Toelichting bij COM(2007)364 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 2004/2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2007)364 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 2004/2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees ... |
---|---|
bron | COM(2007)364 |
datum | 27-06-2007 |
Motivering en doel van het voorstel
Artikel 191 van het EG-Verdrag erkent dat Europese politieke partijen een belangrijke factor voor integratie binnen de Unie zijn en vormt de rechtsgrond voor de verordening betreffende politieke partijen die in 2003 door het Europees Parlement en de Raad is vastgesteld. Dit voorstel heeft ter versterking en optimalisering van de democratische infrastructuur van de Unie tot doel de bestaande verordening te verbeteren en aan te passen in het licht van de ervaring die de afgelopen vier jaar is opgedaan[1].
Het is gebleken dat de verordening effectief het kader schept dat noodzakelijk was voor het functioneren en de financiering van politieke partijen op Europees niveau. Het aantal Europese politieke partijen dat op grond van de verordening wordt gefinancierd, is gestegen van acht tot in totaal tien en vertegenwoordigt een zeer breed scala van de politieke stromingen in Europa. De financiële middelen zijn afkomstig van titel 4, hoofdstuk 40, artikel 402, in afdeling I (Parlement) van de EU-begroting. Ondanks dat de verordening tot dusverre een succes mag worden genoemd, is het niet meer dan natuurlijk dat zij op grond van de ervaring aangepast wordt. Het doel van dit voorstel bestaat erin een beperkt aantal wijzigingen in de in juni 2003 goedgekeurde Verordening (EG) 2004/2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau aan te brengen.
Algemene context
Het blijft een belangrijke politieke doelstelling van de Europese Unie een Europese publieke ruimte te helpen tot stand brengen die bevorderlijk is voor een actieve deelname van de burgers aan het democratisch proces in de Unie. Een van de grote lessen die uit het Plan D van de Commissie ter bevordering van democratie, dialoog en debat kan worden getrokken, is dat er vraag is naar acties om de politieke dialoog te versterken en te verbreden en dat er daartoe ook kansen zijn.
In haar Witboek over een Europees communicatiebeleid heeft de Commissie de prominente rol van politieke partijen bij de totstandkoming van een Europese publieke ruimte benadrukt. De raadpleging over het witboek heeft bevestigd dat een grotere betrokkenheid van politieke partijen op Europees niveau, en het aanzwengelen van grensoverschrijdende publieke debatten in Europa, belangrijk worden gevonden. Dit zou ook tot een hogere opkomst voor de Europese verkiezingen kunnen bijdragen. Ook in de mededeling van de Commissie ' Europese verkiezingen 2004 ' werd erop gewezen dat 'de Europese politieke partijen een rol spelen kunnen in het stimuleren van een grotere deelname van burgers van de Unie aan het democratische proces op Europees en nationaal niveau' [2] .
Er is geen eenvoudige oplossing – en zeker niet één oplossing – om aan de wensen van de burgers inzake democratie en medezeggenschap tegemoet te komen. Het is duidelijk dat daartoe een zeer breed scala aan initiatieven en maatregelen moet worden ontplooid, en in het bijzonder bottom-up-initiatieven die door een actieve betrokkenheid van de burgers worden gedragen. Het is zaak voor een zo breed mogelijke participatie van de burgers, en bovenal van jongeren, in het democratisch proces van de Unie te zorgen, opdat alle stemmen aan bod komen.
Het Europese niveau kan het bereiken van die doelstellingen in de hand werken en vergemakkelijken. Dit was en is nog steeds de onderliggende reden voor de oprichting van politieke partijen op Europees niveau, die een cruciale brugfunctie kunnen vervullen tussen de nationale en de Europese politiek en als spreekbuis voor de Europese bevolking.
