Toelichting bij COM(2003)67 - Bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers bij een botsing met een motorvoertuig

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Doel van het voorstel

In de Gemeenschap worden jaarlijks bij verkeersongevallen maar liefst 8 000 voetgangers en fietsers gedood en nog eens 300 000 gewond. Doel van dit voorstel is het aantal doden en gewonden bij ongevallen met voetgangers te verminderen door de voorkant van de voertuigen te veranderen. Het voorstel bevat voorschriften voor de constructie van motorvoertuigen teneinde de bescherming van voetgangers en andere weggebruikers te verbeteren door de ernst van de verwondingen bij een botsing met een motorvoertuig te reduceren. De voorkant van motorvoertuigen zal zo moeten worden gebouwd, dat bij een botsing bepaalde grenswaarden niet worden overschreden.

De voorgestelde maatregelen zijn van toepassing op personenauto's en bestelauto's. Aangezien de bouw van personenauto's onder de communautaire wetgeving valt in het kader van het EG-typegoedkeuringssysteem voor complete voertuigen, dat is ingesteld bij Richtlijn 70/156/EEG, als gewijzigd, zullen de voorgestelde voorschriften ook in dat systeem worden geïntegreerd.

1.

2. Juridische grondslag


Dit voorstel stelt geharmoniseerde technische voorschriften vast voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot voetgangerbescherming. Geharmoniseerde voorschriften zijn noodzakelijk om de behoorlijke werking van de interne markt op dit gebied te waarborgen. Dit voorstel is derhalve gebaseerd op artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

2.

3. Regelgevingsaanpak


In 2001 heeft de Commissie de onderhandelingen met de Europese, Japanse en Koreaanse federaties van autoproducenten (ACEA, JAMA en KAMA) over een verbintenis van de automobielindustrie tot het nemen van maatregelen voor een betere bescherming van voetgangers, met succes afgerond. Amerikaanse voertuigen die in de Gemeenschap worden verkocht, vallen eveneens onder de ACEA-verbintenis. Op 11 juli 2001 heeft de Commissie de verbintenis van de industrie door middel van een mededeling aan de Raad en het Europees Parlement ter advies voorgelegd i.

De Commissie stelde de uiteindelijke beslissing om de verbintenis van de industrie te aanvaarden of op basis van die verbintenis wetgeving voor te stellen, uit totdat het Europees Parlement en de Raad hun standpunt hadden bepaald.

Gezien de resultaten van de raadpleging van het Europees Parlement i en de Raad i heeft de Commissie in juni 2002 besloten wetgeving voor te stellen waarin de belangrijkste doelstellingen en de na te leven fundamentele technische voorschriften worden vastgesteld.

Dit voorstel bevat derhalve de fundamentele eisen die met betrekking tot de bescherming van voetgangers bij het ontwerp van de frontconstructie van motorvoertuigen moeten worden vervuld. Ze zullen van toepassing zijn op alle nieuwe personenauto's en bestelauto's die in de Gemeenschap in de handel worden gebracht. De eisen, die gebaseerd zijn op de verbintenis van de industrie, worden vastgesteld in de vorm van diverse tests en grenswaarden, zoals beschreven in bijlage I.

Het voorstel biedt een formeel kader voor de relevante delen van de verbintenis die door de industrie is aangegaan en zorgt zo voor rechtszekerheid met betrekking tot de toepassing van maatregelen om de bescherming van voetgangers bij ongevallen met auto's te verbeteren. Voorts houdt de voorgestelde richtlijn ook in dat de eisen deel zullen uitmaken van het EG-typegoedkeuringssysteem, zodat de nationale autoriteiten bij de toepassing van de wettelijke bepalingen worden betrokken. Zowel de Raad als het Europees Parlement hebben er immers de voorkeur aan gegeven de typegoedkeuringsinstanties bij de uitvoering van de vereiste maatregelen te betrekken.

De voorgestelde fundamentele eisen zullen worden getest overeenkomstig gedetailleerde voorschriften die in een beschikking van de Commissie zullen worden uiteengezet. Dankzij deze aanpak zal de richtlijn niet met technische details moeten worden overladen.

3.

4. Inhoud van het voorstel


Uit verkeersongevallenstatistieken blijkt dat er onder de verkeersslachtoffers vrij veel voetgangers en fietsers zijn die door contact met een bewegend voertuig en voornamelijk met de frontconstructie van personenauto's gewond raken. De meeste ongevallen vinden plaats in stedelijke gebieden waar ernstige of fatale verwondingen kunnen worden opgelopen bij relatief lage snelheden, met name in het geval van kinderen.

Er bestaan niettemin mogelijkheden om de ernst van de verwondingen bij voetgangers te reduceren door de frontconstructie van motorvoertuigen te verbeteren. Boven een bepaalde snelheid zijn de mogelijkheden om dergelijke verwondingen te reduceren beperkt, maar bij snelheden onder ca. 40 km/h bestaat de mogelijkheid om de mate van de door voetgangers bij frontale botsingen met personenauto's en bestelauto's opgelopen verwondingen aanzienlijk te verminderen.

