Toelichting bij COM(2006)753-1 - Ondertekening van een Protocol tussen de EG, Zwitserland en Liechtenstein bij de Overeenkomst met Zwitserland inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van Die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in Zwitserland of in Liechtenstein wordt ingediend

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

I. INLEIDING

Op 26 oktober 2004 ondertekenden de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat een Overeenkomst inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (hierna de “Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland” genoemd).

Overeenkomstig artikel 15 van die overeenkomst kan Liechtenstein tot deze overeenkomst toetreden. De onderhandelingen over de toetreding van Liechtenstein zijn afgerond en er is een ontwerp-protocol betreffende de toetreding van Liechtenstein tot de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland geparafeerd.

In overeenstemming met de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend ("Dublin-verordening") en Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad betreffende de instelling van 'Eurodac' voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin ("Eurodac-verordening")[1].

Overeenkomstig de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland kan Denemarken verzoeken om deelneming aan deze overeenkomst. Voor dat geval wordt in de overeenkomst bepaald dat de overeenkomstsluitende partijen, met de instemming van Denemarken, de voorwaarden voor deelneming van Denemarken vastleggen in een protocol bij de overeenkomst.

Bij brief van 8 november 2004 verzocht het Koninkrijk Denemarken om deelneming aan de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland. Aangezien Liechtenstein thans tot deze overeenkomst zal toetreden, moet de deelneming van Denemarken zowel ten aanzien van Zwitserland als ten aanzien van Liechtenstein worden geregeld.

Nadat de Raad de Commissie daartoe op 27 februari 2006 had gemachtigd, werden er met Liechtenstein en Zwitserland onderhandelingen gevoerd. Op 21 juni 2006 werden deze onderhandelingen afgerond, waarna het ontwerp-protocol betreffende de deelneming van Denemarken aan de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland en Liechtenstein werd geparafeerd[2].

Bij de onderhandelingen en de parafering van het ontwerp-protocol werd ervan uitgegaan dat Liechtenstein een overeenkomstsluitende partij zou worden na de sluiting van het Protocol betreffende zijn toetreding tot de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland. Bijgevolg moet voor ogen worden gehouden dat Liechtenstein slechts overeenkomstsluitende partij bij het Protocol betreffende de deelneming van Denemarken kan worden nadat het het Protocol betreffende zijn deelneming aan de Dublin/Eurodac-overeenkomst met Zwitserland heeft bekrachtigd[3].

Bijgaande voorstellen zijn de juridische instrumenten voor de besluiten betreffende de ondertekening en de sluiting van het protocol. De rechtsgrond voor dit protocol is artikel 63, punt 1, onder a), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid. Overeenkomstig artikel 300, lid 3, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt het Europees Parlement geraadpleegd over de sluiting van het protocol.

II. resultaten van de onderhandelingen

De Commissie is van mening dat de doelstellingen die de Raad in de onderhandelingsrichtsnoeren had geformuleerd, zijn bereikt en dat het ontwerp-protocol aanvaardbaar is voor de Gemeenschap.

De uiteindelijke inhoud van het protocol kan als volgt worden samengevat:

- door het protocol worden de Dublin- en de Eurodac-verordening en hun uitvoeringsbepalingen van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein. Dit geldt ook voor toekomstige wijzigingen of nieuwe uitvoeringsmaatregelen;

- het protocol verleent Zwitserland en Liechtenstein het recht memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen bij het Hof van Justitie wanneer een Deense rechterlijke instantie het Hof van Justitie heeft verzocht om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van een bepaling van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken;

- het protocol voorziet in een bemiddelingsprocedure ingeval enerzijds Denemarken en anderzijds Zwitserland en Liechtenstein het oneens zijn over de uitlegging of toepassing van het protocol;

- het protocol bevat bepalingen betreffende de beëindiging ervan.

III. Conclusies

Rekening houdend met bovenstaande overwegingen, stelt de Commissie voor dat de Raad:

- besluit dat het protocol namens de Gemeenschap wordt ondertekend, en de voorzitter van de Raad machtigt om de persoon aan te wijzen die naar behoren is gemachtigd om het protocol namens de Gemeenschap te ondertekenen;

- na raadpleging van het Europees Parlement zijn goedkeuring hecht aan het bijgevoegde Protocol bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, met inbegrip van het Protocol betreffende de toetreding van Liechtenstein.