Toelichting bij COM(2000)351 - Uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de EU, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nrs. 1763/1999 en 6/2000

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. De huidige communautaire handelsregeling met de landen op de westelijke Balkan omvat al unilaterale handelspreferenties op autonome basis voor Bosnië-Herzegovina en Kroatië i, voor Albanië i en - op basis van een samenwerkingsovereenkomst - voor de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië i.

Deze preferenties zijn van identieke aard en strekking als die in de samenwerkingsovereenkomst van 1980 tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië, die in 1991 door de Raad is opgezegd. Zij bepalen dat meer dan 80% van de producten uit deze landen met vrijstelling van douanerechten in de Gemeenschap mag worden ingevoerd. Ondanks dit hoge percentage gelden er nog steeds tariefplafonds voor verschillende belangrijke industrieproducten en zijn er tot dusver slechts beperkte concessies toegekend voor landbouwproducten, waarvan er vele aan tariefcontingenten onderworpen zijn.

Handelsbevordering en -samenwerking is een van de aandachtsgebieden van de Gemeenschap in het kader van het stabilisatie- en associatieproces van de EU en het stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa. De Gemeenschap is veruit de belangrijkste handelspartner voor de regio. Hoewel de handel momenteel slechts van bescheiden omvang is, betekent dit dat wijzigingen in het communautaire handelsbeleid ten aanzien van de westelijke Balkan de economische activiteit en handel in die regio op middellange termijn toch in zekere mate kunnen doen toenemen. Een grotere openstelling van de communautaire markt voor producten uit deze landen zou de hoogdringende directe investeringen uit het buitenland kunnen aanjagen, deze landen kunnen helpen hun doorgaans lage exportcapaciteiten te ontwikkelen en, bovenal, tot politieke en economische stabilisatie in de regio kunnen bijdragen. De economieën op de westelijke Balkan zijn relatief klein en zwak en het onbeduidende volume dat de invoer uit de landen op de westelijke Balkan vertegenwoordigt (0,6% van de totale invoer), maakt het onwaarschijnlijk dat een verdere liberalisering van de handel negatieve gevolgen voor de EU zou hebben.

2. De Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 heeft verklaard dat de stabilisatie- en associatieovereenkomsten met de landen op de westelijke Balkan, die in de oprichting van vrijhandelszones voorzien, 'moeten worden voorafgegaan door asymmetrische handelsliberalisering'. Als onderdeel van het stabilisatie- en associatieproces stelt de Commissie voor de bestaande autonome handelspreferenties verder te verbeteren, die te gelegener tijd door stabilisatie- en associatie overeenkomsten met de betrokken landen zullen worden vervangen.

3. Ter ondersteuning van de economische opleving in Kosovo wordt ook voorgesteld deze preferenties uit te breiden tot Kosovo, dat overeenkomstig Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999 onder het internationaal civiel bestuur van de VN-missie in Kosovo (UNMIK) staat. In overeenstemming met deze resolutie (punt 10 en 11 van de preambule) is het mandaat van UNMIK gedefinieerd als een interim-bestuur waaronder de bevolking van Kosovo een substantiële autonomie kent binnen de Federale Republiek Joegoslavië. UNMIK is onder meer verantwoordelijk voor de elementaire taken van civiel bestuur, waar en zolang dit nodig is.

Bij verordening nr. 1999/3 van 31 augustus 1999 heeft UNMIK een douanedienst opgericht met ongeveer 120 plaatselijke medewerkers onder leiding van een directeur-generaal Douane van UNMIK. Deze dienst is present aan de internationale grenzen en heeft in nauwe samenwerking met KFOR en CIVPOL verschillende belastingkantoren ingericht aan de administratieve grenzen van Kosovo. De door de Gemeenschap gefinancierde Customs Assistance Mission in Kosovo (CAM-K) bestaat uit een team van 10 internationale douane-experts, die helpen bij de modernisering van de UNMIK-douanedienst en bij de vaststelling van douaneprocedures die in overeenstemming zijn met die van de EU. Een van de gebieden waarop CAM-K technische bijstand aan de UNMIK-douanedienst verleent, is de vaststelling van effectieve procedurale en organisatorische maatregelen die de afgifte van certificaten van oorsprong mogelijk moeten maken. Daarnaast helpt CAM-K ook bij de herziening van administratieve aanwijzing nr. 1999/01 van UNMIK, die het wetgevende kader zal vormen voor de tenuitvoerlegging van de noodzakelijke administratieve maatregelen om het systeem correct te laten functioneren. Ten slotte is er met de parafering van een gemeenschappelijke verklaring over grensoverschrijdende samenwerking op 7 maart 2000 een samenwerking tot stand gebracht op douanegebied tussen de UNMIK-douanedienst en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië .

