Toelichting bij COM(2005)678 - Sluiting van het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2005)678 - Sluiting van het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen. |
---|---|
bron | COM(2005)678 |
datum | 21-12-2005 |
Motivering en doel van het voorstel
In oktober 2003 nam de Algemene Conferentie van de UNESCO unaniem het initiatief tot onderhandelingen over een verdrag betreffende de bescherming van de diversiteit van culturele inhoud en artistieke expressie. In september 2004 begonnen de onderhandelingen over een voorontwerp van een verdrag. Op 15 november 2004 dienden het voorzitterschap en de Commissie gezamenlijk een verklaring van de Gemeenschap en haar lidstaten in bij de UNESCO, en op 16 november 2004 nam de Raad van Ministers een besluit aan waarbij de Commissie werd gemachtigd namens de Gemeenschap aan de onderhandelingen deel te nemen. Tussen september 2004 en juni 2005 vonden drie onderhandelingssessies van de intergouvernementele deskundigen plaats. Tijdens de derde sessie resulteerden de werkzaamheden in een herzien voorontwerp van een verdrag. De Uitvoerende Raad van de UNESCO van september 2005 nam vervolgens een besluit aan waarbij de goedkeuring van het verdrag tijdens de Algemene Conferentie van oktober 2005 werd aanbevolen. De Algemene Conferentie van de UNESCO nam het verdrag op 20 oktober 2005 aan. De Raad van Ministers machtigde de Commissie in november 2004 om namens de Gemeenschap te onderhandelen en verzocht de Commissie in haar onderhandelingsrichtsnoeren ervoor te zorgen dat de tekst van het verdrag bepalingen zou bevatten waardoor de Gemeenschap partij kon worden bij het verdrag. Artikel 27 van het verdrag voorziet voor de Gemeenschap inderdaad in de mogelijkheid om partij te worden bij het verdrag en geeft haar de middelen om een actieve rol te spelen in de organen van het verdrag, in het bijzonder in de bij artikel 22 ingestelde Conferentie van de partijen. Het is bijgevolg van belang dat de Europese Gemeenschap, samen met de leden van de Europese Unie, partij wordt bij dit verdrag. Dit voorstel sluit aan bij de opzet van de onderhandelingen en moet de goedkeuring van het UNESCO-verdrag door de Europese Gemeenschap mogelijk maken.
Algemene context
De voorwaarden voor het behoud en de bevordering van culturele diversiteit in Europa en in de wereld worden niet uitsluitend door economische, maar ook door tal van andere structurele factoren bepaald. De omvang van de markt, eventuele taalminderheden of beperkte taalgebieden, de banden met de nationale of regionale identiteit, de materiële of immateriële aard van tradities en cultureel erfgoed, de historische banden met derde landen: al deze factoren zijn bepalend voor uitingen, consumptie en uitwisseling van cultuur. In Europa overheerst reeds die verscheidenheid aan situaties, die door de recente historische uitbreiding met tien nieuwe lidstaten nog is vergroot. De mondialisering biedt nieuwe mogelijkheden voor culturele uitwisselingen, maar kan ook bedreigend zijn voor de kwetsbaarste culturen. Zij kan standaardisering in de hand werken, die mogelijk een bedreiging vormt voor culturele diversiteit. De Europese Unie heeft reeds lang geleden de dubbele – culturele en economische – aard van cultuurgoederen en –diensten erkend, en in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap staat dat de Gemeenschap bij haar hele optreden rekening houdt met de culturele aspecten (artikel 151, lid 4, van het EG-Verdrag). Op internationaal vlak is de specifieke aard van cultuuruitingen evenwel niet in een bindend rechtsinstrument erkend. Het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, dat op 20 oktober 2005 in Parijs werd aangenomen, moet voorzien in een rechtsvacuüm op internationaal niveau door zowel nationaal als internationaal een aantal rechten en plichten vast te stellen ter bescherming en bevordering van de culturele diversiteit. Dit instrument moet voor de culturele diversiteit even belangrijk en normatief zijn als de akkoorden van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom, de Wereldhandelsorganisatie, de Wereldgezondheidsorganisatie en de multilaterale milieuovereenkomsten dat voor hun respectieve gebieden zijn. Dat de Europese Gemeenschap en haar lidstaten ten volle participeren in de toepassing van dit verdrag, zal er met name toe bijdragen dat: o op internationaal niveau een nieuwe pijler tot stand wordt gebracht die de culturele diversiteit moet beschermen en bevorderen; o de specifieke en dubbele (culturele en economische) aard van cultuurgoederen en –diensten wordt bevestigd; o de rol en de legitimiteit van het overheidsbeleid ter bescherming en bevordering van de culturele diversiteit wordt erkend; o het belang van de internationale samenwerking wordt erkend, en deze samenwerking wordt bevorderd om, in het bijzonder in ontwikkelingslanden, situaties te verhelpen waarin culturen zich in een kwetsbare positie bevinden; o het verdrag een passende aansluiting vindt op de andere internationale instrumenten, waardoor het effectief kan worden toegepast.
