Toelichting bij COM(2006)280 - Machtiging van het Verenigd Koninkrijk tot afwijking van artikel 5, lid 6, en artikel 11, A, lid 1, onder b), van richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van nationale wetgeving inzake omzetbelasting

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van de Zesde Richtlijn 77/388/EG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastingheffing te vereenvoudigen. Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 7 april 2005, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om een bestaande derogatiemaatregel in verband met de berekening van de btw die verschuldigd is voor brandstofuitgaven voor auto’s van de zaak die ook voor privédoeleinden worden gebruikt, te mogen verlengen. Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 26 oktober 2005 van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. Bij brief van 27 oktober 2005 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

Algemene context


Het Verenigd Koninkrijk werd in 1986 gemachtigd om een forfaitaire regeling toe te passen voor de vaststelling van het btw-bedrag ter zake van brandstofuitgaven in verband met het privégebruik van auto’s van de zaak (Beschikking 86/356/EEG van de Raad). Krachtens deze regeling stond het Verenigd Koninkrijk eerst een volledige aftrek van de btw over de aankoop van brandstof voor auto’s van de zaak toe. Vervolgens werd btw geheven over de brandstof in verband met het privégebruik van de auto. De gemiddelde totale prijs voor de brandstof voor het privégebruik van de auto’s van de zaak werd berekend op een macro-economische basis en vervolgens werd de btw geheven volgens een schaal waarin rekening werd gehouden met de motorcapaciteit en de soort brandstof van het voertuig. Deze gemiddelde prijs werd jaarlijks aangepast aan de wijzigingen in de gemiddelde brandstofprijzen. De regeling vormde zowel voor de belastingdienst als voor de belastingbetalers een vereenvoudiging. De belastingbetalers hoefden met name geen kilometeradministratie meer bij te houden. Er moet ook worden aangetekend dat de regeling facultatief was en dus dat belastingbetalers desgewenst de normale btw-regels konden volgen en de verplichte administratie bijhouden. Het Verenigd Koninkrijk heeft thans het voornemen deze regeling te wijzigen. De basisbeginselen zouden onveranderd blijven, maar het voorgestelde nieuwe systeem voorziet in een heffing volgens een schaal waarin rekening wordt gehouden met de CO2-uitstoot van een voertuig. Er bestaat een direct verband tussen de CO2-uitstoot en het brandstofverbruik: hoe hoger de CO2-uitstoot, des te hoger het brandstofverbruik en dus ook het btw-bedrag dat moet worden betaald voor de brandstof in verband met het privégebruik van het voertuig. De Commissie erkent dat de bestaande regeling het Verenigd Koninkrijk effectief heeft toegelaten de belastingheffing te vereenvoudigen en is van oordeel dat de nieuwe regeling, die voor de belastingbetalers facultatief blijft, eenzelfde effect zal hebben. Het Verenigd Koninkrijk heeft ook verduidelijkt dat een heffing volgens een fijnere schaalverdeling op basis van de CO2-uitstoot preciezer zal aansluiten bij het privégebruik dan de huidige indeling volgens motoromvang en soort brandstof. De Commissie acht het daarom dienstig dat het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd de gewijzigde bijzondere maatregel toe te passen. In deze context zal de oorspronkelijke Beschikking 86/356/EEG van de Raad moeten worden ingetrokken. Teneinde een vlotte overgang te garanderen, zal dat evenwel pas op 30 april 2007 gebeuren, doch in ieder geval niet later dan de datum waarop de desbetreffende nationale maatregelen in werking treden.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Beschikking 86/356/EEG van de Raad van 21 juli 1986 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd om in verband met de niet-aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde op de kosten van motorbrandstoffen voor bedrijfsvoertuigen forfaitaire maatregelen toe te passen.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


Niet van toepassing.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Niet relevant.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


De voorgestelde beschikking heeft betrekking op maatregelen ter vereenvoudiging van de heffing van de btw over de brandstof voor auto’s van de zaak in het Verenigd Koninkrijk en kan bijgevolg een positief economisch effect sorteren. Het effect zal in ieder geval beperkt zijn gelet op de beperkte werkingssfeer van de derogatie.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Machtiging van het Verenigd Koninkrijk om af te wijken van artikel 5, lid 6, en artikel 11, A, lid 1, onder b), van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad, teneinde een bijzondere maatregel toe te passen waarbij de btw ter zake van de brandstofuitgaven in verband met het privégebruik van auto’s van de zaak wordt vastgesteld op basis van de CO2-uitstoot.

Rechtsgrondslag


Artikel 27, lid 1, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag.

