Toelichting bij COM(2005)370 - Wijziging van Richtlijn 2000/14/EG inzake de harmonisatie van nationale wetgeving betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2005)370 - Wijziging van Richtlijn 2000/14/EG inzake de harmonisatie van nationale wetgeving betreffende de geluidsemissie in het ... |
---|---|
bron | COM(2005)370 |
datum | 11-08-2005 |
Motivering en doel van het voorstel
Dit voorstel betreft een wijziging van Richtlijn 2000/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2000 inzake de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis[1] (de “geluidsemissierichtlijn”).
De geluidsemissierichtlijn is sinds 3 juli 2001 op vrijwillige basis van kracht. Sinds 3 januari 2002 moeten 57 typen materieel die binnen het toepassingsgebied vallen, aan de eisen van de geluidsemissierichtlijn voldoen om in de Europese Gemeenschap in de handel te mogen worden gebracht of in gebruik te mogen worden genomen.
De geluidsemissierichtlijn heeft ten doel het vrije verkeer van het binnen het toepassingsgebied vallende materieel te waarborgen en tegelijkertijd de toelaatbare geluidsniveaus van dit materieel te verlagen teneinde de gezondheid en het welzijn van burgers en het milieu te beschermen. Anderzijds werd beoogd burgers te informeren over het geluid dat dit materieel voortbrengt en hen zo beter in staat te stellen een keuze te maken. In de richtlijn zijn voor 22 typen materieel maximaal toelaatbare geluidsniveaus vastgesteld. Bovendien is bepaald dat op deze typen materieel, alsook op de overige 35 typen, de geluidsemissie moet worden vermeld.
De invoering van maximaal toelaatbare geluidsvermogensniveaus geschiedt in twee fasen. Fase I is op 3 januari 2002 in werking getreden en fase II zal op 3 januari 2006 ingaan. Met dit voorstel wordt beoogd:
- toe te staan dat bepaalde typen materieel (waarvoor overtuigend is aangetoond dat de grenswaarden voor fase II momenteel technisch niet haalbaar zijn) met ingang van 3 januari 2006 in de Europese Gemeenschap in de handel worden gebracht en in gebruik worden genomen;
- de Commissie voldoende tijd te geven om aan haar verplichtingen krachtens de artikelen 16 en 20 van de geluidsemissierichtlijn te voldoen;
- mogelijk te maken dat het in artikel 20, lid 3, van de geluidsemissierichtlijn bedoelde verslag in het in artikel 20, lid 1, bedoelde verslag wordt opgenomen.
Bij de vaststelling van de bepalingen voor fase II werd beoogd ambitieuze grenswaarden voor omgevingsgeluid voor het bedrijfsleven van de EU in te voeren. Op het moment dat de medewetgevers deze waarden vaststelden, werden zij haalbaar geacht gezien de beschikbare technische kennis, de verwachte vooruitgang op het gebied van lawaaireductie en de in de richtlijn geboden voorbereidingstijd. Voor de meeste machines waarvoor dergelijke grenswaarden zijn vastgesteld, was dit inderdaad het geval.
Algemene context
Technische vraagstukken in verband met de toepassing van de geluidsemissierichtlijn op bepaalde typen materieel
Tijdens de zesde vergadering van de Stuurgroep geluidsemissie van 16 mei 2003 heeft de Commissie de werkgroep Materieel voor gebruik buitenshuis, veelal de “WG7” genoemd, om advies gevraagd over de technische aspecten van de opmerkingen en verzoeken van het bedrijfsleven en de lidstaten over de toepassing van de geluidsemissierichtlijn.
De WG7 bestaat uit deskundigen uit zes lidstaten, vier vertegenwoordigers van Europese belangenorganisaties en een vertegenwoordiger van de CEN (Europese Commissie voor Normalisatie). De diensten van de Commissie (DG Milieu en DG Ondernemingen en industrie) wonen de vergaderingen als waarnemer bij.
Als eerste voorbereiding voor het in artikel 20, lid 1, van de geluidsemissierichtlijn bedoelde verslag heeft de WG7 op 8 juli 2004 een standpuntnota uitgebracht waarin onder meer werd ingegaan op de technische haalbaarheid van de grenswaarden voor fase II. Andere aspecten die in die nota aan de orde zijn gesteld, kunnen in de toekomst nog nader worden onderzocht.
De leden waren het erover eens dat de in fase II toe te passen gemeten geluidsvermogensniveaus voor een aantal typen materieel technisch niet haalbaar zijn.
Over de volgende typen materieel bestond grote bezorgdheid:
- dozers (op stalen rupsbanden);
- laadmachines (op stalen rupsbanden > 55 kW);
- bestratingsafwerkmachines met een verdichtingsbalk;
- trilplaten;
- trilstampers;
- trilwalsen met begeleider;
- industriële heftrucks >10 t.
