Toelichting bij COM(2000)276 - Coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening en vervoer - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)276 - Coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening en vervoer. |
---|---|
bron | COM(2000)276 |
datum | 10-05-2000 |
1. In 1996 heeft de Commissie een groenboek gepubliceerd met als titel 'De overheidsopdrachten in de Europese Unie: beschouwingen over een toekomstig beleid' i, waarop 300 antwoorden zijn ingediend door economische kringen, de lidstaten en de instellingen.
Na analyse van deze bijdragen heeft de Commissie in haar mededeling 'De overheidsopdrachten in de Europese Unie' i de vooruitzichten voor haar toekomstige actie uiteengezet. Het hoofdthema dat uit de discussie naar aanleiding van het groenboek naar voren is gekomen, is de noodzaak om het juridische kader i te vereenvoudigen en aan het elektronische tijdperk aan te passen, en er tegelijkertijd zorg voor te dragen de basisstructuur ervan niet te destabiliseren. De Commissie erkent dat het bestaande juridische kader moet worden vereenvoudigd door onduidelijke of complexe bepalingen te verduidelijken en door wijzigingen in de wetgeving aan te brengen wanneer de gerezen problemen niet door nadere uitlegging op te lossen zijn. i Dit streven is ingegeven door de zorg voor verduidelijking, die de Commissie ook tot uiting heeft gebracht in haar mededeling over concessieovereenkomsten in het communautaire recht i, die niet vooruitloopt op een eventueel specifiek wetsvoorstel van concessieovereenkomsten. Wat Richtlijn 93/38/EEG betreft, heeft de Commissie bovendien toegezegd het toepassingsgebied ervan opnieuw te bestuderen om na te gaan of dit gezien de geleidelijke liberalisering van deze sectoren wellicht moet worden aangepast.
2. Dit voorstel beantwoordt aan deze doelstellingen.
Het is door de Commissie in haar werkprogramma voor 2000 i aangekondigd. Het behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap, daar het gaat om de herziening van wetteksten die met het oog op de totstandbrenging van de interne markt zijn goedgekeurd en die op artikel 95 i van het EG-Verdrag zijn gebaseerd. Bovendien beantwoordt het aan de conclusies van de Europese Raad van Lissabon waarin werd verzocht om economische hervormingen om de interne markt te voltooien en volledig operationeel te maken.
3. Om de presentatie van het voorstel te vergemakkelijken, worden de voorgestelde wijzigingen in twee delen gegroepeerd:
-vereenvoudiging van de richtlijn;
-wijzigingen in het juridische kader.
Op de toelichting volgt een toelichting bij de overwegingen en de artikelen.
II
Vereenvoudiging
- De richtlijn herstructureren en verduidelijken
Inhoudsopgave
- 1. De richtlijn herstructureren en verduidelijken zonder essentiële wijzigingen
- 2. Vereenvoudiging - verduidelijking van de richtlijn door enkele essentiële wijzigingen
- III Fundamentele wijzigingen
- 2. Het toepassingsgebied van Richtlijn 93/38/EEG betreffende overheidsopdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie
- 2.2. De telecommunicatiesector
- 2.3. Andere sectoren
- 2.4. Bijzondere of uitsluitende rechten
- 3. Invoering van elektronische aankoopmechanismen
- 4. Technische specificaties
- 5. Versterking van de bepalingen betreffende de gunningscriteria
- 6. Vereenvoudiging van de drempels
- -5 300 000 euro voor opdrachten voor werken ongeacht de sector waarin de aanbestedende instantie werkzaam is, en
- 7. Gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten
- IV Toelichting bij de overwegingen en de artikelen
- 1. Artikel 1 - Definities
- 2. Artikel 2 - Definitie van de diensten
- 3. Artikel 3 - Bepalingen inzake gas, warmte en elektriciteit
- 4. Artikel 4 - Bepalingen inzake water
- 5. Artikel 5 - Bepalingen inzake vervoerdiensten
- 6. Artikel 6 - Bepalingen inzake de exploratie en winning van aardolie, gas, steenkool en andere vaste brandstoffen en inzake havens en luchthavens
- 7. Artikel 7- Lijsten van diensten
- 8. Artikel 8
- 9. Artikel 9 - Gelijke behandeling, discriminatieverbod en doorzichtigheid
- 10. Artikel 10 - Combinaties van economische subjecten
- 11. Artikel 11 - Voorwaarden waarin de in de Wereldhandelsorganisatie gesloten overeenkomsten voorzien
- 12. Artikel 12 - Vertrouwelijkheid
- 13. Artikel 13 - Raamovereenkomsten
- 14. Artikel 14 - Toepassingsgebied
- 15. Artikel 15 - De bedragen
- 16. Artikel 16 - Algemene regels voor de berekening van de waarde van de opdrachten en de raamovereenkomsten
- 17. Artikel 17 - Berekening van de waarde van opdrachten voor werken
- 18. Artikel 18 - Berekening van de waarde van opdrachten voor leveringen
- 19. Berekening van de waarde van opdrachten voor diensten
- 20. Artikel 20 - Opdrachten die zijn geplaatst voor wederverkoop of verhuur aan derden
- 21. Artikel 21 - Plaatsing van opdrachten waarmee iets anders wordt beoogd dan de uitoefening van een bedoelde activiteit of voor de uitoefening van een dergelijke activiteit in een derde land
- 22. Artikel 22 - Geheime opdrachten of opdrachten die bijzondere veiligheidsmaatregelen vereisen
- 23. Artikel 23 - Op grond van internationale voorschriften geplaatste opdrachten
- 24. Artikel 24 - Opdrachten voor bepaalde diensten die van het toepassingsgebied zijn uitgesloten - Bijlage XVI A
- 25. Artikel 25 - Op basis van een alleenrecht gegunde opdrachten voor diensten
- 26. Artikel 26 - Opdrachten voor diensten die worden geplaatst bij een verbonden onderneming of bij een aanbestedende dienst die deel uitmaakt van een gemeenschappelijke onderneming
- 27. Artikel 27 - Opdrachten die door bepaalde aanbestedende diensten worden geplaatst voor de aankoop van water
- 28. Artikel 28 - Opdrachten die onder een bijzondere regeling vallen
- 29. Artikel 29 - Algemeen mechanisme voor de uitsluiting van activiteiten die aan rechtstreekse mededinging zijn blootgesteld
- 30. Artikel 30 - Opdrachten voor in bijlage XVI A vermelde diensten
- 31. Artikel 31 - Opdrachten voor in bijlage XVI B vermelde diensten
- 32. Artikel 32 - Gemengde opdrachten voor in bijlage XVI A en in bijlage XVI B vermelde diensten
- 33. Artikel 33 - Algemeen
- 34. Artikel 34 - Technische specificaties
- 35. Artikel 35 - Mededeling van de technische specificaties
- 36. Artikel 36 - Varianten
- 37. Artikel 37 - Onderaanneming
- 38. Artikel 38 - Verplichtingen ten aanzien van de bepalingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden
- 39. Artikel 39 - Toepassing van openbare en niet-openbare procedures en van procedures van gunning via onderhandelingen
- 40. Artikel 40 - Periodieke indicatieve aankondigingen en aankondigingen betreffende het bestaan van een erkenningsregeling
- 41. Artikel 41 - Aankondigingen die als oproep tot mededinging dienen
- 42. Artikel 42 - Aankondigingen van gegunde opdrachten
- 43. Artikel 43 - Opstelling en regels voor de bekendmaking van aankondigingen
- 44. Artikel 44 - Aanvragen tot deelneming en ontvangst van de inschrijvingen
- 45. Artikel 45 - Bestek en nadere inlichtingen
- 46. Artikel 46 - Verzendingswijze voor aanvragen tot deelneming en regels die van toepassing zijn op uitnodigingen tot inschrijving
- 47. Artikel 47 - Communicatiemiddelen
- 48. Artikel 48 - Informatie aan indieners van een aanvraag tot erkenning, gegadigden en inschrijvers
- 49. Artikel 49 - Over gegunde opdrachten te bewaren informatie
- 50. Artikel 50 - Verloop van de procedure
- 51. Artikel 51 - Onderlinge erkenning op het gebied van administratieve, technische of financiële voorwaarden en inzake certificaten, proeven en bewijzen
- 52. Artikel 52 - Erkenningsregelingen
- 53. Artikel 53 - Kwalitatieve selectiecriteria
- 54. Artikel 54 - Gunningscriteria
- 55. Artikel 55 - Abnormaal lage offertes
- 56. Artikel 56 - Inschrijvingen die producten uit derde landen bevatten
- 57. Artikel 57 - Betrekkingen met derde landen op het gebied van opdrachten voor diensten
- 58. Artikel 58 - Algemene bepalingen
- 59. Artikel 59 - Drempels
- 60. Artikel 60 - Uitgesloten prijsvragen
- 61. Artikel 61 - Regels voor de bekendmaking en voor doorzichtigheid
- 62. Artikel 62 - Communicatiemiddelen
- 63. Artikel 63 - Regels voor de organisatie van prijsvragen, de selectie van deelnemers, de samenstelling en beslissing van de jury
- 64. Artikel 64 - Statistische verplichtingen
- 65. Artikel 65 - Het Raadgevend Comité
- 66. Artikel 66 - Herziening van de drempels
- 67. Artikel 67 - Wijzigingen
- 68. Artikel 68 - Tenuitvoerlegging
- 70. Bijlagen I tot en met IX, XII tot en met XV, XVII en XVIII
- 71. Bijlage XI
1.1. Bij de wijzigingen in dit deel gaat het niet om fundamentele veranderingen ten opzichte van Richtlijn 93/38/EEG i, zoals laatstelijk gewijzigd bij artikel 12 van Richtlijn 94/22/EG i en Richtlijn 98/4/EG i. De verwijzingen naar 'de richtlijn', de 'richtlijn nutsbedrijven', 'Richtlijn 93/38/EEG' of de 'huidige richtlijn' gelden als verwijzingen naar Richtlijn 93/38/EEG zoals gewijzigd. Zo gelden ook de verwijzingen naar 'het huidige artikel' (of 'het huidige lid' of 'de huidige bepaling') als verwijzingen naar het artikel, het lid of de bepaling van Richtlijn 93/38/EEG zoals gewijzigd.
1.2. Teneinde de structuur van de richtlijn duidelijker en gemakkelijker in het gebruik te maken zijn de bepalingen van de richtlijn ingedeeld in vier delen, namelijk algemene bepalingen van toepassing op opdrachten en prijsvragen, op overheidsopdrachten toepasselijke specifieke bepalingen, op prijsvragen toepasselijke specifieke regels en slotbepalingen. Met name in de tweede titel betreffende de op overheidsopdrachten toepasselijke specifieke regels, zijn de bepalingen dusdanig geordend dat zij op logische wijze het verloop van een aanbestedingsprocedure volgen, te beginnen met de definities, de bedoelde diensten en activiteiten, de beginselen en het toepassingsgebied. Om het lezen van de richtlijn te vergemakkelijken zijn hoofdstukken, afdelingen en onderafdelingen aangebracht. Bovendien heeft elk hoofdstuk, elke afdeling, elke onderafdeling en elk artikel een titel gekregen, zodat de gezochte bepalingen sneller kunnen worden teruggevonden.
1.3. Bij het groeperen van de verschillende bepalingen is geconstateerd dat de invoeging van 'inleidende' artikelen aan het begin van elk 'Hoofdstuk' tot een nog beter begrip leidde. Deze inleidende bepalingen voegen geen nieuwe verplichtingen toe, maar hebben tot doel uit te leggen hoe de hoofdstukken en artikelen met elkaar samenhangen. Er is bijvoorbeeld een nieuw artikel 14 toegevoegd, waarin wordt uitgelegd dat de richtlijn van toepassing is wanneer de aanbestedende diensten opdrachten plaatsen waarvan de waarde hoger is dan de drempels. Indien de opdrachten echter op grond van verschillende artikelen van het toepassingsgebied van de richtlijn zijn uitgesloten, zijn deze artikelen als handleiding voor de lezer in de bepaling opgesomd. Al deze regels zijn al van toepassing, maar er ontbreekt een bepaling waarin ze uitdrukkelijk worden vermeld.
1.4. Voorts wordt de richtlijn vereenvoudigd door het feit dat specifieke bepalingen betreffende een bepaalde activiteit in een en hetzelfde artikel bijeen worden gebracht. Zo zijn de bepalingen inzake water bijeengebracht in het nieuwe artikel 4 (zie punt IV.4 hieronder), terwijl dezelfde bepalingen in de huidige richtlijn zijn vermeld in artikel 2, lid 2, onder a), punt i), in artikel 6, lid 2, en in artikel 2, lid 5, onder a).
Een ander voorbeeld van deze benaderingswijze zijn de bepalingen betreffende de verschillende soorten aankondigingen. Zo zijn de bepalingen betreffende de periodieke indicatieve aankondiging bijeengeplaatst, al naargelang de aankondiging wel of niet als oproep tot mededinging dient. (Zie de punten IV.40 en IV.41 hieronder.)
2.1. In dit voorstel worden slechts in drie gevallen dergelijke wijzigingen voorgesteld. De eerste wijziging heeft betrekking op de bepalingen van artikel 48, leden 1 en 2, van dit voorstel. Deze bepalingen betreffende de informatie over het resultaat van de aanbestedingsprocedure die aan de deelnemers aan die procedure moet worden verstrekt, zijn samengevoegd met de bepalingen betreffende de informatie die volgens een overeenkomstig de richtlijn vastgestelde erkenningsregeling aan de indieners van een aanvraag tot erkenning moet worden verstrekt. Het gaat hierbij dus om een vereenvoudiging van de structuur. Het artikel bevat echter ook een inhoudelijke wijziging, aangezien de verplichting om informatie over het resultaat van een aanbestedingsprocedure te verstrekken in het voorstel wordt uitgebreid tot alle aanbestedende diensten, terwijl de overeenkomstige bepalingen van de huidige richtlijn slechts gelden voor de aanbestedende diensten in de sectoren (water, elektriciteit, stadsvervoer, havens en luchthavens) die onder de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vallen die in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-ronde is gesloten. i Zie punt IV.48.2 hieronder voor nadere bijzonderheden.
2.2. De tweede wijziging heeft betrekking op artikel 51 van dit voorstel. De werking van lid 1 van dit artikel, dat overeenkomt met artikel 30, lid 5, van de huidige richtlijn, is namelijk uitgebreid tot de selectie van de deelnemers aan een niet-openbare procedure of een procedure van gunning via onderhandelingen, omdat er algemene beginselen in zijn vastgelegd - wederzijdse erkenning en gelijke behandeling -, waarvan de toepassing niet kan worden beperkt tot enkel die gevallen waarin de aanbestedende diensten een erkenningsregeling gebruiken. Voor het overige is de bepaling ongewijzigd.
Op grond van dezelfde redenering en aangezien kwaliteitsbewakingsregelingen goed passen bij zowel opdrachten voor diensten als opdrachten voor werken of leveringen, is de verplichting om naar Europese normen op het gebied van kwaliteitsbewaking of certificering (de normenreeksen EN 29 000 en EN 45 000) te verwijzen en andere bewijzen te erkennen, uitgebreid en nu ook van toepassing als dergelijke eisen aan aannemers of leveranciers worden gesteld. Voor het overige is de bepaling ongewijzigd.
2.3. Het laatste voorbeeld van deze aanpak betreft artikel 60, lid 3, van het voorstel. De huidige tekst van artikel 12, punt 1 i, is immers dubbelzinnig, aangezien hierin is vastgelegd dat de richtlijn niet van toepassing is op 'opdrachten' - een begrip dat prijsvragen uitsluit -, terwijl niettemin expliciet wordt vermeld dat de betreffende internationale overeenkomsten betrekking kunnen hebben op '... prijsvragen voor ontwerpen die bestemd zijn voor de gemeenschappelijke verwezenlijking ...'. Het leek derhalve beter expliciet te vermelden dat ook prijsvragen kunnen worden uitgesloten. Tevens is gebleken dat de redenen om opdrachten van het toepassingsgebied van de richtlijn uit te sluiten wanneer voor deze opdrachten op grond van een overeenkomst inzake de legering van strijdkrachten of de specifieke procedure van een internationale organisatie andere procedureregels gelden, ook geldig zijn voor prijsvragen die onder deze omstandigheden worden georganiseerd. Zie ook punt IV.60.3 hieronder.
