Toelichting bij COM(2004)564-2 - Sluiting van de Overeenkomst met Andorra waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bij besluit van 16 oktober 2001 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te voeren met Zwitserland, de Verenigde Staten van Amerika, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino over overeenkomsten om ervoor te zorgen dat deze landen maatregelen van gelijke strekking aannemen als die welke binnen de Gemeenschap moeten worden toegepast met het oog op een effectieve belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. De Commissie diende deze onderhandelingen te voeren in nauwe samenwerking met het voorzitterschap van de Raad en in nauw en regelmatig overleg met de groep op hoog niveau die is ingesteld bij besluit van het Comité van permanente vertegenwoordigers van 13 juni 20011 en door de Raad is benoemd als speciaal comité om de Commissie bij te staan bij deze taak.

Naar aanleiding van het besluit van 16 oktober 2001 heeft de Commissie bovengenoemde derde landen schriftelijk uitgenodigd onderhandelingen te openen. Deze konden echter pas werkelijk van start gaan nadat de Raad Economische en Financiële Zaken op 13 december 2001 een ontwerptekst voor een richtlijn had goedgekeurd. Een groot aantal bijeenkomsten is sindsdien gehouden op zowel politiek als technisch niveau. Overeenkomstig het besluit van de Raad van 16 oktober 2001 voerde de Commissie deze onderhandelingen in nauw overleg met de opeenvolgende voorzitterschappen van de Raad. De Commissie heeft regelmatig mondeling verslag uitgebracht over de voortgang van deze onderhandelingen bij de Raad en het Europees Parlement. Ook heeft zij op 3 december 2002 aan de Raad Economische en Financiële Zaken een mededeling voorgelegd over de onderhandelingen met derde landen over de belastingheffing op inkomsten uit spaargelden2.

Op 3 juni 2003 verklaarde de Raad dat de ontwerpovereenkomst met Zwitserland, als ingediend door de Commissie op 28 mei 2003, het eindbod voor een overeenkomst tussen de EU en Zwitserland was. In de conclusies van de Raad is verder vermeld:

De vier elementen van deze overeenkomst betreffende de belasting op de rente van spaargelden vormen ook de basis voor overeenkomsten tussen de Europese Unie en Liechtenstein, Andorra, Monaco en San Marino. […]."

Op 21 januari 2003 had de Raad bepaald dat deze vier elementen als volgt waren:

"- Inhouding en bronheffing: Zwitserland zal dezelfde inhoudings- en bronheffingspercentages toepassen als België, Luxemburg en Oostenrijk…

- Verdeling van de opbrengsten: Zwitserland zal de opbrengsten van de inhouding van belasting delen en de in de Gemeenschap gebruikte 75/25-verdeelsleutel aanvaarden…

- Vrijwillige verstrekking van gegevens

Herzieningsclausule met de volgende strekking: “De Overeenkomstsluitende Partijen treden ten minste om de drie jaar of op verzoek van een van de Partijen met elkaar in overleg om de technische werking van de Overeenkomst te evalueren en - indien de Overeenkomstsluitende Partijen zulks nodig achten - te verbeteren. Wanneer België, Luxemburg en Oostenrijk overgaan op automatische informatie-uitwisseling, in overeenstemming met de richtlijn, treden de Overeenkomstsluitende Partijen in ieder geval met elkaar in overleg om na te gaan of er in het licht van de internationale ontwikkelingen wijzigingen moeten worden aangebracht in de Overeenkomst.

Zwitserland zal desgevraagd informatie uitwisselen over alle strafrechtelijke en civielrechtelijke gevallen van fraude of vergelijkbare overtredingen van belastingplichtigen. …"

