Toelichting bij COM(2002)158-2 - Specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro passagiersschepen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2002)158-2 - Specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro passagiersschepen. |
---|---|
bron | COM(2002)158 |
datum | 25-03-2002 |
Met als doel harmonisatie van veiligheidsvoorschriften voor binnen de EU gebruikte passagiersferries stelde de Europese Commissie in 1996 een richtlijn voor die voorzag in geharmoniseerde toepassing op de binnenlandse scheepvaart van met de internationaal geldende regels gelijkstaande voorschrif-ten. Op 17 maart 1998 is de richtlijn 98/18/EG van de Raad aangenomen en nog datzelfde jaar in werking getreden. De voorschriften van bijlage I bij de richtlijn zijn een omzetting van de relevante internationale regels in veiligheidsvoorschriften voor vaartuigen die voor binnenlandse diensten worden gebruikt. De voorschriften gelden voor alle soorten binnenlandse passagiersferries, en hou-den rekening met grootte en ouderdom en met de kenmerken van het zeegebied waarvoor hun exploitatievergunning geldt.
Ofschoon de richtlijn nog niet zo lang geleden is aangenomen, moeten volgens de Europese Commissie enkele bepalingen daarvan worden vereenvoudigd of aangepast, om de passagiers op binnenlandse reizen in de lidstaten van de EU voldoende bescherming te bieden. Daarom wordt in de onderhavige richtlijn voorgesteld Richtlijn 98/18/EG van de Raad als volgt te wijzigen:
— Bij wijziging van verdragen en codes op het gebied van maritieme veiligheid, met name de 2000 High Speed Craft Code, wordt de richtlijn daaraan aangepast.
— De procedure voor de omschrijving en publicatie van zeegebieden wordt vereenvoudigd en verbeterd. De procedure is van cruciaal belang voor de uitvoering van deze richtlijn, aangezien het van het zeegebied waarin een schip vaart afhangt welke veiligheidsvoorschriften van toepassing zijn,
— Voor bepaalde categorieen voor binnenlandse diensten gebruikte ro-ro-passagiersschepen worden specifieke stabiliteitseisen ingevoerd die gelijkwaardig zijn aan de specifieke stabiliteitseisen in het richtlijnvoorstel inzake specifieke stabiliteitseisen voor schepen die voor internationale reizen gebruikt worden, en ro-ro-passagiersschepen die niet worden verbeterd om aan deze stabiliteitseisen te voldoen worden opgelegd.
— Geeist wordt dat de lidstaten ernaar streven al hun passagiersschepen, ongeacht grootte, ouder-dom en het zeegebied waarin ze varen, veilig en toegankelijk te maken voor passagiers met een mobiliteitshandicap. Dit sluit aan bij andere voorstellen van de Commissie die andere middelen van transport toegankelijk en veilig moeten maken voor deze passagiers.
— De vrijstelling van Griekenland wordt opgeheven. Gezien het marginaal effect van de vrijstelling betekent dit een vereenvoudiging van de richtlijn.
2. Motivering van de voorgestelde maatregelen
Doelstelling van de voorgestelde maatregel is wijziging van de bestaande Richtlijn 98/18/EG van de Raad. Hier zijn vele redenen voor. Hoewel de bewuste richtlijn nog niet zolang geleden is aangenomen, hebben zich reeds bepaalde moeilijkheden bij de uitvoering voorgedaan. Het voornaamste probleem bij de uitvoering van de richtlijn op communautair niveau is dat die uitvoering moeilijk kan worden gecontroleerd, aangezien de huidige procedure voor de publicatie van zeegebieden niet bruikbaar is. Dit heeft gevolgen zowel op communautair niveau als voor alle lidstaten, omdat controle op de uitvoering van Richtlijn 98/18/EG niet mogelijk is zonder een behoorlijke en werkbare regeling voor het aanwijzen en publiceren van zeegebieden.
Bovendien dient de richtlijn flexibel te worden gemaakt om bepaalde artikelen aan de international ontwikkelingen aan te kunnen passen, met name wat betreft de veiligheid van hogesnelheidsvaar-tuigen.
Voorts dienen er meer specifieke stabiliteitseisen voor op binnenlandse reizen gebruikte ro-ro-pas-sagiersschepen te komen om de veiligheid te verhogen en ervoor te zorgen dat op binnenlandse reizen het veiligheidsniveau even hoog is als op internationale reizen.