Inleiding
1.1. De opkomst van de informatiemaatschappij, het zich geleidelijk terugtrekken van de overheid uit bepaalde economische activiteiten en een sterkere begrotingsdiscipline brengen de Commissie ertoe wijzigingen in het bestaande juridische kader voor te stellen. Daarmee wordt een drieledige doelstelling nagestreefd, namelijk modernisering, vereenvoudiging en flexibiliteit; modernisering om rekening te houden met nieuwe technologieën en veranderingen in het economische klimaat, vereenvoudiging om soms te gedetailleerde en complexe regels te verlichten, en flexibiliteit om tegemoet te komen aan verwijten dat de procedures te star zijn en niet meer aan de behoeften van de aanbestedende diensten voldoen.
1.2. De Commissie heeft zes thema's aangegeven waarvoor zij op grond van deze drieledige doelstelling wijzigingen van Richtlijn 93/38/EEG voorstelt.
Het betreft achtereenvolgens:
-het toepassingsgebied van Richtlijn 93/38/EEG betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie, dat moet worden herzien met het oog op de geleidelijke liberalisering van deze sectoren;
-de invoering van elektronische aankoopmechanismen en de daaruit voortvloeiende verkorting van de termijnen van een aanbestedingsprocedure;
-een verduidelijking van de bepalingen betreffende de technische specificaties waardoor een daadwerkelijke mededinging kan worden gewaarborgd door de deelneming van een zo groot mogelijk aantal inschrijvers en in het bijzonder van innoverende ondernemingen;
-een versterking van de bepalingen betreffende de gunningscriteria;
-een vereenvoudiging van de drempels, waarvan het grote aantal - met weinig onderlinge verschillen - is gereduceerd;
-de invoering van een gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten.
2. Het toepassingsgebied van Richtlijn 93/38/EEG betreffende overheidsopdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie
Inleiding
In haar bovengenoemde mededeling (zie voetnoot 2) stelde de Commissie: 'Na de liberalisatie van bepaalde onder Richtlijn 93/38/EEG vallende sectoren (water, energie, vervoer en telecommunicatie) is het noodzakelijk gebleken na te gaan of de verplichtingen die hierin aan de aanbestedende diensten worden opgelegd nog wel gegrond zijn. De reden waarom zij werden ingevoerd was immers het gebrek aan concurrentie, doordat door de staat aan een bedrijf een monopolie was toegekend. Als compensatie voor dit door de staat gegarandeerde voorrecht moet het betrokken bedrijf bij het plaatsen van opdrachten bepaalde bekendmakings- en procedurele verplichtingen nakomen. Als wordt vastgesteld dat in een bepaalde sector daadwerkelijk concurrentie bestaat, dienen de door de richtlijn opgelegde vereisten te worden opgeheven.'
De Commissie heeft op dit punt besloten voorstellen in te dienen om sectoren en/of diensten die onder Richtlijn 93/38/EEG vallen (water, energie, vervoer en telecommunicatie) en waarvoor in een van de lidstaten sprake is van daadwerkelijke mededinging, van het toepassingsgebied van de richtlijn uit te sluiten.
Aangezien enerzijds de stand van de liberalisering nogal uiteenloopt en de volledige liberalisering van de telecommunicatiesector naar verwachting voortschrijdt en anderzijds andere sectoren onder het toepassingsgebied van Richtlijn 93/38/EEG gaan vallen, worden in dit voorstel voor deze sectoren verschillende soorten oplossingen geboden.
Wanneer de liberalisering van een specifieke sector dusdanig verloopt dat de aanbestedende diensten die in deze sector werkzaam zijn, vrijstelling kunnen krijgen van de toepassing van de richtlijn, moet een logisch gevolg hiervan zijn dat de aankopen door andere diensten van producten of diensten die door de 'geliberaliseerde' instanties worden geboden, wel onder het toepassingsgebied van Richtlijn 93/38/EEG vallen. Daar waar dit noodzakelijk is, worden dergelijke wijzigingen voorgesteld.
Er is echter gebleken dat de redenen van de communautaire wetgever om in het huidige artikel 9 de aankoop van water door diensten voor de distributie van water uit te sluiten, geldig blijven en dat er dus geen reden is om deze tekst te wijzigen.
2.2.1. De regelgeving voor de liberalisering van de telecommunicatie is gebaseerd op artikel 86, lid 3, i van het EG-Verdrag (liberaliseringsrichtlijnen i) en artikel 95 i van het EG-Verdrag (harmonisatierichtlijnen i). Bovendien is het iedere onderneming die telecommunicatiediensten verleent, ingevolge de bepalingen van de artikelen 81, 82 en 86 i van het EG-Verdrag verboden de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt te verhinderen, te beperken of te vervalsen.
2.2.2. Ingevolge artikel 2, lid 2, van Richtlijn 90/388/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 96/19/EG, moesten de lidstaten uiterlijk per 1 januari 1998 de noodzakelijke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat elke onderneming het recht heeft telecommunicatiediensten le verlenen of de voor die diensten benodigde telecommunicatienetten aan te leggen of beschikbaar te stellen. Op verzoek werd aan lidstaten met de minst ontwikkelde netten een bijkomende omzettingstermijn van maximaal vijf jaar en aan lidstaten met zeer kleine netten een bijkomende termijn van twee jaar toegekend.
Er zijn aan vijf lidstaten bijkomende omzettingstermijnen toegekend: Luxemburg i (1 juli 1998), Spanje i (1 december 1998), Ierland i en Portugal i (1 januari 2000) en Griekenland i (31 december 2000).
Volgens haar Vierde verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving van 25 november 1998 i luidde het algemene oordeel van de Commissie dat het grootste deel van de maatregelen in het pakket in nationale wetgeving was omgezet en dat de nationale maatregelen ter uitvoering van de belangrijkste regelgevingsthema's die aan het pakket ten grondslag liggen (nationale regelgevende instanties, vergunningen, interconnectie, universele dienst, tarieven, nummering, frequenties), in de praktijk worden toegepast. Het Vijfde verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving van 10 november 1999 i meldde meer vooruitgang.
2.2.3. De Commissie heeft een bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen i gepubliceerd, waarin zij de aanbestedende diensten van de telecommunicatiesector verzoekt haar in kennis te stellen van de diensten die zij krachtens artikel 8, lid 1, van Richtlijn 93/38/EEG uitgesloten achten van de werkingssfeer van deze richtlijn. Na kennisname van de antwoorden is de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 2, van die richtlijn tot de conclusie gekomen dat men er in het merendeel van de lidstaten vanuit gaat dat overheidsopdrachten in verband met de meeste telecommunicatiediensten al van de werkingssfeer van de richtlijn zijn uitgesloten.
Overeenkomstig artikel 8, lid 2, en zoals bevestigd door het Hof van Justitie i is de lijst van telecommunicatiediensten die volgens de Commissie aan de criteria van artikel 8, lid 1, voldoen, slechts ter informatie in het Publicatieblad i bekendgemaakt. Niettemin hebben veel exploitanten om een grotere juridische zekerheid gevraagd dan een dergelijke lijst, die geen juridische waarde heeft en slechts ter informatie wordt gepubliceerd, kan bieden.
2.2.4. In dit voorstel wordt derhalve de telecommunicatiesector van het toepassingsgebied van Richtlijn 93/38/EEG uitgesloten. Het voorstel is dat de wijzigingen tegelijkertijd in alle lidstaten van kracht worden, aangezien de Commissie er zeker van is dat de snelle vorderingen op het gebied van de liberalisering zullen worden voortgezet en tot resultaten zullen leiden voordat dit voorstel in werking kan treden. Dit vertrouwen wordt in zekere mate bevestigd door het feit dat er voor bepaalde telecommunicatiediensten in Ierland, Griekenland en Portugal, bijna een tot twee jaar voor het aflopen van de vastgelegde termijnen, al sprake is van daadwerkelijke concurrentie.
2.2.5. Momenteel regelen de richtlijnen voor overheidsopdrachten twee verschillende aspecten van de telecommunicatiesector in ruime zin.
De aankopen door diensten die zelf een telecommunicatienet exploiteren of een telecommunicatiedienst aanbieden, vallen onder de bepalingen van Richtlijn 93/38/EEG.
Wanneer overheden of diensten die in een andere sector van Richtlijn 93/38/EEG werkzaam zijn, telecommunicatiediensten kopen, vallen deze a priori onder de bepalingen van de Richtlijnen 92/50/EEG i en 93/38/EEG. Niettemin zijn aankopen van spraaktelefonie-, telex-, mobiele radiotelefonie-, semafoondiensten en telecommunicatiediensten per satelliet momenteel van het toepassingsgebied van deze richtlijnen uitgesloten. De reden hiervoor is dat ten tijde van de goedkeuring van deze richtlijnen dergelijke diensten in een bepaalde geografische zone vaak slechts door een leverancier konden worden geleverd, aangezien er geen daadwerkelijke concurrentie was en er bijzondere of exclusieve rechten waren verleend.
Met de invoering van daadwerkelijk concurrentie in de sector zijn deze uitzonderingen niet langer gerechtvaardigd. Het voorstel is derhalve ze te schrappen, zodat aankopen van spraaktelefonie-, telex-, mobiele radiotelefonie-, semafoondiensten en telecommunicatiediensten per satelliet overeenkomstig de normale op opdrachten voor diensten van toepassing zijnde regels moeten worden gedaan, zoals nu al het geval is voor andere telecommunicatiediensten.
2.2.6. Op dit ogenblik vallen overheidsorganen i die een activiteit in de telecommunicatiesector uitoefenen, onder de bepalingen van Richtlijn 93/38/EEG; bijgevolg zijn hun aankopen voor de uitoefening van een dergelijke activiteit uitgesloten van het toepassingsgebied van de 'klassieke' richtlijnen (92/50/EEG inzake overheidsopdrachten voor dienstverlening, 93/36/EEG i inzake overheidsopdrachten voor leveringen en 93/37/EEG i inzake overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken). Als de 'klassieke' richtlijnen niet zouden worden gewijzigd, zouden de voor Richtlijn 93/38/EEG voorgestelde wijzigingen tot gevolg hebben dat de overheidsorganen opnieuw onder de 'klassieke' richtlijnen vallen wat betreft hun aankopen die met hun activiteit in de telecommunicatiesector verband houden. Het zou evenwel in strijd zijn met de logica van de richtlijnen inzake overheidsopdrachten indien de overheidsorganen, die in de huidige situatie - zelfs zonder daadwerkelijke mededinging in de telecommunicatiesector - onder de soepeler bepalingen van Richtlijn 93/38/EEG vallen, aan de strengere voorschriften van de 'klassieke' richtlijnen zouden worden onderworpen, omdat nu daadwerkelijke mededinging in de sector is ingevoerd. In het voorstel ter vervanging van de huidige 'klassieke' richtlijnen - die tegelijkertijd met dit voorstel worden ingediend - worden maatregelen genomen om ervoor zorgen dat de overheidsorganen van het toepassingsgebied van deze richtlijnen uitgesloten blijven voor hun aankopen die betrekking hebben op hun activiteiten in de telecommunicatiesector.
2.2.7. Bovendien worden in dit voorstel niet alle bepalingen overgenomen (ze worden dus geschrapt) die in de huidige situatie specifiek van toepassing zijn op de telecommunicatiesector, zoals het huidige artikel 2, lid 2, onder d), waarin deze activiteit wordt omschreven als een activiteit die valt onder Richtlijn 93/38/EEG, noch de speciale drempels die van toepassing zijn op de aankopen van de in deze sector werkzame diensten, noch de bepalingen betreffende het Raadgevend Comité inzake opdrachten voor de telecommunicatiesector.
2.3.1. Richtlijn 93/38/EEG bevat geen algemene bepaling op grond waarvan - voor alle sectoren waarop de richtlijn van toepassing is - rekening kan worden gehouden met de liberalisering van een bepaalde sector.
Het bovengenoemde artikel 8 is immers uitsluitend van toepassing op de telecommunicatiesector. De richtlijn bevat andere specifieke bepalingen. Zo zijn instanties die een openbare busdienst verzorgen, van het toepassingsgebied uitgesloten wanneer andere instanties deze diensten, in het algemeen of voor een bepaald geografisch gebied, vrijelijk onder dezelfde voorwaarden als de aanbestedende instanties kunnen verlenen. i Bovendien is er een speciale regeling voor instanties die een geografisch gebied exploiteren met het oog op de prospectie of de winning van aardolie, gas, steenkool of andere vaste brandstoffen. Krachtens deze regeling, die is neergelegd in artikel 3 van de huidige richtlijn, kan de Commissie, onder bepaalde voorwaarden betreffende de toekenning van exploitatievergunningen, besluiten dat instanties in lidstaten die hiertoe een verzoek hebben ingediend, zich niet aan de gedetailleerde bepalingen van de richtlijn hoeven te houden, maar dat zij zich enkel aan het beginsel van non-discriminatie moeten houden en moeten voldoen aan bepaalde verplichtingen om voor de gunning van opdrachten een oproep tot mededinging te doen, en aan statistische verplichtingen.
2.3.2. Op Gemeenschapsniveau is men begonnen met de liberalisering van enkele andere sectoren dan die van de telecommunicatie, met name van de energiesector. Aangezien de liberalisering nog niet zo ver gevorderd is als voor de telecommunicatiesector, is voor deze sectoren echter een andere oplossing gekozen. In plaats van ze al volledig van het toepassingsgebied uit te sluiten, waarbij wordt voorondersteld dat nu al in alle lidstaten van daadwerkelijke mededinging sprake is, heeft men het passender geacht een algemeen mechanisme in te voeren waardoor aankopen in deze sectoren kunnen worden uitgesloten wanneer wordt vastgesteld dat zij rechtstreeks blootstaan aan mededinging op markten waartoe de toegang niet beperkt is. Natuurlijk behoudt de Commissie zich het recht voor een gewijzigd voorstel te doen om een bepaalde sector van het toepassingsgebied uit te sluiten, indien in deze sector daadwerkelijke mededinging wordt geïntroduceerd. Mocht dit vóór goedkeuring van het voorstel niet mogelijk zijn, dan houdt de Commissie de mogelijkheid open op grond van artikel 29 van het voorstel op eigen initiatief een besluit tot vrijstelling te nemen.
2.3.3. Om te vermijden dat er, op grond van verschillende omstandigheden inzake de openstelling voor mededinging van een bepaalde sector of inzake de voorwaarden voor de uitoefening van een bepaalde activiteit, verschillende bepalingen voor de vrijstelling of uitsluiting van het toepassingsgebied van de richtlijn naast elkaar bestaan, wordt voorgesteld artikel 2, lid 4, en artikel 3 van de huidige richtlijn te wijzigen. Dientengevolge kunnen instanties die een openbare busdienst verzorgen of zich bezighouden met de exploratie of winning van aardolie, gas, steenkool of andere vaste brandstoffen, onder dezelfde voorwaarden van het toepassingsgebied van de richtlijn worden uitgesloten als iedere andere sector die onder de richtlijn valt.
Het is echter niet de bedoeling dat instanties die overeenkomstig artikel 2, lid 4, momenteel zijn uitgesloten, opnieuw onder de richtlijn gaan vallen. Zo zal ook de wijziging van het huidige artikel 3 geen afbreuk doen aan de Beschikkingen 93/676/EEG i en 97/367/EG i. Dit houdt in dat de aanbestedende instanties die in Nederland en het Verenigd Koninkrijk offshore werkzaam zijn, de bijzondere regeling die momenteel ingevolge artikel 3, lid 2, van kracht is, blijven toepassen, tenzij zij op grond van een besluit overeenkomstig het voorgestelde algemene mechanisme van het toepassingsgebied van de richtlijn zijn uitgesloten. Zo blijven ook de instanties uitgesloten die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn overeenkomstig het huidige artikel 2, lid 4, van het toepassingsgebied van Richtlijn 93/38/EEG zijn uitgezonderd.
2.4.1. In de huidige situatie worden de bijzondere of uitsluitende rechten ingevolge Richtlijn 93/38/EEG gedefinieerd in artikel 2, lid 3, waarin is vastgelegd dat 'bijzondere of uitsluitende rechten' rechten zijn die voortvloeien uit een machtiging die door een bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat is gegeven door middel van elke wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling die tot gevolg heeft dat de uitoefening van een activiteit aan een of meer diensten voorbehouden blijft. Bovendien is vastgelegd dat "een aanbestedende dienst geacht wordt bijzondere of uitsluitende rechten te genieten, met name indien:
a) deze dienst voor de aanleg van netten of faciliteiten, als bedoeld in lid 2, gebruik kan maken van een onteigeningsprocedure of een erfdienstbaarheid kan vestigen, dan wel delen van het net kan aanbrengen op, onder of boven de openbare weg;
b) deze dienst in het in lid 2, onder a), genoemde geval drinkwater, elektriciteit, gas of warmte toevoert aan een net dat wordt geëxploiteerd door een dienst die bijzondere of uitsluitende rechten geniet welke zijn verleend door een bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat."
