Toelichting bij COM(2005)145-2 - Sluiting van de Overeenkomst met Denemarken houdende uitbreiding tot Denemarken van de bepalingen van Verordening 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Politiek en juridisch kader

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan titel IV van het Verdrag. Bijgevolg zijn de communautaire instrumenten op het gebied van onder meer de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.

Een van deze communautaire instrumenten is Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Deze verordening is in de plaats gekomen van het verdrag van Brussel van 1968, waarbij Denemarken partij is. Zij bevat herziene en gemoderniseerde bepalingen van het verdrag van Brussel en is van toepassing in alle lidstaten, met uitzondering van Denemarken; het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben hun ‘opt in-recht’ uitgeoefend.

Het feit dat Verordening (EG) nr. 44/2001 in Denemarken niet van toepassing is, leidt tot een zeer onbevredigende rechtssituatie: niet alleen blijft Denemarken de oude bepalingen van het verdrag van Brussel toepassen, maar ook alle andere lidstaten moeten bij de erkenning en tenuitvoerlegging van Deense beslissingen deze bepalingen toepassen, d.w.z. een geheel van bepalingen die verschillen van de bepalingen die zij in hun onderlinge betrekkingen gebruiken. Dit is een stap achteruit aangezien de bepalingen van het verdrag van Brussel vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 44/2001 in alle lidstaten uniform werden toegepast. Bijgevolg brengt de huidige situatie de eenvormigheid en rechtszekerheid van de communautaire bepalingen in het gedrang.

Denemarken heeft reeds herhaaldelijk te kennen gegeven dat het aan de nieuwe regeling wil deelnemen. Na grondige besprekingen was de Commissie bereid met Denemarken te onderhandelen over parallelle overeenkomsten, mits aan de volgende voorwaarden werd voldaan: een dergelijke oplossing moet uitzonderlijk zijn en slechts gedurende een overgangsperiode van toepassing zijn, de deelname van Denemarken aan de communautaire regeling moet ten volle in het belang van de Gemeenschap en haar burgers zijn, en aan Denemarken moeten dezelfde verplichtingen worden opgelegd als aan alle lidstaten, zodat bepalingen met dezelfde inhoud worden toegepast in Denemarken en in de overige lidstaten.

Gelet op de hierboven beschreven situatie was de Commissie van mening dat het in het belang van de Gemeenschap was de bepalingen van Verordening (EG) nr. 44/2001 en van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, die nauw samenhangt met Verordening (EG) nr. 44/2001, tot Denemarken uit te breiden. De overeenkomst houdende uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1348/2000 tot Denemarken is het voorwerp van een afzonderlijk besluit van de Raad.

Op 28 juni 2002 presenteerde de Commissie een aanbeveling voor een besluit van de Raad houdende machtiging van de Commissie tot het openen van onderhandelingen met het oog op de sluiting van twee overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken, waarbij zowel Verordening (EG) nr. 44/2001 als Verordening (EG) nr. 1348/2000 tot Denemarken zou worden uitgebreid.

Op 8 mei 2003 besloot de Raad de Commissie bij wijze van uitzondering te machtigen over een overeenkomst met Denemarken te onderhandelen teneinde de bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 44/2001 en (EG) nr. 1348/2000 uit hoofde van het internationale recht toe te passen op Denemarken.

2. Resultaten van de onderhandelingen

De Commissie onderhandelde overeenkomstig de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad over de parallelle overeenkomst houdende uitbreiding tot Denemarken van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, waarbij zij er nauwlettend op toezag dat de rechten en verplichtingen van Denemarken uit hoofde van deze overeenkomst overeenstemmen met de rechten en verplichtingen van de overige lidstaten.

Bijgevolg bevat de parallelle overeenkomst onder meer de volgende bepalingen:

- passende voorschriften over de rol van het Hof van Justitie, om te zorgen voor de eenvormige uitlegging van het krachtens de parallelle overeenkomst, tussen Denemarken en de overige lidstaten toegepaste instrument;

- een mechanisme dat Denemarken in staat stelt latere wijzigingen door de Raad van het basisinstrument en latere op grond van artikel 202 van het EG-Verdrag vastgestelde uitvoeringsmaatregelen over te nemen;

- een clausule waarin wordt bepaald dat de overeenkomst als beëindigd wordt beschouwd indien Denemarken dergelijke latere wijzigingen en uitvoeringsmaatregelen weigert over te nemen;

- voorschriften over de verplichtingen van Denemarken bij onderhandelingen met derde landen over overeenkomsten betreffende kwesties die onder de parallelle overeenkomst vallen;

- de mogelijkheid om de parallelle overeenkomst op te zeggen door de andere overeenkomstsluitende partij hiervan in kennis te stellen.

3. Conclusies

Gelet op de positieve resultaten van de onderhandelingen beveelt de Commissie de Raad aan de volgende twee besluiten vast te stellen:

Ten eerste een besluit betreffende de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken houdende uitbreiding tot Denemarken van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Ten tweede een besluit betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken houdende uitbreiding tot Denemarken van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.