Bovendien toonde men zich ten aanzien van met de hand geleide betonbrekers en trilhamers met een inwendige verbrandingsmotor en terreinheftrucks bezorgd over de classificering en de mogelijke wijziging van de geluidmetingsmethoden.
Verplichtingen van de Commissie uit hoofde van de artikelen 16 en 20 van de geluidsemissierichtlijn
In artikel 16 van de geluidsemissierichtlijn is bepaald dat de fabrikant van materieel, of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde, aan zowel de Commissie als de lidstaat waarin hij gevestigd is of waar hij het materieel in de handel brengt of in gebruik neemt, een afschrift moet zenden van de EG-verklaring van overeenstemming, waarin informatie over de geluidsvermogensniveaus is opgenomen. De Commissie moet de ontvangen informatie, bij voorkeur jaarlijks, publiceren in de in artikel 16, lid 4, aangegeven vorm.
In artikel 20 van de geluidsemissierichtlijn is bepaald dat de Commissie twee verslagen bij het Europees Parlement en de Raad moet indienen:
- een verslag over de ervaring die de Commissie bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn heeft opgedaan (lid 1). In dit verslag, dat uiterlijk op 3 januari 2005 moest worden ingediend, zouden de grenswaarden voor fase II en de lijst van materieel waarvoor de voorschriften van de artikelen 12 en 13 van de richtlijn gelden, op basis van de overeenkomstig artikel 16 verzamelde informatie en andere passende informatie nog eens onder de loep moeten worden genomen;
- een verslag inzake de vraag of en in welke mate de technische vooruitgang een verlaging van de grenswaarden voor grasmaaiers en gazontrimmers/graskantensnijders tot de voor fase II vermelde indicatieve geluidsvermogensniveaus mogelijk maakt. Dit verslag moest uiterlijk op 3 juli 2002 worden ingediend.
In beide verslagen kon een aanbeveling worden opgenomen betreffende de haalbaarheid van de grenswaarden voor fase II en kon eventueel een voorstel tot wijziging van de richtlijn in dit opzicht en in andere opzichten worden gedaan.
De ervaring die in de eerste vijf jaar met de toepassing van de geluidsemissierichtlijn is opgedaan, wijst uit dat er meer tijd nodig is om de verplichtingen uit hoofde van de artikelen 16 en 20 van die richtlijn na te komen. Daarom wordt voorgesteld beide verslagen uiterlijk op 3 januari 2007 als één document in te dienen, en artikel 20 dienovereenkomstig te wijzigen.
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
Richtlijn 2000/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2000 inzake de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis.
Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU
De geluidsemissierichtlijn is tot stand gekomen naar aanleiding van het vijfde milieuactieprogramma dat gehecht was aan de resolutie van de Raad van 1 februari 1993[2] en het Groenboek over een toekomstig beleid inzake de bestrijding van geluidshinder (COM(96) 540 def.), waarin geluidshinder werd aangemerkt als een van de belangrijkste plaatselijke milieuproblemen in Europa. De geluidsemissierichtlijn is gebaseerd op de beginselen en begrippen van de nieuwe aanpak op het gebied van de technische harmonisatie en normalisatie, zoals uiteengezet in de resolutie van de Raad van 7 mei 1985[3] en Besluit 93/465/EEG van de Raad van 22 juli 1993[4].
Dit voorstel hangt samen met het huidige milieubeleid van de Gemeenschap en met de doelstellingen van het zesde milieuactieprogramma (COM(2001) 31 definitief), waarin vermindering van de geluidshinder is aangemerkt als prioritaire doelstelling die onder meer moet worden verwezenlijkt door productspecifieke grenswaarden voor geluid vast te stellen. In het zesde milieuactieprogramma wordt een op participatie en gedegen kennis berustende methode voor het maken van beleid gedefinieerd, waarover het volgende wordt opgemerkt:
“Participatie van belanghebbenden zal onontbeerlijk zijn voor de succesvolle tenuitvoerlegging van het zesde milieuactieprogramma, en dat geldt voor elk stadium van het beleidsvormingsproces, van het goedkeuren van streefdoelen tot het ten uitvoer leggen van de maatregelen. Gedegen wetenschappelijke kennis en economische beoordelingen, betrouwbare en up-to-date gegevens en informatie over het milieu en het gebruik van indicators dienen ten grondslag te liggen aan de opstelling, uitvoering en evaluatie van het milieubeleid.”
Uitstel van de in de geluidsemissierichtlijn beschreven grenswaarden voor fase II ingeval alle belanghebbenden deze technisch onhaalbaar achten om deze later opnieuw te bezien, een effectbeoordeling uit te voeren en eventueel een wijziging aan te brengen, strookt volledig met deze methode voor het maken van beleid.