2.4.2. In zijn arrest van 12 december 1996 i heeft het Hof van Justitie verklaard dat uit artikel 2 van Richtlijn 94/46/EG i - waarbij de definities van Richtlijn 90/388/EEG i die zijn overgenomen in artikel 2, punten 1 en 2, van Richtlijn 90/387/EEG i, worden gewijzigd -, uit de feitelijke context waarin de Richtlijnen 90/387/EEG, 90/388/EEG en 92/44/EEG i zijn vastgesteld, alsmede uit de doeleinden die zij trachten te bereiken blijkt 'dat de uitsluitende of bijzondere rechten waarnaar wordt verwezen, in het algemeen moeten worden opgevat als rechten die door de autoriteiten van een lidstaat aan een onderneming of aan een beperkt aantal ondernemingen worden verleend anders dan op grond van objectieve, proportionele en niet-discriminerende criteria, en waardoor de mogelijkheden van andere ondernemingen om in hetzelfde geografische gebied en onder in wezen gelijkwaardige omstandigheden telecommunicatienetwerken aan te leggen of te exploiteren of telecommunicatiediensten aan te bieden, merkelijk negatief worden beïnvloed.'
Het Hof heeft hieraan toegevoegd dat uitsluitende of bijzondere rechten om openbare telecommunicatienetten aan te leggen en, in voorkomend geval, om openbare telecommunicatiediensten aan te bieden, als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 90/387/EEG, niet kunnen worden gekenmerkt door de mogelijkheid dat telecommunicatieorganisaties die over een vergunning beschikken, gebruik maken van bepaalde voorrechten, in het bijzonder het recht om grond te verwerven middels dwang, grond te betreden voor exploratiedoeleinden en grond te verwerven middels overeenkomst, of om netwerkapparatuur aan te brengen boven of onder de openbare weg, en apparatuur te kunnen plaatsen op particuliere grond, voor zover degenen die belang hebben bij die grond, daarvoor toestemming verlenen (met dien verstande dat de rechter ontheffing kan verlenen van dat toestemmingsvereiste). Deze voorrechten, 'die enkel zijn bedoeld om de aanleg van netwerken door de betrokken exploitanten te vergemakkelijken, en die aan al die exploitanten zijn of kunnen worden toegekend, betekenen voor de betrokkenen immers geen groot voordeel ten opzichte van hun potentiële concurrenten.'
In het arrest wordt het begrip 'bijzondere of uitsluitende rechten' echter uitsluitend in het licht van de betreffende telecommunicatierichtlijnen geïnterpreteerd, en deze interpretatie mag niet worden toegepast op de definitie van dergelijke rechten in andere richtlijnen als uit de tekst hiervan duidelijk blijkt dat de communautaire wetgever uitdrukkelijk een ander toepassingsgebied aan dit begrip heeft willen geven of wanneer het wettelijk kader waarin de definitie is opgenomen, anders is. Dit is nu juist het geval bij Richtlijn 93/38/EEG. Allereerst blijkt uit het huidige artikel 2, lid 3, onder a) en b), duidelijk dat de definitie betrekking heeft op situaties die voor de door het Hof van Justitie geïnterpreteerde telecommunicatierichtlijnen geen aanleiding vormen voor bijzondere of uitsluitende rechten. Bovendien is aan de algemene definitie van Richtlijn 93/38/EEG een aantal specifieke bepalingen i toegevoegd die bedoeld zijn om bepaalde situaties waarvoor de draagwijdte van de definitie anders tot inadequate resultaten zou leiden, te corrigeren.
2.4.3. Het is echter kwalijk dat een zelfde begrip in de Gemeenschapswetgeving betreffende de interne markt in ruime zin op twee dusdanig verschillende wijzen wordt gedefinieerd. Het lijkt dus zinvol om de definitie van bijzondere of uitsluitende rechten in Richtlijn 93/38/EEG te verduidelijken.
Daarom wordt voorgesteld de definitie van bijzondere of uitsluitende rechten te wijzigen en rekening te houden met de definitie van het Hof van Justitie, in het bijzonder in de bovengenoemde zaak C-302/94 die in punt III.2.4.2 hierboven is bestudeerd. Het gevolg hiervan is dat de aanbestedende diensten die uitsluitend onder het toepassingsgebied van de huidige richtlijn vallen omdat zij worden geacht krachtens artikel 2, lid 3, onder a) of b) i, bijzondere of uitsluitende rechten te genieten, niet langer onder de richtlijn zullen vallen.
3.1. Door de opkomst van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (ICT) worden interessante mogelijkheden geboden ten aanzien van de doeltreffendheid, de doorzichtigheid en de openstelling van overheidsopdrachten. In haar Mededeling inzake de overheidsopdrachten in de Europese Unie van 11 maart 1998 heeft de Commissie zich een bijzonder ambitieus doel gesteld: 25% van alle overheidsopdrachten zou in 2003 langs elektronische weg moeten worden geplaatst. Uit dat oogpunt heeft zij alle betrokken actoren opgeroepen een dergelijk systeem te ontwikkelen.
Dit streven vindt bijval in een groot aantal bijdragen en reacties, met name van het Europees Parlement en het Comité van de Regio's.
Het is ook opgenomen in de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 waar de Commissie, de Raad en de lidstaten wordt verzocht om 'de noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat tegen 2003 aanbestedingen van de Gemeenschap en nationale overheden on-line kunnen plaatsvinden' i.
In het kader van de huidige wetgeving op het gebied van overheidsopdrachten is het gebruik van elektronische middelen onder bepaalde voorwaarden mogelijk voor de indiening van inschrijvingen. Er zijn echter procedures waarvoor het gebruik van elektronische middelen niet wordt vermeld (bv. de toezending van aankondigingen) of niet is toegestaan (bv. de versnelde procedure van de 'klassieke' richtlijnen).
Bovendien wordt deze mogelijkheid in de huidige situatie aan het oordeel van de lidstaten overgelaten, die andere middelen dan de directe indiening of de indiening per post kunnen toestaan. Het voorstel heeft tot doel elke instantie in de toekomst in staat te stellen te beslissen over het gebruik van elektronische middelen met uitsluiting van elk ander middel.
3.2. Ofschoon sommigen vrezen dat op die manier ondernemingen als gevolg van hun achterstand op het gebied van computerisering kunnen worden uitgesloten van overheidsopdrachten die elektronisch worden geplaatst, zal deze situatie ongetwijfeld snel evolueren. Daarom lijkt een overgangsperiode gedurende welke het gelijktijdige gebruik van traditionele middelen verplicht wordt gesteld, niet noodzakelijk, temeer daar aan de ondernemingen de facto een overgangsperiode zal worden toegekend gezien de benodigde tijd voor de goedkeuring en de omzetting van dit voorstel.
Als het gebruik van elektronische middelen op het gebied van overheidsopdrachten wordt toegestaan, vereist dit onder andere dat het gebruik ervan voor communicatie en informatie-uitwisseling wordt gelijkgesteld met de traditionelere middelen, teneinde de toename van het gebruik van elektronische middelen in de toekomst in de hand te werken.
3.3. Tenslotte kan van elektronische aanbestedingssystemen een aanzienlijke tijdwinst bij de afhandeling van een procedure worden verwacht. Door elektronische toezending kan immers de termijn van 12 dagen die momenteel in de regel nodig is voor de toezending naar het Publicatiebureau en de bekendmaking in het Publicatieblad, worden verkort.
De maximumtermijn voor publicatie zal dus van 12 tot 5 dagen kunnen worden verkort wanneer de bekendmakingen langs elektronische weg worden verzonden overeenkomstig bepaalde technische specificaties voor de bekendmaking, die in een nieuwe bijlage zijn opgenomen (bijlage XIX).
3.4. Door de invoering van elektronische middelen werd ook de aandacht gevestigd op de moeilijkheid die kan voortvloeien uit wetsbepalingen die het gebruik van bepaalde technieken zoals de gegevensbank TED vastleggen.
Gezien de snelle ontwikkeling van de gebruikte technologieën impliceert deze expliciete verwijzing in de wetgeving dat ze geregeld moet worden geactualiseerd. Teneinde deze moeilijkheden in verband met de aanpassing van de wetgeving te verhelpen, maakt dit voorstel in het dispositief van de richtlijn geen melding meer van specifieke publicatiemiddelen. De bepalingen betreffende meer gedetailleerde technische specificaties inzake de bekendmaking zullen in een nieuwe bijlage (bijlage XIX) worden gegroepeerd.
3.5. Teneinde deze bepalingen sneller aan de technologische ontwikkelingen te kunnen aanpassen, wordt voorgesteld de bevoegdheid om deze bijlage te wijzigen en aldus aan de technische vooruitgang aan te passen, te delegeren aan de Commissie, die door het comité van artikel 65 wordt bijgestaan.
4.1. De momenteel geldende bepalingen inzake technische specificaties i hebben tot doel de aanbestedende (overheids)diensten te verplichten zich op bepaalde limitatief opgesomde instrumenten te baseren voor het vaststellen van de technische specificaties, teneinde elke bevoordeling van een inschrijver of de nationale productie te vermijden. Deze instrumenten hebben als kenmerken enerzijds dat ze bekend, doorzichtig en voor iedereen beschikbaar zijn, en anderzijds dat het zoveel mogelijk om specificaties gaat die op Europees of internationaal niveau geharmoniseerd zijn. Tot deze instrumenten behoort in de eerste plaats de norm, bij voorkeur de Europese, de internationale, of bij ontstentenis daarvan de nationale norm. Andere instrumenten die voor een sector meer specifiek zijn (de Europese technische goedkeuring, met name betreffende voor de bouw bestemde producten, waarin Richtlijn 89/106/EEG voorziet), zijn eveneens als mogelijke referentie in aanmerking genomen.
De toepassing van deze bepalingen van de richtlijnen heeft in sommige gevallen geleid tot een situatie waarin de norm als de facto verplicht instrument werd beschouwd; deze bepalingen kunnen immers zo worden begrepen alsof ze de keuze van de koper beperken tot de aankoop van uitsluitend producten die aan de norm voldoen.
Een dergelijke interpretatie beantwoordt niet aan het begrip 'verwijzing', volgens hetwelk andere oplossingen kunnen worden vergeleken met de door de norm geboden oplossing; bovendien heeft ze tot gevolg dat genormaliseerde technische oplossingen worden bevoordeeld ten opzichte van andere oplossingen en nieuwe technologieën. De snelle technische veroudering die in sommige sectoren is waar te nemen, in combinatie met de interpretatie volgens welke de norm de facto verplicht zou zijn, is bijzonder nadelig wanneer de norm uit de aard der zaak achterloopt op de technische vooruitgang (zoals in het geval van de informatietechnologie).
4.2. In deze omstandigheden lijkt het noodzakelijk deze bepalingen, die de complexiteit van de huidige teksten vergroten, te vereenvoudigen, enerzijds door de draagwijdte van de verplichting tot 'verwijziging' te verduidelijken, en anderzijds door de verwijzing naar specifieke bepalingen voor bepaalde sectoren zoals telecommunicatie of bouw te beperken. Door deze wijzigingen wordt ook voorrang gegeven aan een benadering waardoor een daadwerkelijke mededinging kan worden gewaarborgd door de deelneming van een zo groot mogelijk aantal inschrijvers en in het bijzonder van innoverende ondernemingen.
De voorgenomen wijzigingen zijn van toepassing op alle aankopen van producten, werken en diensten die onder de zogenaamde 'klassieke' richtlijnen vallen, alsmede op die welke onder de richtlijn 'nutsbedrijven' vallen. Op die manier wordt ook voor gelijkheid tussen de teksten gezorgd, wat tot de vereenvoudiging bijdraagt. Deze wijzigingen zullen de aanbestedende diensten in staat stellen hun eisen ook uit het oogpunt van prestaties te specificeren, terwijl het acquis op het gebied van Europese normalisatie wordt behouden, daar het altijd mogelijk blijft om naar normen te verwijzen.
5.1. In de huidige bepalingen van de richtlijn betreffende de gunningscriteria (artikel 34, lid 2) staat dat deze criteria moeten worden vermeld in de oproep tot mededinging of in het bestek, 'zo mogelijk' in afnemende volgorde van het belang dat de aanbestedende dienst eraan hecht.
Deze bepaling is weinig dwingend wat betreft de vermelding van een afnemende volgorde van belang. Daarom dient de draagwijdte van de eruit voortvloeiende verplichting te worden verduidelijkt.
5.2. Bovendien zijn de diensten van de Commissie bij het onderzoek van klachten tot de constatering gekomen dat, zelfs indien een afnemende volgorde van belang van de gunningscriteria wordt opgesteld en vermeld, de aanbestedende diensten bij de gunning van de opdracht nog steeds over een aanzienlijke beoordelingsmarge beschikken. Als de aanbestedende dienst slechts een afnemende volgorde van belang aangeeft, behoudt hij immers de mogelijkheid om bij de beoordeling aan de criteria een bepaald gewicht en dus een relatieve waarde toe te kennen waarvan de inschrijvers niet op de hoogte zijn. Het gebrek aan doorzichtigheid kan als gevolg hebben dat sommige aanbestedende diensten aan een of meer criteria een onverwacht of onvoorzien belang hechten, zelfs na opening van de inschrijvingen, zodat de een of andere inschrijving wordt bevoordeeld. Zo kan, als er twee criteria zijn, op basis van de volgorde van voorkeur aan het eerste criterium net zo goed een relatieve waarde van 90% worden gehecht als een van 51%. Zonder algemene regel volgens welke het verplicht is reeds bij het begin van de procedure een relatieve waarde van de criteria op te geven, is de definitieve keuze van de aanbestedende dienst dan ook moeilijk te controleren. Men moet dus wel erkennen dat een dergelijk gebrek in het cruciale stadium van de gunning van de opdracht tot gevolg heeft dat het nuttige effect van de voorschriften betreffende de vroegere fasen van de gunningsprocedure wordt geneutraliseerd. Al deze voorschriften hebben hetzelfde doel, namelijk te waarborgen dat de rechten van de inschrijvers, met name de beginselen van gelijke behandeling en doorzichtigheid, worden geëerbiedigd.
Daarom moet de verplichting worden opgelegd om in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure het relatieve gewicht van elk criterium te vermelden en daarbij rekening te houden met de bijzonderheden van de procedure in verband met de verschillende middelen om tot mededinging op te roepen. Dit gewicht kan op verschillende manieren worden weergegeven (met name in de vorm van percentages of als aandeel ten opzichte van een ander criterium).
Ongeacht het gebruikte middel om tot mededinging op te roepen dient ervoor te worden gezorgd dat alle inschrijvers van het gewicht op de hoogte zijn op het moment dat ze hun inschrijving opstellen.
6.1. Momenteel kent de richtlijn een groot aantal drempels, namelijk een drempel van 5 miljoen euro i voor opdrachten voor werken van aanbestedende diensten in de sectoren die niet onder de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vallen (de sectoren gas en warmte, winning van aardolie en gas, winning van vaste brandstoffen, vervoer per trein - anders dan stadsspoorwegvervoer - en de telecommunicatiesector). De drempel voor aanbestedingscontracten van diensten in de sectoren die wel onder de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vallen (water, elektriciteit, stadsvervoer, havens en luchthavens) bedragen daarentegen thans het equivalent in euro's van 5 miljoen bijzondere trekkingsrechten (BTR) i, hetgeen voor de periode van 1.1.2000 tot en met 31.12.2001 overeenkomt met EUR 5 358 153.
In de huidige situatie bedraagt de drempel voor opdrachten voor leveringen EUR 600 000 voor aanbestedende diensten in de telecommunicatiesector, EUR 400 000 voor aanbestedende diensten in de sectoren die niet onder de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vallen, en het equivalent in euro's van BTR 400 000 i voor sectoren die wel onder de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vallen.
Voor de opdrachten voor diensten is de huidige situatie nog ingewikkelder. De drempel voor aanbestedende instanties in de telecommunicatiesector is EUR 600 000 en voor aanbestedende instanties in de sectoren die niet onder de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vallen, EUR 400 000. Wat opdrachten voor diensten van aanbestedende instanties in de sectoren die wel onder de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vallen betreft, bedraagt de drempel EUR 400 000 voor opdrachten voor diensten die in bijlage XVI B worden opgesomd, voor opdrachten voor speur- en ontwikkelingswerk dat in categorie 8 van bijlage XVI A wordt vermeld en voor opdrachten voor telecommunicatiediensten die in categorie 5 van bijlage XVI A worden vermeld en waarvan de CPV-onderverdelingen overeenkomen met de CPC-referentienummers 7524, 7525 en 7526. Voor de overige diensten die in bijlage XVI A zijn vermeld, is de drempel het equivalent in euro's van BTR 400 000 i indien deze opdrachten worden aanbesteed door instanties in de sectoren die onder de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vallen.
