Toelichting bij COM(2008)563 - Wijziging van Verordening 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en Verordening 1234/2007 ("integrale GMO"-verordening) ten aanzien van de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Bij Verordening (EEG) nr. 3730/87 van de Raad waren de algemene voorschriften vastgesteld voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan aangewezen organisaties met het oog op verstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap. Die verordening is later ingetrokken en geïntegreerd in de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("integrale GMO"-verordening).

Gedurende meer dan twee decennia is gebleken dat door de Gemeenschap beschikbaar gestelde interventievoorraden zorgden voor een betrouwbaar aanbod van voedselhulp voor de meest behoeftigen. Het aantal behoeftigen in de Gemeenschap is door de achtereenvolgende uitbreidingen sterk toegenomen, wat voedselverstrekking des te noodzakelijker heeft gemaakt. In 2006 hebben meer dan 13 miljoen mensen van deze steunregeling geprofiteerd. Bovendien tasten stijgende voedselprijzen de voedselzekerheid voor de meest behoeftigen aan en maken zij ook de verschaffing van voedselhulp duurder.

Volgens artikel 33, lid 1, van het Verdrag heeft het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) onder meer tot doel de markten te stabiliseren en redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren. Door de jaren heen hebben de in het kader van de regeling uitgevoerde programma's voor voedselverstrekking die twee doelstellingen helpen te bereiken. Zij hebben de voedselonzekerheid voor de meest behoeftigen in de Gemeenschap verminderd en zijn zo een essentieel instrument gebleken dat ertoe bijdraagt de brede beschikbaarheid van levensmiddelen binnen de Europese Unie te garanderen en er tegelijk voor zorgt dat de interventievoorraden afnemen.

De afgelopen jaren heeft het GLB belangrijke hervormingen ondergaan, waarbij het accent is verschoven van het verhogen van de productiviteit als hoofddoel naar het bevorderen van de duurzaamheid op lange termijn van de landbouw. Daarbij is interventie voor sommige producten zoals olijfolie, suiker en maïs volledig afgeschaft als reguleringsinstrument, terwijl voor het overige aan interventie weer haar oorspronkelijke rol van vangnet wordt toebedeeld. Als gevolg daarvan is het communautaire programma in de loop der jaren veel afhankelijker geworden van aankopen op de markt voor de levering van levensmiddelen.

Het Europees Parlement heeft in zijn verklaring van 4 april 2006 over de bevoorrading van de erkende liefdadigheidsinstellingen voor de uitvoering van het Europees voedselhulpprogramma voor de armste medeburgers gezegd ongerust te zijn over de toekomst van het Europese voedselhulpprogramma voor de meest behoeftigen en voorts de Commissie en de Raad verzocht om, gezien het feit dat de voedingsbehoeften van deze personen moeten worden bevredigd, het Europese voedselhulpprogramma een blijvend karakter te geven.

Korter geleden, op 22 mei 2008, heeft het Europees Parlement een resolutie over de stijgende voedselprijzen in de EU en de ontwikkelingslanden aangenomen waarin het Parlement de fundamentele aard van het recht op voedsel en de noodzaak om de toegang van alle mensen tot voldoende voedsel voor een actief en gezond leven te verbeteren benadrukt.

De Commissie heeft het belang van deze regeling reeds erkend in haar mededeling over "Het probleem van de stijging van de voedselprijzen aanpakken – richtsnoeren voor maatregelen van de EU" van 20 mei 2008. De voorzitter van de Europese Commissie heeft in zijn toespraak tot het Parlement op 18 juni 2008 aangegeven dat de Commissie verwacht dat de begrotingsmiddelen voor dit initiatief met twee derde zullen worden verhoogd.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Het publiek is via het internet geraadpleegd over het communautaire programma voor voedselverstrekking en de respons was groot, waarbij enorm veel steun werd uitgesproken voor de voortzetting van dat programma. De liefdadigheidsorganisaties die zijn betrokken bij de voedselverstrekking in de lidstaten, werd gevraagd om tijdens twee workshops op 11 april en 15 juli 2008 voorstellen te formuleren. De nationale autoriteiten hebben hun opvattingen over de uitvoering van het programma uiteengezet in het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

