was van toepassing met ingang van 1 januari 1997 en verviel op 31 december 2001.
Overeenkomstig artikel 2 van Besluit nr. 3/2001 moet Tsjechië binnen zes maanden na de datum van goedkeuring van het besluit de Europese Commissie gegevens verstrekken inzake het BBP per hoofd van de bevolking, aangepast aan het NUTS II-niveau. De Tsjechische instantie voor toezicht op overheidssteun (het Bureau voor concurrentiebescherming) en de Europese Commissie hebben gezamenlijk vastgesteld welke regio's in aanmerking komen voor steun en voor welke maximumbedragen, teneinde overeenkomstig de richtsnoeren van de Gemeenschap voor regionale overheidssteun een regionale-steunkaart te kunnen opstellen i.
Onder verwijzing naar artikel 4, lid 2, van de voorschriften voor de uitvoering van de bepalingen inzake overheidssteun van de Europa-overeenkomst is men van oordeel dat de regionale-steunkaart zou moeten gelden van 31 december 2001, de einddatum van de periode dat Tsjechië, in overeenstemming met Besluit nr. 3/2001 van de Associatieraad EU-Tsjechië van 8 maart 2001 gelijkgesteld wordt met de streken van de Gemeenschap als bedoeld in artikel 87, lid 3, sub a), van het EG-verdrag, tot de datum van toetreding, of 31 december 2006, indien de laatste datum eerder is. Het vastleggen van 31 december 2006 als einddatum is belangrijk om de coherentie te handhaven met de kaarten voor de huidige lidstaten, die allemaal (met uitzondering van Duitsland) op die datum aflopen, alsook met de programmering van de Structuurfondssteun.
2. Volgens de richtsnoeren van de Gemeenschap voor regionale overheidssteun komt een regio in aanmerking voor een afwijking zoals bedoeld in artikel 87, lid 3, sub a), van het Verdrag, als het een geografische eenheid op NUTS II-niveau betreft met een BBP per hoofd van de bevolking dat lager is dan 75% van het gemiddelde in de Gemeenschap (gemeten in koopkrachtstandaarden (BBP/KKS)). Voor regio's die onder artikel 87, lid 3, sub a) van het Verdrag vallen, mag de steunintensiteit niet hoger zijn dan 50% NSE, met uitzondering van de ultraperifere regio's, waar 65% NSE is toegestaan. In regio's van het niveau NUTS II die krachtens artikel 87, lid 3, sub a), voor steun in aanmerking komen en waarvan het BBP/KKS per capita meer dan 60% van het gemiddelde in de Gemeenschap is, mag de steunintensiteit niet hoger zijn dan 40% NSE, met uitzondering van de ultraperifere regio's, waar 50% NSE is toegestaan. Het BBP/KKS van iedere regio en het gemiddelde in de Gemeenschap waarvan bij de analyse wordt uitgegaan, moeten betrekking hebben op het gemiddelde van de laatste drie jaar waarvoor statistieken beschikbaar zijn.
Eveneens overeenkomstig de richtsnoeren van de Gemeenschap voor regionale overheidssteun wordt voor regio's die krachtens artikel 87, lid 3, sub c), van het Verdrag voor steun in aanmerking komen per lidstaat een maximum vastgesteld wat betreft de bevolkingsomvang, zodanig dat alle regio's waarvoor artikel 87, lid 3, sub a), sinds kort niet meer geldt en gebieden met een geringe bevolkingsdichtheid hieronder vallen. Voor delen van de regio's die als gevolg van de herziening van de regionale-steunkaart hun status uit hoofde van artikel 87, lid 3, sub a), verliezen en voortaan vallen onder artikel 87, lid 3, sub c), zou de Commissie akkoord kunnen gaan met een geleidelijke verlaging, lineair of sneller, gedurende een overgangsperiode van vier jaar van de aan de steunintensiteit gestelde maxima die zouden gelden indien de regio zou vallen onder artikel 87, lid 3, sub a), totdat het voor de nieuwe status geldende maximumpercentage is bereikt.
