Toelichting bij COM(2000)381 - Tenuitvoerlegging van projecten ter bevordering van de samenwerking en de handelsbetrekkingen tussen de EU en de geïndustrialiseerde landen van Noord-Amerika, het Verre Oosten en Australazië - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)381 - Tenuitvoerlegging van projecten ter bevordering van de samenwerking en de handelsbetrekkingen tussen de EU en de ... |
---|---|
bron | COM(2000)381 |
datum | 23-06-2000 |
Het aantal projecten ter bevordering van de samenwerking en de handelsbetrekkingen tussen de EU en de geïndustrialiseerde landen van Noord Amerika, het Verre Oosten en Australazië (de Verenigde Staten, Canada, Japan, de Republiek Korea, Australië en Nieuw Zeeland) is de afgelopen jaren gestadig toegenomen. Deze ontwikkeling is een logisch gevolg van de verschillende bilaterale overeenkomsten tussen de EU en deze landen, die in de laatste tien jaar ondertekend werden en die alle ervoor pleiten om door een versterkte samenwerking tot een verdieping en verbreding van de wederzijdse betrekkingen te komen.
Nu de politieke context dus duidelijk is vastgesteld en een basis vormt voor de acties die de Gemeenschap ten opzichte van de geïndustrialiseerde landen onderneemt, is het van belang dat er nu solide rechtsgrondslag en begrotingskader gecreëerd worden om deze maatregelen te ondersteunen.
Inhoudsopgave
- Achtergrond
- 3. Beheersdoelstellingen
- 4. Door de verordening bestreken maatregelen
- 4.1. Samenwerkingsprojecten
- 4.1.1. Uitwisselingen tussen mensen
- 4.1.2. Dialoog
- 4.1.3. Conferenties en seminairs
- 4.1.4. Samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie
- 4.1.5. Researchactiviteiten en studies
- 4.1.6 Grotere zichtbaarheid van de EU in de partnerlanden
- 4.2. Opleidingsprogramma's ter verbetering van de bedrijfsprestaties van de EU
- 4.2.2 Het Executive Training Programme in Korea
- 4.3. Handelsbetrekkingen - verbetering van de markttoegang
- 4.3.3. Ad-hoc maatregelen ter verbetering van de markttoegang tot Japan
- 7. Conclusies
Juridische overwegingen
Op dit moment worden er talrijke projecten voor de betrokken landen in de vorm van proefprojecten of voorbereidende acties uitgevoerd, aangezien er geen juridische grondslag is voor de desbetreffende begrotingslijnen. Een goed voorbeeld voor dit soort activiteiten is de NTA-begrotingslijn (Nieuwe Transatlantische Agenda) voor samenwerkingsprojecten met de Verenigde Staten. Proefprojecten en voorbereidende acties zijn echter in tijd gelimiteerd tot respectievelijk twee of drie jaar. Daar deze maatregelen tot dusverre nuttig en succesvol zijn gebleken en verdere maatregelen en initiatieven in de toekomst op een stabiele grondslag ontwikkeld en uitgevoerd moeten worden, is het nodig dat er voor deze projecten een juridische grondslag wordt vastgesteld.
In het geval van Canada leveren de in 1976 ondertekende kaderovereenkomst voor commerciële en economische samenwerking en verschillende bilaterale overeenkomsten op specifieke terreinen al een rechtsgrond voor de lopende projecten en programma's. De toenemende diversificatie van de betrekkingen in het kader van het actieplan tussen de EU en Canada maakt echter duidelijk dat een bredere aanpak noodzakelijk is, in het bijzonder wat betreft de informatie van het publiek, de versterking van de betrekkingen en de bevordering van de dialoog tussen partners en organisaties op politiek, economisch en sociaal gebied.
Er zij op gewezen dat activiteiten in het kader van specifieke instrumenten, zoals de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika en tussen de Gemeenschap en Canada tot vaststelling van programma's voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs en opleiding, door deze verordening niet ongunstig worden beïnvloed maar wel worden gecompleteerd.
