Toelichting bij COM(2018)862 - Standpunt EU over het toevoegen van stoffen aan de lijsten bij het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen en aan het Verdrag inzake psychotrope stoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel betreft het besluit betreffende het namens de Unie op de tweeënzestigste zitting van de Commissie Verdovende Middelen in te nemen standpunt over het opnemen van stoffen op de lijsten die gehecht zijn aan het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en aan het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971.

2. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

2.1. Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971

Het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties (VN) inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972 (hierna het 'Verdrag inzake verdovende middelen' genoemd) 1 , is erop gericht drugsmisbruik te bestrijden met gecoördineerde internationale maatregelen. Er zijn twee vormen van interventie en controle, die in combinatie worden toegepast. In de eerste plaats wordt ernaar gestreefd het bezit en het gebruik van, de handel in, en de distributie, de invoer, de uitvoer, de vervaardiging en de productie van verdovende middelen te beperken tot uitsluitend medische en wetenschappelijke doeleinden. In de tweede plaats wordt de drugshandel bestreden door middel van internationale samenwerking om drugshandelaars af te schrikken en te ontmoedigen.

Bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971 (hierna het 'Verdrag inzake psychotrope stoffen' genoemd) 2 is een internationaal controlesysteem voor psychotrope stoffen ingesteld. Het Verdrag inzake psychotrope stoffen is tot stand gekomen naar aanleiding van de vergroting van de omvang en de diversiteit van het drugsgebruik. Het voert controles in op een aantal synthetische drugs op basis van enerzijds hun misbruikpotentieel en anderzijds hun therapeutische waarde.

Alle lidstaten van de EU zijn partij bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen. De Unie is geen partij bij deze verdragen.

2.2.Commissie Verdovende Middelen

De Commissie Verdovende Middelen (Commission on Narcotic Drugs - CND) is een commissie van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (Ecosoc), waarvan de taken en bevoegdheden onder meer in het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen zijn vastgelegd. Zij bestaat uit 53 lidstaten van de VN die door de Ecosoc zijn gekozen. Thans zijn 11 EU-lidstaten lid van de CND met stemrecht 3 . De Unie heeft de status van waarnemer in de CND.

2.3.Voorgenomen besluit van de Commissie Verdovende Middelen

Op basis van aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), die wordt geadviseerd door haar deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid, wijzigt de CND regelmatig de lijsten van stoffen die aan het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen zijn gehecht.

De WHO heeft op 7 december 2018 aan de secretaris-generaal van de VN 4 aanbevolen om tien stoffen die kritisch zijn geëvalueerd door het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid, aan de lijsten bij de verdragen toe te voegen. Ten aanzien van de andere door het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid geëvalueerde stoffen wordt niet aanbevolen ze aan de lijsten toe te voegen.

De CND zal op haar tweeënzestigste zitting, die van 18 tot en met 22 maart 2019 in Wenen wordt gehouden, besluiten nemen over de toevoeging van deze 10 stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

3. NAMENS DE UNIE IN TE NEMEN STANDPUNT

Wijzigingen van de lijsten bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen hebben voor alle lidstaten rechtstreekse gevolgen wat betreft het toepassingsgebied van het Unierecht inzake drugscontrole. Artikel 1, punt 1), onder a), van Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel 5 bepaalt dat voor de toepassing van het kaderbesluit onder 'drug' een stof wordt verstaan die onder het Verdrag inzake verdovende middelen of het Verdrag inzake psychotrope stoffen valt, alsook elke in de bijlage bij het kaderbesluit opgenomen stof. Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad is dus van toepassing op de stoffen die zijn opgenomen op de lijsten bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen. Iedere wijziging van de aan die verdragen gehechte lijsten heeft derhalve rechtstreeks gevolgen voor de gemeenschappelijke regels van de Unie en wijzigt de strekking ervan, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, VWEU. Dit geldt ongeacht of de betrokken stof reeds in de hele EU aan controle was onderworpen op basis van Besluit 2005/387/JBZ 6 .

Van de tien stoffen die kritisch zijn geëvalueerd door het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid en waarvan toevoeging aan de lijsten wordt aanbevolen, zijn slechts vier stoffen, ADB-CHMINACA 7 , CUMYL-4CN-BINACA 8 , methoxyacetylfentanyl en cyclopropylfentanyl 9 , al in de hele Unie aan controlemaatregelen onderworpen. De andere stoffen zijn nog niet in de hele Unie aan controlemaatregelen onderworpen.