Voor regio's die onder artikel 87, lid 3, sub c) van het Verdrag vallen, mag de steunintensiteit niet hoger zijn dan 20% NSE, met uitzondering van de regio's met een geringe bevolkingsdichtheid en de ultraperifere regio's, waar 30% NSE is toegestaan. In regio's die krachtens artikel 87, lid 3, sub c), voor steun in aanmerking komen en waarvan het BBP/KKS per hoofd van de bevolking hoger en de werkloosheid lager zijn dan het gemiddelde in de Gemeenschap, mag de steunintensiteit niet hoger zijn dan 10% NSE, met uitzondering van de regio's met een geringe bevolkingsdichtheid en de ultraperifere regio's, waar 20% NSE is toegestaan. In uitzonderlijke gevallen kan voor regio's waarvoor het genoemde maximum van 10% NSE geldt en die grenzen aan een regio met de status van steungebied in de zin van artikel 87, lid 3, sub a), een hoger percentage worden toegestaan, mits het gebruikelijke maximum van 20% NSE niet overschreden wordt (NUTS III of kleiner). Het BBP/KKS van iedere regio en het gemiddelde in de Gemeenschap waarvan bij de analyse wordt uitgegaan, moeten wederom betrekking hebben op het gemiddelde van de laatste drie jaar waarvoor statistieken beschikbaar zijn.
Indien steun wordt toegekend aan kleine en middelgrote ondernemingen i, kunnen de eerdergenoemde maxima met 15% bruto subsidie-equivalenten (BSE) verhoogd worden voor regio's zoals bedoeld in artikel 87, lid 3, sub a), en met 10% BSE voor regio's zoals bedoeld in artikel 87, lid 3, sub c).
De eerdergenoemde maxima vormen de bovengrenzen voor de totale steun bij gelijktijdige steunverlening uit hoofde van verschillende regionale steunregelingen, ongeacht of de steun wordt verleend uit lokale, regionale, nationale of communautaire bronnen. Onder deze maxima moet de regionale steun aangepast worden aan de ernst en de intensiteit van de regionale problemen waarop zij is gericht. De ernst en de intensiteit van de regionale problemen waarop de steun is gericht, worden beoordeeld in de bredere context van de Europese Gemeenschap en de landen waarmee Europa-overeenkomsten zijn gesloten.
3. Tsjechië bestaat uit acht NUTS II-regio's. Volgens de statistische gegevens over de periode 1998-2000 heeft een van deze regio's (Praag) een BBP/KKS dat hoger is dan 75% van het gemiddelde in de Gemeenschap. De regio Praag, die ook één NUTS III-regio vormt, kwam echter tot 31 december 2001 in aanmerking voor steun krachtens artikel 87, lid 3, sub a), en kan daarom beschouwd worden als een regio die sinds kort de status van steungebied in de zin van artikel 87, lid 3, sub a), kwijt is. Volgens dezelfde statistische gegevens hebben de zeven andere Tsjechische NUTS II-regio's allemaal een BBP/KKS per hoofd van de bevolking dat lager is dan 60% van het gemiddelde in de Gemeenschap.
4. In de voorgestelde regionale-steunkaart wordt daarom aan alle regio's van het niveau NUTS II behalve Praag de status toegekend van steungebied in de zin van artikel 87, lid 3, sub a). De volgende maximumpercentages voor de intensiteit van de regionale steun zijn vastgesteld:
50% NSE in de NUTS II-regio's Stiední echy en Moravskoslezsko;
49% NSE in de NUTS II-regio's Severozápad en Stiední Morava;
48% NSE in de NUTS II-regio's Severovýchod and Jihovýchod; en
46% NSE in de NUTS II-regio Jihozápad.
Deze maxima mogen met 15% BSE worden verhoogd in het geval van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen.
5. Als voormalige regio in de zin van artikel 87, lid 3, sub a), wordt de regio Praag de status van regio in de zin van artikel 87, lid 3, sub c), toegekend. Aangezien Tsjechië geen gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om de steunintensiteit tijdens een overgangsperiode geleidelijk af te bouwen en aangezien Praag ook een NUTS III-regio is die grenst aan regio's in de zin van artikel 87, lid 3, sub a), wordt het maximum voor de regionale steun op 20% NSE gesteld. Dit maximum wordt met 10% BSE verhoogd in het geval van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen.
6. De Tsjechische instantie voor toezicht op overheidssteun (het Bureau voor concurrentiebescherming) en de Europese Commissie hebben gezamenlijk de regionale-steunkaart voor Tsjechië geëvalueerd (bepaald werd welke regio's in aanmerking komen voor steun en voor welke maximumbedragen), en kwamen tot de conclusie dat deze in overeenstemming is met de richtsnoeren van de Gemeenschap voor regionale overheidssteun.
7. De Commissie legt het gezamenlijke voorstel voor aan de Raad en verzoekt deze zijn goedkeuring te hechten aan het hieraan gehechte voorstel voor een besluit van het Associatiecomité.