De Japanverordening i verstrijkt eind 2001. De desbetreffende rechtsgrond moet derhalve vernieuwd en verruimd worden zodat de lopende programma's voortgezet en nieuwe samenwerkingsinitiatieven gestart kunnen worden. De situatie is vergelijkbaar ten aanzien van de in 1998 ingevoerde NTA-begrotingslijn, omdat het uitsluitend proefprojecten en voorbereidende acties betreft die gericht zijn op de samenwerking tussen de EU en de VS en 2000 al het derde jaar van uitvoering is.
In het geval van de Republiek Korea is voor de tenuitvoerlegging van projecten ter bevordering van de samenwerking en van de handelsbetrekkingen een rechtsgrond vereist, gebaseerd op de beginselen van de Kaderovereenkomst inzake handel en samenwerking en de conclusies van de Raad over het Koreaanse schiereiland.
Voor Australië en Nieuw-Zeeland is eveneens een rechtsgrond benodigd voor de tenuitvoerlegging van de samenwerkingsdoelstellingen die in de gemeenschappelijke verklaring over de betrekkingen met Australië van 26 juni 1997 en in de gemeenschappelijke verklaring over de betrekkingen met Nieuw Zeeland van 4 mei 1999 neergelegd werden.
Budgettaire aspecten: administratieve efficiency
De huidige communautaire acties (dat wil zeggen gewone programma's, proefprojecten en voorbereidende acties) die op het gebied van de samenwerking en de bevordering van de handelsbetrekkingen met de hiervoor genoemde geïndustrialiseerde landen worden uitgevoerd, worden thans uit een groot aantal verschillende begrotingslijnen van onderafdeling externe acties (B-7) van de begroting gefinancierd. Terwijl voor sommige van deze maatregelen ieder jaar betrekkelijk omvangrijke begrotingsmiddelen beschikbaar worden gesteld zijn voor andere slechts bescheiden bedragen benodigd. Af en toe kan het ook nodig zijn om grotere ad hoc projecten te financieren. Door de huidige begrotingslijnen in een enkele begrotingslijn samen te voegen zou de administratieve efficiency aanzienlijk worden verbeterd.
Een belangrijk doel bij de maatregelen in het kader van deze verordening is om de gemeenschapsmiddelen optimaal te benutten. Met het oog daarop zullen de projecten in elk land op een beperkt aantal gebieden worden geconcentreerd, zodat de maatregelen in de toekomst zowel bij de regeringen en de burgers in de partnerlanden, maar ook binnen de EU bekend worden. De voorkeur wordt daarbij gegeven aan meerjarenprogramma's en grootschalige projecten. Het projectbeheer zal hierdoor worden vereenvoudigd.
Het zal echter nog nodig zijn om een beperkt aantal kleinschalige initiatieven uit te voeren, in het bijzonder op gebieden waarop ze voor de bevolking duidelijk zichtbaar kunnen zijn. Projecten van minder dan 100.000 euro moeten derhalve onder bepaalde voorwaarden verder gesteund worden.
In lijn met de opmerkingen van onder andere de Rekenkamer zal tenslotte de decentralisatie van bepaalde taken naar de delegaties van de Commissie worden aangemoedigd, afhankelijk van de beschikbaarheid van pesoneel.
Rekening houdend met de ervaringen die hoofdzakelijk met de VS zijn opgedaan zouden op het gebied van de samenwerking met de betrokken landen onder meer de volgende projecten in aanmerking kunnen worden genomen.
De uitwisselingen tussen mensen zijn inmiddels een belangrijk instrument geworden voor het ondersteunen en bevorderen van de betrekkingen tussen de EU en de derde landen. Uitwisselingsprogramma's maken een netwerk van contacten mogelijk en hebben een sterke multiplicatorwerking als het er om gaat het image van de EU als belangrijke en interessante partner te bevorderen. De in de VS met de 'EU-centra' opgedane ervaringen zijn bemoedigend, zodat deze centra verder gesteund en ook in andere landen opgezet moeten worden. Vooral wat de landen van het Verre Oosten betreft kunnen de uitwisselingsprogramma's gebruikt worden om een uitgebreid netwerk tot stand te brengen met toekomstige leiders in vele sectoren, waardoor de EU haar invloed in de regio zou kunnen versterken.
Uitwisselingsprogramma's zouden met alle betrokken landen in aanmerking kunnen worden genomen, en met name op de volgende terreinen betrekking kunnen hebben:
- studentenuitwisselingen,
- bedrijfsstages,
- culturele uitwisselingsprogramma's
- het leggen van contacten tussen universitaire instellingen.