6.2. Uit wat voorafgaat blijkt dat de huidige drempels allesbehalve eenvoudig en gemakkelijk te gebruiken zijn. Er is nog een element dat ertoe bijdraagt dat de huidige bepalingen moeilijk te begrijpen en toe te passen zijn, namelijk het feit dat zij betrekking hebben op bedragen die zijn uitgedrukt als "het equivalent in euro's" van X BTR en dat de berekening van deze equivalenten alles behalve 'ronde' bedragen oplevert. Het is dus dringend noodzakelijk deze drempels te vereenvoudigen in een mate die verenigbaar is met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap.
6.3. Er wordt dan ook voorgesteld de drempels te vereenvoudigen en daarbij rekening te houden met het voorstel om instanties in de telecommunicatiesector geheel en al uit te sluiten. De vereenvoudiging vindt plaats op verschillende niveaus. Enerzijds worden de drempels voor opdrachten die niet onder de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vallen en voor opdrachten die er wel onder vallen gelijkgetrokken. Anderzijds worden de drempels rechtstreeks in euro's uitgedrukt en worden zij afgerond op het honderdduizendtal euro's dat direct onder de door de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vastgestelde drempels ligt. Deze vereenvoudiging resulteert in twee drempels:
-5 300 000 euro voor opdrachten voor werken ongeacht de sector waarin de aanbestedende instantie werkzaam is, en
-400 000 euro voor opdrachten voor leveringen en diensten alsmede voor prijsvragen, ongeacht de sector waarin de aanbestedende instantie werkzaam is en ongeacht de betreffende dienst.
6.4. Voor aanbestedende diensten in de sectoren gas en warmte, winning van aardolie, gas en vaste brandstoffen, vervoer per trein anders dan stadsspoorwegvervoer (dat wil zeggen in de sectoren die niet onder de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vallen) zijn de gevolgen van dit voorstel ten opzichte van de huidige situatie als volgt:
-een verhoging van de drempel met EUR 300 000 voor opdrachten voor werken. Voor de opdrachten voor leveringen en diensten alsmede voor prijsvragen die worden gegund respectievelijk uitgeschreven door aanbestedende diensten in dezelfde sectoren worden de drempels niet gewijzigd.
6.5. Voor aanbestedende diensten die werkzaam zijn in de sectoren water, elektriciteit, stadsvervoer, havens en luchthavens (de sectoren die onder de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vallen) zijn de gevolgen:
-een verlaging van de drempel met EUR 58 153 i voor opdrachten voor werken die door deze aanbestedende diensten worden gegund,
-een verlaging van de drempel met EUR 28 653 voor opdrachten voor diensten als opgesomd in bijlage XVI A andere dan speur- en ontwikkelingswerk dat in categorie 8 van bijlage XVI A wordt vermeld, en voor opdrachten voor telecommunicatiediensten die in categorie 5 van bijlage XVI A worden vermeld en waarvan de CPV-onderverdelingen overeenkomen met de CPC-referentienummers 7524, 7525 en 7526. De gevolgen zijn dezelfde wanneer deze aanbestedende instanties prijsvragen in verband met deze diensten organiseren,
-voor leveringen en voor opdrachten voor diensten als opgesomd in bijlage XVI B en voor speur- en ontwikkelingswerk dat in categorie 8 van bijlage XVI A wordt vermeld, of voor telecommunicatiediensten die in categorie 5 van bijlage XVI A worden vermeld en waarvan de CPV-onderverdelingen overeenkomen met de CPC-referentienummers 7524, 7525 en 7526, blijven de drempels ongewijzigd. De gevolgen zijn dezelfde wanneer deze aanbestedende instanties prijsvragen in verband met deze diensten organiseren.
Het gebruik van de Gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (Common Procurement Vocabulary - CPV) vormt het thema van een aanbeveling van de Commissie van 1996 i. Deze nomenclatuur is een verdere ontwikkeling en verbetering van de nomenclaturen CPA en NACE, in die zin dat ze beter aan de specifieke kenmerken van de sector van de overheidsopdrachten is aangepast. Sinds 1996 wordt de CPV systematisch gebruikt in alle aankondigingen die op grond van de richtlijnen in het Supplement op het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt bekendgemaakt, voor het aangeven van het voorwerp van de opdrachten en voor de vertaling in de 11 officiële talen; de CPV is tevens een onmisbaar zoekcriterium geworden bij de selectie en de identificatie van aanbestedingsmogelijkheden. De CPV is eind 1998 herzien in het licht van de praktijk en op basis van de door de gebruikers (aanbestedende diensten en potentiële leveranciers) geleverde commentaar. Het is wenselijk voortaan ten volle profijt te trekken van de beschikbaarheid van een specifieke nomenclatuur inzake overheidsopdrachten en de bepalingen van de richtlijnen betreffende het gebruik van verschillende nomenclaturen (CPC, NACE en gecombineerde nomenclatuur) te wijzigen door ze door de CPV te vervangen, waarbij er evenwel zorg voor wordt gedragen daardoor het toepassingsgebied van de richtlijnen niet te wijzigen (categorieën diensten van de bijlagen XVI A en XVI B van Richtlijn 93/38/EEG). Door alleen de CPV te gebruiken wordt de verspreiding van en de toegang tot informatie vergemakkelijkt, hetgeen bijdraagt tot een grotere doorzichtigheid en een betere openstelling van de overheidsopdrachten in Europa. Tegelijk met deze herziening van de richtlijnen zal met betrekking tot de CPV een voorstel voor een verordening van de Raad en het Parlement worden gedaan waarbij deze woordenlijst formeel als communautaire nomenclatuur van toepassing op overheidsopdrachten zal worden aangenomen en het onderhoud ervan zal worden geregeld (wijze van herziening).
Bepalingen waarvan alleen de nummering is gewijzigd of waarin wordt verwezen naar artikelen waarvan de nummering is gewijzigd, worden beschouwd als wezenlijk ongewijzigd. Hetzelfde geldt voor wijzigingen van de formulering die niet van invloed zijn op de inhoud en draagwijdte van een bepaling. Als de aangebrachte wijzigingen van dergelijke aard zijn, wordt dan ook vermeld dat de bepaling ongewijzigd is. Wat de structuur betreft, bevat dit voorstel ook een inhoudsopgave die een totaaloverzicht geeft van de aanpassingen van de teksten.
1.1. De huidige aanhef ("In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder") is vervangen door een lid 1 om meer structuur aan het artikel te geven. In de leden 2 en 7 is de formulering gepreciseerd om duidelijk te maken dat een of meerdere dienstverleners, leveranciers of aannemers partij kunnen zijn bij een zelfde opdracht of raamovereenkomst. Het is niet de bedoeling de huidige situatie waarin een of meer aanbestedende diensten partij kunnen zijn bij een opdracht of raamovereenkomst, te wijzigen. Deze bepalingen komen bovendien overeen met het huidige artikel 1, leden 4 en 5.
1.2. De leden 3, 4 en 5 bevatten bepalingen om een onderscheid te maken tussen de gemengde opdrachten, dat wil zeggen opdrachten die tegelijkertijd elementen bevatten van leveringen en werken, leveringen en diensten of diensten en werken.
In lid 3 komt de eerste alinea overeen met het laatste deel van het huidige artikel 1, lid 4, onder c), punt vi), terwijl de tweede alinea in de richtlijn geen overeenkomstige alinea heeft. Deze komt daarentegen overeen met artikel 1, onder a) van Richtlijn 93/36/EEG.
Lid 4 is nieuw. De eerste alinea is echter slechts een logisch gevolg, gebaseerd op hetzelfde artikel 1, onder a), van Richtlijn 93/36/EEG. De tweede alinea vloeit voort uit de definitie van opdrachten voor diensten in de richtlijn (als 'restdefinitie') en houdt rekening met de bepaling van het huidige artikel 14, leden 11 en 12.
Lid 5 is nieuw, maar is gebaseerd op de twaalfde overweging van Richtlijn 92/50/EEG en op de jurisprudentie van het Hof van Justitie, met name het arrest van 19 april 1994, 'Gestión Hotelera' i.
De eerste alinea van lid 6 is gebaseerd op het huidige artikel 1, lid 6, in fine, maar strekt zich nu ook uit tot aannemers en leveranciers om duidelijk te maken dat deze begrippen op dezelfde manier moeten worden geïnterpreteerd. Er is een nieuw begrip geïntroduceerd, namelijk dat van economisch subject. Het brengt geen wezenlijke wijziging met zich, maar maakt het mogelijk de bewoording van verschillende andere bepalingen in dit voorstel te vereenvoudigen door een verwijzing naar 'leveranciers, aannemers en dienstverleners' te vervangen door een verwijzing naar 'economische subjecten'.
1.3. De derde alinea komt overeen met het eerste deel van het huidige lid 6 en is ongewijzigd.
1.4. De leden 8 en 9 en zijn ongewijzigd.
1.5. In de nieuwe bepaling van lid 10 is een definitie van 'elektronisch middel' opgenomen. Het betreft een aanpassing van de definitie in het voorstel van de Commissie over de elektronische handel. Bovendien wordt in het nieuwe lid 11 de term 'schriftelijk', die diverse malen in de richtlijn wordt gebruikt, nader omschreven, zodat deze ook elektronische berichten (e-mail) omvat. Tot slot wordt in het nieuwe lid 12 de CPV gedefinieerd.
2.1. Lid 1, dat overeenkomt met artikel 1, leden 1 en 2, van de huidige richtlijn, en lid 2, dat overeenkomt met artikel 2, lid 1, zijn ongewijzigd.
2.2. Lid 3 is nieuw. Het bevat de nieuwe definitie van het begrip bijzondere of uitsluitende rechten. De redenen voor deze wijziging zijn uiteengezet in de punten III.2.4.1 t/m III.2.4.3 hierboven.
Het artikel is ongewijzigd. Lid 1 komt overeen met het huidige artikel 2, lid 2, onder a), punt iii), en lid 2 met artikel 2, lid 5, onder b). Lid 3 komt overeen met artikel 2, lid 2, onder a), punt ii), en lid 4 met artikel 2, lid 5, onder a).
Het artikel is ongewijzigd gebleven. Lid 1 komt overeen met artikel 2, lid 2, onder a), punt i); lid 2 met artikel 6, lid 2, en lid 3 van dit voorstel met het huidige artikel 2, lid 5, onder a). Zie ook punt II.1.3.
5.1. Het eerste lid is ongewijzigd en komt overeen met artikel 2, lid 2, onder c).
5.2. Lid 2 is nieuw en is toegelicht in punt III.2.3.3 hierboven.
6. Artikel 6 - Bepalingen inzake de exploratie en winning van aardolie, gas, steenkool en andere vaste brandstoffen en inzake havens en luchthavens
Dit artikel, dat ongewijzigd is, komt overeen met het huidige artikel 2, lid 2, onder b).
Naast het schrappen van de verwijzing naar de huidige bijlage X betreffende aanbestedende diensten op het gebied van telecommunicatie (zie punt III.2.2), is de bepaling ongewijzigd ten opzichte van het huidige artikel 2, lid 6.
8.1. Artikel 8 betreft het geval waarin een zelfde opdracht bedoeld is voor gebruik bij de voortzetting van verschillende activiteiten - bijvoorbeeld de aankoop van een aantal fotokopieerapparaten die geïnstalleerd en gebruikt gaan worden in een gebouw waarin de administratie is gevestigd van een dienst die zich bezighoudt met de distributie van gas en elektriciteit. Indien het in dit geval mogelijk is de opdracht te splitsen, dat wil zeggen in een aparte opdracht voor fotokopieerapparaten voor de administratie van de distributie van gas en een aparte opdracht voor de 'elektriciteitsadministratie', dan is dit lid niet van toepassing en zijn de geldende voorschriften voor de diensten voor de distributie van gas, respectievelijk elektriciteit van toepassing op de respectieve opdrachten.
8.2. Als het voorbeeld wordt veranderd in de aankoop van een telefooncentrale door dezelfde dienst en het mogelijk is aan te tonen dat het meeste telefoonverkeer betrekking heeft op de distributie van elektriciteit en niet op die van gas, dan moeten voor de opdracht de geldende voorschriften voor diensten voor de distributie van elektriciteit worden toegepast. Stel nu dat de distributie van elektriciteit plaats vindt onder dusdanige voorwaarden dat deze activiteit ingevolge het nieuwe artikel 29 (zie punt IV.25) van het toepassingsgebied is uitgesloten, terwijl de distributie van gas wel onder de richtlijn blijft vallen. Stel tevens dat niet objectief is vast te stellen of de centrale voornamelijk voor de ene of de andere activiteit zal worden gebruikt, dan is het gevolg van lid 2 dat de opdracht overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn moet worden geplaatst. Deze bepaling is, evenals lid 3, vastgesteld naar analogie van het arrest van het Hof van 5 december 1989 in zaak C-3/88, Commissie/Italië, 'informatica' i.
8.3. De in de derde alinea bedoelde situatie zou zich bijvoorbeeld kunnen voordoen bij een gemeente die naast de gebruikelijk taken van een gemeenteadministratie zelf met haar eigen personeel busdiensten op haar grondgebied beheert.
Het discriminatieverbod van het huidige artikel 4, lid 2, is ongewijzigd. Toegevoegd is dat de beginselen van gelijke behandeling en doorzichtigheid in acht moeten worden genomen. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof 'is het algemene gelijkheidsbeginsel, waarvan het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit slechts een bijzondere uitdrukking is, een der grondprincipes van het Gemeenschapsrecht. Krachtens dit beginsel mogen gelijke omstandigheden niet verschillend worden behandeld, tenzij dat verschil objectief zou zijn gerechtvaardigd.' Het feit dat deze bepaling in titel I is opgenomen, maakt slechts duidelijk dat dit grondbeginsel in het recht inzake overheidsopdrachten zowel op opdrachten als op prijsvragen van toepassing is.
Het artikel is ongewijzigd ten opzichte van het huidige artikel 33.
11. Artikel 11 - Voorwaarden waarin de in de Wereldhandelsorganisatie gesloten overeenkomsten voorzien
Het artikel, dat overeenkomt met het huidige artikel 42 bis, is ongewijzigd.
Ten opzichte van het huidige artikel 4, leden 3 en 4, is de bepaling ongewijzigd.
Het nieuwe artikel, dat overeenkomt met het huidige artikel 5, is ongewijzigd.
Zoals uitgelegd in punt II.1.2 hierboven zijn er 'inleidende' artikelen opgesteld om in dit geval het toepassingsgebied nader toe te lichten. In het nieuwe artikel is de strekking van de juridische verplichtingen niet gewijzigd.
Ter vereenvoudiging van de richtlijn bevat dit artikel de nieuwe drempels die in punt III.6 hierboven zijn toegelicht. Het komt overeen met het huidige artikel 14, lid 1.
16. Artikel 16 - Algemene regels voor de berekening van de waarde van de opdrachten en de raamovereenkomsten
16.1. Lid 1 komt overeen met het huidige artikel 14, lid 13. Het is ongewijzigd gebleven en de titel ervan maakt duidelijk dat het gaat om een algemeen beginsel dat van toepassing is op alle opdrachten, dat wil zeggen zowel op opdrachten voor werken als op opdrachten voor leveringen en diensten.
16.2. Lid 2, dat overeenkomt met het huidige artikel 14, lid 9, is ongewijzigd en is in dit algemene artikel geplaatst, aangezien het zonder onderscheid van toepassing is op raamovereenkomsten betreffende werken, leveringen of diensten.
16.3. Ter vereenvoudiging en om de toepassing ervan te vergemakkelijken zijn de verschillende regels voor de raming van de waarde van de opdrachten bijeengebracht, zodat alle regels voor opdrachten voor werken in artikel 17, voor leveringen in artikel 19 en voor diensten in artikel 15 staan. Zoals in punt 16.1 hierboven vermeld is bovendien lid 1 van toepassing.
Lid 1 komt overeen met het huidige artikel 14, lid 11; lid 2 komt overeen met de huidige bepaling van artikel 14, lid 12. Lid 3 komt weer overeen met de eerste helft van het huidige artikel 14, lid 10, terwijl lid 4 overeenkomt met de huidige bepalingen van de tweede helft van hetzelfde artikel 14, lid 10. Artikel 17 is ongewijzigd.
