Toelichting bij COM(2008)152 - Wijziging van het interinstitutioneel akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer met betrekking tot de bijstelling van het meerjarig financieel kader door de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd overeenkomstig punt 48 van het interinstitutioneel akkoord van 17 mei 2006

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

In de punten 18 en 48 van het Interinstitutioneel akkoord van 17 mei 2006 is bepaald dat de Commissie de voorstellen met aanpassingen van het financiële kader die zij, rekening houdend met de uitvoering van de begroting, nodig acht, voorlegt aan de twee takken van de begrotingsautoriteit.

Deze procedure heeft betrekking op:

- de aanpassing van het totale bedrag van de betalingskredieten, om in het licht van de behoeften een geordende ontwikkeling ten opzichte van de vastleggingskredieten te waarborgen (punt 18);

- wanneer na 1 januari 2007 nieuwe bepalingen of programma's voor de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Visserijfonds worden vastgesteld, hebben de twee takken van de begrotingsautoriteit zich ertoe verbonden de overdracht naar de daaropvolgende jaren goed te keuren van de toegewezen bedragen die in 2007 niet zijn besteed, bovenop de vastgestelde uitgavenmaxima (punt 48).

Op grond van het onderzoek van de uitvoering van de begroting in 2007 dat de Commissie onder deze twee aspecten heeft verricht, wordt de begrotingsautoriteit overeenkomstig punt 48 het volgende voorstel tot aanpassing van het financieel kader voorgelegd. Dit voorstel om rekening te houden met de uitvoering van de begroting, wordt toegepast bij uitgavenmaxima in lopende prijzen.

Voorts is in punt 16 van het Interinstitutioneel Akkoord bepaald dat de Commissie ieder jaar vóór de begrotingsprocedure van het begrotingsjaar n+1 overgaat tot de technische aanpassing van het financiële kader op grond van de ontwikkeling van het bruto nationaal inkomen (BNI) van de EU en van de prijzen en dat de resultaten van deze aanpassing aan de twee takken van begrotingsautoriteit worden medegedeeld. Wat de prijzen betreft, zijn de uitgavenmaxima tegen lopende prijzen vastgesteld op grond van de in punt 16 van het Interinstitutioneel Akkoord vermelde vaste deflator van 2%. Wat de ontwikkeling van het BNI betreft, zijn de meest recente economische prognoses in dit voorstel opgenomen.

1.

1. AANPASSING VAN DE STRUCTUURFONDSEN, HET COHESIEFONDS, HET EUROPEES FONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING EN HET EUROPEES FONDS VOOR DE VISSERIJ IN VERBAND MET DE UITVOERINGSOMSTANDIGHEDEN (PUNT 48)


Overeenkomstig punt 48 van het Interinstitutioneel Akkoord hebben de twee takken van de begrotingsautoriteit zich ertoe verbonden wanneer na 1 januari 2007 nieuwe bepalingen of programma's voor de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Visserijfonds worden vastgesteld, de overdracht naar de daaropvolgende jaren goed te keuren van de toegewezen bedragen die in 2007 niet zijn gebruikt, bovenop de vastgestelde uitgavenmaxima.

2.

1.1. Toepassingsgebied van punt 48 van het Interinstitutioneel akkoord


In het Interinstitutioneel Akkoord wordt het beginsel vastgesteld dat de overdracht slechts mogelijk is bij een onderbesteding van de toewijzingen in het eerste van het financieel kader.

De overdracht geldt voor programma's die worden gefinancieerd door de Structuurfondsen (het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF)) en het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Visserijfonds (EVF). De overdracht geldt ook voor de bijdrage van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling aan de grensoverschrijdende programma's en de zeebekkenprogramma's van het Europees Nabuur- en Partnerschapsinstrument (ENPI) en de grensoverschrijdende programma's van het Pretoetredingsinstrument (IPA). Deze laatste blijven ressorteren onder de Structuurfondsen en de desbetreffende bedragen worden in geval van vertragingen bij de indiening van de respectieve programma's opnieuw ter beschikking van de lidstaten gesteld[1].

1.2. Voorgestelde overdracht van vastleggingskredieten van 2007 naar volgende begrotingsjaren (tabel 1).

De in 2007 geannuleerde vastleggingskredieten, die dus niet besteed zijn in 2007 en niet worden overgedragen naar 2008, belopen 2 034 miljoen euro. Dit stemt overeen met de in 2007 uitgetrokken bedragen voor 45 operationele programma's die in 2007 niet kon worden goedgekeurd, hoofdzakelijk als gevolg van vertragingen bij de voorlegging aan de Commissie. In de onderstaande tabel is een uitsplitsing per fonds opgenomen van de programma's die vertraging hebben opgelopen.