Ingevolge het actieplan EU-Canada van 1996 heeft de Commissie al het zogenaamde ACADIA-programma op gang gebracht, waarbij jonge academici uit de EU de mogelijkheid hebben om in kleine en middelgrote ondernemingen in Canada een bedrijfsstage van vijf maanden te volgen. Het is de bedoeling dat dit programma wordt voortgezet.
De Commissie is er ook voor om wat Japan betreft het toepassingsgebied van de uitwisselingen te verbreden, vooral in het licht van de versterking van de betrekkingen tussen Europa en Japan. Tot dusver waren bij deze uitwisselingen uitsluitend jonge werknemers of studenten betrokken op het gebied van het bedrijfsleven en de industrie. Gezien de noodzaak om de betrekkingen tussen de EU en Japan op een bredere basis te brengen lijkt het vanzelfsprekend dat er een uitwisselingsprogramma wordt opgezet waarbij studenten uit andere sectoren de mogelijkheid hebben om het leven in Europa en Japan te leren kennen. De Commissie denkt er daarom over om een proefprogramma ter bevordering van dergelijke uitwisselingen op te zetten, dat in het kader van het 'ad hoc'-gedeelte van de maatregelen voor Japan uit deze begrotingslijn gefinancierd zou kunnen worden.
Het succes van de eerste transatlantische handelsdialoog met de VS bewijst, dat een dergelijke dialoog een nuttig instrument kan zijn voor het opbouwen van solide structuren voor de bevordering van handel, investeringen, kapitaaloverdracht en technologie tussen de deelnemende landen.
In dit verband werd de rondetafel EU-Canada voor de handel (CERT) ingesteld om de Canadese regering en de EU en haar lidstaten te adviseren inzake bilaterale en multilaterale aangelegenheden op het gebied van handel en investeringen. De ondernemingen vormen de motor van dit proces, dat de handelsdialoog tussen de EU en Canada verder zal bevorderen.
Daarnaast wordt in het kader van de dialoog EU-Canada over de informatiemaatschappij, die zich op e-commerce en afstandsonderwijs concentreert, een gemeenschappelijke benadering bevorderd van zaken die in het belang van beide partners zijn.
In verschillende belangrijke sectoren zullen er nieuwe dialogen tussen de EU en de partnerlanden worden ingevoerd en de bestaande dialogen zonodig verdiept worden.
De tot dusverre geplande conferenties, seminars en aanverwante activiteiten hebben ten doel het publiek te informeren en informatie te verspreiden, alsook om met de partnerlanden over kwesties van wederzijds belang van gedachten te wisselen.
Het belang van projecten ter bevordering van de samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie vloeit voort uit het besef dat de wetenschappelijke en technologische vooruitgang ten grondslag liggen aan het vermogen om de mondiale uitdagingen aan te gaan en de economische groei te bevorderen. De beide conferenties op dit gebied met de VS, die na het sluiten van de overeenkomst over wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de EU en de VS georganiseerd werden, hebben de basis gelegd voor een verdere ontwikkeling van de bilaterale samenwerking.
Samenwerkingsprojecten op basis van de overeenkomst over wetenschappelijke en technologische samenwerking met Canada zullen mogelijkheden van gezamenlijke activiteiten bevorderen.
Er zouden samenwerkingsprojecten vastgesteld kunnen worden op gebieden die van grensoverschrijdende betekenis zijn, zoals verkeer, natuurbescherming, duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en de globale klimaatsveranderingen.
Er zou opdracht gegeven kunnen worden voor researchactiviteiten en studies over een brede waaier van onderwerpen om de bilaterale betrekkingen tussen de EU en de betrokken landen te bevorderen of zonodig nieuwe samenwerkingsinitiatieven voor te bereiden.
De samenwerking tussen de EU en Canada op het gebied van onderzoek en ontwikkeling zal onder meer door het opzetten van een informatienetwerk over de evaluatie van telematica op het gebied van de gezondheid bevorderd worden.