Lid 1 komt overeen met de huidige bepalingen van artikel 14, lid 10, derde en vierde zin, en lid 2 met het huidige artikel 14, lid 6. Lid 3 komt overeen met de huidige bepalingen van artikel 14, lid 7, lid 4 met het huidige artikel 14, lid 4, en tot slot komt lid 5 overeen met het huidige artikel 14, lid 8. Deze bepalingen zijn ongewijzigd.
19.1. Lid 1 komt overeen met het huidige artikel 14, lid 2. Het feit dat er slechts wordt verwezen naar de leden 2 tot en met 7 en niet naar de leden 1 en 2 van artikel 16, betekent niet dat het bestaande recht wordt gewijzigd. Een expliciete verwijzing naar artikel 16 alleen voor opdrachten voor diensten zou tot de veronderstelling kunnen leiden dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op opdrachten voor werken of leveringen, terwijl het, zoals aangegeven in de punten IV.16.1 en IV.16.2, gaat om algemene bepalingen die van toepassing zijn op alle soorten opdrachten en alle raamovereenkomsten, ongeacht of zij betrekking hebben op diensten, werken of leveringen.
19.2. Lid 2 komt overeen met het huidige artikel 14, lid 10, derde en vierde zin, en lid 3 met het huidige artikel 14, lid 6. Lid 4 komt overeen met het huidige artikel 14, lid 7, terwijl lid 5 overeenkomt met het huidige artikel 14, lid 8. Lid 6 komt overeen met het huidige artikel 14, lid 3, en lid 7 komt tot slot overeen met het huidige artikel 14, lid 5. Artikel 19 is ongewijzigd.
Dit artikel, dat overeenkomt met het huidige artikel 7, is ongewijzigd gebleven. De plaats ervan in de nieuwe structuur geeft aan dat het van toepassing is op alle aanbestedende diensten, ongeacht hun rechtspositie en de activiteit die wordt uitgeoefend, en op alle soorten opdrachten (werken, leveringen of diensten).
21. Artikel 21 - Plaatsing van opdrachten waarmee iets anders wordt beoogd dan de uitoefening van een bedoelde activiteit of voor de uitoefening van een dergelijke activiteit in een derde land
Dit artikel, dat overeenkomt met het huidige artikel 6, leden 1 en 3, is ongewijzigd gebleven. De plaats ervan in de nieuwe structuur geeft aan dat het van toepassing is op alle aanbestedende diensten, ongeacht hun rechtspositie en de activiteit die wordt uitgeoefend, en op alle soorten opdrachten (werken, leveringen of diensten).
22. Artikel 22 - Geheime opdrachten of opdrachten die bijzondere veiligheidsmaatregelen vereisen
Dit artikel, dat overeenkomt met het huidige artikel 10, is ongewijzigd gebleven. De plaats ervan in de nieuwe structuur geeft aan dat het van toepassing is op alle aanbestedende diensten, ongeacht hun rechtspositie en de activiteit die wordt uitgeoefend, en op alle soorten opdrachten (werken, leveringen of diensten).
In de bepaling van punt a) is de verwijzing naar opdrachten die zijn geplaatst door aanbestedende diensten in de telecommunicatiesector en naar het Raadgevend Comité inzake opdrachten voor de telecommunicatiesector geschrapt om redenen die zijn toegelicht in punt III.2.2 hierboven. Het artikel, dat overeenkomt met het huidige artikel 12, is voorts ongewijzigd. Zie ook punt IV.56 hieronder.
24. Artikel 24 - Opdrachten voor bepaalde diensten die van het toepassingsgebied zijn uitgesloten - Bijlage XVI A
De bepaling van het huidige artikel 1, lid 4, onder c), punt ii), waarin opdrachten voor spraaktelefonie-, telex-, mobiele radiotelefonie-, semafoondiensten en telecommunicatiediensten per satelliet zijn uitgesloten, is niet overgenomen. Het gevolg van deze wijziging, samen met het schrappen van voetnoot 2 van bijlage XVI A, is dat de aanbestedende diensten die onder Richtlijn 93/38/EEG vallen, zich bij de aankoop van bijvoorbeeld (vaste) spraaktelefoniediensten voortaan aan de normale bepalingen betreffende opdrachten voor diensten moeten houden. Dergelijke diensten moeten dus worden aangekocht op basis van een oproep tot mededinging, tenzij overeenkomstig de exhaustieve lijst van uitzonderingen van artikel 35, lid 3, van dit voorstel een procedure zonder oproep tot mededinging mag worden gebruikt. Zie ook punt II.2.2.4 hierboven.
Het artikel, dat overeenkomt met het huidige artikel 1, lid 4, onder c), punten i) en iii) tot en met vi), eerste deel, en de bijlage zijn voor het overige ongewijzigd.
Het artikel, dat overeenkomt met het huidige artikel 11, is ongewijzigd. Om de lezing van de bepaling te vergemakkelijken is de verwijzing van het huidige artikel 11 naar 'een aanbestedende dienst in de zin van artikel 1, onder b), van Richtlijn 92/50/EEG ...' gewijzigd in een verwijzing naar 'aanbestedende diensten in de zin van artikel 2, lid 1, onder a)' van dit voorstel. Dit verandert niets aan de essentie, aangezien de definitie van deze beide begrippen precies dezelfde is.
26. Artikel 26 - Opdrachten voor diensten die worden geplaatst bij een verbonden onderneming of bij een aanbestedende dienst die deel uitmaakt van een gemeenschappelijke onderneming
Dit artikel is ongewijzigd gebleven. De leden 1 en 3 komen overeen met het huidige artikel 13. De definitie van een verbonden onderneming, die in artikel 1, lid 3, van de huidige richtlijn staat, is in dit nieuwe artikel opgenomen om de lezing te vergemakkelijken, aangezien dit begrip alleen in de context van artikel 26 van dit voorstel wordt gebruikt. De plaats van deze uitzondering in de nieuwe structuur geeft aan dat deze weliswaar van toepassing is op alle aanbestedende diensten, ongeacht hun rechtspositie en de activiteit die wordt uitgeoefend, maar alleen op opdrachten voor diensten.
27. Artikel 27 - Opdrachten die door bepaalde aanbestedende diensten worden geplaatst voor de aankoop van water
27.1. Lid 1, dat overeenkomt met het huidige artikel 9, lid 1, onder a), is slechts gewijzigd om te verduidelijken dat de verwijzing naar de bijlagen niet moet worden opgevat als verwijzingen naar de in die bijlagen genoemde instanties, maar naar de activiteiten waarop de bijlagen betrekking hebben.
De plaats van deze bepaling in de nieuwe structuur geeft aan dat deze slechts van toepassing is op de instanties die in dit artikel expliciet worden genoemd.
27.2. In de nieuwe bepaling wordt de uitsluiting van het huidige artikel 9, lid 1, onder b), niet overgenomen. Krachtens artikel 9, lid 1, onder b), worden momenteel de opdrachten voor de aankoop van energie (of van vaste brandstoffen voor de opwekking van energie) immers uitgesloten wanneer zij door diensten worden gedaan die in de energiesector in ruime zin werkzaam zijn. Zoals vermeld in de 17e overweging van Richtlijn 93/38/EEG, is deze uitsluiting ingesteld om rekening te houden met het ontbreken van liberalisering, met name in de elektriciteitssector.
Aangezien de betreffende energiemarkt inmiddels is geliberaliseerd, is deze uitsluiting vervallen. Deze wijziging houdt in dat aanbestedende diensten in de sector van de energieopwekking zich naar de bepalingen van de richtlijn zullen moeten richten (dat wil zeggen dat zij, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, een aankondiging van een opdracht moeten bekendmaken) wanneer zij een opdracht voor de levering van energie (of van vaste brandstoffen voor de opwekking van energie) willen plaatsen die nodig is voor hun energieopwekking. Er moet echter op worden gewezen dat, als het te leveren 'product' genoteerd staat en aangekocht wordt op een grondstoffenmarkt - contantmarkt -, de koper gebruik kan maken van de vrijstelling om dergelijke aankopen zonder voorafgaande aanbestedingsprocedure te doen.
Met deze wijziging kunnen eveneens situaties worden vermeden waarin overeenkomstig het nieuwe artikel 29 zou worden vastgesteld dat er in een bepaalde sector sprake is van voldoende vrije mededinging om de instanties in deze sector van de voorschriften van de richtlijn te kunnen uitsluiten, terwijl een uitsluiting op grond van de afwezigheid van mededinging voor de door deze instanties geproduceerde goederen gehandhaafd blijft.
27.3. Lid 2, dat overeenkomt met het huidige lid 2 van artikel 9, is ongewijzigd.
Onder bepaalde voorwaarden voor de toekenning van vergunningen voor de uitoefening van de bedoelde activiteit mag de Commissie op grond van het huidige artikel 3 op verzoek van de lidstaten besluiten dat de aanbestedende diensten in deze sector worden uitgesloten van de verplichtingen van de gedetailleerde procedurevoorschriften van de richtlijn, maar zich gewoon moeten houden aan het beginsel van non-discriminatie en moeten voldoen aan bepaalde verplichtingen om voor de gunning van opdrachten tot mededinging op te roepen, alsmede aan statistische verplichtingen.
Om de redenen die in punt III.2.3.3 hierboven zijn uiteengezet, zorgt de nieuwe bepaling van artikel 28 ervoor dat de aanbestedende diensten die in Nederland en het Verenigd Koninkrijk in de offshoresectoren i werkzaam zijn, gebruik kunnen blijven maken van de bijzondere regeling van de Beschikkingen 93/676/EEG i en 97/367/EG i. Zij moeten deze bijzondere regeling dus blijven toepassen, tenzij zij worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de richtlijn krachtens een besluit overeenkomstig het algemene mechanisme dat in artikel 29 van dit voorstel wordt voorgesteld en dat op alle bedoelde activiteiten van toepassing is. Zie punt IV.29 hieronder voor nadere bijzonderheden over dit algemene mechanisme.
29. Artikel 29 - Algemeen mechanisme voor de uitsluiting van activiteiten die aan rechtstreekse mededinging zijn blootgesteld
29.1. Het voorstel is de toepassing van dit nieuwe artikel te beperken tot alleen die aanbestedende diensten die openbare bedrijven zijn in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), en tot particuliere instanties die werkzaam zijn op grond van bijzondere of uitsluitende rechten. Overheidsdiensten in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), komen dus niet voor deze mogelijkheid tot uitsluiting in aanmerking. Deze beperking is niet uniek in dit voorstel i, noch in de huidige richtlijn, en wordt gerechtvaardigd door het feit dat overheidsdiensten gezien hun aard op grond van andere dan puur economische overwegingen kunnen handelen, zelfs als zij zich op een markt begeven die aan rechtstreekse mededinging is blootgesteld.
29.2. Het criterium om opdrachten voor de uitoefening van geliberaliseerde activiteiten uit te sluiten is dat de activiteit in de lidstaat waar deze wordt uitgeoefend 'rechtstreeks blootstaat aan de concurrentie op marktgebieden waar de toegang niet aan beperking onderhevig is' i. Om te beoordelen of aan deze voorwaarden is voldaan, kan men zich laten leiden door de beslissing van het Hof van 26 maart 1996 i in de zaak 'BT', waarbij echter rekening moet worden gehouden met de bepalingen van de leden 2 en 3.
29.3. In lid 2 is vastgelegd dat men zich op objectieve criteria moet baseren om te bepalen of een activiteit aan mededinging is blootgesteld. De in de richtlijn genoemde criteria i zijn niet exhaustief en bij de toepassing ervan moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van een bepaalde sector i, want het spreekt voor zich dat de specifieke criteria om de concurrentiesituatie in bijvoorbeeld de luchthavensector te beoordelen noodzakelijkerwijs enigszins afwijken van de criteria die voor bijvoorbeeld de distributie van warmte moeten worden toegepast. Er zij in het bijzonder op gewezen dat in lid 2 uitdrukkelijk wordt gesteld dat er rekening kan worden gehouden met potentiële mededinging. De situatie dat een bepaalde dienst of product slechts door één instantie in een bepaalde sector wordt aangeboden, geeft niet noodzakelijkerwijs aan dat de activiteit niet aan rechtstreekse mededinging is blootgesteld. Een dergelijke situatie kan ook het gevolg zijn van een uit vrije wil genomen beslissing van de potentiële concurrenten dat het commercieel niet interessant is op een specifieke (deel)markt aanwezig te zijn.
Er zij ook opgemerkt dat de resultaten van de beoordeling van de voorwaarden voor toegang tot de desbetreffende activiteit rechtstreeks van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de concurrentiesituatie in de desbetreffende sector. Indien uit de toepassing van de juridische voorwaarden voor de toegang tot een bepaalde activiteit blijkt dat niet alleen de toegang vrij is, maar dat ook de uitoefening van deze activiteit plaats vindt onder voorwaarden die gunstig zijn voor daadwerkelijke mededinging, dan moet hier bij de beoordeling overeenkomstig lid 2 en 3 rekening mee worden gehouden.
29.4. Net als in het huidige artikel 3, lid 5 i, wordt in lid 3 het rechtsvermoeden geïntroduceerd dat de toegang tot een bepaalde markt vrij is, wanneer de betrokken lidstaat de bepalingen van de Gemeenschapswetgeving voor de liberalisering van de desbetreffende sector correct heeft omgezet en toegepast. De juiste wetgeving is vermeld in bijlage X van dit voorstel i. Om de bijlage snel en gemakkelijk te kunnen bijwerken is in lid 3 vastgelegd dat hiervoor de 'procedure van het Raadgevend Comité' kan worden gebruikt die is vastgelegd in artikel 65; zie ook de punten IV.65 en IV.67 hieronder.
Er moet echter worden opgemerkt dat enkel een kennisgeving van de goedkeuring van maatregelen om de Gemeenschapswetgeving voor de liberalisatie van de desbetreffende sector om te zetten niet voldoende is. Deze maatregelen moeten ook worden gecontroleerd en er moet met name worden nagegaan of de Gemeenschapswetgeving op dit gebied correct wordt toegepast. Bovendien spreekt het vanzelf dat pas tot uitsluiting kan worden besloten na toetsing van de voorwaarden van lid 2, dat wil zeggen de in punt IV.29.3 hierboven beschreven voorwaarden betreffende daadwerkelijke mededinging - zelfs in gevallen waar sprake is van een rechtsvermoeden in de zin als hierboven aangegeven.
29.5. Wanneer de vrije toegang tot een bepaalde markt niet door de Gemeenschapswetgeving is gewaarborgd - omdat er geen wetgeving is goedgekeurd of omdat de betrokken lidstaat de wetgeving niet heeft omgezet of toegepast - moet de betrokken lidstaat aantonen dat de toegang tot deze markt rechtens en in feite vrij is, zoals uitdrukkelijk vastgelegd in lid 5.
29.6. Net als bij artikel 3 en rekening houdend met de talrijke opmerkingen uit de telecommunicatiesector, die om een grotere mate van rechtszekerheid heeft gevraagd dan de huidige regeling van artikel 8, lid 2, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie in de bovenbenoemde 'zaak BT' i, wordt voorgesteld dat een uitsluiting overeenkomstig artikel 25 wordt vastgesteld bij een formeel besluit van de Commissie dat via de in artikel 65 vastgelegde 'procedure van het Raadgevend Comité' wordt genomen. Ook de lidstaten moeten in dit kader een actieve rol spelen: niet alleen kan de procedure van artikel 29 slechts op verzoek van een lidstaat in gang worden gezet, maar ook moeten zij de Commissie in kennis stellen van alle feiten die nodig zijn om te beoordelen of de voorwaarden van lid 1 zijn vervuld. In deze context zullen de reglementaire nationale instanties i die worden ingesteld om de ontwikkelingen in een of meer momenteel onder de richtlijn vallende sectoren te volgen, bij de procedure worden betrokken. In feite wordt voorgesteld dat, als een dergelijke autoriteit of instantie over voor de leden 1 en 2 relevante vraagstukken een standpunt heeft ingenomen (dat wil zeggen zowel betreffende de toegang tot de markt als betreffende de blootstelling aan rechtstreekse mededinging), haar oordeel aan de Commissie moet worden meegedeeld.
29.7. Daar de vrees bestaat dat de procedure voor de mogelijke toekenning van een uitsluiting ingevolge het nieuwe artikel 29 te lang kan duren, wordt een regeling voorgesteld volgens het voorbeeld van de regeling op het gebied van het mededingingsrecht in Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen i of, recenter, in Verordening (EG) nr. 447/98 van de Commissie van 1 maart 1998 betreffende de aanmeldingen, de termijnen en het horen van betrokkenen en derden overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen i.