Invoering van veiligheidsrichtsnoeren voor passagiers met een mobiliteitshandicap past bij het door het Verdrag van Amsterdam geintroduceerde beginsel inzake de bestrijding van discriminatie op grond van invaliditeit en leeftijd.
Tenslotte dient erop te worden gewezen dat er enkele bepalingen zijn ingevoerd die de lidstaten overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel veel speelruimte geven, met name wat betreft de voor-schriften inzake veiligheid en toegankelijkheid voor passagiers met een mobiliteitshandicap.
3. Inhoud van het voorstel
Het voorstel bevat twee artikelen die bestaande artikelen van Richtlijn 98/18/EG van de Raad wijzigen, alsmede artikelen om deze wijzigingen toepasbaar te maken.
4. Artikelsgewijs commentaar
4.1. Definities (artikel 1, lid 1)
Er wordt een nieuwe definitie in artikel 2 sub w), ingevoerd voor „personen met een mobiliteitshandicap”, met betrekking tot het voorgestelde nieuwe artikel 6 ter. De gebruikte definitie is die van Richtlijn 2001/85/EG van 20 november 2002 (1), van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot „speciale voorschriften voor voertuigen bestemd voor het vervoer van passagiers, met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend” en houdende wijziging van de Richtlijnen 70/156/EEG en 97/27/EG. De Commissie heeft deze definitie, die onlangs door Parle-ment en Raad is overeengekomen, geschikt geacht voor deze richtlijn, aangezien zij betrekking heeft op veiligheids- en toegankelijkheidseisen voor een bepaalde vorm van openbaar vervoer voor passagiers met een mobiliteitshandicap. Zie ook punt 4.6.
4.2. Procedure voor de publicatie van zeegebieden (artikel 1, lid 2)
De Commissie stelt een nieuwe vereenvoudigde procedure voor de vaststelling, kennisgeving en publicatie van de lijst van zeegebieden A, B, C en D voor, waarvan afhangt welke specifieke veiligheidseisen gelden voor in die gebieden varende schepen. De verandering is het gevolg van de problemen die men heeft ondervonden bij de toepassing van Richtlijn 98/18/EG. Het is van cruciaal belang dat deze procedure wordt gewijzigd, zowel om de uitvoering van de richtlijn door de lidstaten te vergemakkelijken als om op communautair niveau hierop toezicht te kunnen uit-oefenen.
De Commissie stelt voorts voor om de kennisgeving van zeegebieden aan de Commissie volgens de procedure van artikel 9 te vereenvoudigen. De voor de publicatie voorgestelde procedure biedt op lidstaats- en communautair niveau meer flexibiliteit en helderheid naar de ondernemers toe.
4.3. Beeindiging van de vrijstelling voor Griekse passagiersschepen (artikel 2)
Richtlijn 98/18/EG bevat een vrijstelling voor passagiersschepen in Griekenland die alleen binnenlandse diensten onderhouden. Aangezien het effect van de vrijstelling in de praktijk beperkt is, stelt de Commissie voor om, ter vereenvoudiging van de richtlijn, deze vrijstelling met ingang van 1 januari 2005 uit de richtlijn te schrappen.
(1) PB L 42 van 13.2.2002, blz. 1.
4.4. Stabiliteitseisen en opleggingsleeftijd (artikel 1, lid 3)
Het voorstel van de Commissie voorziet in de invoering van specifieke stabiliteitseisen voor ro-ro-passagiersschepen die worden gebruikt voor internationale reizen naar/vanuit EU-havens. Hierdoor zal uiterlijk op 1 oktober 2010 een verhoogd veiligheidsniveau van op bovengenoemde routes varende ro-ro-passagiersschepen worden verzekerd.