Hierbij gaat het om de oprichting van platforms in de partnerlanden, met name instellingen om de EU er meer zichtbaarheid te geven en het besef te vergroten welke voordelen er voor de partnerlanden verbonden zijn aan een nauwere samenwerking met de EU. Als voorbeeld kan in dit verband worden gewezen op het 'European Institute' in Washington DC. Er worden in Canada instituten voor Europastudies geïnitieerd in het kader van een programma ter bevordering van universitaire contacten. Naar verwachting zullen er in de nabije toekomst op basis van deze ervaringen Europacentra worden opgericht die zich met een bredere reeks vraagstukken kunnen bezighouden.
Wat Australië betreft werd voorgesteld dat de EU naar aanleiding van de viering van het honderdjarige bestaan van de federatie, een ad-hoc bijdrage ter hoogte van de helft van de schenking van het Excellence Fund (dat wil zeggen 4,0 miljoen Australische Dollar of 2,7 miljoen euro) levert aan de oprichting van een 'Nationaal Europacentrum' in Canberra. De andere helft zou door de Australian National University worden geleverd. Dit is een interessant voorstel, maar in het licht van budgettaire beperkingen zal afgewacht moeten worden hoeveel de EU hieraan kan bijdragen.
Alle samenwerkingsprojecten zullen worden geëvalueerd; de programma's van meer dan een jaar zullen aan het eind van hun looptijd (maximaal drie jaar) worden geëvalueerd. In het geval van de VS is een externe evaluatie van de lopende maatregelen bedoeld om bij te dragen tot een verbetering van de efficiency en tot een grotere zichtbaarheid van de EU-financiering. Voor deze evaluatie wordt op dit moment een oproep tot indiening van voorstellen voorbereid.
4.2.1 'Executive Training Programme' in Japan (ETP)
Het ETP voor Japan is een prestigieus programma van de Commissie om het Europese bedrijfsleven kennis bij te brengen over Japan. Sinds de start ervan in 1979 hebben in het kader van het programma meer dan 700 jonge Europeanen in Japan verbleven met het doel zich de nodige kennis en vaardigheden eigen te maken, om als toekomstige managers de kloof te kunnen overbruggen die tussen de EU en Japan bestaat inzake de taal, cultuur en ondernemersklimaat.
Dat dit initiatief nog steeds grote belangstelling van de Europese industrie heeft blijkt wel uit het recordaantal van 42 deelnemers aan de huidige (19e) editie van het programma, die in januari 2000 in Japan is gestart. Deze 42 deelnemers werden met zorg geselecteerd uit een groep van meer dan 100 jonge leidinggevenden die zich voor het programma hadden opgegeven.
Op dit moment wordt het ETP door externe consultants aan een evaluatie onderworpen.
Het ETP is van het begin af aan in hoge mate door de Japanse werkgeversvereniging (Keidanren) gesteund en wordt ook ten zeerste geapprecieerd door de Europese ondernemers in Japan. Het is van essentieel belang dat dit programma wordt voortgezet.
Het Executive Training Programma in Korea heeft tot doel EU-managers kennis bij te brengen over de taal, de cultuur en het ondernemingsklimaat zodat zij op de Koreaanse markt aan de slag kunnen.
Met de aanwervingscampagne voor de eerste editie van het programma werd in 1999 een begin gemaakt; deze werd in februari 2000 afgesloten. In juni 2000 werden 12 zorgvuldig geselecteerde EU-managers voor 6 maanden naar Korea gezonden, om aan een intensieve taalcursus en bedrijfs- en cultuurseminars deel te nemen en stages in ondernemingen te volgen.
De Commissie is voornemens om het ETP voor Korea, dat thans een proefproject is, in een gewoon programma te veranderen, mits de voor 2000/begin 2001 geplande ex-post-evaluatie voortzetting van het programma zinvol acht.
4.3.1 'Gateway to Japan'-campagne (GTJ)
Bij GTJ gaat het om een geïntegreerde actie voor handelsbevordering, in het kader waarvan de deelneming van EU-ondernemingen uit bepaalde sectoren aan handelsmissies en -beurzen in Japan worden georganiseerd. Sinds de eerste GTJ-campagne in 1994 hebben meer dan 700 EU-ondernemingen aan de activiteiten van het programma deelgenomen. De tweede editie ervan loopt tot eind 2000. Tegen die tijd zullen circa 1000 KMO uit alle lidstaten met de Japanse markt vertrouwd zijn gemaakt.
