Toelichting bij COM(1998)158-4 - Gemeenschappelijke marktordening in de sector melk en zuivelproducten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(1998)158-4 - Gemeenschappelijke marktordening in de sector melk en zuivelproducten. |
---|---|
bron | COM(1998)158 |
datum | 18-03-1998 |
|
51998PC0158(08)
Voorstel voor een Verordening (EG) van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid /* COM/98/0158 def. - CNS 98/0113 */
Publicatieblad Nr. C 170 van 04/06/1998 blz. 0093
98/0113 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING (EG) Nr. . . . VAN DE RAAD van . . .
Inhoudsopgave
- tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (98/C 170/08)
- Artikel 1 Reikwijdte
- Artikel 2 Volledige uitkering
- Artikel 3 Combinatie met milieubepalingen
- Artikel 4 Differentiatie
- Artikel 5 Gemeenschappelijke bepalingen
- Artikel 6 Plafond
- Artikel 7 Herziening
- Artikel 8 Beperking van de betalingen
- Artikel 9 Evaluatie
- Artikel 10 Informatieverstrekking aan de Commissie
- Artikel 11 Begripsomschrijvingen
- Artikel 12 Uitvoeringsbepalingen
- Artikel 13 Inwerkingtreding
- Voor de Raad
tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (98/C 170/08)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europees Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,
Overwegende dat enige gemeenschappelijke voorwaarden dienen te worden vastgesteld voor de rechtstreekse betalingen op grond van de verschillende inkomenssteunregelingen in het kader van de gemeenschappelijke ordeningen van de landbouwmarkten;
Overwegende dat de bevoegde nationale autoriteiten de betalingen waarin de communautaire steunregelingen voorzien, volledig aan de begunstigden dienen uit te keren onverminderd de verlagingen waarin deze verordening uitdrukkelijk voorziet;
Overwegende dat, met het oog op een betere integratie van het milieu in de gemeenschappelijke marktordeningen, de lidstaten passende milieumaatregelen dienen toe te passen ten aanzien van de landbouwgrond en de landbouwproductie; dat de lidstaten over de gevolgen van de niet-inachtneming van dwingende milieu-eisen moeten beslissen en de mogelijkheid dienen te hebben om bij veronachtzaming van dergelijke milieu-eisen de uit de steunregelingen voortvloeiende voordelen te verminderen of zelfs in te trekken; dat dergelijke maatregelen door de lidstaten dienen te worden genomen onverminderd de mogelijkheid om steun te verlenen voor verbintenissen die vrijwillig worden aangegaan in het kader van de milieumaatregelen in de landbouw;
Overwegende dat, om de werkgelegenheid in de landbouw stabiel te houden en zo bij te dragen tot een redelijke levensstandaard voor de landbouwbevolking, met inbegrip van alle in de landbouw werkzame personen, de lidstaten dienen te worden gemachtigd de rechtstreekse betalingen aan landbouwers te verlagen in die gevallen waarin de arbeitsbezetting op hun bedrijf kleiner is dan een nader te bepalen minimum; dat echter, vooral om de productiviteit in de landbouw in stand te houden, een dergelijke verlaging niet meer mag bedragen dan 20 % van het totaalbedrag aan betalingen;
Overwegende dat de lidstaten de bepalingen inzake het om milieuredenen of wegens een ontoereikende arbeidsbezetting verlagen van de betalingen moeten vaststellen op basis van objectieve criteria; dat aan de lidstaten de mogelijkheid dient te worden geboden de door verlagingen van de betalingen beschikbaar komende bedragen te gebruiken voor extra milieumaatregelen in de landbouw in het kader van de steun voor plattelandsontwikkeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. . . . ./. .;