[afbeelding - zie origineel document]

In vergelijking met de periode 2000-2006 zijn de vertragingen bij de initiële programmering voor de periode 2007-2013 sterk gedaald. Zoals blijkt uit de onderstaande vergelijkende tabel, is het bedrag dat naar latere jaren moet worden geherprogrammeerd, verminderd van 20% tot 3%.

[afbeelding - zie origineel document] [afbeelding - zie origineel document] [afbeelding - zie origineel document]

72% van de vereiste herprogrammering is het gevolg van vertragingen die zich bij de programma's voor plattelandsontwikkeling hebben voorgedaan. In vergelijking met de goedkeuringsprocedure van de Cohesieprogramma's werd die van de programmering voor plattelandsontwikkeling door verscheidene aspecten belast. In de eerste plaats heeft de programmering voor plattelandsontwikkeling ook betrekking op het niveau van de maatregelen voor plattelandsontwikkeling, waarvoor vrij gedetailleerde gegevens zijn vereist, bijvoorbeeld op het vlak van de milieuaspecten. Ten tweede wordt elk programma - voorafgaand aan de goedkeuring door de Commissie - ter goedkeuring voorgelegd aan het Comité voor plattelandsontwikkeling. Ten derde zijn een aanzienlijk aantal programma's slechts in de tweede helft van 2007 bij de Commissie ingediend, hetgeen enigszins het gevolg zou kunnen zijn van de onzekerheid over de resultaten van de onderhandelingen over de vrijwillige modulatie in de eerste helft van 2007. Ten slotte zouden andere factoren (zoals nationale institutionele beperkingen of het gebrek aan eerdere programmeringservaring) ook kunnen hebben bijgedragen tot de te late indiening van ontwerpprogramma's en/of vertragingen bij het verstrekken van de verduidelijkingen die door de Commissie waren gevraagd.

De vertragingen bij de EFRO-programmering waren hoofdzakelijk het gevolg van de te late indiening van de desbetreffende programma's. In sommige gevallen gaf de inhoud van de programma's aanleiding tot verdere onderhandelingen om de samenhang met de doelstellingen van de Gemeenschap te verbeteren. Bij de onderhandelingen over de vier IPA-programma's die reeds vertraging hadden opgelopen, is slechts langzaam vooruitgang geboekt, aangezien onderhandelingen waarbij verscheidene landen (waaronder enkele derde landen) zijn betrokken, onvermijdelijk complexer zijn. Soortgelijke moeilijkheden deden zich voor bij de ENPI-programma's, waarvan alleen het programma voor de Oostzee in 2007 werd ingediend en goedgekeurd.

Talrijke EVF-programma's werden ook vrij laat ingediend (bv. in december 2007), waardoor zij niet meer in 2007 konden worden goedgekeurd.

In de bijgaande tabel 1a is een volledig overzicht opgenomen van de onderbesteding in 2007 per doelstelling en fonds. Het bedrag van de onderbestede kredieten bedroeg 3 525 miljoen euro. Hiervan werd 1 491 miljoen euro naar 2008 overgedragen, aangezien de aanvangsfase van de vastleggingsprocedure eind 2007 reeds was beëindigd. Derhalve wordt thans voorgesteld het resterende bedrag van 2 034 miljoen euro overeenkomstig punt 48 van het Interinstitutioneel Akkoord over te dragen naar de volgende jaren van de programmeringsperiode.

In de onderstaande tabel is de voorgestelde herprogrammering voor de rubriek 1B en de rubriek 2[2] opgenomen.

[afbeelding - zie origineel document]

Het zwaartepunt van de ontwikkeling ligt enigszins in de eerste jaren van de programmeringsperiode, maar de bedragen zijn beperkt in vergelijking met de omvang van de bedragen die jaarlijks worden toegewezen.

Voorts worden in tabel 1b de bedragen van de voorgestelde overdracht per fonds en per jaar vermeld.

3.

1.3. Gevolgen van de voorgestelde overdrachten op het niveau van de overeenstemmende betalingskredieten


De herprogrammering in het kader van subrubriek 1b heeft geen significante gevolgen op het verwachte betalingspatroon gedurende de programmeringsperiode. Voor de programma's voor plattelandsontwikkeling (rubriek 2) vindt er in 2008 in het kader van de herprogrammering een toename plaats van de verwachte betalingen ten belope van 1 014 miljoen euro, een bedrag dat oorspronkelijk voor 2007 was gepland. De gevolgen voor de jaren 2009-2013 zullen slechts marginaal zijn.