Er wordt dus voorgesteld dat de Commissie voor haar besluit een termijn van zes maanden krijgt en dat de uitsluiting geacht wordt van toepassing te zijn als er binnen deze termijn geen besluit is genomen. De termijn gaat in op de werkdag volgend op de datum waarop de Commissie een volledig verzoek van de betrokken lidstaat ontvangt. Zo is in lid 7 vastgelegd dat de Commissie in geval van onvolledige of onjuiste informatie over een belangrijk punt de lidstaat hiervan onverwijld in kennis stelt en een termijn vaststelt om de informatie aan te vullen. In dit geval gaat de termijn van zes maanden pas in op de datum van ontvangst van de volledige en juiste informatie. In lid 8 is vastgelegd dat belangrijke wijzigingen in de door de lidstaat gerapporteerde feiten onverwijld aan de Commissie moeten worden medegedeeld. Indien deze belangrijke wijzigingen op het oordeel van de Commissie van invloed kunnen zijn, kan zij besluiten dat de termijn van zes maanden pas ingaat op de datum waarop zij de (volledige) informatie betreffende deze belangrijke wijzigingen ontvangt. De Commissie stelt de lidstaat hiervan onverwijld schriftelijk in kennis.
29.8. De termijnen in dit artikel moeten - zoals overigens alle termijnen in deze richtlijn worden berekend overeenkomstig Verordening (EEG/Euratom) nr. 1182/71 van de Raad houdende vaststelling van de termijnen die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden i dat de toepasselijke horizontale regeling is. Zie ook overweging 37 van dit voorstel.
Deze bepaling, die overeenkomt met het huidige artikel 15, is ongewijzigd. Het feit dat de verwijzing naar opdrachten voor werken en leveringen die bedoeld was om te verduidelijken dat deze opdrachten ook onder de totale regeling van de richtlijn vallen is geschrapt, wordt immers gecompenseerd door het feit dat in de nieuwe structuur i eveneens duidelijk wordt gemaakt dat de bepalingen van de artikelen 30 tot en met 32 alleen op opdrachten voor diensten van toepassing zijn. De inhoud is dus niet veranderd.
Dit artikel, dat overeenkomt met het huidige artikel 16, is eveneens ongewijzigd.
32. Artikel 32 - Gemengde opdrachten voor in bijlage XVI A en in bijlage XVI B vermelde diensten
Dit artikel is ongewijzigd gebleven. Het komt overeen met de huidige bepaling van artikel 17.
Het gaat om een 'inleidend' artikel (zie punt II.1.2) waarin regels worden omschreven voor bepaalde gegevens die in de aankondigingen voor oproepen tot mededinging en/of in het bestek moeten worden opgenomen, en waarin de bepalingen van de artikelen 34, 36, 37 en 38 worden weergegeven. In de derde alinea wordt bepaald dat de aanbestedende diensten bijzondere voorwaarden betreffende de uitvoering van de opdracht kunnen stellen i. Deze voorwaarden moeten verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht. Het nieuwe artikel omvat dus geen wijziging van de huidige rechtstoestand en is toegevoegd ter bevordering van de duidelijkheid en de leesbaarheid.
34.1. De in dit nieuwe artikel voorgestelde wezenlijke wijziging is gebaseerd op het uitgangspunt dat de technische specificaties kunnen worden opgesteld vanuit het oogpunt van de door het product of de dienst te leveren prestaties, wanneer gezien de beschrijvende en conceptuele technische specificaties (waarbij de productiewijze van het product wordt beschreven) niet kan worden beantwoord aan de behoeften van de aanbestedende dienst of wanneer de norm een technische oplossing voorschrijft en geen ruimte voor andere ontwerpen laat. Deze wijziging zorgt er aldus voor dat een zo groot mogelijk aantal gegadigden kan deelnemen i.
Om echter te voorkomen dat deze benadering het gebruik van dusdanig vage 'specificaties' in de hand werkt dat willekeurige beslissingen ruim baan krijgen of dat de inschrijvers niet op adequate wijze kunnen antwoorden, moeten de eisen inzake prestaties voldoende nauwkeurig zijn om de inschrijvingen te kunnen vergelijken en de opdracht te kunnen gunnen. De overeenkomstige bepalingen zijn in lid 3, tweede alinea, van het nieuwe artikel opgenomen.
De aanbestedende diensten blijven echter altijd de mogelijkheid behouden gedetailleerde voorschriften voor te schrijven. De aanbestedende dienst kan zijn behoeften ook definiëren door te verwijzen naar gedetailleerde specificaties; deze specificaties moeten echter altijd volledig zijn. In de nieuwe bepaling worden, evenals in de huidige tekst i, de gedetailleerde specificaties vermeld waarnaar kan worden verwezen (Europese, internationale en nationale normen, enz.). Ook wordt de mogelijkheid genoemd om te verwijzen naar documenten die door Europese normalisatie-instellingen zijn opgesteld (CEN workshop agreements) en die weliswaar niet de status van een norm hebben, maar waardoor gemakkelijker rekening kan worden gehouden met de technische vooruitgang. Deze bieden immers een passend niveau van doorzichtigheid en worden vastgesteld op basis van consensus. De overeenkomstige bepaling is in lid 3, eerste alinea, van het voorstel opgenomen.
Om rekening te houden met enkele bijzonderheden van opdrachten voor werken is lid 4 toegevoegd. Het komt, mutatis mutandis, overeen met artikel 10, lid 3, onder b), van Richtlijn 93/37/EEG, maar met de belangrijke aanvulling dat deze verwijzingen naar nationale technische specificaties vergezeld moeten gaan van de vermelding 'of gelijkwaardig'.
34.2. Om expliciet aan te geven dat andere oplossingen altijd mogelijk zijn, is bepaald dat de verwijzing naar dergelijke specificaties de aanbestedende dienst niet het recht geeft producten of diensten die niet aan de gedetailleerde specificaties voldoen af te wijzen, indien de leverancier of dienstverlener aantoont dat zijn oplossing gelijkwaardig is aan deze specificaties. Hij kan dit aantonen met elk passend middel (verklaring van overeenstemming van de fabrikant of certificering door derde partij). De laatstgenoemde bepaling dient om te waarborgen dat iedere, niet-"genormaliseerde" oplossing, ook in aanmerking kan worden genomen; dit moet aanbestedende diensten een ruime keuze kunnen bieden. De bewijslast berust bij de inschrijver. De overeenkomstige bepalingen zijn in lid 5 van het nieuwe artikel opgenomen.
34.3. Gewaarborgd moet worden dat de nieuwe flexibiliteit (namelijk om de specificaties op te stellen uit het oogpunt van prestaties), niet wordt gebruikt om opdrachten af te schermen voor mededinging of om de communautaire verworvenheden op het gebied van normalisatie opnieuw ter discussie te stellen. In lid 6 is daarom vermeld dat een aanbestedende dienst geen aanbod van producten of diensten mag afwijzen die beantwoorden aan een Europese of internationale norm met als reden dat deze niet aan de geëiste prestaties voldoen, behalve als de specificatie niet geschikt is (bv. onverenigbaarheid van het materiaal) of als de specificatie niet op dezelfde eisen betrekking heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval als een norm betrekking heeft op veiligheidseisen, terwijl de aanbestedende dienst een milieueis heeft gesteld. De inschrijver moet aantonen (bv. met een technisch dossier of een beproevingsverslag van een derde partij) dat met de oplossing overeenkomstig de norm aan de prestatie-eisen kan worden voldaan. De overeenkomstige bepalingen zijn opgenomen in lid 6 van het nieuwe artikel.
34.4. De bepaling in artikel 18, lid 5, van de nu geldende richtlijn inzake het verbod op een verwijzing naar een bepaald merk of een bepaalde herkomst is, tot slot, niet wezenlijk gewijzigd; alleen het uitzonderlijke karakter van de gevallen waarin dit wel is toegestaan wordt meer benadrukt. De overeenkomstige bepaling is opgenomen in lid 7.
34.5. De definities van het huidige artikel 1, leden 9 tot en met 13 waarin de technische specificaties worden opgesomd en gedefinieerd, zijn verplaatst naar de nieuwe bijlage XX. Zij zijn aangepast om rekening te houden met de ontwikkeling van de definitie van begrippen in het Gemeenschapsrecht als gevolg van wijzigingen bij Richtlijn 98/34/EEG (normen en technische voorschriften) i, zonder dat hierbij wezenlijke wijzigingen ten opzichte van de nu geldende tekst zijn aangebracht. Alleen het begrip 'technisch referentiekader' is nieuw.
Deze bepaling, die overeenkomt met het huidige artikel 19, is ongewijzigd.
Afgezien van de toevoeging van de woorden 'prestaties of' - die nodig is voor de samenhang met het nieuwe artikel 34 over de technische specificaties - is het eerste lid, dat overeenkomt met artikel 34, lid 3, ongewijzigd. Het tweede lid, waarin de toepassing van de bepalingen over de technische specificaties van punt IV.34 hierboven op varianten wordt geregeld, is nieuw. Het vervangt het huidige artikel 34, lid 4, en biedt de inschrijvers die varianten voorstellen, meer garanties tegen een willekeurige afwijzing op grond van hun technische keuze.
Lid 3 is ook nieuw. De eerste alinea komt overeen met artikel 16, lid 2, van Richtlijn 93/36/EEG, terwijl de tweede alinea overeenkomt met de bepalingen van artikel 24, lid 2, van Richtlijn 92/50/EEG. Deze bepaling is uit voorzorg toegevoegd en verduidelijkt slechts de rechtstoestand. Een praktisch voorbeeld van de situaties waarvoor deze bepalingen bedoeld zijn, is het geval van een aanbestedende dienst die een opdracht voor diensten op informaticagebied wil plaatsen, omdat hij ervan uitgaat dat er om aan zijn behoeften te voldoen nieuwe software moet worden ontwikkeld (dus een opdracht voor diensten moet worden geplaatst), terwijl een inschrijver als variant voorstelt het probleem op te lossen door bestaande software aan te bieden (dus een product). In dit geval mag de aanbestedende dienst de variant niet slechts afwijzen, omdat de opdracht hiermee in een opdracht voor leveringen zou veranderen.
Afgezien van de mogelijkheid om te vragen om inlichtingen betreffende de aangewezen onderaannemers is dit artikel, dat overeenkomt met het huidige artikel 27, ongewijzigd gebleven.
38. Artikel 38 - Verplichtingen ten aanzien van de bepalingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden
Deze bepaling, die overeenkomt met het huidige artikel 29, is ongewijzigd.
39. Artikel 39 - Toepassing van openbare en niet-openbare procedures en van procedures van gunning via onderhandelingen
Lid 1, dat overeenkomt met het huidige artikel 4, lid 1, is ongewijzigd. Dat geldt tevens voor de leden 2 en 3, die overeenkomen met de huidige bepalingen van artikel 20.
40. Artikel 40 - Periodieke indicatieve aankondigingen en aankondigingen betreffende het bestaan van een erkenningsregeling
In lid 1 is punt b) gewijzigd om de tekst aan te passen aan de nieuwe bepalingen inzake drempels. Zo is de verplichting om een periodieke indicatieve aankondiging bekend te maken nu van toepassing op alle opdrachten voor werken vanaf een zelfde drempel, dat wil zeggen, wanneer de geraamde waarde ten minste gelijk is aan 5 300 000 euro. Voorts is lid 1, dat overeenkomt met het huidige artikel 22, lid 1, ongewijzigd.
Dit geldt tevens voor de leden 3 en 4, die respectievelijk overeenkomen met de bepalingen van het huidige artikel 22, lid 4, en het huidige artikel 30, lid 9. Afgezien van het schrappen van de verwijzing naar de bekendmaking in het Publicatieblad in lid 2, dat overeenkomt met het huidige artikel 22, lid 2, is deze bepaling ook ongewijzigd. In dit artikel zijn de bepalingen samengebracht die van toepassing zijn op de periodieke indicatieve aankondigingen en de aankondigingen betreffende het bestaan van een erkenningsregeling, wanneer deze niet worden gebruikt als een middel om tot mededinging op te roepen. De regels die van toepassing zijn op aankondigingen die als oproep tot mededinging dienen, zijn in artikel 37 bijeengebracht.
In dit artikel zijn de specifieke bepalingen samengebracht die van toepassing zijn op aankondigingen die als oproep tot mededinging dienen. Afgezien van de verwijzing in lid 2, onder c), naar de regels voor de bekendmaking overeenkomstig de nieuwe bijlage XIX is dit artikel ongewijzigd. Lid 1 komt overeen met het huidige artikel 21, lid 1, en de punten a) en b) van lid 2 met de huidige bepalingen van artikel 21, lid 2, onder a) en b). Lid 2, onder c), en de laatste alinea van dit lid komen overeen met het huidige artikel 22, lid 3.
In dit artikel zijn de bepalingen samengebracht die van toepassing zijn op aankondigingen van gegunde opdrachten. In de leden 2 en 5 is een verwijzing naar de regels voor de bekendmaking overeenkomstig de nieuwe bijlage XIX toegevoegd, terwijl de leden 3 en 4, die overeenkomen met de bepalingen van het huidige artikel 24, lid 3, zijn verduidelijkt zonder wijziging van de inhoud (zie ook punt II.1.4 hierboven). Voor het overige is het artikel ten opzichte van het huidige artikel 24 ongewijzigd.
Dit artikel is gebaseerd op de huidige bepalingen van artikel 25. Met name de specificaties voor de verzending van de aankondigingen zijn gewijzigd. Er zijn ook verwijzingen toegevoegd naar gestandaardiseerde modellen voor aankondigingen.
Om de hierboven uiteengezette redenen (zie punt III.3.1.4) zijn de bepalingen met nadere technische specificaties voor de bekendmaking samengebracht in de nieuwe bijlage XIX. (Zie ook de eerste alinea).
De gemeenschappelijke regels voor de bekendmaking zijn dienovereenkomstig aangepast en in alle andere relevante bepalingen van de richtlijn wordt naar deze nieuwe bijlage verwezen.
Artikel 43 bevat ook bepalingen die het gevolg zijn van de verbreiding van elektronische middelen (lid 2): bij elektronische verzending worden de aankondigingen in alle gevallen - dat wil zeggen, ongeacht het soort aankondiging ("ad hoc", periodiek of over het bestaan van een erkenningsregeling) en zonder dat de dienst erom hoeft te vragen - binnen vijf dagen bekendgemaakt. In andere gevallen blijft de huidige regeling (bekendmaking binnen twaalf dagen of in sommige gevallen binnen vijf dagen) ongewijzigd.
In lid 3, tweede zin, is het huidige artikel 25, lid 1, ongewijzigd overgenomen.
Lid 4, dat overeenkomt met het huidige artikel 25, lid 4, is ongewijzigd, terwijl lid 5 nieuw is, hoewel het, mutatis mutandis, overeenkomt met de vergelijkbare bepalingen van de 'klassieke' richtlijnen i. Lid 6 komt overeen met het huidige artikel 25, lid 1.
44.1. In lid 1 is het algemene beginsel opgenomen dat op alle termijnen van toepassing is, dat wil zeggen dat ze lang genoeg moeten zijn om belangstellenden de gelegenheid te geven een geldige inschrijving in te dienen, waarbij rekening moet worden gehouden met verschillende factoren (complexiteit van de opdracht enz.) die in de bepaling worden genoemd.
44.2. Lid 2 is vereenvoudigd en voor het overige ongewijzigd. Het komt overeen met het huidige artikel 26, lid 1, eerste zin.
44.3. Lid 3, dat overeenkomt met het huidige artikel 26, lid 2, is ongewijzigd. Er is verduidelijkt dat de minimale termijn (momenteel uitgedrukt als de termijn waarover het Publicatiebureau voor de bekendmaking van aankondigingen beschikt, plus 10 dagen) 15 dagen bedraagt wanneer de aankondiging elektronisch of per fax is verzonden, of 22 dagen bedraagt wanneer de aankondiging niet op een dergelijke wijze is verzonden.
44.4. Afgezien van de verwijzing naar bijlage XIX inzake de technische specificaties voor de bekendmaking zijn de bepalingen van lid 4 ongewijzigd.
44.5. In de nieuwe bepalingen van lid 5 wordt de algemene regel geïntroduceerd dat de termijn voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming bij niet-openbare procedures of procedures van gunning via onderhandelingen en de termijn voor de ontvangst van inschrijvingen bij openbare procedures met zeven dagen kunnen worden bekort in geval van elektronische verzending van de bekendmaking overeenkomstig bijlage XIX. Er zij opgemerkt dat de termijn voor de ontvangst van inschrijvingen bij niet-openbare procedures of procedures van gunning via onderhandelingen niet kan worden bekort, aangezien met het voordeel van snelle bekendmaking in geval van elektronische verzending al rekening is gehouden door de termijn voor de ontvangst van aanvragen tot deelneming te bekorten.