Overwegende dat voor de rechtstreekse betalingen een algemeen plafond dient te gelden om rekening te houden met schaalvoordelen en om te voorkomen dat aan individuele begunstigden buitensporig hoge betalingen worden toegekend; dat de toepassing van een dergelijk plafond de verwezenlijking van de in artikel 39, lid 1, van het Verdrag omschreven doelstellingen de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren en de markten te stabiliseren niet in de weg mag staan; dat een algemeen plafond voor de rechtstreekse betalingen zo moet worden toegepast dat een degresief effect wordt bereikt;
Overwegende dat de gemeenschappelijke steunregelingen moeten worden aangepast aan de marktontwikkelingen, en wel indien nodig op korte termijn; dat de begunstigden er bijgevolg niet op kunnen vertrouwen dat de steunvoorwaarden ongewijzigd blijven, en voorbereid dienen te zijn op een mogelijke herziening van de regelingen in het licht van de marktontwikkelingen;
Overwegende dat de rechtstreekse inkomenssteun waarin de steunregelingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voorzien, vooral tot doel hebben de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren; dat dit doel nauw met de instandhouding van plattelandsgebieden samenhangt aangezien de landbouwers zo in staat worden gesteld waarachtige en degelijke landbouw te beoefenen; dat, om een verkeerde besteding van communautaire middelen te voorkomen, de lidstaten de steunbetalingen op passende wijze moeten beperken tot de landbouwers die aan de hand van objectieve en verifieerbare gegevens kunnen aantonen dat de activiteiten die zij in het kader van de steunverlening ontplooien, wat het hoofddoel ervan betreft door een waarachtigheid en degelijkheid als bovenbedoeld worden gekenmerkt en er derhalve niet in de eerste plaats op zijn gericht steunbetalingen te verkrijgen;
Overwegende dat, gezien de belangrijke budgettaire gevolgen van de steun in de vorm van rechtstreekse betalingen en met het oog op een betere beoordeling van het effect ervan, de communautaire regelingen aan een behoorlijke evaluatie dienen te worden onderworpen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Deze verordening geldt voor de betalingen die rechtstreeks aan landbouwers worden toegekend op grond van de steunregelingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid die volledig of gedeeltelijk door de afdeling Garantie van het EOGFL worden gefinancierd, met uitzondering van de betalingen waarin Verordening (EG) nr. . . . ./. . (plattelandsontwikkeling) voorziet.
De betalingen op grond van de steunregelingen moeten volledig aan de begunstigden worden uitgekeerd.
1. De lidstaten nemen de milieumaatregelen die zij passend achten gezien de specifieke situatie wat de gebruikte landbouwgrond en de productie betreft. Tot deze maatregelen kunnen behoren de verlening van steun als tegenprestatie voor verbintenissen in het kader van de milieumaatregelen in de landbouw, het stellen van dwingende algemene milieu-eisen en het stellen van specifieke milieu-eisen waaraan moet worden voldaan om voor de rechtstreekse betalingen in aanmerking te komen.
2, De lidstaten stellen de sancties vast, die moeten passen bij en in verhouding moeten staan tot de ernst van de ecologische gevolgen van niet-inachtneming van de dwingende milieu-eisen. Zij kunnen bepalen dat de uit de betrokken steunregelingen voortvloeiende voordelen worden verlaagd of eventueel ingetrokken indien niet aan deze specifieke milieu-eisen wordt voldaan.
1. De lidstaten kunnen besluiten de bedragen die, indien dit lid buiten beschouwing wordt gelaten en voordat artikel 6 is toegepast, voor een bepaald kalenderjaar aan de landbouwers zouden worden toegekend, te verlagen voor die landbouwers die gedurende dat kalenderjaar op hun bedrijf gebruik maken van een arbeidsbezetting, uitgedrukt in arbeidsjaareenheden, die kleiner is dan een door de lidstaten te bepalen minimum.
Onder 'arbeidsjaareenheid' wordt verstaan de nationale of regionale gemiddelde jaarlijkse arbeidstijd van gedurende een heel kalenderjaar in voltijd werkzame volwassen landbouwwerknemers.