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
Aangezien dit een procedurevoorstel is, bestaan er nog geen bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied.
Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU
Het UNESCO-verdrag is in overeenstemming met de in artikel 151, lid 4, van het EG-Verdrag opgenomen verplichting voor de Gemeenschap om bij haar optreden uit hoofde van andere bepalingen van het Verdrag rekening te houden met de culturele aspecten, met name om de culturele verscheidenheid te eerbiedigen en te bevorderen. De doelstellingen van het voorstel zijn in overeenstemming met de doelstellingen van andere beleidsgebieden van de Unie, met name het beleid op het gebied van externe samenwerking en in het bijzonder ontwikkelingssamenwerking; de gemeenschappelijke handelspolitiek; de voltooiing van de interne markt, met name op het gebied van de intellectuele eigendom; het audiovisueel beleid en het beleid op het gebied van de informatiemaatschappij, alsook de culturele maatregelen. De doelstellingen van het voorstel zijn eveneens in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten, met name wat het beginsel van de bevordering van de culturele diversiteit betreft (artikel 22).
Inhoudsopgave
Tijdens de hele duur van de onderhandelingen over het UNESCO-verdrag vonden geregeld uitwisselingen plaats tussen de belanghebbenden, in het bijzonder de Europese culturele en audiovisuele kringen, en de Commissie. Na de derde onderhandelingssessie van de regeringsdeskundigen heeft de Commissie op 4 juli 2005 een consultatievergadering over het herziene voorontwerp van het verdrag georganiseerd. Tijdens de UNESCO-onderhandelingen hebben heel wat belanghebbende partijen de Commissie hun volle steun betuigd voor de gemeenschappelijke standpunten die de Europese Unie bij de UNESCO verdedigde en hebben zij uitdrukkelijk aanbevolen dat de Algemene Conferentie van de UNESCO het verdrag in 2005 zou aannemen. Aangezien de context sinds de raadpleging van juli ongewijzigd is gebleven, werd het niet nodig geacht om na afloop van de onderhandelingen een bijkomende raadpleging te organiseren over de vraag of de Gemeenschap partij dient te worden bij het verdrag. De tekst die de UNESCO-leden op 21 oktober hebben aangenomen is (op de correcties door de juristen-linguïsten na) namelijk vrijwel identiek aan de tekst van het herziene voorontwerp voor een verdrag dat tijdens de derde onderhandelingssessie tot stand was gekomen.
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.
Samenvatting van de voorgestelde maatregel
Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.
Rechtsgrondslag
Artikelen 89, 133, 151, 181 en 181A, juncto artikel 300 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Subsidiariteitsbeginsel
Aangezien het UNESCO-verdrag verschillende bevoegdheidsniveaus betreft, is het subsidiariteitsbeginsel van toepassing. Daar het verdrag zowel bevoegdheden van de Gemeenschap als bevoegdheden van de lidstaten betreft, dient het verdrag gezamenlijk door de Gemeenschap en de lidstaten te worden bekrachtigd.
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
Evenredigheidsbeginsel
Aangezien dit een proceduremaatregel is, is het evenredigheidsbeginsel in dit geval niet relevant.
Keuze van instrumenten
Voorgesteld instrument: voorstel voor een besluit van de Raad.
Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: aangezien het de bekrachtiging door de Gemeenschap van een internationale normatieve tekst betreft, is een besluit van de Raad in dit geval het enige geschikte rechtsinstrument.
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.
Europese Economische Ruimte
De voorgestelde maatregel valt niet onder de EER-overeenkomst.
1. 2005/0268 (CNS)