De doeltreffendheid van de huidige GTJ-campagne wordt thans door externe consultants geëvalueerd. Zij onderzoeken in hoeverre de afzet en het aantal zakelijke contacten op de Japanse markt door de campagne is toegenomen en wat voor meerwaarde deze opgeleverd heeft. Ofschoon het definitieve evaluatieverslag niet voor april 2000 verwacht wordt, zijn de eerste resultaten in het tussentijdse verslag zeer bemoedigend. De definitieve resultaten zullen aan de lidstaten worden meegedeeld.
Het programma wordt door de deelnemende Europese ondernemingen steeds bijzonder geapprecieerd. Hun succes in Japan wordt door deze ondernemingen in eerste instantie toegeschreven aan het feit dat zij onder auspiciën van de EU op de Japanse markt geïntroduceerd worden. Bovendien past deze campagne goed bij de nieuwe initiatieven, die thans door de Japanse regering worden genomen ter bevordering van creatieve en innoverende KMO. Deze nieuwe KMO-politiek is een antwoord op het veranderende economische klimaat in Japan en maakt deel uit van de maatregelen van de regering om de industrie nieuwe impulsen te geven. Deze nieuwe politiek zou voor de KMO in Europa verdere mogelijkheden kunnen openen om Japanse handelspartners aan te trekken, die naar nieuwe technologieën op zoek zijn en om vervolgens de kwaliteit van producten (of diensten) te verbeteren.
Tenslotte dient te worden opgemerkt dat de GTJ-campagne een uiterst effectief en betrekkelijk goedkoop middel is gebleken om de zichtbaarheid van de EU in Japan te vergroten. Dit was een positief effect van het netwerk van handelsorganisaties en aanbieders van commerciële diensten in de lidstaten, die de campagne in Japan ten uitvoer leggen.
Gezien de positieve resultaten die tot dusverre met de GTJ-campagne werden behaald en de toenemende mogelijkheden voor de Europese KMO op de Japanse markt, dient deze campagne in ieder geval ook na het jaar 2000 voortgezet te worden. De precieze opzet van een derde GTJ-campagne alsook de keuze van de betrokken sectoren en het promotie-instrument zullen uiteraard in nauwe samenwerking met de lidstaten in het kader van het bestaande raadplegend comité worden vastgesteld.
4.3.2. Haalbaarheidsstudie voor een 'Gateway to Korea'-programma
Korea biedt als een van de meest geavanceerde economieën in de wereld aanzienlijke marktkansen voor EU-ondernemingen. Door de huidige economische hervormingen wordt er in Korea een moderne markteconomie tot stand gebracht, zodat het land voor buitenlandse ondernemingen, die naar handelspartners op zoek zijn, nog interessanter wordt. De versterking van de Koreaanse KMO-sector en de verbeterde raamvoorwaarden voor buitenlandse directe investeringen vormen krachtige prikkels voor een sterker engagement van de EU-ondernemingen, met name van KMO. Ondanks deze positieve ontwikkelingen behoort Korea vanwege de resterende handelsbarrières nog steeds tot de moeilijkst toegankelijke markten van de wereld. De verbetering van de markttoegang nam bij de samenwerkingsactiviteiten tussen de Commissie en Korea dan ook een centrale plaats in. De projecten variëren van sectorale fora (milieutechnologie, informatietechnologie en de automobielsector) tot een symposium voor consumentenverenigingen, bedoeld voor de verbetering van het image van buitenlandse producten in Korea.
De Europese Handelskamer in Seoul heeft gepleit voor de eventuele uitbreiding van het 'Gateway'-programma met Korea. Een dergelijk programma zou tot een verdere verbetering van de markttoegang kunnen bijdragen, in het bijzonder voor KMO. De Commissie stelt derhalve voor een haalbaarheidsstudie te laten uitvoeren om te beoordelen in hoeverre er in Korea behoefte bestaat aan een dergelijk programma. Ingeval van een positieve beoordeling zal de Commissie de lidstaten via het Raadgevend Comité een voorstel voorleggen voor een 'Gateway to Korea'-programma in het jaar 2001. Alvorens te beslissen of deze 'Gateway to Korea'-campagne al dan niet gestart moet worden, zal de Commissie uiteraard volledig rekening houden met de meningen van de lidstaten die in het Comité naar voren worden gebracht, en zij zal van het desbetreffende besluit afzien wanneer er zeer grote meningsverschillen tussen lidstaten zouden blijken te bestaan.