Er moet tevens worden opgemerkt dat bij een bekorting van de termijn krachtens dit lid eventuele bekortingen krachtens zowel lid 4 als lid 6 kunnen worden opgeteld. Aangezien het gecumuleerde effect van deze mogelijke bekortingen in sommige gevallen echter tot zeer korte termijnen kan leiden, zijn er bepalingen opgesteld om te waarborgen dat - in alle gevallen - bepaalde niet te bekorten grenzen worden gerespecteerd. (Zie de opmerkingen bij de leden 7 en 8 van dit artikel.)
Er moet ten slotte op worden gewezen dat de in dit lid vastgelegde mogelijkheid om de termijn voor de ontvangst van inschrijvingen bij een openbare procedure met zeven dagen te bekorten zelfs kan worden benut, als het bestek niet op internet beschikbaar is en er geen bekendmaking van een periodieke indicatieve aankondiging volgens de voorwaarden van lid 4 heeft plaatsgevonden.
44.6. In het nieuwe lid 6 is het algemene beginsel opgenomen dat de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen (en dus niet de termijn voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming) in alle soorten procedures met vijf dagen kan worden bekort, als de aanbestedende diensten het bestek (en de andere aanbestedingsstukken) rechtstreeks en gratis op internet toegankelijk maken. Er moet echter op worden toegezien dat deze stukken al op de datum van verzending van de aankondiging die als oproep tot mededinging dient, toegankelijk zijn, zodat de inschrijvers hiervan kunnen profiteren en bekorting van de termijn aldus wordt gerechtvaardigd.
De mogelijkheid om de termijn onder de hier omschreven voorwaarden te bekorten is niet afhankelijk van een eventuele andere mogelijkheid om de termijnen voor een zelfde opdracht te bekorten. Met andere woorden, het is zeer goed mogelijk bij een openbare procedure, waarbij de aankondiging niet elektronisch is verzonden en er geen periodieke indicatieve aankondiging volgens de voorwaarden van lid 4 is bekendgemaakt, de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen met vijf dagen te bekorten.
Er moet tevens worden opgemerkt dat bij een bekorting van de termijn krachtens dit lid eventuele bekortingen krachtens zowel lid 4 als lid 5 kunnen worden opgeteld. Aangezien het gecumuleerde effect van deze mogelijke bekortingen in sommige gevallen echter tot zeer korte termijnen kan leiden, zijn er bepalingen opgesteld om te waarborgen dat - in alle gevallen - bepaalde niet te bekorten grenzen worden gerespecteerd. (Zie de opmerkingen bij de leden 7 en 8 van dit artikel.)
Deze mogelijkheid tot bekorting van de termijn voor de ontvangst van inschrijvingen is natuurlijk niet van toepassing wanneer deze termijn overeenkomstig de bepalingen van lid 3, onder b), van dit artikel in onderlinge overeenstemming tussen de aanbestedende dienst en de geselecteerde gegadigden is vastgesteld.
44.7. Zoals vermeld in de punten IV.44.5 en IV.44.6 hierboven kan het gecumuleerde effect van de verschillende in de leden 4, 5 en 6 vastgelegde mogelijkheden om de termijn te bekorten in bepaalde gevallen tot een zeer korte termijn leiden. Voor openbare procedures, waarop lid 7 van toepassing is, wordt een termijn van tien (kalender)dagen vanaf de datum van bekendmaking van de aankondiging van de opdracht beschouwd als de minimale, 'niet verder te bekorten' termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen. Deze termijn komt immers - mutatis mutandis - overeen met de kortste minimale termijn die bij een versnelde niet-openbare procedure voor de ontvangst van de inschrijvingen is vastgelegd.
In de eerste alinea is dan ook vastgelegd dat de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen bij openbare procedures niet mag worden bekort tot minder dan 15 dagen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht. In gevallen waarin de aankondiging elektronisch is verzonden of (in uitzonderlijke gevallen waarop de derde alinea van artikel 43, lid 2, i betrekking heeft) per fax biedt deze bepaling op zichzelf voldoende garantie dat de inschrijvers daadwerkelijk beschikken over tien dagen vanaf de bekendmaking van de aankondiging, aangezien deze in deze gevallen binnen vijf dagen wordt bekendgemaakt.
Dit is niet het geval, als de aankondiging niet elektronisch wordt ingediend i. In dit geval vindt de bekendmaking pas plaats na een termijn die tot twaalf dagen kan oplopen. In de tweede alinea is dus vastgelegd dat in deze gevallen de termijn nooit korter mag zijn dan 22 dagen vanaf de verzenddatum van de aankondiging, waardoor er inderdaad een minimum van tien dagen na de bekendmaking overblijft, zelfs wanneer voor de bekendmaking de volledige termijn van twaalf dagen nodig is. Zonder de tweede alinea zou men uit kunnen komen op een termijn van vijf dagen vanaf de datum van de bekendmaking van de aankondiging i.
44.8. Bij een niet-openbare procedure of een procedure van gunning via onderhandelingen kan een periodieke indicatieve aankondiging als oproep tot mededinging dienen. Krachtens artikel 46, lid 3, nodigen de aanbestedende diensten in dit geval alle gegadigden uit hun belangstelling te bevestigen en gaat de termijn voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming dus in op de verzenddatum van deze uitnodigingen. Het is dus niet gerechtvaardigd de termijn voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming in deze gevallen te bekorten, zelfs wanneer de aankondiging elektronisch is verzonden. Dankzij de 'vangnet'-clausule van de eerste alinea van lid 8 wordt gewaarborgd dat belangstellenden in deze gevallen over een minimumtermijn voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming i beschikken die 15 dagen blijft. Zonder deze clausule zouden zij slechts over een termijn van drie (kalender)dagen kunnen beschikken, indien de periodieke indicatieve aankondiging, waarop zij al hebben gereageerd, elektronisch zou zijn verzonden.
44.9. Met hetzelfde doel de om minimale, 'niet verder te bekorten' termijn te waarborgen, biedt de eerste alinea tevens de garantie dat de termijn voor de ontvangst van aanvragen tot deelneming aan een niet-openbare procedure of een procedure van gunning via onderhandelingen in reactie op een 'ad-hoc'-aankondiging van een opdracht i nooit korter zal zijn dan 15 dagen vanaf de verzenddatum van de aankondiging (hetgeen de garantie biedt dat deze termijn niet korter is dan tien dagen vanaf de bekendmaking, aangezien de bekendmaking in dit geval binnen vijf dagen plaatsvindt). Zonder deze clausule zou de termijn tot drie (kalender)dagen vanaf de bekendmaking van de aankondiging worden bekort.
44.10. De tweede alinea heeft betrekking op de termijn voor de ontvangst van inschrijvingen bij een niet-openbare procedure of een procedure van gunning via onderhandelingen. Hierin wordt gewaarborgd dat deze termijn niet korter mag zijn dan tien dagen, hetgeen overeenkomt met de minimale termijn voor versnelde niet-openbare procedures van de 'klassieke' richtlijnen. Zonder deze clausule zou de minimale termijn voor de ontvangst van inschrijvingen tot vijf (kalender)dagen kunnen worden bekort.
Deze bepaling is niet van toepassing wanneer deze termijn overeenkomstig de bepalingen van lid 3, onder b), van dit artikel in onderlinge overeenstemming tussen de aanbestedende dienst en de geselecteerde gegadigden is vastgesteld. (Zie ook punt IV.44.6 hierboven.)
44.11. Lid 9 is gebaseerd op het huidige artikel 28, lid 3, met de toevoeging dat een vertraging van de indiening van het bestek of de aanvullende stukken of inlichtingen, die is toe te schrijven aan de aanbestedende dienst, de verplichting tot een passende verlenging van de termijnen met zich brengt.
44.12. Voor een beter begrip van de bepalingen van dit artikel, dat niet gemakkelijk te lezen is, is ter informatie een samenvattende bijlage (bijlage XXI) aan de richtlijn toegevoegd.
In dit artikel zijn alle bepalingen bijeengebracht die betrekking hebben op de termijnen in verband met het bestek en de nadere inlichtingen. Lid 1, dat overeenkomt met het huidige artikel 28, lid 1, is op twee punten gewijzigd, namelijk door de toevoeging van de verwijzing naar elektronisch toegankelijke stukken en door het schrappen van de woorden 'als regel'. Het is immers niet juist de onvoorwaardelijke verplichting op te leggen om de nadere inlichtingen binnen een termijn van zes dagen te verzenden, voorzover de aanvragen hiertoe tijdig zijn gedaan, terwijl de verplichting om het bestek binnen zes dagen te verzenden slechts 'als regel' van toepassing is en voorzover de aanvragen tijdig zijn ingediend.
Lid 2 is ongewijzigd ten opzichte van de huidige bepaling van artikel 28, lid 2.
46. Artikel 46 - Verzendingswijze voor aanvragen tot deelneming en regels die van toepassing zijn op uitnodigingen tot inschrijving
Dit artikel is grotendeels ongewijzigd ten opzichte van de bepalingen van het huidige artikel 28. Er zijn echter drie punten gewijzigd; er is namelijk een verwijzing naar de nieuwe bijlage XIX toegevoegd, zie punt IV.43 hierboven. Voorts wordt er niet meer verwezen naar communicatiemiddelen die in onbruik zijn geraakt (telex en telegrammen), noch naar de telefoon, aangezien dit communicatiemiddel niet dezelfde garanties biedt als de overige middelen voor verzending. Het laatste punt dat is gewijzigd, heeft betrekking op lid 2, onder e), en de toevoeging van een nieuw punt ix) in lid 3. Deze wijzigingen betreffende de inlichtingen die in de uitnodiging tot inschrijving, respectievelijk tot bevestiging van belangstelling moeten worden verstrekt, zijn het rechtstreekse gevolg van de nieuwe bepalingen van artikel 54, lid 2 en 5, betreffende de grotere doorzichtigheid in verband met de gunningscriteria. Zie ook punt IV.54.2 hieronder.
Deze nieuwe bepaling stelt elektronische middelen gelijk met andere communicatiemiddelen. Zij is gedeeltelijk gebaseerd op de bepalingen van het huidige artikel 28, lid 6. Bovendien worden verouderde technieken, zoals de telex, niet meer vermeld (lid 1).
Lid 2 biedt de nodige garanties voor de integriteit en vertrouwelijkheid van de inschrijvingen, ook als hiervoor elektronische middelen worden gebruikt.
Lid 3 houdt rekening met het feit dat bij elektronische verzending van de inschrijvingen de voor de selectie van de gegadigden vereiste documenten, certificaten, verklaringen en getuigschriften niet op dezelfde wijze kunnen worden verzonden. Daarom is bepaald dat deze stukken uiterlijk de dag voor de opening van de inschrijvingen op een andere wijze mogen worden verzonden.
Lid 4, ten slotte, bevat een centrale bepaling om te garanderen dat elektronische middelen niet worden gebruikt om de mededinging te beperken: de keuze voor een bepaalde verzendingswijze mag de goede werking van de interne markt niet belemmeren.
48. Artikel 48 - Informatie aan indieners van een aanvraag tot erkenning, gegadigden en inschrijvers
48.1. In dit artikel zijn de bepalingen van de huidige richtlijn samengebracht betreffende de inlichtingen die de aanbestedende diensten aan de indieners van een aanvraag tot erkenning, de gegadigden en de inschrijvers moeten verstrekken over het gevolg dat aan hun (aanvraag om) erkenning, aanvraag tot deelneming of inschrijving wordt gegeven.
48.2. Zoals toegelicht in punt II.2.1 hierboven zijn de verplichtingen van de leden 1 en 2 uitgebreid tot alle aanbestedende diensten, ongeacht de sector waarin zij werkzaam zijn. Deze wijziging ten opzichte van de huidige situatie waarin deze verplichtingen slechts gelden voor aanbestedende diensten in de sectoren die onder de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vallen (de sectoren water, elektriciteit, stadsvervoer, havens en luchthavens), is voorgesteld om rekening te houden met de recente jurisprudentie i en ervoor te zorgen dat het nuttige effect van de in Richtlijn 92/13/EEG vastgelegde beroepsprocedures niet wordt geneutraliseerd door een gebrek aan doorzichtigheid van de aanbestedende diensten. Deze twee bepalingen zijn verder ongewijzigd ten opzichte van het huidige artikel 41, leden 3 en 4.
& Services/Europees Parlement, Jurispr. 1998, blz. II-4239.
48.3. De bepalingen van de leden 3, 4 en 5, die respectievelijk overeenkomen met de huidige bepalingen van artikel 30, leden 4, 6 en 8, zijn ongewijzigd.
Afgezien van het schrappen van het huidige punt b) van lid 1, dat als gevolg van de wijzigingen betreffende de technische specificaties achterhaald is, is dit artikel, waarin de bepalingen van het huidige artikel 41 worden overgenomen, ongewijzigd.
Dit is weer een 'inleidende' bepaling (zie punt II.1.2 hierboven) waarin het verloop van de procedures voor het plaatsen van opdrachten wordt beschreven. Deze bevat geen enkele wijziging van de reeds bestaande regels en is slechts toegevoegd ter bevordering van de duidelijkheid en de leesbaarheid. Om dezelfde reden is het artikel in tweeën gedeeld afhankelijk van het feit of het middel dat als oproep tot mededinging dient een mededeling inzake het bestaan van een erkenningsregeling is of niet.
51. Artikel 51 - Onderlinge erkenning op het gebied van administratieve, technische of financiële voorwaarden en inzake certificaten, proeven en bewijzen
51.1. Lid 1, dat overeenkomt met het huidige artikel 30, lid 5, omvat naast de erkenningsregeling nu ook de selectie van de deelnemers aan een niet-openbare procedure of een procedure van gunning via onderhandelingen, omdat er algemene beginselen in zijn vastgelegd - onderlinge erkenning en gelijke behandeling - waarvan de toepassing niet kan worden beperkt tot de gevallen waarin de aanbestedende diensten een erkenningsregeling gebruiken. De bepaling blijft in essentie ongewijzigd.
51.2. Op grond van dezelfde redenering en aangezien kwaliteitsbewakingsregelingen zowel goed passen bij opdrachten voor diensten, als bij opdrachten voor werken of leveringen, is de verplichting van lid 2 om naar Europese normen op het gebied van kwaliteitsbewaking of certificering (de normenreeksen EN 29 000 en EN 45 000) te verwijzen en andere bewijzen te erkennen, uitgebreid en nu ook van toepassing als dergelijke eisen aan aannemers of leveranciers worden gesteld. De bepaling is voorts ongewijzigd ten opzichte van het huidige artikel 32.
In het artikel zijn de specifieke bepalingen i betreffende erkenningsregelingen bijeengebracht, ongeacht of de regelingen als oproep tot mededinging dienen. De bepalingen van de leden 1, 3 en 4, die respectievelijk overeenkomen met de bepalingen van het huidige artikel 30, leden 1, 3 en 7, zijn ongewijzigd. Dit geldt ook voor lid 5, waarin het huidige artikel 21, lid 3, wordt overgenomen. Aan lid 2, dat overeenkomt met het huidige artikel 30, lid 2, is de verwijzing naar de bepalingen van artikel 32 betreffende de technische specificaties toegevoegd ter vervanging van de huidige verplichting om naar Europese normen te verwijzen. Voorts is de bepaling ongewijzigd.
53.1. De huidige richtlijn bevat geen expliciete bepaling betreffende de selectiecriteria, dat wil zeggen voorwaarden betreffende de economische en financiële draagkracht, de technische bekwaamheid en eventueel de betrouwbaarheid van de economische subjecten die aan een openbare procedure deelnemen. Er is dus in lid 1 een nieuwe bepaling toegevoegd om enerzijds uitdrukkelijk te vermelden dat aanbestedende diensten ook in het geval van een openbare procedure dergelijke criteria kunnen vaststellen en anderzijds dat deze criteria volgens objectieve regels en criteria moeten worden opgesteld die aan de belanghebbenden ter beschikking worden gesteld. Via lid 4, dat ook op niet-openbare procedures en procedures van gunning via onderhandelingen van toepassing is, is toegevoegd dat de selectiecriteria de uitsluitingscriteria van het voorstel ter vervanging van de 'klassieke' richtlijnen kunnen omvatten.
