Toelichting bij COM(2005)639 - Toetreding van de EG tot de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. POLITIEK EN JURIDISCH KADER

De Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht (HCCH) is een reeds lang bestaande internationale organisatie die als doel heeft te werken aan de geleidelijke eenmaking van de regels van het internationaal privaatrecht, hoofdzakelijk door het onderhandelen over en het opstellen van internationale verdragen. De werkzaamheden van de HCCH hebben geleid tot het sluiten van een aanzienlijk aantal belangrijke verdragen op de verschillende gebieden van het internationaal privaatrecht. De organisatie heeft tot nog toe 35 verdragen opgesteld en telt 65 leden, waaronder alle lidstaten van de Europese Unie.

Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam is de Europese Gemeenschap bevoegd om maatregelen te nemen op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen voorzover dat nodig is voor de goede werking van de interne markt. De Gemeenschap heeft haar pas verworven bevoegdheid uitgeoefend door een aantal instrumenten aan te nemen. Andere instrumenten bevinden zich in de onderhandelings- of voorbereidingsfase. Veel van deze instrumenten overlappen geheel of gedeeltelijk met de werkgebieden van de HCCH. Bijvoorbeeld: het Verdrag van 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken dat betrekking heeft op dezelfde aangelegenheden als Verordening nr. 1348/2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken; het Verdrag van 1970 inzake de verkrijging van bewijs dat betrekking heeft op dezelfde aangelegenheden als Verordening nr. 1206/2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging; de Verdragen van 1980 en 1996 ter bevordering van de bescherming van kinderen die gedeeltelijk overlappen met Verordening nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid; en last but not least het Verdrag van 2005 inzake overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegde rechter en het ontwerp-verdrag inzake onderhoudsverplichtingen die betrekking hebben op aangelegenheden die in Verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken worden geregeld.

Het vaststellen van deze interne instrumenten had tot gevolg dat de externe bevoegdheden inzake de daarin geregelde aangelegenheden impliciet werden overgedragen van de lidstaten naar de Gemeenschap. In het kader van deze pas verworven externe bevoegdheden en van de groeiende betrokkenheid van de Gemeenschap bij de werkzaamheden van de organisatie, werd het noodzakelijk dat zij volwaardig lid werd van de HCCH. Momenteel heeft de Gemeenschap slechts een waarnemersstatus bij de organisatie. Een volwaardig lidmaatschap bij de HCCH is voor de Gemeenschap om twee redenen van belang. Vanuit politiek oogpunt zou het lidmaatschap de Gemeenschap een status verschaffen die samenhangt met haar nieuwe rol als belangrijke internationale speler op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken. Vanuit juridisch oogpunt zou het lidmaatschap de Gemeenschap de mogelijkheid bieden om ten volle deel te nemen aan de onderhandelingen over verdragen die betrekking hebben op tot haar bevoegdheid behorende gebieden, zulks door haar opvattingen en standpunten kenbaar te maken en consistentie en coherentie tussen haar eigen regels en de voorgenomen internationale instrumenten te waarborgen. Bovendien zouden de rechten en verplichtingen van de Haagse Verdragen op de gebieden waarvoor de Gemeenschap bevoegd is, eerder voor de Gemeenschap als zodanig gelden dan voor haar lidstaten.

Om deze redenen heeft de Raad de Europese Commissie bij besluit van 28 november 2002 gemachtigd te onderhandelen over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de Gemeenschap tot de HCCH kan toetreden. Bij gezamenlijke brief van de Europese Commissie en het voorzitterschap aan de HCCH van 19 december 2002 verzocht de Gemeenschap om lid te worden van de HCCH en om onderhandelingen te starten. In april 2004 nam een bijzondere commissie voor algemene zaken en beleid van de HCCH de principebeslissing om de Europese Gemeenschap als lid toe te laten.

Aangezien krachtens het Statuut van de HCCH alleen staten, en geen internationale organisaties in aanmerking komen om lid te worden, moet voor het lidmaatschap van de Gemeenschap het Statuut worden gewijzigd. De tekst van deze wijzigingen is bij consensus aangenomen op de van 14 tot 30 juni 2005 in Den Haag gehouden Diplomatieke Conferentie en vervolgens werd de leden van de HCCH verzocht schriftelijk te stemmen over de wijzigingen, indien mogelijk binnen een termijn van negen maanden. Overeenkomstig artikel 12 van het Statuut is een tweederde meerderheid vereist om het Statuut te wijzigen. Zodra deze meerderheid is bereikt, maar niet voor 31 maart 2006, zal het Secretariaat-Generaal een proces-verbaal opstellen om de lidstaten te informeren over het resultaat van de stemming. Drie maanden later zullen de wijzigingen in werking treden. Kort na de inwerkingtreding zal een buitengewone bijeenkomst van de bijzondere commissie voor algemene zaken en beleid worden bijeengeroepen om te beslissen over de toetreding van de Gemeenschap tot de HCCH.