Aangezien ro-ro-passagiersschepen op binnenlandse en internationale reizen met soortgelijke zee-toestanden te maken hebben, stelt de Commissie, ter verkrijging van een gelijk veiligheidsniveau op schepen die in verschillende zeegebieden met dezelfde zeetoestand varen, voor om deze specifieke stabiliteitseisen ook te laten gelden voor ro-ro-passagiersschepen op binnenlandse reizen. De spe-cifieke stabiliteitseisen zullen per 1 oktober 2004 gelden voor alle nieuwe ro-ro-passagiersschepen van de klassen A, B en C. Het is niet gerechtvaardigd de specifieke stabiliteitseisen te laten gelden voor nieuwe ro-ro-passagiersschepen van de klasse D, vanwege de voor deze schepen geldende vaarbeperkingen. Met het oog op de moeilijkheden waarvoor men bij de aanpassing van bestaande schepen van de klassen A en B kan komen te staan, stelt de Commissie voor om bij wijze van alternatief de mogelijkheid in te voeren om schepen die 30 jaar oud zijn geworden en die niet aan de specifieke stabiliteitseisen kunnen voldoen uit de vaart te nemen. Die mogelijkheid zal ook gelden voor ro-ro-passagiersschepen van de klassen C en D, tenzij deze volledig voldoen aan de eisen van paragraaf II-1/B/8 van Bijlage I van de richtlijn. Dit betekent dat deze schepen volledig moeten voldoen aan de stabiliteitseisen van SOLAS 90, een verplichting waarvan ze nu zijn vrij-gesteld.
4.5. De High Speed Craft Code 2000 (artikel 1, lid 5)
Richtlijn 98/18/EG voorziet momenteel in de volledige toepassing van de High Speed Craft Code (HSC Code), als opgenomen in Resolutie MSC 36 (63) van 20 mei 1994 van het Comite Maritieme Veiligheid van de IMO, op alle hogesnelheidsvaartuigen die voor binnenlandse diensten gebruikt worden. De HSC-Code 2000 is aangenomen op 5 december 2000, en zal gelden voor alle nieuwe schepen waarvan de kiel is gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevindt op of na 1 juli 2002. De HSC-Code 2000 geldt alleen voor nieuwe schepen, en komt niet in de plaats van de vorige code, die geldt voor schepen die voor genoemde datum gebouwd zijn.
Daarom stelt de Commissie voor om artikel 8, onder a) zo te wijzigen dat HSC-Code 2000 middels Richtlijn 98/18/EG op dezelfde manier als HSC-Code 1994, door middel van de comiteprocedure, toepasselijk gemaakt kan worden. Dit is volledig in overeenstemming met het in Richtlijn 98/18/EG opgenomen beginsel met betrekking tot bijlage I en de definities van artikel 2 in verband met internationale verdragen.
4.6. Invoering van veiligheids- en toegankelijkheidseisen ten behoeve van passagiers met een mobiliteitshandicap (artikel 1, leden 1, 3, 4 en 5)
De Commissie stelt voor specifieke veiligheidseisen in te voeren ten behoeve van personen met een mobiliteitshandicap, die tot 30 % van de bevolking kunnen uitmaken, een hoog percentage van de potentiele passagiers dus. De voorgestelde maatregelen hebben zowel betrekking op de veiligheid als op de toegankelijkheid van passagiersschepen voor deze groep passagiers. Het is van cruciaal belang dat voor alle passagiers, met en zonder mobiliteitshandicap, hetzelfde veiligheidsniveau gegaran-deerd wordt.
Het toepassingsgebied van de Richtlijnen 1999/35/EG (!) en 98/41/EG (2) is wat betreft veiligheid en toegankelijkheid voor personen met een mobiliteitshandicap tamelijk beperkt, aangezien deze richtlijnen alleen betrekking hebben op specifieke dienst- en hulpverlening en niet noodzakelijkerwijs algemene informatie bevatten over het schip en de veiligheidsvoorzieningen.
(1) Richtlijn 1999/35/EG van de Raad van 29 april 1999 betreffende het stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen (PB L 138 van 1.6.1999, blz.
1).
(2) Richtlijn 98/41/EG van de Raad van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen (PB L 188 van 2.7.1998, blz. 35).
Het hier voorgestelde mechanisme houdt in dat de richtsnoeren worden opgenomen in een nieuwe bijlage III, die zal gelden voor alle binnenlandse diensten onderhoudende schepen en vaartuigen. Omdat sommige aanpassingen van bestaande schepen onredelijk hoge kosten met zich mee kunnen brengen, zijn de richtsnoeren op bestaande schepen en vaartuigen van toepassing voor zover dit redelijk en uitvoerbaar is. De lidstaten zullen voorts nationale actieplannen opstellen waarin moet worden aangegeven hoe de bestaande vloot passagiersschepen met het oog op de richtsnoeren van bijlage III moet worden aangepast. Deze richtsnoeren zijn in overeenstemming met Circulaire 735 (MSC/Circ. 735) van het Comite Maritieme Veiligheid van de Internationale Maritieme Organisatie van 24 juni 1996, die is getiteld: ..Recommendation on the design and operation of passenger ships to respond to elderly and disabled persons needs”.