2) EVALUATIE VAN DE HUIDIGE VERORDENING DOOR HET EUROPEES PARLEMENT
Overeenkomstig artikel 12 van de verordening diende het Europees Parlement verslag uit te brengen over de toepassing ervan, in voorkomend geval met vermelding van ' eventuele in het financieringsstelsel aan te brengen wijzigingen '. Het Europees Parlement stelde op 23 maart 2006 zijn conclusies vast in een resolutie[3].
Het Europees Parlement wees daarin een aantal problemen aan betreffende de werking van de verordening en gaf aanbevelingen voor wijzigingen.
De aanbevelingen kunnen in drie categorieën worden ondergebracht:
a) Aanbevelingen tot herziening van de financiële bepalingen van de verordening om ze aan te passen aan de bijzondere behoeften van politieke partijen op Europees niveau
Deze categorie omvat in het bijzonder het bieden van de mogelijkheid om financiële reserves aan te leggen, uit andere bronnen dan de EU-begroting; het versoepelen van de beperkingen op het overschrijven van financiële middelen tussen de verschillende begrotingscategorieën; het waarborgen van de financiële zekerheid die voor langetermijnplanning vereist is, en het toestaan van de overdracht van een percentage van de kredieten van het ene begrotingsjaar naar het eerste kwartaal van het volgende.
b) Aanbevelingen aan de Commissie betreffende het indienen van voorstellen voor de ondersteuning van Europese politieke stichtingen die aan de politieke partijen op Europees niveau gelieerd zijn
Deze aanbeveling betreft het aanmoedigen van de oprichting van Europese politieke stichtingen die de inspanningen van de Europese politieke partijen om de politieke voorlichting en het debat te stimuleren ondersteunen en faciliteren; in het bijzonder wordt de Commissie uitgenodigd een voorstel in te dienen dat de ondersteuning van Europese politieke stichtingen regelt.
c) Diverse aanbevelingen voor de herziening van andere aspecten van de verordening, gebaseerd op aanbevelingen van betrokkenen
Dit betreft met name de problemen voortvloeiend uit de afwezigheid van een eenvormig juridisch statuut van de Europese politieke partijen. In het verslag wordt bovendien gewezen op het gebrek aan duidelijkheid van de regels voor de deelname van politieke partijen op Europees niveau aan verkiezingscampagnes. Voorts wordt een oproep gedaan om in dit verband na te denken over Europese politieke jongerenorganisaties.
3)
Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)
De Commissie heeft bij het opstellen van dit voorstel zorgvuldig rekening gehouden met de aanbevelingen van het Europees Parlement.
Er zij op gewezen dat het Parlement zelf een aantal initiatieven heeft genomen om de in zijn resolutie vermelde tekortkomingen te verhelpen, in de vorm van een wijziging van 1 februari 2006 van het Besluit van het Bureau van 29 maart 2004 betreffende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2004/2003[4]. Het onderhavige wijzigingsvoorstel betreft bijgevolg alleen die tekortkomingen voor het verhelpen waarvan de verordening dient te worden aangepast en niet die welke autonoom door het Parlement kunnen worden verholpen. Zoals hierboven gezegd, valt het betrokken begrotingsonderdeel onder het deel 'Parlement' van de EU-begroting en is het Parlement ordonnateur.
De door de Commissie voorgestelde wijzigingen kunnen in drie hoofdcategorieën worden onderverdeeld. Wat de bepalingen inzake de financiering van politieke partijen op Europees niveau betreft, worden twee wijzigingen voorgesteld. Ten eerste wordt voorgesteld om politieke partijen, in afwijking van artikel 109 van het Financieel Reglement ("geen winst"-regel), toe te staan een percentage (25%) van de totale jaarlijkse ontvangsten van het ene jaar naar het eerste kwartaal van het volgende jaar over te dragen. Deze bepaling moet de partijen in staat stellen beter in te spelen op de veranderende politieke omstandigheden en prioriteiten, die moeilijk te voorzien zijn wanneer de politieke partijen hun jaarlijkse begrotingen en hun werkprogramma's opstellen.