Inhoudsopgave
Raadpleging van belanghebbende partijen
Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten
Op 21 maart 2005 zijn het Comité geluidsemissie en de werkgroep van geluidsdeskundigen overeenkomstig artikel 19, onder c), van de richtlijn geraadpleegd. De lidstaten en belanghebbende partijen zijn gedurende een vijf weken durende openbare raadplegingsperiode, die op 22 april 2005 afliep, in de gelegenheid gesteld schriftelijk aanvullende opmerkingen te maken. Ook is de Stuurgroep geluidsemissie geraadpleegd en in staat gesteld een bijdrage te leveren.
Vervolgens is in mei 2005 de ontwerp-wijzigingstekst aan de lidstaten en belanghebbenden voorgelegd, waarbij zij twee weken de tijd kregen om schriftelijk hun opmerkingen te maken.
Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden
Alle 18 lidstaten die een reactie hebben gegeven, erkenden dat een juridische oplossing nodig is voor de technisch onhaalbare grenswaarden voor fase II. Zij deden dit hetzij door in te stemmen met de aanbeveling van de diensten van de Commissie over een wijzigingsvoorstel, hetzij door de conclusies en aanbevelingen in de standpuntnota van de WG7 te onderschrijven. De lidstaten die zich hierover hebben uitgesproken, hebben ook beaamd dat het uitstel een tijdelijke maatregel moet zijn in afwachting van een eventuele wijziging naar aanleiding van het in artikel 20 bedoelde verslag.
De antwoorden van de nationale autoriteiten hebben tevens informatie opgeleverd aan de hand waarvan de lijst van materieel waarvoor uitstel wordt voorgesteld, verder kon worden verfijnd.
Ook een aantal organisaties van het bedrijfsleven heeft zijn standpunt gegeven. Dit standpunt wordt representatief geacht voor het hele bedrijfsleven, aangezien de respondenten meer dan 70% van het bedrijfsleven van de EU in de betrokken bedrijfstakken vertegenwoordigen. De reacties kwamen vrijwel zonder uitzondering overeen met het standpunt van de lidstaten. Ook hebben zij een zeer duidelijke schatting opgeleverd van de omvang van de betrokken sector en van de mogelijke consequenties van het uitblijven van een oplossing.
Het bedrijfsleven en een aantal lidstaten hebben aangegeven dat vanwege de bestaande bezorgdheid over met de hand geleide betonbrekers en trilhamers met een inwendige verbrandingsmotor en terreinheftrucks de toepassing van de grenswaarden voor fase II ook voor die typen materieel om louter technische redenen moet worden uitgesteld. Omdat het verslag van de WG7 geen aanbeveling in deze zin bevat is sindsdien nagegaan of de leden van deze werkgroep de toepassing van grenswaarden voor fase II voor deze typen materieel technisch onmogelijk achten.
De WG7 had aanbevolen met de hand geleide betonbrekers en trilhamers met een inwendige verbrandingsmotor in de categorie “30 kg of zwaarder” in te delen omdat de geluidsemissierichtlijn door die wijziging in overeenstemming zou worden gebracht met Richtlijn 84/537/EEG, die door deze richtlijn is vervangen. Dit blijkt echter onmogelijk omdat dit materieel “met de hand geleid” moet zijn, en dus minder dan 30 kg moet wegen. Om die reden zou de indeling ervan moeten worden gewijzigd. Voorafgaand aan de beoordeling en een mogelijk voorstel in het kader van het verslag van artikel 20 is een dergelijke wijziging echter geen optie. Derhalve heeft de openbare raadpleging bevestigd dat deze betonbrekers en trilhamers om technische redenen de geplande grenswaarde voor fase II niet kunnen halen en moeten worden toegevoegd aan de lijst van materieel waarvoor uitstel wordt voorgesteld. Naar aanleiding van gesprekken met belanghebbenden is deze indeling verder verfijnd: alleen bij een gewicht van tussen de 15 kg en 30 kg moet dit materieel in deze lijst worden opgenomen.
De technische problemen om voor terreinheftrucks de grenswaarden voor fase II te halen, zouden volgens het verslag van de WG7 kunnen worden ondervangen door de in bijlage III bij de geluidsemissierichtlijn beschreven geluidmetingsmethode voor dit type materieel te wijzigen. Dit is echter onmogelijk omdat in artikel 19, onder b), van de geluidsemissierichtlijn is bepaald dat de aanpassing van de geluidmetingsmethoden van bijlage III aan de technische vooruitgang niet van invloed mag zijn op de gemeten geluidsvermogensniveaus van het in artikel 12 genoemde materieel. De belanghebbenden hebben daarom steun verleend aan het voorstel om in de lijst van materieel waarvoor uitstel van de toepassing van fase II wordt voorgesteld, “industriële heftrucks > 10 t” te vervangen door “ heftrucks met verbrandingsmotor en contragewicht ”, zodat het uitstel ook voor terreinheftrucks geldt, dus feitelijk voor alle heftrucks die momenteel onder artikel 12 vallen.