Hierbij is het van essentieel belang dat de lidstaten overleg plegen met organisaties die personen met een mobiliteitshandicap vertegenwoordigen, om ervoor te zorgen dat de genomen maatregelen redelijk en aanvaardbaar zijn en ook werkelijk een oplossing bieden voor de huidige problemen aan boord van passagiersschepen.
De lidstaten worden verzocht om hun nationale actieplannen inzake bestaande schepen mede te delen en de Commissie verslag uit te brengen over de uitvoering van het artikel ten aanzien van nieuwe schepen, nieuwe en bestaande hogesnelheidsvaartuigen en bestaande schepen die meer dan 400 passagiers mogen vervoeren.
Verder wordt voorgesteld om de bijlagen II en III volgens de comiteprocedure te wijzigen, onder meer in het licht van de ervaring die door de lidstaten is opgedaan bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn.
4.7. Wijzigingen in het mandaat van het Comite voor aanpassingen (artikel 1, lid 4)
Inhoudsopgave
- De Commissie stelt voor het mandaat van het comite als omschreven in artikel 8 van Richtlijn 98/18/EG te wijzigen om de volgende redenen:
- Overwegende hetgeen volgt:
- 3. De artikelen 6 bis en 6 ter worden toegevoegd:
- Richtlijn 98/18/EG wordt bij deze als volgt gewijzigd:
- 2. Artikel 4, lid 2 wordt vervangen door:
- 4. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
- a) aan punt a) wordt de volgende alinea toegevoegd:
- b) het volgend punt c) wordt toegevoegd:
- Punt g) van artikel 6, lid 3 van Richtlijn 98/18/EG komt te vervallen met ingang van 1 januari 2005
De Commissie stelt voor het mandaat van het comite als omschreven in artikel 8 van Richtlijn 98/18/EG te wijzigen om de volgende redenen:
— artikel 8 a) iii) wordt toegevoegd om herziening van de artikelen van de richtlijn met betrekking tot de HSC-Code, zoals uiteengezet in punt 4.5, mogelijk te maken,
— artikel 8 c) wordt toegevoegd om het comite te machtigen tot wijziging van de bijlagen II en III zoals uiteengezet in punt 4.6.
BIJLAGE „BIJLAGE III
RICHTSNOEREN VOOR VEILIGHEIDSEISEN VOOR PASSAGIERSSCHEPEN EN HOGESNELHEIDSVAAR-TUIGEN TEN BEHOEVE VAN PERSONEN MET EEN MOBILITEITSHANDICAP
(als bedoeld in artikel 6 ter)
1. Toegang tot het schip
De schepen moet zo zijn gebouwd en uitgerust dat iemand met een mobiliteitshandicap zich gemakkelijk en veilig kan inschepen en ontschepen, hetzij zonder hulp hetzij door middel van loopbruggen of liften. Wegwijzers naar zo'n toegang moeten zijn aangebracht bij de andere toegangen tot het schip en op andere geschikte plaatsen overal op het schip.
2. Wegwijzers
De ten behoeve van de passagiers op een schip aangebrachte wegwijzers moeten voor personen met een mobiliteits-handicap bereikbaar en gemakkelijk leesbaar zijn, en geplaatst zijn op strategische punten.
3. Middelen om mededelingen te doen
De exploitant moet aan boord van het schip over de middelen beschikken om visueel en mondeling mededelingen te doen, bijv. over vertragingen, wijzigingen van de dienstregeling en de dienstverlening aan boord, aan personen met uiteenlopende mobiliteitshandicaps.
4. Alarm
Er moeten voor personen met een mobiliteitshandicap bereikbare alarm/oproepknoppen aanwezig zijn.
5. Bijkomende eisen om de mobiliteit binnen het schip te verzekeren
Leuningen, gangen en gangpaden, deuropeningen en deuren moeten de verplaatsing van een persoon in een rolstoel gemakkelijk maken. Liften, autodekken, passagierslounges, accommodatieruimten en toiletten moeten zo zijn inge-richt dat zij redelijkerwijs en relatief toegankelijk zijn voor personen met een mobiliteitshandicap.”