Ten tweede wordt voorgesteld om politieke partijen op Europees niveau toe te staan financiële reserves op te bouwen door inkomsten te sparen die de partijen zelf voortbrengen bovenop een nieuw, verlaagd, minimum cofinancieringsniveau van 15%. Het nieuwe artikel 9, lid 8, dat eveneens een afwijking vormt van het in artikel 109 van het Financieel Reglement vervatte winstverbod, zal de partijen meer mogelijkheden geven inzake financiële zekerheid en planning, en een sterke prikkel om hun eigen middelen te versterken en zodoende hun afhankelijkheid van Europese openbare middelen te verminderen. Voor een goed evenwicht wordt voorgesteld partijen toe te staan besparingen op te bouwen die 100% van hun gemiddelde jaarlijkse ontvangsten bedragen. Als een partij dat percentage overschrijdt, wordt haar openbare subsidie naar evenredigheid gekort.
Wat de politieke stichtingen op Europees niveau betreft, is de Commissie van oordeel dat voor hen een belangrijke rol is weggelegd ter ondersteuning en bevordering van de activiteiten en doelstellingen van politieke partijen op Europees niveau. Zij kunnen daartoe een waaier van acties ondernemen die bijdragen tot het debat over Europese politieke aangelegenheden en de Europese integratie, onder andere door als katalysator voor nieuwe ideeën, analyses en keuzemogelijkheden op te treden. Zij kunnen een ontmoetingsplaats vormen voor zeer uiteenlopende actoren, zoals nationale politieke stichtingen en academici, die een verrijking kunnen vormen voor het publieke debat en nieuwe, innovatieve beleidsvoorstellen kunnen ontwikkelen.
Politieke stichtingen spelen in heel wat lidstaten reeds een belangrijke rol in de binnenlandse politiek, onder andere vanwege de mogelijkheden om andere, meer op lange termijn gerichte activiteiten te ontplooien dan politieke partijen op Europees niveau, die om voor de hand liggende redenen nadrukkelijker op het dagelijkse beleid van de Unie inspelen. Uit de mogelijke activiteiten van politieke stichtingen kunnen de volgende op de voorgrond worden geplaatst:
- het maken van observaties en analyses, en het leveren van bijdragen aan het debat over Europese politieke aangelegenheden en het proces van Europese integratie;
- het mede mogelijk maken van Europese studiebijeenkomsten, opleidingen, conferenties en studies over dergelijke aangelegenheden voor betrokkenen en belanghebbenden;
- het kader vormen waarbinnen nationale politieke stichtingen en academici, jongerenorganisaties en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld op Europees niveau kunnen samenwerken.
Aangezien de politieke stichtingen nauw verbonden zijn met de Europese politieke partijen, wordt voorgesteld dat zij hun subsidieaanvragen zouden indienen via de desbetreffende politieke partij op Europees niveau. (zie nieuw artikel 4, lid 4). Omwille van de doorzichtigheid en overeenkomstig het beginsel van de activiteitsgestuurde budgettering zouden de kredieten voor politieke stichtingen op Europees niveau als afzonderlijk begrotingsonderdeel kunnen worden geboekt onder hoofdstuk 40 van titel IV, afdeling I (Parlement) van de EU-begroting.
Tot slot wordt voorgesteld duidelijk te stellen dat kredieten uit de EU-begroting ook kunnen worden gebruikt voor de financiering van campagnes die politieke partijen op Europees niveau voeren voor de verkiezingen van het Europees Parlement, mits het daarbij niet gaat om rechtstreekse of onrechtstreekse financiering van nationale politieke partijen of hun kandidaten. Deze wijziging vloeit logischerwijze voort uit het feit dat politieke partijen op Europees niveau volgens de huidige verordening aan de verkiezingen voor het Europees Parlement moeten hebben deelgenomen of hun voornemen daartoe te kennen moeten hebben gegeven.