Tijdens de openbare raadpleging hebben zowel de lidstaten als het bedrijfsleven ook aangegeven dat trilplaten < 3 kW aan de grenzen van fase II kunnen voldoen. De lijst van materieel is dienovereenkomstig aangepast.
Ten slotte moet voor onder artikel 12 vallende bestratingsafwerkmachines worden verduidelijkt dat het uitstel van de toepassing van de grenswaarden voor fase II uitsluitend geldt voor bestratingsafwerkmachines met een verdichtingsbalk en niet voor bestratingsafwerkmachines met voorverdichtingssysteem .
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden
Geluidsemissie
Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen
WG7
Comité geluidsemissie
Werkgroep van deskundigen van het Comité geluidsemissie
Stuurgroep geluidsemissie
Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek
Publicatie op Europa-website
Effectbeoordeling
Gezien de aard van de wijziging, namelijk uitstel van de toepassing van bepalingen van het Gemeenschapsrecht waarvan gebleken is dat zij onmogelijk kunnen worden toegepast, is een effectbeoordeling niet nodig.
Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)
Voorgesteld wordt in de tabel van artikel 12 voetnoot 2 te wijzigen, en wel zodanig dat deze naast de huidige typen materieel (grasmaaiers, grastrimmers/graskantensnijders) ook betrekking heeft op:
- trilwalsen met begeleider;
- trilplaten (>3kW);
- trilstampers;
- dozers (op stalen rupsbanden);
- laadmachines (op stalen rupsbanden > 55 kW);
- heftrucks met verbrandingsmotor en contragewicht;
- bestratingsafwerkmachines met een verdichtingsbalk;
- met de hand geleide betonbrekers en trilhamers met een inwendige verbandingsmotor (15<m<30)
Door de voorgestelde wijziging worden de toelaatbare geluidsvermogensniveaus van fase II voor deze typen materieel louter indicatief. De definitieve waarden worden vastgesteld bij de wijziging van de geluidsemissierichtlijn naar aanleiding van het in artikel 20 bedoelde verslag.
Tevens wordt voorgesteld artikel 20 te wijzigen om de Commissie voldoende tijd te geven om haar verplichtingen uit hoofde van de artikelen 16 en 20 te vervullen en het haar mogelijk te maken het in artikel 20, lid 3, bedoelde verslag op te nemen in het in artikel 20, lid 1, bedoelde verslag.
Rechtsgrondslag
Dit voorstel is, evenals Richtlijn 2000/14/EG, gebaseerd op artikel 95 van het EG-Verdrag.
Subsidiariteitsbeginsel
De doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk het waarborgen dat de interne markt kan blijven functioneren door te eisen dat materieel voor gebruik buitenshuis aan geharmoniseerde omgevingsgeluidseisen voldoet, kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt.
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag.
Evenredigheidsbeginsel
De voorgestelde wijziging gaat niet verder dan nodig is om de bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken.
De deskundigen van de lidstaten en belanghebbenden zijn het erover eens dat de grenswaarden voor fase II voor de in de voorgestelde wijziging opgenomen lijst van typen materieel technisch onhaalbaar zijn. De interne markt voor dit materieel zou ernstig verstoord raken als de inwerkingtreding van de desbetreffende grenswaarden voor fase II niet wordt uitgesteld.
Hoewel het bedrijfsleven sterke economische argumenten heeft aangevoerd om ook andere typen materieel op te nemen in de lijst van typen materieel waarvoor een langere overgangsperiode zou moeten gelden, is hiervan afgezien. Het voorstel behelst dan ook de absoluut essentiële wijzigingen die nodig worden geacht om te zorgen voor een juist evenwicht tussen de belasting van het bedrijfsleven en het verwezenlijken van alle haalbare milieudoelstellingen.
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag.
Keuze van instrumenten
Voorgesteld instrument: richtlijn.
Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn: wijziging van een bestaande richtlijn.
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.
Europese Economische Ruimte
De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.
Toekomstige stappen
Het voorstel moet worden gezien in het licht van de lopende werkzaamheden voor de opstelling van het in artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2000/14/EG bedoelde verslag, waarin alle bepalingen van de richtlijn, waaronder de grenswaarden in kwestie, onder de loep zullen worden genomen. Indien nog andere wijzigingen wenselijk worden geacht, wordt een volledige en uitgebreide effectbeoordeling uitgevoerd om ervoor te zorgen dat voor de toekomst een juist evenwicht wordt gevonden tussen de vaststelling van ambitieuze geluidsgrenswaarden en het geven van voldoende tijd voor de vereiste technische vooruitgang.