Aangezien in de begroting 2008 wordt voorzien in een toereikende marge ten opzichte van het maximum van het financieel kader, is de Commissie niet van oordeel dat het nodig is in het licht van de voorgestelde herprogrammering overeenkomstig punt 48 van het Interinstitutioneel Akkoord een bijstelling van de maxima van de betalingskredieten voor 2008 voor te stellen.

4.

2. HET HANDHAVEN VAN EEN GEORDENDE ONTWIKKELING VAN BETALINGSKREDIETEN EN VASTLEGGINGSKREDETEN (PUNT 18)


Een van de functies van het financieel kader is te zorgen voor een geordende ontwikkeling van de kredieten voor vastleggingen en betalingen. Deze verhouding werd vastgesteld voor de looptijd van het financieel kader op grond van een aantal prognoses, waarvan de twee takken van de begrotingsautoriteit in mei 2005 in kennis werden gesteld. De jaarlijkse maxima voor de betalingskredieten in het financieel kader 2007-2013 waren op basis van deze methodologie vastgesteld. Overeenkomstig de bepalingen van punt 19 van het Interinstitutioneel Akkoord zal de Commissie deze prognoses in 2010 actualiseren.

Op basis van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord is de Commissie verplicht de algemene maxima voor betalingskredieten te controleren, die bij de opstelling van het financieel kader zijn opgesteld, in het licht van de uitvoering van de begroting 2007 en de begroting 2008 en om de noodzakelijke bijstellingen tot stand te brengen.

De ontwikkeling van de totale betalingskredieten vertoont een sterke stijging in 2008 en een daling in 2009. De stijging in 2008 was grotendeels het gevolg van de beoogde concentratie van betalingen met betrekking tot de overlapping tussen de laatste fase van de programmeringsperiode 2000-2006 en de aanvangsfase van de periode 2007-2013 voor structurele acties. Naar verwachting zouden de betalingen in 2009 aanzienlijk dalen als gevolg van de geleidelijke beëindiging van de terugbetalingen in het kader van de programma's 2000-2006, waardoor de stijging van de terugbetalingen met betrekking tot de geleidelijke invoering van de programma's 2007-2013 meer dan gecompenseerd zou worden.

Uit de huidige evaluatie van de behoeften inzake betalingskredieten blijkt niet dat een bijstelling van de bestaande maxima voor betalingen in 2009 noodzakelijk is. Volgens de door de diensten voor regionaal beleid opgestelde laatste ramingen met betrekking tot structurele maatregelen, zijn de betalingsverplichtingen volledig verenigbaar met de bestaande maxima voor betalingen. Bijgevolg is het volgens de Commissie momenteel niet nodig een voorstel in te dienen met het oog op een bijstelling van de maxima voor betalingskredieten voor 2009. Vanzelfsprekend zal zij de ontwikkeling van de situatie zorgvuldig blijven opvolgen.

De Commissie zal haar ramingen voor betalingen in het voorontwerp van begroting 2009 voor structurele maatregelen en voor alle andere rubrieken nauwkeuriger afstemmen, met inachtneming van de daadwerkelijke behoeften, de beginselen inzake de begrotingsdiscipline en de noodzaak van een toereikende marge voor onvoorziene gebeurtenissen.

Tabel 1: Tenuitvoerlegging van de Structuurfondsen in 2007 - Overdracht bij onderbesteding van de toewijzingen

[zie origineel document voor tabel]

[afbeelding - zie origineel document]

[afbeelding - zie origineel document]

5.

3. TECHNISCHE BIJSTELLING VAN HET FINANCIEEL KADER VOOR 2009 OVEREENKOMSTIG DE ONTWIKKELING VAN HET BNI (PUNT 16)


In tabel 2 is het voor 2009 aangepaste financieel kader voor de EU-27 opgenomen, waarbij rekening is gehouden met de uitvoering van de begroting (dus in lopende prijzen en in procent van het BNI, met de meest recente economische ramingen).

6.

3.1. Totaalbedrag BNI


Het BNI voor 2009 is aan de hand van de meest recente raming vastgesteld op 13 129 miljard euro in lopende prijzen voor EU-27 (en op 12 547 miljard euro voor 2008 en op 11 975 miljard euro voor 2007).

Voor de jaren daarna (2010-2013) is het BNI van de EU-27 berekend op basis van interne prognoses van de Commissie van de gemiddelde jaarlijkse reële groei. Dit zijn indicatieve prognoses die jaarlijks worden bijgesteld aan de hand van de meest recente economische ramingen.