4. De Republiek Montenegro heeft, binnen de Federale Republiek Joegoslavië, geen onafhankelijke douaneadministratie. Het is derhalve niet mogelijk de handelspreferenties uit te breiden tot de Republiek Montenegro. Ter ondersteuning van de economische en democratische hervormingen in deze republiek wordt evenwel voorgesteld beperkte en specifieke concessies toe te kennen (tariefcontingenten met vrijstelling van douanerechten) voor aluminiumproducten die in éénzelfde fabriek in Montenegro en niet elders in de Federale Republiek Joegoslavië zijn vervaardigd. Het voorstel voorziet derhalve in een regeling die van toepassing is op bepaalde industrieproducten van oorsprong uit de Federale Republiek Joegoslavië, zonder evenwel afbreuk te doen aan de uitsluiting van de Federale Republiek Joegoslavië van de autonome handelspreferenties als geheel, en volledig in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1294/99 van de Raad van 15 juni 1999 i.

1.

5. Het bijgaande voorstel voor een verordening (EG) van de Raad heeft tot doel:


* de resterende tariefplafonds voor bepaalde industrieproducten van oorsprong uit Albanië, Bosnië-Herzegovina en Kroatië af te schaffen en de toegang voor landbouwproducten, inclusief verwerkte landbouwproducten en visserijproducten, van oorsprong uit die landen, te verbeteren;

* deze preferenties uit te breiden tot Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999;

* beperkte concessies (tariefcontingenten) toe te kennen voor Montenegrijnse aluminiumproducten van oorsprong uit de Federale Republiek Joegoslavië;

* de autonome handelspreferenties voor de landen op de westelijke Balkan te stroomlijnen en in één nieuwe verordening te bundelen, waarbij Verordeningen (EG) nr. 6/2000 en nr. 1763/1999 worden ingetrokken;

* de landen waarop de voorgestelde verordening van toepassing is, te schrappen uit het SAP.

Deze maatregelen worden voorgesteld als onderdeel van het stabilisatie- en associatieproces van de EU om tegemoet te komen aan de specifieke situatie op de westelijke Balkan. Zij zullen niet worden voorgesteld voor andere regio's en zullen geen precedent vormen voor het communautaire handelsbeleid met andere derde landen.

6. Er wordt voorgesteld de toekenning van deze verbeterde preferenties te koppelen aan de bereidheid van Albanië, Bosnië-Herzegovina en Kroatië om effectieve economische hervormingen door te voeren en tot regionale samenwerking te komen met de andere landen die bij het stabilisatie- en associatieproces van de EU betrokken zijn, alsook aan de bereidheid van alle betrokken landen en gebieden om een status-quo te respecteren met betrekking tot douanerechten, kwantitatieve beperkingen of heffingen van gelijke werking ten aanzien van de invoer uit de Gemeenschap.

Het voorstel omvat voorzorgsmaatregelen tegen eventuele fraude of niet-naleving van de oorsprongsregels. De clausule inzake de status-quo steunt op een aangescherpte clausule inzake tijdelijke schorsing, die ook van toepassing is in gevallen van bewijs van fraude, niet-naleving van oorsprongsregels en/of een scherpe stijging in de uitvoer van de begunstigde landen en gebieden naar de Gemeenschap die hun normale productieniveau en exportcapaciteit overstijgt. De toepassing van deze verordening is beperkt tot twee jaar. In het kader van het SAO-proces ontvangen de begunstigde landen ook steun die tot doel heeft hun institutionele en administratieve capaciteit te verhogen en de samenwerking op douanegebied te intensiveren.

2.

7. Dit voorstel vereist voorts verschillende acties, wijzigingen en aanpassingen op gebieden die er rechstreeks mee verband houden:


* teneinde discriminatie te vermijden, dienen aan de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op separate basis equivalente handelspreferenties te worden toegekend - ter aanvulling van de bestaande samenwerkingsovereenkomst, in de vorm van een briefwisseling, vóór de sluiting van een stabilisatie- en associatieovereenkomst;

* de wijziging van Verordening (EG) nr. 517/94 betreffende kwantitatieve maxima voor de invoer van textielproducten, teneinde aparte textielcontingenten op te nemen voor Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999. Daarnaast wil de Commissie voorstellen om zo snel mogelijk onderhandelingen voor textielovereenkomsten te openen met Bosnië-Herzegovina en Kroatië, teneinde de handel in textielproducten met deze landen (die ongeveer 30% van hun export naar de Gemeenschap vertegenwoordigt) vrij te maken, de tariefcontingenten te vervangen door een systeem van dubbele controle en administratieve samenwerking, en beide landen te schrappen uit Verordening (EG) nr. 517/94;

* de eventuele wijziging van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het communautaire douanewetboek (Verordening nr. 2543/93 van de Commissie) aangaande producten van oorsprong uit Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999;

* de aanpassing van de door de Commissie bij de WTO gevraagde ontheffing (waiver) voor het communautaire handelsbeleid ten aanzien van de landen op de westelijke Balkan, rekening houdend met de verbeteringen en de uitbreiding van de preferenties in de voorgestelde verordening.

8. De Commissie legt het bijgaande voorstel voor een verordening (EG) van de Raad ter goedkeuring aan de Raad voor.