Naast de Gateway-campagne steunt en co-financiert de Commissie op ad-hoc basis verschillende acties en maatregelen ter verbetering van de markttoegang in Japan. De projecten omvatten conferenties en seminars over belangrijke aspecten van de handels- en investeringsbetrekkingen tussen de EU en Japan, bijvoorbeeld over 'deregulering' en buitenlandse directe investeringen, maar ook algemene marktstudies en sectorale onderzoeksprojecten. Daarnaast kunnen ook specifieke maatregelen worden gesteund die bedoeld zijn om directe contacten tot stand te brengen tussen Europese en Japanse industriëlen, met het doel de ontwikkeling van handel en investeringen te stimuleren.
De laatstgenoemde maatregelen worden zorgvuldig geselecteerd. Binnenkort wordt er een nieuw 'verzoek om reacties van belangstellenden' in het Publicatieblad gepubliceerd.
Inhoud van de verordening
De belangrijkste elementen van de ontwerpverordening kunnen als volgt samengevat worden:
(i) In artikel 1 wordt het doel van de verordening uiteengezet en worden de landen vastgesteld waarop de verordening betrekking heeft.
(ii) De artikelen 3, 4 en 5 hebben betrekking op maatregelen ter bevordering van de samenwerking.
In artikel 4 worden de soorten activiteiten opgesomd die gefinancierd kunnen worden.
Artikel 5 heeft betrekking op de verenigbaarheid van de samenwerkingsprojecten met andere communautaire maatregelen ter zake.
(iii) De artikelen 6, 7 en 8 hebben betrekking op activiteiten ter bevordering van de handelsbetrekkingen.
In artikel 7 wordt bepaald dat het programma van de Gemeenschap de activiteiten van de lidstaten op dit gebied moet aanvullen en er een meerwaarde aan moet geven.
In artikel 8, lid 1, onder a) wordt een beschrijving gegeven van het bestaande 'Executive Training Programme in Japan' en het thans nog als proefproject uitgevoerde 'Executive Training Programme in Korea'.
(iv) In de artikelen 9 en 10 worden de uitvoeringsprocedures vastgelegd.
Artikel 9 voorziet in de oprichting van een Raadgevend Comité om de Commissie bij de vervulling van haar taken ingevolge artikel 8 van deze verordening bij te staan.
Artikel 10 bepaalt dat de Commissie het Europees Parlement en de Raad jaarlijks een verslag voorlegt over de tenuitvoerlegging van de verordening en dat zij de gefinancierde maatregelen en programma's regelmatig evalueert.
Rechtsgrond
De artikelen 133 en 308 van het Verdrag vormen de juridische grondslag van de verordening. Het is duidelijk dat de activiteiten ter bevordering van de handelsbetrekkingen onder artikel 133 vallen, maar dat dit niet geldt voor de beoogde samenwerkingsprojecten. Om deze reden is het nodig ook artikel 308 bij de rechtsgrond te betrekken, omdat het Verdrag voor deze maatregelen niet in andere bevoegdheden voorziet dan die van artikel 308.
Gezien het toenemende belang dat aan de samenwerking en de bevordering van de handelsbetrekkingen tussen de EU en de geïndustrialiseerde landen wordt gehecht, moet er nu een juridisch en budgettair kader in het leven worden geroepen zodat de Gemeenschap alle desbetreffende maatregelen op een regelmatige basis kan uitvoeren.
Tegelijkertijd moet alles in het werk worden gesteld om de efficiency van het beheer van de huidige en toekomstige Gemeenschapsprogramma's op dit gebied te waarborgen en waar nodig te verbeteren. Het hierbij gevoegde voorstel moet derhalve als een belangrijke bijdrage worden gezien in de richting van een meer samenhangende en rationele configuratie van de begrotingslijnen in het onderdeel 'externe maatregelen' van de begroting.
De Raad wordt derhalve verzocht het voorstel van de Commissie goed te keuren.