7.

3.2. Belangrijkste resultaten van de technische aanpassing van het financieel kader voor 2009


Het totale maximum voor de vastleggingskredieten in 2009 (136 211 miljoen euro), rekening houdend met de tenuitvoerlegging van de begroting, komt overeen met 1,04% van het BNI.

Het corresponderende totale maximum voor de betalingskredieten (123 858 miljoen euro) komt overeen met 0,94 % van het BNI. Op basis van de meest recente economische ramingen laat dit een ruimte van 38 941 miljoen euro onder het maximum (1,24 %) van de eigen middelen (0,30 % van het BNI voor EU-27).

8.

3.3. Andere elementen in verband met de technische aanpassing


Rubriek 5 (Administratie)

Wat rubriek 5 betreft, wordt in een voetnoot bij het financieel kader aangegeven dat de pensioenuitgaven die onder het maximum van deze rubriek vallen, moeten worden berekend zonder de bijdragen van het personeel in de pensioenregeling, binnen de grens van 500 miljoen euro (prijzen van 2004) voor de periode 2007-2013. Deze bepaling houdt een dubbele limiet in op de bedragen die in mindering komen van de pensioenuitgaven voor de toepassing van het maximum van de rubriek:

- dit bedrag mag per jaar niet groter zijn dan de bijdragen die onder de ontvangsten van de begroting zijn opgenomen;

- het gecumuleerde totaal van de in mindering gebrachte bedragen van de periode 2007-2013 mag niet groter zijn dan 500 miljoen euro tegen prijzen van 2004.

Gelet op het vaste karakter van de administratieve uitgaven moet ieder jaar de laagste limiet worden aangehouden om te vermijden dat aan het begin van een periode een marge wordt gebruikt die dan later niet volledig meer beschikbaar is. Voor 2009 bedraagt het in mindering te brengen bedrag 78,0 miljoen euro tegen lopende prijzen.

9.

Uitgaven buiten het financieel kader 2007-2013


Er zijn instrumenten die buiten de in het financieel kader 2007-2013 overeengekomen uitgavenmaxima vallen. Deze instrumenten dienen om snel te kunnen reageren op uitzonderlijke of onvoorziene gebeurtenissen, en zij geven - binnen bepaalde grenzen - enige flexibiliteit boven de overeengekomen uitgavenmaxima.

- de reserve voor noodhulp , die kan worden aangesproken voor maximaal 221 miljoen euro per jaar in prijzen van 2004, d.w.z. 244 miljoen euro in 2009 in lopende prijzen;

- het Solidariteitsfonds van de EU , waarvan het jaarlijkse maximumbedrag in lopende prijzen 1 miljard euro is;

- het flexibiliteitsinstrument , met een jaarlijks maximumbedrag in lopende prijzen van 200 miljoen euro, plus het deel van de niet-gebruikte bedragen van 2007 en 2008 dat naar 2009 mag worden overgedragen;

Daarnaast kan voor ten hoogste 500 miljoen euro per jaar in lopende prijzen een beroep worden gedaan op het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) door eender welke marge onder het totale maximum van de vastleggingskredieten van het voorgaande jaar en/of de geannuleerde vastleggingen van de vorige twee jaren aan te spreken (met uitzondering van die van rubriek 1b). Voor 2009 is aan de voorwaarden voldaan om de 500 miljoen euro als voorziening in de begroting op te nemen.

10.

Verrichtingen buiten de begroting en de eigen middelen


In punt 11, vierde alinea, van het IIA is bepaald dat informatie over operaties die niet in de algemene begroting zijn opgenomen, en over de vermoedelijke ontwikkeling van de verschillende categorieën eigen middelen van de Gemeenschap indicatief wordt verschaft in tabellen en jaarlijks wordt bijgewerkt bij de technische aanpassing van het financieel kader.

In de tabel 3 wordt deze informatie, aangepast op basis van de meest recente ramingen, verschaft. Zij betreft het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) en de samenstelling van de eigen middelen.

Tabel 2: FINANCIEEL KADER 2007-2013 in lopende prijzen

[zie origineel document voor tabel]

[afbeelding - zie origineel document]

11.

TABEL 3: INDICATIEVE PROGRAMMERING VAN DE NIET IN DE ALGEMENE BEGROTING OPGENOMEN UITGAVEN EN INDICATIEVE ONTWIKKELING VAN DE VERSCHILLENDE SOORTEN EIGEN MIDDELEN


[afbeelding - zie origineel document]