Toelichting bij COM(2005)332 - Standpunt van de EG in de Associatieraad inzake afwijking van de bepalingen van Protocol nr. 4 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking bij de associatieovereenkomst met Marokko

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



In het kader van het proces van Barcelona heeft de Commissie bij de Raad een voorstel ingediend tot uitbreiding van de pan-Europese cumulatie van de oorsprong tot de landen van het Middellandse-Zeegebied, als bijdrage aan de totstandkoming van het Europees-mediterrane vrijhandelsgebied uiterlijk 2010.

Dankzij de pan-Europees-mediterrane cumulatie van de oorsprong kan bijvoorbeeld in Marokko vervaardigde kleding voor de uitvoer naar de Gemeenschap preferentiële oorsprong verkrijgen, indien het kledingstuk is vervaardigd uit weefsels die van oorsprong zijn uit de andere landen waarvoor de pan-Europees-mediterrane cumulatie geldt, zoals Turkije.

Een fundamentele voorwaarde voor de toepassing van pan-Europees-mediterrane cumulatie is dat er tussen alle landen in de regio vrijhandelsovereenkomsten met identieke oorsprongsregels zijn gesloten. Op 7 april 2004 hebben Marokko en Turkije een vrijhandelsovereenkomst gesloten, waarin een verklaring is opgenomen die luidt dat de twee partijen bij briefwisseling het huidige oorsprongsprotocol zullen vervangen door het Europees-mediterrane oorsprongsprotocol. Pan-Europees-mediterrane cumulatie vereist ook dat de oorsprongsregels van de Euro-mediterrane overeenkomst tussen de EG en Marokko worden aangepast. Een voorstel daartoe wordt momenteel in de Raad besproken.

Algemene context



De oorsprongsregel die van toepassing is op de kledingstukken waarvoor een afwijking wordt gevraagd, luidt dat de gebruikte weefsels moeten zijn verkregen uit garen dat al van oorsprong is. Met andere woorden, de regel staat niet toe dat bij de vervaardiging van die kledingstukken weefsels worden gebruikt die niet van oorsprong zijn.

Op grond van de gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 39 van Protocol nr. 4 bij de overeenkomst tussen de EG en Marokko heeft Marokko op 19 april 2005 verzocht om een afwijking, zodat bij de vervaardiging van van oorsprong zijnde kledingstukken in Marokko, voor de uitvoer naar de EU, gebruik kan worden gemaakt van weefsels van oorsprong uit Turkije. Deze afwijking houdt dus een vervroegde verwezenlijking in van de gevolgen van de pan-Europees-mediterrane cumulatie van oorsprong tussen Marokko, Turkije en de EU.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Er zijn geen bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


In de samenhang van het voorgestelde besluit met de verschillende doelstellingen van het nabuurschapsbeleid is voorzien.

1.

Raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbenden



Raadpleging is niet nodig, aangezien het voorgestelde besluit voortvloeit uit een verzoek van de belanghebbenden, namelijk de Marokkaanse autoriteiten.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


Optie 1: toestaan van de afwijking. Deze optie draagt bij aan de ontwikkeling van een belangrijke sector van de Marokkaanse economie, namelijk de textielsector, zonder dat de textielindustrie van de Gemeenschap wordt bedreigd. Optie 2: weigering van de afwijking. Deze optie draagt niet bij aan de ontwikkeling van de Marokkaanse economie en met name de textielsector, die een moeilijke tijd doormaakt sinds de contingenten in januari 2005 zijn afgeschaft.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel



Volgens het voorstel wordt de afwijking verleend:

- ten aanzien van kledingstukken die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 61 en 62 van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen;

- voor een hoeveelheid van 10 890 ton kledingstukken (zie de gedetailleerde tabel in bijlage 1);

- tot het pan-Europees-mediterrane protocol inzake oorsprongsregels voor de betrokken partijen, Marokko, Turkije en de EU, in werking treedt, echter in geen geval voor een langere periode dan één jaar;

- op voorwaarde dat Marokko kwantitatieve controles verricht op de uitvoer van de betrokken producten en overzichten verstrekt van de hoeveelheden waarvoor certificaten inzake goederenverkeer zijn afgegeven;

- op voorwaarde dat de vrijhandelsovereenkomst tussen Marokko en Turkije van kracht is.

Juridische grondslag Artikel 133 in samenhang met artikel 300, lid 2, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

Er is in het onderhavige geval geen andere optie. Dit is derhalve de meest eenvoudigste maatregel.

Er zijn geen bijkomende financiële en administratieve lasten.

Keuze van instrumenten



Voorgestelde instrumenten: ander.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn: De afwijking houdt in dat het protocol inzake de oorsprongsregels wordt gewijzigd. Volgens artikel 39 van het protocol moet over wijzigingen worden besloten door de Associatieraad EG–Marokko.

3.

Gevolgen voor de begroting



De voorgestelde verordening heeft geen consequenties voor de Gemeenschapsbegroting.