Gelet op het bij consensus aannemen van de wijzigingen van het Statuut op 30 juni 2005 en het unanieme verzoek van alle leden van de HCCH om toetreding van de Europese Gemeenschap, is het zeer waarschijnlijk dat de vereiste tweederde meerderheid op 31 maart 2006, dit is bij het verstrijken van de termijn van negen maanden, ruimschoots zal worden bereikt. De wijzigingen van het Statuut zouden bijgevolg in werking treden op 1 juli 2006 en het formele besluit om de Gemeenschap tot de HCCH toe te laten, zou in de eerste week van juli 2006 worden genomen. Het is nodig om de procedure voor een besluit van de Raad betreffende de toetreding van de Gemeenschap tot de HCCH nu reeds te starten om ervoor te zorgen dat de Gemeenschap klaar is om begin juli 2006 toe te treden. De Gemeenschap zal dan de akte van toetreding kunnen deponeren zodra de HCCH het formele besluit heeft genomen om haar toe te laten.

1.

2. RESULTATEN VAN DE ONDERHANDELINGEN


De Commissie heeft onderhandeld over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de Gemeenschap tot de HCCH toetreedt overeenkomstig de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad. Alle voor de toetreding van de Gemeenschap relevante bepalingen werden in het Statuut opgenomen. Het reglement van orde werd dienovereenkomstig gewijzigd. Aangezien de leden wensten dat de wijzigingen algemeen van aard waren, verwijzen de betrokken bepalingen niet naar de “Europese Gemeenschap” maar naar “organisaties voor regionale economische integratie” in het algemeen. Hierna worden de voor de Europese Gemeenschap relevante bepalingen van het gewijzigde Statuut samengevat:

- Het lidmaatschap van de HCCH staat open voor organisaties voor regionale economische integratie (OREI’s) die op gelijke voet met de lidstaten deelnemen aan de vergaderingen van de organisaties. Om in aanmerking te komen voor het kandidaat-lidmaatschap, moet een OREI louter zijn samengesteld uit soevereine staten die daaraan bevoegdheden hebben overgedragen op een aantal gebieden die onder de bevoegdheid van de HCCH vallen, met inbegrip van de bevoegdheid om namens de lidstaten op die gebieden bindende beslissingen te nemen. Dat de Europese Gemeenschap aan deze vereisten voldoet, staat vast.

- Bij de aanvraag moet een OREI een bevoegdheidsverklaring neerleggen waarin wordt gespecificeerd voor welke aangelegenheden de lidstaten hun bevoegdheden aan de organisatie hebben overgedragen. Voorts moeten de OREI en haar lidstaten garanderen dat van elke wijziging betreffende de bevoegdheid van de OREI of van haar samenstelling kennis wordt gegeven aan de HCCH. Tenslotte mogen de leden van de HCCH om inlichtingen verzoeken over de vraag of de OREI of haar lidstaten voor een welbepaalde aangelegenheid bevoegd zijn. De lidstaten van de OREI zorgen ervoor dat de relevante inlichtingen waarom wordt verzocht, worden verstrekt.

- Besluiten van de HCCH worden zo veel mogelijk bij consensus genomen. Er wordt slechts tot stemming overgegaan wanneer bij wijze van uitzondering geen consensus kan worden bereikt.

- Wat stemrecht betreft, mag een OREI evenveel stemmen uitbrengen als het aantal lidstaten dat aan haar bevoegdheden heeft overgedragen inzake de betrokken kwestie, en dat stemgerechtigd is in en ingeschreven is voor dergelijke vergaderingen. Dit impliceert dat het niet nodig is dat de lidstaten op het ogenblik van de stemming fysiek vertegenwoordigd zijn.

- Naast de bijdragen van haar lidstaten, draagt een OREI niet extra bij tot de jaarlijkse begroting van de HCCH, maar zij betaalt wel de aanvullende administratieve uitgaven die voortvloeien uit haar lidmaatschap. Dit bedrag zal door de HCCH worden vastgesteld in overleg met de OREI.

- De Europese Gemeenschap verzekert de HCCH via een schriftelijke verklaring dat zij tracht na te gaan of zij er belang bij heeft tot bestaande Haagse verdragen toe te treden en dat zij, als dat zo is, in samenwerking met de HCCH, alle inspanningen zal doen die nodig zijn om de moeilijkheden uit de weg te ruimen die voortvloeien uit het ontbreken van een bepaling die voorziet in de toetreding van een OREI tot deze verdragen. Bovendien tracht de Commissie het mogelijk te maken dat vertegenwoordigers van het Permanent Bureau van de HCCH deelnemen aan door de Commissie georganiseerde deskundigenvergaderingen waarop aangelegenheden worden besproken die voor de Conferentie van belang zijn.

2.

3. CONCLUSIE


Gelet op de positieve resultaten van de onderhandelingen beveelt de Commissie de Raad aan het besluit betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de HCCH aan te nemen.