De voorschriften in dit voorstel zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek door Werkgroep 17 van het European Enhanced Vehicle-safety Committee (EEVC) en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Europese Commissie.

Om aan de voorgestelde grenswaarden te voldoen, zullen de motorvoertuigen (personenauto's en bestelauto's) een aantal tests moeten doorstaan. In een eerste fase, die in 2005 ingaat, moeten nieuwe voertuigtypes voldoen aan twee tests met betrekking tot de bescherming tegen hoofd- en beenletsels. In een tweede fase, met ingang van 2010, zullen nieuwe voertuigtypes aan vier strengere tests worden onderworpen, namelijk twee voor hoofdletsels en twee voor beenletsels. Binnen vijf jaar zullen alle nieuwe voertuigen aan deze testvoorschriften moeten voldoen.

De Commissie is zich bewust van het feit dat slechts weinig tot geen van de bestaande voertuigontwerpen aan alle voorgestelde technische bepalingen kunnen voldoen. Daarom leek het aangewezen een passende introductietermijn toe te staan voordat de voorgestelde maatregelen op nieuwe voertuigtypes en later op alle nieuwe voertuigen moeten worden toegepast.

Het is duidelijk dat van het voetgangervriendelijk maken van voertuigen pas maximaal profijt kan worden getrokken wanneer alle typen voertuigen aan deze technische voorschriften voldoen, maar het is ook zo dat de toepassing ervan op zwaardere voertuigen (vrachtauto's en bussen) van beperkte waarde zou zijn en dat de voorschriften in hun huidige vorm daarvoor wellicht ook technisch niet geschikt zijn. Daarom is het toepassingsgebied beperkt tot personenauto's en van personenauto's afgeleide bestelauto's van maximaal 2,5 ton. Aangezien deze voertuigcategorieën de overgrote meerderheid van de momenteel in gebruik zijnde voertuigen vertegenwoordigen, zullen de voorgestelde maatregelen het grootste nuttige effect sorteren bij het terugdringen van letsels bij voetgangers.

Hoewel de naleving van deze technische voorschriften ingrijpende wijzigingen in het voertuigontwerp vergt, houden de voorziene introductietermijn en de introductie in twee fasen in dat deze wijzigingen tijdens de ontwikkeling van nieuwe voertuigen kunnen worden aangebracht zodat er geen kostbare veranderingen moeten worden doorgevoerd aan voertuigen die al in productie zijn.

Gezien de snelle technologische ontwikkeling op dit gebied voorziet dit voorstel in de mogelijkheid dat alternatieve maatregelen worden ontwikkeld voor de eisen die in het voorstel zijn vastgelegd. Vóór 1 juli 2004 zal derhalve een onderzoek worden verricht naar de haalbaarheid van de voorgestelde technische voorschriften voor de tests en met name van andere maatregelen die ten minste evenveel bescherming zouden kunnen bieden als de voorgestelde maatregelen. Mocht uit het haalbaarheidsonderzoek blijken dat de alternatieve maatregelen ten minste evenveel bescherming bieden, zal de Commissie relevante voorstellen doen om deze richtlijn te wijzigen.

Behalve de maatregelen om het ontwerp van de voertuigfronten te verbeteren, hebben de federaties van autoproducenten zich er ook toe verbonden de volgende actieve en passieve veiligheidsmaatregelen te nemen met het oog op een betere bescherming van voetgangers en andere weggebruikers:

- alle nieuwe motorvoertuigen vanaf 1 juli 2004 met een antiblokkeerremsysteem (ABS) uit te rusten;

- geleidelijk aan elementen van informatie- en communicatietechnologie (ICT-elementen) in te voeren om de actieve veiligheid te verbeteren;

- alle nieuwe motorvoertuigen vanaf 1 oktober 2003 met dagrijlicht (DRL) uit te rusten;

- geen starre koeienvangers als standaarduitrusting op nieuwe motorvoertuigen te monteren en deze ook niet als aparte onderdelen te verkopen.

Wat de invoering van DRL betreft heeft de Commissie, na raadpleging van de Raad en het Europees Parlement en gezien de bestaande verschillen tussen de nationale wetten over het gebruik van DRL, besloten de invoering ervan door de industrie niet aan te bevelen zolang er op communautair niveau geen geharmoniseerde benadering bestaat over het gebruik ervan.

Wat het verbod op starre koeienvangers betreft, is de Commissie, met inachtneming van het standpunt van de Raad en het Europees Parlement dat wetgeving niet alleen van toepassing zou zijn op de producenten van originele onderdelen, maar ook op de vrije aftermarket, voornemens een richtlijn met een testprocedure voor alle in de handel gebrachte koeienvangers en soortgelijke constructies voor te stellen.

De extra maatregelen (waaronder ABS en ICT-elementen) worden momenteel uitgevoerd en worden afzonderlijk gecontroleerd.