Toelichting bij COM(2024)239 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)239 - .
bron COM(2024)239
datum 11-06-2024
1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Partnerschapscomité dat is opgericht bij artikel 363, lid 1, in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken overeenkomstig artikel 363, lid 7, van de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds (“de overeenkomst”), in verband met de voorgenomen vaststelling van het bemiddelingsmechanisme, het reglement van orde en de gedragscode voor geschillenbeslechtingsprocedures overeenkomstig artikel 319, lid 3, en artikel 335, lid 2, van de overeenkomst.

Dit voorstel bevat de procedures die nodig zijn om de Europese Unie en de Republiek Armenië (“de partijen”) in staat te stellen bilaterale geschillen over de toepassing en interpretatie van de overeenkomst doeltreffend aan te pakken, zonder het institutionele kader van de overeenkomst aan te vullen of te wijzigen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. De brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Armenië

Bij de overeenkomst wordt een breed en versterkt partnerschap tussen de partijen tot stand gebracht, binnen hun respectieve bevoegdheden en op basis van gedeelde belangen en de verdieping van de betrekkingen op alle toepassingsgebieden.

Nadat op 4 juli 2018 de goedkeuring van het Europees Parlement was verkregen, is de overeenkomst op 26 juni 2020 door de Raad van de Europese Unie gesloten. Zij werd sinds 1 juni 2018 voorlopig toegepast en is op 1 maart 2021 in werking getreden.

2.2. Het Partnerschapscomité

Bij artikel 363, lid 1, van de overeenkomst is het Partnerschapscomité opgericht. Overeenkomstig artikel 363, lid 7, van de overeenkomst komt het Partnerschapscomité bijeen in een specifieke samenstelling, bestaande uit vertegenwoordigers van de partijen, voor de bespreking van alle onderwerpen met betrekking tot titel VI (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden). In artikel 363, lid 6, van de overeenkomst is bepaald dat alle besluiten van het Partnerschapscomité in overleg tussen de partijen worden vastgesteld, na de voltooiing van de respectievelijke interne procedures van de partijen. Op grond van artikel 363, lid 6, van de overeenkomst zijn deze besluiten bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

2.3. De beoogde handeling van het Partnerschapscomité

Overeenkomstig artikel 319, lid 3, van de overeenkomst keurt het Partnerschapscomité op zijn eerste vergadering bij besluit het bemiddelingsmechanisme goed en kan het besluiten tot wijzigingen daarvan.

Overeenkomstig artikel 335, lid 2, van de overeenkomst keurt het Partnerschapscomité tijdens zijn eerste vergadering bij besluit het reglement van orde en de gedragscode goed en kan het besluiten tot wijzigingen daarvan.

Het bemiddelingsmechanisme, het reglement van orde en de gedragscode zijn tijdens de eerste vergadering van het Partnerschapscomité op 25 september 2018 niet goedgekeurd. Dit is het gevolg van de herziening van de tekstmodellen door de Unie, waarbij rekening is gehouden met de ervaringen bij eerdere geschillenbeslechtingsprocedures van de Unie met Korea, Oekraïne, de Zuid-Afrikaanse Douane-unie en Algerije. De herziene teksten zijn door Armenië aanvaard tijdens de vergadering van het Partnerschapscomité van 17 oktober 2023.

Het bemiddelingsmechanisme voorziet in de vergemakkelijking van het vinden van een onderling tussen de partijen overeengekomen oplossing door middel van een uitgebreide en snelle procedure met de hulp van een bemiddelaar.

In het reglement van orde zijn de procedures vastgelegd die moeten worden gevolgd tussen het ontstaan van een geschil tussen de partijen en de beslechting van het geschil.

In de gedragscode zijn de regels vastgesteld waaraan arbiters en bemiddelaars zich moeten houden bij geschillenbeslechtingsprocedures, waarbij hun taken, rechten en plichten nader worden uitgewerkt.

Het ontwerpvoorstel voor het bemiddelingsmechanisme, het reglement van orde en de gedragscode voor geschillenbeslechtingsprocedures die tussen de partijen zijn opgesteld, kan door het Partnerschapscomité worden goedgekeurd.

Tijdens de vergadering van het Partnerschapscomité van 17 oktober 2023 hebben de partijen de Engelse taal aanvaard als enige authentieke taal voor het besluit van het Partnerschapscomité. De goedkeuring in het Engels is passend in het licht van artikel 48 van het reglement van orde, waarin het Engels als uitwijktaal voor geschillenbeslechtingsprocedures wordt aangemerkt. Bovendien zijn het bemiddelingsmechanisme, het reglement van orde en de gedragscode alleen relevant voor de organisatie van de procedure voor de beslechting van geschillen tussen de partijen. Zij hebben geen rechtstreekse gevolgen voor burgers en bedrijven in de Unie.

Vertalingen in alle officiële talen van de Unie kunnen ter informatie worden verstrekt met het oog op de bekendmaking van het besluit van het Partnerschapscomité in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen, is dat de goedkeuring van het bemiddelingsmechanisme, het reglement van orde en de gedragscode wordt gesteund. Het standpunt moet worden gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Partnerschapscomité dat is gehecht aan het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van het standpunt van de Unie.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”1.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

Het Partnerschapscomité is een lichaam dat is opgericht bij de overeenkomst.

Overeenkomstig artikel 319, lid 3, en artikel 335, lid 2, van de overeenkomst is het Partnerschapscomité gemachtigd tot goedkeuring van het bemiddelingsmechanisme, het reglement van orde en de gedragscode als aanvulling op het operationele kader van het hoofdstuk inzake geschillenbeslechting van de overeenkomst (titel VI, hoofdstuk 13).

Deze handeling, die door het Partnerschapscomité moet worden goedgekeurd, is een handeling met rechtsgevolgen, aangezien artikel 363, lid 6, van de overeenkomst bepaalt dat de door het Partnerschapscomité vastgestelde besluiten bindend zijn voor de partijen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst. Het bemiddelingsmechanisme, het reglement van orde en de gedragscode zijn instrumenten ter ondersteuning van de werking van het hoofdstuk over geschillenbeslechting van de overeenkomst. Zij fungeren als bijlagen bij dit hoofdstuk die voorzien in de doeltreffende toepassing en interpretatie van de overeenkomst, maar voegen geen materiële bepalingen toe die de overeenkomst en het institutionele kader ervan wijzigen.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit van de Raad is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

Overeenkomstig artikel 207, lid 1, VWEU heeft de gemeenschappelijke handelspolitiek met name betrekking op “tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en de handelsaspecten van intellectuele eigendom, de directe buitenlandse investeringen, het eenvormig maken van liberaliseringsmaatregelen, de uitvoerpolitiek alsmede de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies”.

De overeenkomst omvat het hoofdstuk Geschillenbeslechting als integrerend deel in titel VI, hoofdstuk 13. Het hoofdstuk over geschillenbeslechting van de overeenkomst houdt rechtstreeks verband met de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie. Het waarborgt de efficiënte beslechting van bilaterale geschillen over de toepassing en interpretatie van de overeenkomst tussen de Unie en Armenië. De desbetreffende geschillen zouden betrekking hebben op de interpretatie en toepassing van bepalingen van de overeenkomst die betrekking hebben op handel en daarmee verband houdende aangelegenheden. De beoogde handeling stelt bijlagen bij het hoofdstuk inzake geschillenbeslechting vast om de goede werking van de geschillenbeslechtingsprocedures inzake handel en daarmee verband houdende aangelegenheden te waarborgen. De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben door het verband met geschillenbeslechting in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.