2. De uit de toepassing van lid 1 voortvloeiende verlaging van de voor een bepaald kalenderjaar aan een landbouwer toe te kennen steun mag niet meer bedragen dan 20 % van het totaalbedrag aan betalingen dat, indien lid 1 buiten beschouwing wordt gelaten, voor het betrokken kalenderjaar aan de landbouwer zou worden toegekend.
1. De lidstaten passen de in de artikelen 3 en 4 bedoelde maatregelen zo toe dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentiedistorties worden voorkomen.
2. Het verschil tussen de bedragen die, indien de artikelen 3 en 4 buiten beschouwing worden gelaten, voor een kalenderjaar aan de landbouwers in een lidstaat zouden worden betaald, en de na toepassing van die artikelen berekende bedragen wordt binnen een volgens de procedure van artikel 11 te bepalen termijn ter beschikking van de betrokken lidstaat gesteld bij wijze van extra communautaire steun voor milieumaatregelen in de landbouw als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 22 van Verordening (EG) nr. . . . ./. . (plattelandsontwikkeling).
Mocht het totaalbedrag aan betalingen dat, indien dit artikel buiten beschouwing wordt gelaten, voor een bepaald kalenderjaar in het kader van de steunregelingen aan een landbouwer zou worden toegekend, groter zijn dan 100 000 ECU, dan wordt dat totaalbedrag verlaagd met:
- 20 % van het deel ervan dat groter is dan 100 000 ECU maar niet groter is dan 200 000 ECU, en
- 25 % van het deel ervan dat groter is dan 200 000 ECU.
De steunregelingen worden toegepast onverminderd de mogelijkheid deze op elk tijdstip in het licht van de marktontwikkelingen te herzien.
De lidstaten nemen de maatregelen die zij, met inachtneming van de doelstellingen van de steunregelingen, noodzakelijk achten om de betalingen bij twijfel te beperken tot de landbouwers die op basis van de objectieve gegevens over al hun met hun inkomen verband houdende activiteiten, en in het bijzonder onder verwijzing naar de juridische, economische, sociale en agronomische aspecten daarvan, kunnen aantonen dat zij voor de steun van belang zijnde activiteiten niet voornamelijk ter verkrijging van steunbetalingen ontplooien.
Om de effectiviteit van de betalingen in het kader van de steunregelingen te meten worden deze betalingen geëvalueerd met het doel hun invloed aan de beoogde doelstellingen te toetsen en hun effecten op de desbetreffende markten te analyseren.
De lidstaten verstrekken de Commissie uitvoerige informatie over de voor de toepassing van deze verordening genomen maatregelen.
Voor de toepassing van deze verordening:
a) wordt onder 'landbouwer' of 'bedrijfshoofd' verstaan: de individuele landbouwproducent, natuurlijke of rechtspersoon dan wel groep natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, waarvan het bedrijf zich bevindt op het grondgebied van de Gemeenschap;
b) wordt onder 'bedrijf' verstaan: het geheel van de productie-eenheden dat door de landbouwer (het bedrijfshoofd) wordt beheerd en zich bevindt op het grondgebied van een lidstaat;
c) zijn in de voor een kalenderjaar toe te kennen betalingen mede begrepen de betalingen die moeten worden toegekend voor andere perioden die in dat kalenderjaar beginnen.
De uitvoeringsbepalingen van deze verordening, waaronder met name:
- de lijst van de in artikel 1 bedoelde steunregelingen,
- de maatregelen die nodig zijn om ontwijking van de gevolgen van het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 6 te voorkomen,
worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel . . . van Verordening (EG) nr. . . . ./. . (akkerbouwgewassen) dan wel de procedure van artikel 39 van Verordening (EG) nr. . . . ./. . (rundvlees) of van de overeenkomstige artikelen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening van landbouwmarkten, naar gelang van het geval.
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2000.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te . . .
. . .