De Overeenkomst met Andorra, waarin deze vier elementen zijn opgenomen, wordt thans met het oog op de ondertekening en de sluiting ervan aan de Raad voorgelegd. Gehecht aan de Overeenkomst is een bijbehorende gezamenlijke intentieverklaring van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en het Vorstendom Andorra anderzijds. Overeenkomstig de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 21 januari 2003 wordt in deze gezamenlijke intentieverklaring bevestigd dat de Europese Gemeenschap, tijdens de overgangsperiode waarin bij Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 20033 wordt voorzien, besprekingen opent met andere belangrijke financiële centra om ertoe bij te dragen dat in deze rechtsgebieden maatregelen van gelijke strekking worden aangenomen als die welke door de Gemeenschap worden toegepast. De gezamenlijke intentieverklaring bepaalt tevens dat de overeengekomen maatregelen in goed vertrouwen ten uitvoer zullen worden gelegd en dat de partijen geen eenzijdige stappen zullen ondernemen die afbreuk kunnen doen aan de Overeenkomst, zonder legitieme reden. Indien er enig substantieel verschil wordt bemerkt tussen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad en dat van de Overeenkomst, gaan de Overeenkomstsluitende partijen zonder verwijl besprekingen aan om ervoor te zorgen dat de gelijke strekking van de maatregelen waarin de Overeenkomst voorziet, wordt gehandhaafd. Voorts omvat de gezamenlijke intentieverklaring een verbintenis van het Vorstendom Andorra om het begrip belastingfraude in zijn wetgeving in te voeren en voorziet zij erin dat het Vorstendom Andorra en iedere lidstaat van de Europese Gemeenschap die dat wenst, bilaterale onderhandelingen openen met het oog op de vaststelling van de administratieve procedure voor de uitwisseling van informatie. Tot slot hebben de partijen in de gezamenlijke intentieverklaring plechtig verklaard dat de ondertekening van de Overeenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden en de opening van onderhandelingen voor een monetair akkoord belangrijke stappen vormen in de verdieping van de samenwerking tussen het Vorstendom en de Europese Unie. In dit kader zullen, gelijktijdig met de bilaterale onderhandelingen over de procedure voor de uitwisseling van informatie, het Vorstendom Andorra en iedere lidstaat van de Europese Gemeenschap met elkaar in overleg treden om het toepassingsgebied van de economische en fiscale samenwerking te verruimen. Dit overleg zal plaatsvinden in een geest van samenwerking waarbij rekening wordt gehouden met de door het Vorstendom Andorra geleverde inspanningen voor de toenadering op belastinggebied die in de ondertekening van de Overeenkomst hun neerslag vinden. Dit overleg zou met name kunnen leiden tot de tenuitvoerlegging van:

- bilaterale programma’s voor economische samenwerking ter bevordering van de integratie van de Andorrese economie in de Europese economie,

- bilaterale samenwerking op belastinggebied teneinde te bestuderen onder welke voorwaarden de bronbelastingen op de inkomsten uit financiële producten en diensten in de lidstaten kunnen worden verminderd of afgeschaft.

Volgens de Commissie is de tekst van de Overeenkomst in overeenstemming met de onderhandelingsrichtsnoeren die op 16 oktober 2001 door de Raad werden goedgekeurd. Op 11 mei jongstleden heeft de Raad zijn politiek akkoord gegeven voor de teksten van de Overeenkomst en van de gezamenlijke intentieverklaring.

De Commissie verzoekt de Raad de hierbijgevoegde voorstellen goed te keuren betreffende:

- een besluit betreffende de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Andorra waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, alsmede de goedkeuring en ondertekening van de bijbehorende gezamenlijke intentieverklaring, en

- een besluit betreffende de sluiting van de Overeenkomst overeenkomstig de in artikel 300 van het Verdrag tot oprichting van Europese Gemeenschap vastgestelde procedures.

Artikel 300, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bepaalt dat de Raad met eenparigheid van stemmen besluit wanneer het akkoord betrekking heeft op een gebied waarvoor, wat de aanneming van de interne voorschriften betreft, eenparigheid vereist is. Aangezien de interne voorschriften op het gebied waarop deze Overeenkomst betrekking heeft, zijn aangenomen op basis van artikel 94 van het Verdrag, is de Commissie van mening dat de Raad het voorstel voor een besluit met eenparigheid van stemmen dient goed te keuren. Blijkens de conclusies van de Raad ECOFIN van 21 januari 2003 is de Raad het ermee eens dat de Overeenkomst met het Vorstendom Andorra moet worden gesloten op basis van eenparigheid van stemmen.