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

Deze beschikking betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld(e) instrument(en): ander.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Overeenkomstig artikel 27 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken als de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een beschikking van de Raad is het enige geschikte instrument, aangezien een beschikking tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie



Intrekking van bestaande wetgeving


De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg.

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling



Het voorstel bevat een vervalbepaling.

E-

1. Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 5, lid 6, en artikel 11, A, lid 1, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag i, en met name op artikel 27, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie i,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 7 april 2005, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om te mogen afwijken van artikel 5, lid 6, en artikel 11, A, lid 1, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG.

Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 26 oktober 2005 van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. Bij brief van 27 oktober 2005 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

Het Verenigd Koninkrijk wil de derogatie vervangen die was vastgesteld bij Beschikking 86/356/EEG van de Raad van 21 juli 1986 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd om in verband met de niet-aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde op de kosten van motorbrandstoffen voor bedrijfsvoertuigen forfaitaire maatregelen toe te passen i, op grond van welke beschikking het land bijzondere vereenvoudigingsmaatregelen mocht treffen om de btw ter zake van brandstofuitgaven voor auto's van de zaak die ook voor privédoeleinden worden gebruikt, op forfaitaire basis vast te stellen. Dankzij deze procedure hoeven belastingplichtigen geen kilometeradministratie bij te houden om voor iedere auto het precieze bedrag aan btw te berekenen ter zake van het zakelijke en het privégebruik. De voorgestelde nieuwe regeling zal, net zoals de bestaande regeling, facultatief zijn voor belastingplichtigen.

De bestaande regeling is gebaseerd op het soort brandstof dat wordt gebruikt, en de motoromvang van de auto. Het Verenigd Koninkrijk wil deze regeling wijzigen en voortaan de CO2-uitstoot van de auto als grondslag nemen, omdat deze in evenredige verhouding staat tot het brandstofverbruik en dus ook tot de brandstofuitgaven. Dit betekent dat met een forfaitaire regeling volgens een schaal op basis van CO2-uitstoot hetzelfde doel, namelijk de belasting van de brandstofuitgaven van een onderneming voor het privégebruik van auto’s van de zaak, kan worden bereikt. Tegelijkertijd verwacht het Verenigd Koninkrijk ook dat het de heffing voor privégebruik preciezer zal kunnen bepalen door de schaalverdeling te verfijnen in vergelijking met de huidige indeling.

Deze regeling heeft het Verenigd Koninkrijk effectief toegelaten de belastingheffing ter zake van brandstofuitgaven voor auto’s van de zaak te vereenvoudigen en de voorgestelde regeling, die de CO2-uitstoot als grondslag heeft, zal eenzelfde effect hebben. In de nieuwe regeling zou nauwkeuriger rekening moeten worden gehouden met het privégebruik.

De machtiging moet worden beperkt in de tijd, zodat op basis van de tot op het bewuste tijdstip opgedane ervaring kan worden beoordeeld of de derogatie nog altijd gerechtvaardigd is.

Beschikking 86/356/EEG dient na zekere tijd te worden ingetrokken, doch in ieder geval op de datum van inwerkingtreding van de nationale bepalingen tot vaststelling van de nieuwe bijzondere maatregel, teneinde te vermijden dat er op hetzelfde ogenblik een machtiging is voor beide regelingen.

Het Verenigd Koninkrijk dient de Commissie de nationale bepalingen tot vaststelling van de nieuwe bijzondere maatregel mee te delen zodra deze zijn aangenomen, en dient er zorg voor te dragen dat deze maatregel niet in werking treedt vóór 30 april 2007.

De derogatie heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Gemeenschap uit de BTW,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In afwijking van artikel 5, lid 6, en artikel 11, A, lid 1, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG wordt het Verenigd Koninkrijk gemachtigd om van 1 mei 2007 tot 31 december 2015 de btw ter zake van de brandstofuitgaven voor auto’s van de zaak die voor privédoeleinden worden gebruikt, op forfaitaire basis vast te stellen.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde belasting wordt uitgedrukt in vaste bedragen, die worden vastgesteld op basis van het CO2-uitstootniveau van het voertuigtype, dat het brandstofverbruik weergeeft. Het Verenigd Koninkrijk past deze vaste bedragen jaarlijks aan aan de wijzigingen in de gemiddelde brandstofprijzen.

Artikel 3

De op basis van deze beschikking opgezette regeling is facultatief voor belastingplichtigen.

Artikel 4

Beschikking 86/356/EEG van de Raad wordt ingetrokken op 30 april 2007.

Het Verenigd Koninkrijk deelt de Commissie de in artikel 1 bedoelde nationale bepalingen mee zodra deze zijn aangenomen.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, […]

Voor de Raad

De voorzitter
[…] van […], blz. […].