Het voorstel van de Commissie voor het ontwerp van gemeenschappelijk standpunt van de EU neemt de aanbevelingen van de WHO over, aangezien zij stroken met de huidige stand van de wetenschappelijke kennis. De toevoeging van de nieuwe psychoactieve stoffen aan de lijsten bij de twee verdragen wordt ook ondersteund door informatie uit de Europese databank over nieuwe drugs van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD).

De lidstaten dienen zich door middel van vaststelling van een gemeenschappelijk standpunt in de Raad voor te bereiden op de zitting van de CND waarin over de toevoeging van stoffen aan de lijsten moet worden beslist. Een dergelijk standpunt zou, gezien de beperkingen die inherent zijn aan de waarnemersstatus van de Unie, moeten worden ingenomen door de lidstaten die momenteel lid zijn van de CND, met name door daar gezamenlijk op te treden in het belang van de Unie. De Unie is geen partij bij het Verdrag inzake verdovende middelen of het Verdrag inzake psychotrope stoffen en heeft dan ook geen stemrecht in de CND.

Met het oog hierop dient de Commissie een voorstel in voor het gemeenschappelijk standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen op de tweeënzestigste zitting van de CND over het toevoegen van stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen. Het is nu de derde maal dat de Commissie een ontwerpvoorstel indient voor een gemeenschappelijk standpunt van de EU, na de voorstellen die werden ingediend voor de CND-vergaderingen van maart 2017 en 2018 10 . De Raad stelde de desbetreffende gemeenschappelijke standpunten 11 vast, waardoor de EU op de vorige CND-vergaderingen met één stem kon spreken over het toevoegen van stoffen aan de internationale lijsten. De lidstaten die in de CND zitting hebben, stemden namelijk overeenkomstig het vastgestelde gemeenschappelijk standpunt in met de toevoeging van de betrokken stoffen aan de lijsten.

4. RECHTSGRONDSLAG

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het betrokken lichaam of partij is bij de betrokken overeenkomst. De CND is 'een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam' in de zin van dit artikel, aangezien het om een lichaam gaat dat specifieke taken heeft gekregen op grond van het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 12 .

De besluiten van de CND over het toevoegen van stoffen aan de lijsten zijn 'handelingen met rechtsgevolgen' in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU. Volgens het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen worden de besluiten van de CND automatisch van kracht, tenzij een partij het besluit binnen de voorgeschreven termijn ter beoordeling aan de Ecosoc heeft voorgelegd 13 . De besluiten van de Ecosoc daarover zijn definitief. De besluiten van de CND over het toevoegen van stoffen aan de lijsten hebben uit hoofde van de Uniewetgeving, te weten Kaderbesluit 2004/757/JBZ, ook rechtsgevolgen voor de rechtsorde van de Unie. Wijzigingen van de lijsten bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen hebben rechtstreekse gevolgen voor het toepassingsgebied van dit rechtsinstrument van de Unie.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op illegale drugshandel.

De materiële rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is derhalve artikel 83, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin illegale drugshandel vermeld wordt als een van de strafbare feiten met een grensoverschrijdende dimensie waarvoor het Europees Parlement en de Raad minimumvoorschriften kunnen vaststellen betreffende de bepaling van strafbare feiten en sancties.

4.3.Variabele geometrie

Overeenkomstig artikel 10, lid 4, van het aan de Verdragen gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen heeft het Verenigd Koninkrijk te kennen gegeven dat het de bevoegdheden van de Commissie en van het Hof van Justitie met betrekking tot de handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld, niet alle aanvaardt. Als gevolg daarvan is Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad met ingang van 1 december 2014 niet langer van toepassing op het Verenigd Koninkrijk 14 .

Aangezien besluiten van de CND over het toevoegen van stoffen aan de lijsten geen gevolgen hebben voor de gemeenschappelijke regels op het gebied van illegale drugshandel waardoor het Verenigd Koninkrijk is gebonden, neemt deze lidstaat niet deel aan de aanneming van een besluit van de Raad tot bepaling van het namens de Unie bij het aannemen van die besluiten in te nemen standpunt.

Denemarken is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ zoals van toepassing tot 22 november 2018, waarvan artikel 1 bepaalt dat onder 'drugs' alle stoffen worden verstaan die onder het Verdrag inzake verdovende middelen of het Verdrag inzake psychotrope stoffen vallen.

Aangezien besluiten van de CND over het toevoegen van stoffen aan de lijsten gevolgen hebben voor de gemeenschappelijke regels op het gebied van illegale drugshandel waardoor Denemarken is gebonden, neemt deze lidstaat deel aan de aanneming van een besluit van de Raad tot bepaling van het namens de Unie bij het aannemen van die besluiten in te nemen standpunt.

4.4.Conclusie

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 83, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

5. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Geen gevolgen voor de begroting.