Lid 1 volgt het voorbeeld van de huidige bepaling van artikel 31, lid 1, (dat overeenkomt met lid 2 van dit artikel in dit voorstel). Er zij opgemerkt dat de aanbestedende diensten bij een openbare procedure niet over de mogelijkheid beschikken criteria op te nemen die zijn gebaseerd op de noodzaak om het aantal deelnemers te beperken, zoals vastgelegd in lid 3 betreffende niet-openbare procedures en procedures van gunning via onderhandelingen. Dit wil zeggen dat de aanbestedende diensten in een openbare procedure geen enkele inschrijving mogen afwijzen die is opgesteld door een inschrijver die voldoet aan de door de aanbestedende diensten overeenkomstig lid 1 vastgestelde selectiecriteria, ongeacht het aantal inschrijvers dat aldus wordt toegelaten.
53.2. De leden 2 en 3, die overeenkomen met de bepalingen van het huidige artikel 31, leden 1 en 3, zijn ongewijzigd. Afgezien van de uitbreiding met de openbare procedures, die in punt IV.53.1 hierboven is beschreven, geldt dit eveneens voor lid 4, dat overeenkomt met het huidige artikel 31, lid 2.
54.1. Lid 1 is ongewijzigd en komt overeen met de bepalingen van het huidige artikel 34, lid 1.
Er is echter verduidelijkt dat de criteria om de economisch voordeligste inschrijving te bepalen, ook milieu-eigenschappen kunnen omvatten, mits zij rechtstreeks met de opdracht verband houden.
54.2. Lid 2 is nieuw. Het verplicht de aanbestedende diensten zo vroeg mogelijk tijdens de procedure - waarbij ook rekening moet worden gehouden met de verschillende mogelijkheden om tot mededinging op te roepen - aan te geven welk relatief gewicht zij toekennen aan ieder gunningscriterium om te bepalen welke inschrijving economisch het voordeligst is. Dit kan in een percentage worden uitgedrukt, maar mag in geen geval uitsluitend in een rangorde van belangrijkheid van de criteria worden vermeld.
54.3. Wanneer het middel dat als oproep tot mededinging dient een aankondiging van een opdracht is (een 'ad-hoc'-aankondiging voor de opdracht in kwestie), moet het relatieve gewicht dat aan ieder gekozen criteria voor de bepaling van de economisch voordeligste inschrijving wordt toegekend, als regel bij een openbare procedure in de aankondiging of in het bestek en bij een niet-openbare procedure of een procedure van gunning via onderhandelingen in de aankondiging worden vermeld.
Bij een niet-openbare procedure of een procedure van gunning via onderhandelingen hoeven de aanbestedende diensten echter in bepaalde uitzonderlijke gevallen, namelijk wanneer de aard van de opdracht het onmogelijk maakt al aan het begin de procedure aan ieder criterium een relatief gewicht toe te kennen, dit relatieve gewicht pas in het bestek of in de uitnodiging tot inschrijving te specificeren, dat wil zeggen in elk geval wel alvorens de inschrijvingen worden opgesteld en ingediend.
54.4. Het nieuwe lid 4 heeft slechts betrekking op situaties waarin het middel dat als oproep tot mededinging dient een mededeling inzake het bestaan van een erkenningsregeling is, dat wil zeggen bij een niet-openbare procedure of een procedure van gunning via onderhandelingen. In dat geval is het mogelijk dat de aanbestedende diensten op het moment van verzending van de mededeling nog niet weten wat het relatieve gewicht is van de criteria die voor het bepalen van de economisch voordeligste inschrijving zullen worden gebruikt bij de gunning van specifieke opdrachten waarvoor de mededeling als oproep tot mededinging dient. Daarom is vastgelegd dat de aanbestedende diensten het relatieve gewicht - indien zij niet vanaf het begin van de procedure weten wat dat is - in een later stadium preciseren, namelijk in het bestek of in de uitnodiging tot inschrijving. Zo hebben de inschrijvers in ieder geval de garantie dit gewicht te kennen alvorens zij hun inschrijvingen opstellen.
54.5. Het nieuwe lid 5 heeft slechts betrekking op de situaties waarin het middel dat als oproep tot mededinging dient een periodieke indicatieve aankondiging is, dat wil zeggen bij een niet-openbare procedure of een procedure van gunning via onderhandelingen. In dat geval is het mogelijk dat de aanbestedende diensten op het moment van verzending van de aankondiging nog niet weten wat het relatieve gewicht van de criteria is die voor het bepalen van de economisch voordeligste inschrijving zullen worden gebruikt bij de gunning van specifieke opdrachten waarvoor de aankondiging als oproep tot mededinging dient. Het is zeer wel mogelijk dat de aanbestedende diensten niet weten wat het gewicht is, wanneer zij gegadigden overeenkomstig artikel 46, lid 3, uitnodigen hun belangstelling te bevestigen. Er is dan ook vastgelegd dat het relatieve gewicht al in de aankondiging moet worden vermeld, als dit bekend is, en zo niet, hetzij in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling, hetzij in ieder geval uiterlijk in het bestek of in de uitnodiging tot inschrijving moet worden vermeld. Ook in dit geval is gewaarborgd dat de inschrijvers in ieder geval dit gewicht kennen alvorens zij hun inschrijvingen opstellen.
54.6. Het huidige artikel 35 dat betrekking heeft op de mogelijkheid om andere gunningscriteria te kiezen dan die van artikel 34, is om de volgende redenen geschrapt:
54.6.1. De bepalingen van het huidige artikel 35, lid 2, zijn niet overgenomen aangezien dit lid slechts een historisch belang had en sinds 31.12.1992 niet meer van toepassing is.
54.6.2. Het schrappen van het huidige lid 1 wordt gerechtvaardigd door een aantal elementen. Ten eerste zij opgemerkt dat in de toelichting van het voorstel i dat heeft geleid tot Richtlijn 93/36/EEG ten aanzien van de overeenkomstige bepaling van Richtlijn 88/295/EEG i is aangegeven dat "uit verslagen van de lidstaten blijkt dat er geen voorschriften zijn die onder het bepaalde in het oude artikel 25, lid 4 i, vallen ...". Deze bepaling is dan ook in Richtlijn 93/36/EEG geschrapt. Bovendien is in de toelichting van het gewijzigde voorstel i, dat heeft geleid tot Richtlijn 92/50/EEG, aangegeven dat het voorstel (net als de goedgekeurde richtlijn) geen bepalingen meer bevat die overeenkomen met die van artikel 35 van Richtlijn 93/38/EEG. Hieraan wordt toegevoegd: "Deze weglatingen zijn in overeenstemming met (...) recente beslissingen van het Europees Hof van Justitie i en de opvattingen van de Commissie omtrent de verenigbaarheid van preferentieregelingen met [artikel 28 i] van het Verdrag". Deze bepaling komt dan ook evenmin voor in Richtlijn 92/50/EEG. De huidige bepalingen van artikel 35, lid 1, zijn door Richtlijn 90/531/EEG i in het Gemeenschapsrecht ingevoerd en dateren dus van na het bovengenoemde arrest van het Hof en van voordat de Commissie de bevestiging ontving dat er geen regelingen meer bestonden die onder deze uitzondering vallen. Bij de totstandkoming van die richtlijn kon hiermee dus geen rekening worden gehouden. Nu dient dit echter wel te gebeuren i en kan deze bepaling worden geschrapt, waarmee de bepalingen van alle richtlijnen gelijkluidend worden. i
Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van het huidige artikel 34, lid 5, is grotendeels ongewijzigd. Niettemin zijn de tweede en derde alinea gewijzigd, met name om de rechten van de inschrijvers te versterken.
Deze bepalingen, die overeenkomen met het huidige artikel 36, zijn ongewijzigd.
In dit artikel zijn de bepalingen van het huidige artikel 37 ongewijzigd overgenomen.
Lid 1, dat overeenkomt met het huidige artikel 23, lid 3, is ongewijzigd. Dit geldt ook voor lid 2 dat met het huidige artikel 23, lid 4, overeenkomt.
Net als bij de wijzigingen die zijn voorgesteld voor de drempels voor opdrachten voor diensten i, en om de samenhang van de regeling te handhaven is dit artikel, dat overeenkomt met het huidige artikel 23, leden 1 en 2, dusdanig gewijzigd dat de drempel voor de toepasselijkheid van de richtlijn op prijsvragen 400 000 euro bedraagt. Zie voor nadere bijzonderheden punt III.6 hierboven.
60.1. De leden 1 en 2, die - beperkt tot prijsvragen - overeenkomen met de bepalingen van het huidige artikel 6, leden 1 en 2, zijn ongewijzigd. Zie ook punt IV.21 hierboven betreffende de overeenkomstige bepaling voor opdrachten.
60.2. De huidige tekst van artikel 12, punt 1 i, is dubbelzinnig, aangezien hierin is vastgelegd dat de richtlijn niet van toepassing is op 'opdrachten' - een begrip dat prijsvragen uitsluit -, en niettemin expliciet wordt vermeld dat de desbetreffende internationale overeenkomsten betrekking kunnen hebben op '... prijsvragen voor ontwerpen die bestemd zijn voor de gemeenschappelijke verwezenlijking ...'. Men heeft er dan ook de voorkeur aan gegeven te verduidelijken dat deze uitsluiting ook van toepassing kan zijn op prijsvragen.
In vergelijking met het huidige artikel 12, punt 1, is lid 3 bovendien gewijzigd door de verwijzing naar het Raadgevend Comité inzake opdrachten voor de telecommunicatiesector te schrappen, die op de in punt II.2.2 hierboven vermelde redenen niet langer noodzakelijk is.
60.3. Tevens is gebleken dat de redenen om opdrachten van het toepassingsgebied van de richtlijn uit te sluiten wanneer voor deze opdrachten op grond van een overeenkomst inzake de legering van strijdkrachten of de specifieke procedure van een internationale organisatie andere procedureregels gelden, ook geldig zijn voor prijsvragen die onder deze omstandigheden worden georganiseerd. Getransponeerd op prijsvragen komen deze bepalingen overeen met die van het huidige artikel 12, punten 2 en 3.
60.4. Ten slotte wordt in het nieuwe lid 4 verduidelijkt dat de richtlijn niet van toepassing is op prijsvragen die worden uitgeschreven voor de voortzetting van een activiteit die op grond van een besluit krachtens artikel 25 is uitgesloten, dat wil zeggen wanneer de activiteit aan volledige mededinging is blootgesteld op markten die vrij toegankelijk zijn. Ook is vermeld dat de richtlijn niet van toepassing is wanneer de Commissie niet binnen de hiervoor vastgelegde termijn van zes maanden een besluit krachtens dit artikel 29 heeft genomen. Zie voor nadere bijzonderheden punt IV.29 hierboven.
61.1. Dit artikel komt, mutatis mutandis, overeen met artikel 43 van dit voorstel.
61.2. In lid 1 worden de bepalingen overgenomen van het huidige artikel 21, lid 4, en van het huidige artikel 25, lid 2, betreffende de taal waarin de tekst authentiek is.
61.3. Lid 2, dat overeenkomt met de bepalingen van het huidige artikel 24, lid 1, is ongewijzigd gebleven, afgezien van de specifieke vermelding dat de termijn van twee maanden voor de verzending van de aankondiging ingaat op het moment van de sluiting van de prijsvraag. Met uitzondering van het schrappen van de verwijzing naar de bekendmaking in het Publicatieblad geldt dit tevens voor lid 3, dat overeenkomt met het huidige artikel 24, lid 2.
Dit artikel komt, mutatis mutandis, overeen met de artikelen 42 en 43 van dit voorstel.
63. Artikel 63 - Regels voor de organisatie van prijsvragen, de selectie van deelnemers, de samenstelling en beslissing van de jury
Dit artikel is ongewijzigd. Lid 1 komt overeen met het huidige artikel 4, lid 1, terwijl in de leden 2 en 3 de bepalingen van het huidige artikel 23, leden 5 en 6, worden overgenomen.
Om de in punt II.2.2 hierboven toegelichte redenen is lid 1 gewijzigd door bijlage X van de huidige richtlijn te schrappen (de lijst van aanbestedende diensten op het gebied van telecommunicatie). De bepaling is voor het overige ongewijzigd ten opzichte van de huidige bepalingen van artikel 42, lid 1. In de leden 2 en 3 is eveneens de tekst van de huidige leden 1 bis en 2 van hetzelfde artikel 42 zonder wijzigingen overgenomen.
Afgezien van het schrappen van de verwijzingen naar de huidige bijlage X en naar het Raadgevend Comité inzake opdrachten voor de telecommunicatiesector, die om de in punt II.2.2 toegelichte redenen niet meer nodig zijn, blijft lid 1 ongewijzigd. Dit komt overeen met het huidige artikel 40, lid 5. Lid 2 houdt rekening met de nieuwe comitologie-bepalingen.
De bepalingen van de leden 14 tot en met 16 van het huidige artikel 14 zijn naar dit artikel verplaatst, aangezien het om bepalingen gaat die een herziening volgens de procedure van het Raadgevend Comité mogelijk maken. De inhoud van de herzieningsmechanismen blijft ongewijzigd, behalve dat de Commissie de uitkomst van de berekeningen naar beneden kan afronden op het tienduizendtal euro, indien dit noodzakelijk is om 'ronde' drempels te houden en tevens de naleving van de internationale verplichtingen te waarborgen.
67.1. Ter vereenvoudiging en vergemakkelijking van het gebruik zijn de bepalingen betreffende mogelijkheden tot wijziging van bepaalde delen van de richtlijn met hulp van het Raadgevend Comité volgens de procedure van artikel 65 in een enkel artikel samengebracht.
67.1.1. Afgezien van het schrappen van de verwijzing naar de huidige bijlage X, die niet langer nodig is aangezien de richtlijn niet langer gericht is op aanbestedende diensten op het gebied van telecommunicatie, is de bepaling van lid 1, onder a), ongewijzigd ten opzichte van het huidige artikel 40, lid 1.
67.1.2. Punt b), dat overeenkomt met het eerste deel van het huidige artikel 40, lid 2, is ongewijzigd. Dit geldt ook voor punt c), dat overeenkomt met het tweede deel van het huidige artikel 40, lid 2.
67.1.3. Punt d), dat overeenkomt met lid 3 van het huidige artikel 40, is slechts gewijzigd om te preciseren dat het toepassingsgebied van de richtlijn echter niet mag worden gewijzigd. Bij een eventuele wijziging van de nomenclatuur moet dan natuurlijk worden geverifieerd of deze wijziging niets verandert aan het toepassingsgebied.
67.1.4. De bepaling onder e), die de mogelijkheid biedt de in bijlage XI gebruikte nomenclatuur te wijzigingen (dat wil zeggen de definitie van de beoogde werken) is nieuw, maar komt overeen met de bepaling van artikel 35, lid 2, van Richtlijn 93/37/EEG, met als enige verschil dat in bijlage II hiervan werd verwezen naar de NACE-nomenclatuur en niet naar de CPV-nomenclatuur die in bijlage XI van dit voorstel is gebruikt. Natuurlijk is de voorwaarde dat het toepassingsgebied niet mag worden veranderd bij een wijziging van nomenclatuur, ook hier van toepassing.
67.1.5. Punt f) is nieuw en biedt de mogelijkheid de nieuwe bijlagen X en XIX - dat wil zeggen de lijst van de Gemeenschapswetgeving op het gebied van de liberalisering en de technische specificaties voor de bekendmaking - met behulp van de in artikel 65 omschreven procedure te herzien. Zie punt IV.65 hierboven.
67.2. Lid 2 is ongewijzigd en komt overeen met het huidige artikel 40, lid 4.
De alinea's van dit artikel zijn standaardformuleringen.
69. Artikel 69 - Intrekkingen.
De alinea's van dit artikel zijn standaardformuleringen. De termijnen waarbinnen de lidstaten aan Richtlijn 93/38/EEG en de opeenvolgende wijzigingen erop moesten voldoen, zijn in bijlage XXII vermeld en de tabel betreffende de concordantie tussen de bepalingen van dit voorstel en die van de huidige richtlijn is in bijlage XXIII opgenomen.
Deze bijlagen (de lijsten van aanbestedende diensten en de modellen van aankondigingen) zijn ongewijzigd.
Deze bijlage heeft betrekking op activiteiten die overeenkomstig de CPV-nomenclatuur in plaats van de NACE-nomenclatuur zijn opgesomd. Dit leidt niet tot een wijziging van het toepassingsgebied van de richtlijn.
72. Bijlagen X, XVI A en XVI B, XIX, XX, XI, XXII en XXIII.
Zie voor de opmerkingen bij deze bijlagen respectievelijk de punten IV.29, IV.24, III.3.4 en IV.43, IV.34.5, IV.44.12 en, voor de bijlagen XXII en XXIII, punt IV.69 hierboven.