Toelichting bij COM(2003)77 - Statuut en de financiering van Europese politieke partijen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Artikel 191 van het Verdrag, zoals gewijzigd bij het Verdrag van Nice, luidt:

Europese politieke partijen zijn een belangrijke factor voor integratie binnen de Unie. Zij dragen bij tot de vorming van een Europees bewustzijn en tot de uiting van de politieke wil van de burgers.

De Raad stelt volgens de procedure van artikel 251 het statuut van de Europese politieke partijen en in het bijzonder de regels inzake hun financiering vast.

Artikel 191 erkent de belangrijke rol die de Europese politieke partijen kunnen spelen bij de ontwikkeling van het politieke debat op Europees niveau en bijgevolg bij de verbetering van de kwaliteit van de democratie en de werking van de instellingen van de Unie.

Voorts erkent het dat de partijen - om de hun in het Verdrag toegedachte rol te kunnen vervullen - tenminste gedeeltelijk uit de communautaire begroting gefinancierd dienen te worden.

De gewijzigde redactie van artikel 191 biedt thans de mogelijkheid tot de vaststelling van een passend wettelijk kader door middel van de medebeslissingsprocedure. Dit nieuwe voorstel bouwt voort op de constructieve voorbereidende werkzaamheden die de drie instellingen in verband met het op artikel 308 berustende voorlopige voorstel uitgevoerd hebben en verenigt de terreinen in zich waarover in de loop van de procedure consensus is bereikt.

Het voorstel beoogt het aan artikel 191, lid 1, ten grondslag liggende voornemen te verwerkelijken door het scheppen van een duurzaam, helder en transparant wettelijk kader op de lange termijn voor de Europese partijen en de financiering ervan uit de Gemeenschapsbegroting.

De Commissie acht het weliswaar ongepast om de politieke voorwaarden voor de registratie van Europese politieke partijen al te strikt of gedetailleerd te regelen, maar vindt het desondanks van wezenlijk belang om minimumnormen voor een democratische handelwijze van dergelijke partijen vast te leggen.

Dienovereenkomstig bepalen artikel 2 (definitie van een partij) en artikel 3 (registratie), dat een partij die zich bij het Europees Parlement wil laten registreren dient:

- aan verkiezingen voor het Europees Parlement te hebben deelgenomen of haar voornemen daaraan deel te nemen te kennen hebben gegeven;

- te beschikken over duidelijk omschreven instanties die verantwoordelijk zijn voor het financieel beheer;

- te waarborgen dat de statuten en activiteiten van de Europese politieke partij voldoen aan de fundamentele doelstellingen van de Unie in verband met vrijheid, democratie, rechten van de mens, fundamentele vrijheden en de rechtstaat.

Artikel 4 legt een procedure vast, door middel waarvan onderzocht wordt of een partij de in het derde streepje hierboven vermelde verplichtingen naleeft en stelt het Europees Parlement in staat de registratie van een partij die niet langer aan de registratievoorwaarden voldoet, ongedaan te maken.

Met het oog op de transparantie stelt artikel 3 de publicatie van de statuten verplicht.

De bij artikel 3 vastgelegde registratieprocedure is derhalve de eerste vereiste, maar niet de enige voorwaarde om voor financiering in aanmerking te komen. Als een partij aanspraak op financiering wil maken, dient zij eerst haar statuten te deponeren en vervolgens aan de speciale, in artikel 5 neergelegde aanvullende voorwaarden te voldoen. Geregistreerde partijen vragen financiering bij het Parlement aan, dat binnen twee maanden beslist.

Deze communautaire financiering kan alleen worden toegekend aan partijen die voldoende representatief zijn, hetzij in het Europees Parlement, hetzij in een aantal lidstaten. In dit verband dient de verwijzing in artikel 5 van de verordening naar regionale parlementen in iedere lidstaat in het licht van zijn eigen grondwettelijke beginselen geïnterpreteerd te worden. Hiertoe worden de volgende maatstaven in overweging gegeven: een partij moet hetzij in het Europees Parlement of in de nationale of regionale parlementen in tenminste eenderde van de lidstaten met afgevaardigden vertegenwoordigd zijn, ofwel bij de laatste verkiezingen voor het Europees Parlement in tenminste eenderde van de lidstaten van de Gemeenschap 5% van de stemmen behaald hebben. De partijen dienen zich voorts te verplichten niet bepaalde in artikel 5, lid 3, onder d, genoemde soorten giften te aanvaarden.

Op deze voorwaarden kunnen partijen krachtens artikel 191 en overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel in aanmerking komen voor financiering uit de begroting van de Unie. Deze financiering mag niet in de plaats komen van de autonome financiering van de Europese partijen, die minstens 25% van de begroting van iedere partij dient te bedragen.

De verdeling onder partijen die voor de financiering in aanmerking komen, geschiedt volgens objectieve regels. Elk van deze partijen ontvangt een vaste basisfinanciering, waaraan een tweede bedrag wordt toegevoegd, dat wordt berekend aan de hand van het aantal in het Europees Parlement gekozen afgevaardigden. Voor deze twee delen van de uitkering worden respectievelijk 15% en 85% van de beschikbare kredieten bestemd.

De toegewezen begrotingsmiddelen zijn herzien met het oog op de toename van de bevolking van de Unie als gevolg van de uitbreiding.

Uiteraard moet de financiële situatie van een politieke partij die gelden uit de Gemeenschapsbegroting ontvangt, doorzichtig zijn. Daartoe maken de Europese politieke partijen hun rekeningen openbaar en melden zij al hun financieringsbronnen (met uitzondering van giften tot maximaal 100 euro). Er worden in overeenstemming met het Financieel Reglement uniforme rapportage-, boekhoud- en controleprocedures vastgelegd.

Ter voorkoming van een ongeoorloofd belangenconflict moeten er regels worden vastgesteld voor externe en onafhankelijke procedures voor de controle van de boekhouding van de partijen.

Tenslotte is voorgesteld de maatregel te financieren als speciale administratieve uitgave van het Parlement (afdeling I van de begroting), in overeenstemming met de door de begrotingsautoriteit in de begroting van het Parlement opgenomen voorzieningen voor een artikel 'Steun aan de Europese politieke partijen'.

Krachtens de bepalingen van de artikelen 66, 76 en 116 van het Financieel Reglement  i betreffende de verantwoordelijkheid van de ordonnateur beslist de ordonnateur over de toegekende subsidies en gaat hij vastleggingen en juridische verbintenissen aan.