Toelichting bij COM(2009)260 - Standpunt van de EG in het Gemengd Comité, opgericht bij de Overeenkomst inzake de EER, over de wijziging van de Protocollen 10 en 37 inzake de vereenvoudiging van controles en formaliteiten in het goederenvervoer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

I. Algemene inleiding

Bijgevoegd voorstel voor een besluit van de Raad is het wettelijk instrument voor de ondertekening, voorlopige toepassing en goedkeuring van het besluit van het Gemengd Comité van de EER tot wijziging van de Protocollen 10 en 37 bij de EER-overeenkomst. Deze wijziging heeft ten doel de toepassing van de EER-overeenkomst op het gebied van douaneveiligheidsmaatregelen te verlengen.

Het communautair douanewetboek[1] en de uitvoeringsbepalingen daarvan[2], die de regels bevatten voor de douanebehandeling van goederen die worden in- of uitgevoerd, zijn respectievelijk in 2005[3] en 2006[4] gewijzigd teneinde daarin douaneveiligheidsmaatregelen op te nemen. Deze veiligheidsmaatregelen voorzien onder meer in de verplichting dat bedrijven, voordat goederen worden in- of uitgevoerd, bepaalde gegevens verstrekken, aan de hand waarvan een risicoanalyse kan worden uitgevoerd voordat die goederen het douanegebied binnenkomen of verlaten.

In principe zijn deze veiligheidsmaatregelen van toepassing op het goederenverkeer met alle derde landen. Het communautair douanewetboek bepaalt evenwel dat andere regels kunnen worden vastgesteld voor het verstrekken van gegevens vóór aankomst en vóór vertrek wanneer een internationale overeenkomst bijzondere bepalingen op veiligheidsgebied bevat. In dit verband waren de EG en Noorwegen van oordeel dat het noodzakelijk was en in hun beider belang een bijzondere regeling vast te stellen betreffende douaneveiligheidsvoorschriften voor hun bilaterale goederenverkeer. Gelet op de geografische ligging van Noorwegen ten opzichte van het douanegebied van de EG en het grote aantal in- en uitvoertransacties dat dagelijks tussen Noorwegen en de lidstaten van de EU plaatsvindt, alsmede de juridische banden tussen de EG en Noorwegen in het kader van de EER-overeenkomst, is een dergelijke regeling met name nodig om het goederenverkeer vlot te laten verlopen en tegelijk een hoog veiligheidsniveau te handhaven. In juni 2008 zijn besprekingen begonnen die tot een regeling hebben geleid waarbij de verplichting tot de voorafgaande aangifte van goederen die tussen de EG en Noorwegen worden verhandeld is afgeschaft. De afschaffing van deze verplichting is afhankelijk van de voorwaarde dat de overeenkomstsluitende partijen in hun douanegebieden een gelijkwaardig veiligheidsniveau handhaven door middel van maatregelen die op de EG-wetgeving zijn gebaseerd. Naast de bepalingen over douaneveiligheidsmaatregelen bevat de regeling een aantal bepalingen om ervoor te zorgen dat de overeenkomst mee-evolueert met het acquis communautaire en dat elke partij, indien de gelijkwaardigheid van de veiligheidsmaatregelen niet meer is gewaarborgd, evenwichtsherstellende maatregelen kan nemen, inclusief de schorsing van de toepassing van het betrokken hoofdstuk van de overeenkomst.

Doel van dit voorstel is de wijziging van Protocol 10 en van Protocol 37 bij de EER-overeenkomst ten einde de toepassing op douaneveiligheidsmaatregelen te verlengen.

Deze wijzigingen zullen uitsluitend van toepassing zijn in het handelsverkeer tussen de EG en Noorwegen. Zij kunnen bij besluit van het Gemengd Comité van de EER in de toekomst ook van toepassing worden op het handelsverkeer met IJsland en Liechtenstein. De overeenkomst inzake douaneveiligheidsmaatregelen tussen de EG en Zwitserland zal echter van toepassing zijn op Liechtenstein.

In afwachting van de afronding van de interne procedures van de overeenkomstsluitende partijen zal de gewijzigde overeenkomst voorlopig worden toegepast zodat vanaf 1 juli 2009 rekening kan worden gehouden met de nieuwe bepalingen, op welke datum de veiligheidsmaatregelen van kracht zullen worden die door de wijziging van het douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen van het douanewetboek zijn ingevoerd.