Met het oog op een betere regelgeving heeft de Commissie het effect beoordeeld van de volgende vier mogelijkheden: 'ongewijzigde situatie', waarbij de interventievoorraden de enige permanente voorzieningsbron voor levensmiddelen zouden blijven, 'aanvulling van de interventievoorraden door aankopen op de markt', waarbij het programma zou zijn gebaseerd op uit de interventievoorraden afkomstige producten voor zover voorhanden, aangevuld door aankopen op de markt, 'alleen aankopen op de markt', waarbij niet langer gebruik zou kunnen worden gemaakt van de interventievoorraden, en 'beëindiging van de voedselverstrekking', waarbij het programma voor voedselverstrekking zou worden beëindigd, al dan niet geleidelijk. Volgens de effectbeoordeling kunnen de geformuleerde doelstellingen het best worden bereikt als voor de tweede of de derde mogelijkheid wordt gekozen.

2.

Elementen van het voorstel



In deze context stelt de Commissie voor het programma voor voedselverstrekking te herzien op basis van de volgende elementen:

- Twee voorzieningsbronnen. De levensmiddelen kunnen afkomstig zijn uit de interventievoorraden of van de markt. Het gebruik van deze laatste voorzieningsbron zou niet langer beperkt blijven tot situaties waarin tijdelijk geen interventievoorraden beschikbaar zijn. Zijn er geschikte interventievoorraden voorhanden, dan moeten die wel bij voorrang worden gebruikt.

- Verbreding van het assortiment bij de voedselverstrekking. Om via de voedselverstrekking in het kader van het programma bij te dragen tot een evenwichtiger voeding, zou de voedselverstrekking niet langer beperkt hoeven te blijven tot interventieproducten. De levensmiddelen zouden door de autoriteiten van de lidstaat worden gekozen op basis van voedingscriteria en zouden in samenwerking met partners uit het maatschappelijk middenveld worden uitgereikt.

- Een perspectief op langere termijn. Activiteiten op het gebied van voedselverstrekking moeten op langere termijn worden gepland en moeten door de betrokken nationale autoriteiten en partners uit het maatschappelijk middenveld zorgvuldig worden voorbereid. Om het communautaire plan voor voedselverstrekking doelmatiger te maken zou het worden vastgesteld voor een periode van drie jaar. De steunbedragen voor het tweede en het derde jaar zouden slechts indicatief zijn en zouden later door de begrotingsautoriteit moeten worden bevestigd.

- Duidelijker prioriteiten. De lidstaten zouden hun steunverzoeken baseren op nationale programma's voor voedselverstrekking waarin hun doelstellingen en prioriteiten op het gebied van voedselverstrekking aan de meest behoeftigen zijn omschreven.

- M

financiering.


Door de invoering van medefinanciering zou de regeling cohesiegerichter worden, zou een deugdelijke planning worden gegarandeerd en zouden er sterkere synergieën zijn. Om voor een soepele invoering en een verdere hoge benutting van de beschikbaar gestelde communautaire financiering te helpen zorgen, zou in het kader van het plan voor de periode 2010-2012 de communautaire medefinanciering 75% bedragen, wat in de voor financiering uit het Cohesiefonds in aanmerking komende lidstaten 85% zou zijn. Vanaf het plan voor de periode 2013-2015 zou de communautaire medefinanciering dan respectievelijk 50% en 75% bedragen.

- Versterking van de voortgangscontrole en de verslaglegging. Op verschillende niveaus zouden de verplichtingen op het gebied van verslaglegging worden aangescherpt en onder meer zou de Commissie uiterlijk op 31 december 2012 een verslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad.

3.

Gevolgen voor de begroting



De voorgestelde bepalingen hebben tot doel uitvoering te geven aan een nieuwe aanpak van de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap. De nieuwe regeling zal door de Gemeenschap worden medegefinancierd en daarom moet artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 worden gewijzigd. De betrokken bepalingen zullen op zichzelf geen gevolgen hebben voor de begroting. Die gevolgen zullen er zijn vanaf de uitvoering van het voedselverstrekkingsprogramma 2010 en zullen bij de opstelling van dat programma worden bepaald.