Deze wijzigingen van de EER-overeenkomst hebben geen financiële gevolgen voor de begroting van de Europese Gemeenschap.

II. Wijzigingen op Protocol 10

A. In hoofdstuk II bis van Protocol 10 opgenomen bepalingen van het acquis communautaire met betrekking tot douaneveiligheidsmaatregelen

Het nieuwe hoofdstuk II bis (en de bijlagen I en II waarnaar in dat hoofdstuk wordt verwezen) betreffende douaneveiligheidsmaatregelen bevat bepalingen die gelijkwaardig zijn met de bepalingen die aan het communautair douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen zijn toegevoegd ten einde een coherent en doeltreffend antwoord te bieden op de veiligheidsproblematiek in het internationale goederenverkeer. Die bepalingen betreffen:

- de verplichting voor bedrijven om de douane informatie over goederen te verstrekken voordat deze in de EU worden ingevoerd of uit de EU uitgevoerd;

- de mogelijkheid voor betrouwbare bedrijven (gecertificeerde bedrijven, ook wel bedrijven met de AEO-("authorised economic operator") status genoemd) om gebruik te maken van een vereenvoudigde versie van de douaneveiligheidsmaatregelen;

- de invoering van uniforme criteria voor de selectie van risico’s voor controledoeleinden, die met behulp van computersystemen zullen worden vastgesteld.

B. Bepalingen die de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen moeten garanderen

Volgens het nieuwe artikel 9 septies van Protocol 10 stelt het Gemengd Comité van de EER de regels vast volgens welke de overeenkomstsluitende partijen toezicht uitoefenen op de uitvoering van dit hoofdstuk en controleren of de bepalingen van dit hoofdstuk en van de bijlagen I en II bij dit protocol in acht worden genomen. Dit toezicht kan worden uitgeoefend door middel van periodieke evaluaties van de tenuitvoerlegging van die bepalingen, de organisatie van themavergaderingen van deskundigen van beide partijen en audits van de administratieve procedures.

Met het oog op de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsbepalingen die zijn opgenomen in hoofdstuk II bis en de bijlagen I en II, is in artikel 9 decies van het protocol voorts bepaald dat elke overeenkomstsluitende partij passende vrijwaringsmaatregelen kan nemen, inclusief de schorsing van de toepassing van het betrokken hoofdstuk, indien zij van oordeel is dat de andere partij niet aan de voorwaarden voldoet of wanneer de gelijkwaardigheid niet langer een feit is. Voordat dergelijke maatregelen worden genomen, moet het advies van het Gemengd Comité van de EER worden ingewonnen.

Tenzij het Gemengd Comité van de EER anders besluit, kan een overeenkomstsluitende partij de toepassing van hoofdstuk II bis schorsen als dat comité geen besluit heeft genomen over de wijzigingen die in dat hoofdstuk moeten worden aangebracht om rekening te houden met de ontwikkeling van de betrokken EG-wetgeving, waardoor de gelijkwaardigheid van de douanemaatregelen niet langer is gewaarborgd. Indien de EG tot een dergelijke maatregel besluit, stelt de Commissie Noorwegen in kennis van de schorsing, die in werking treedt op de eerste dag waarop de betrokken EG-wetgeving van toepassing is.

III. Wijzigingen op Protocol 37

Het protocol bevat een lijst van comités die de Europese Commissie in de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden bijstaan.

Het Comité Douanewetboek wordt aan de lijst toegevoegd om ervoor te zorgen dat vertegenwoordigers van Noorwegen aan de vergaderingen van dit comité kunnen deelnemen wanneer dit, overeenkomstig artikel 101 van de EER-overeenkomst, voor de goede werking van de EER-overeenkomst nodig is.

IV. Conclusie

In artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94[5] van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst is bepaald dat de Raad, voor dit soort besluiten, op voorstel van de Commissie het standpunt van de Gemeenschap vaststelt.

Het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER wordt de Raad ter goedkeuring voorgelegd, waarna de Commissie het standpunt van de Gemeenschap in dit Gemengd Comité zo spoedig mogelijk naar voren zal brengen.