Toelichting bij COM(2016)590 - Europees wetboek voor elektronische communicatie (Herschikking) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2016)590 - Europees wetboek voor elektronische communicatie (Herschikking). |
---|---|
bron | COM(2016)590 |
datum | 14-09-2016 |
• Motivering en doel van het voorstel
Sinds de laatste herziening van het regelgevingskader voor elektronische communicatie in 2009 heeft in de sector een aanzienlijke ontwikkeling plaatsgevonden en is de rol van de sector als cruciaal element voor de online-economie belangrijker geworden. De marktstructuren hebben zich ontwikkeld, waarbij de monopolistische marktmacht steeds meer aan banden wordt gelegd, en tegelijkertijd is connectiviteit een alomtegenwoordig kenmerk van het economische leven geworden. De consumenten en het bedrijfsleven worden steeds afhankelijker van gegevens- en internettoegangsdiensten en maken steeds minder gebruik van telefoondiensten en andere traditionele communicatiediensten. Door deze ontwikkeling gaan voorheen onbekende soorten marktspelers de concurrentie aan met traditionele telecomexploitanten (dat wil zeggen de zogeheten over-the-top-spelers of “OTT’s”: deze dienstverleners bieden via internet een groot aantal uiteenlopende toepassingen en diensten aan, met inbegrip van communicatiediensten). Tegelijkertijd is de vraag naar hoogwaardige vaste en draadloze connectiviteit toegenomen door het stijgende aantal en de populariteit van online-inhoudsdiensten, zoals cloudcomputing, het internet van de dingen, machine-to-machine-communicatie (“M2M”) enz. Ook wat betreft elektronische communicatienetwerken heeft er een ontwikkeling plaatsgevonden. De voornaamste wijzigingen zijn onder meer: i) de overgang naar een volledige IP-omgeving, ii) de mogelijkheden die ter beschikking staan dankzij nieuwe en verbeterde onderliggende netwerkinfrastructuur waarmee de praktisch onbeperkte transmissiecapaciteit van glasvezelnetwerken wordt ondersteund, iii) de convergentie van vaste en mobiele netwerken in de richting van een naadloos dienstenaanbod voor de eindgebruiker, ongeacht de locatie of het toestel dat wordt gebruikt en iv) de ontwikkeling van innovatieve benaderingen betreffende technisch netwerkbeheer, met name softwaregedefinieerde netwerken (“Software Defined Networks”) en netwerkfunctievirtualisering (“Network Function Virtualisation”, “NFV”). Deze wijzigingen gebruiksgerelateerde en operationele wijzigingen zorgen voor nieuwe uitdagingen in het kader van de huidige voorschriften, die op de middellange en lange termijn naar verwachting ernstiger zullen worden; daarom moet hiermee bij een herziening van het regelgevingskader voor elektronische communicatie rekening worden gehouden.
Deze herziening dient in het licht van de strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa 1 te worden beschouwd. In de strategie voor een digitale eengemaakte markt wordt het belang onderkend van de paradigmaverschuivingen waarmee de digitale sector wordt geconfronteerd en wordt ernaar gestreefd dat personen en bedrijven in staat zijn om op basis van eerlijke concurrentie vlot onlineactiviteiten uit te oefenen en daar toegang toe te krijgen. Bovendien houdt de strategie in dat de Commissie “in 2016 met voorstellen [zal] komen voor een ambitieuze revisie van het regelgevingskader [....], waarbij het accent zal liggen op i) een consistent op een eengemaakte markt gerichte aanpak van spectrumbeleid en beheer, ii) het scheppen van de voorwaarden voor een werkelijk eengemaakte markt door versnippering van de regelgeving te bestrijden, zodat efficiënte netwerkexploitanten schaalvoordelen kunnen behalen en consumenten goed worden beschermd, iii) gelijke voorwaarden voor marktactoren en consequente toepassing van de regels, iv) stimulering van investeringen in snelle breedbandnetwerken (met onder meer een herziening van de universeledienstrichtlijn) en v) een doeltreffender institutioneel regelgevingskader”.
In aansluiting op deze toezegging en de vereisten inzake “betere regelgeving” 2 heeft de Commissie een ex post-evaluatie uitgevoerd. Daarbij is de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, coherentie en meerwaarde voor de EU van het regelgevingskader van de Unie beoordeeld, en zijn gebieden aangemerkt die voor vereenvoudiging vatbaar zijn, zonder dat de doelstellingen van het kader worden ondermijnd.
• Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsterrein
Aangezien connectiviteitsdiensten die via elektronische-communicatienetwerken worden geleverd het fundament vormen voor digitale producten en diensten, biedt dit voorstel belangrijke synergie-effecten met de andere initiatieven in het kader van de strategie voor een digitale eengemaakte markt.
Het voorstel vormt tevens een aanvulling op bestaande sectorspecifieke regelgeving. Met name sluit dit voorstel volledig aan op Richtlijn 2014/61/EU (richtlijn betreffende de verlaging van de kosten voor breedband); samen daarmee voorziet het voorstel in een uitgebreide reeks voorschriften die de uitrol van breedbandinfrastructuur vergemakkelijken. Samen met Verordening (EU) 2015/2120 die onlangs is vastgesteld, waarbij een open internet wordt gewaarborgd en roamingtoeslagen worden afgeschaft, zorgt het onderhavige voorstel voor bescherming van de eindgebruiker op hoog niveau met betrekking tot andere gebieden waarop sectorspecifieke voorschriften noodzakelijk zijn. De voorgestelde voorschriften inzake spectrumbeheer bouwen voort op huidige instrumenten op dit gebied, met name de Radiospectrumbeschikking (Beschikking nr. 676/2002/EG), het besluit betreffende de Beleidsgroep Radiospectrum (Besluit 2002/622/EG) en Besluit nr. 243/2012/EU tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid. Bovendien effent het voorstel de weg voor de in het kader van de strategie voor een digitale eengemaakte markt aangekondigde herziening van Richtlijn 2002/58/EG betreffende privacy en elektronische communicatie.
• Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie
Met dit voorstel worden problemen op regelgevingsgebied aangepakt die het gevolg zijn van de specifieke kenmerken van de sector elektronische communicatie als netwerksector; het bouwt tevens voort op de EU-wetgeving op verschillende gebieden en vult deze wetgeving aan. Wat betreft marktregulering liggen aan het voorstel, evenals aan het bestaande regelgevingskader, de beginselen van het EU-mededingingsrecht ten grondslag. Bovendien omvat het voorstel maatregelen, zoals het in kaart brengen van de toepassing van netwerken, die ook nuttige informatie met het oog op staatssteun opleveren, waardoor de samenhang van de twee beleidsterreinen wordt versterkt.
Wat betreft de bescherming van de eindgebruiker vormen de voorgestelde voorschriften een aanvulling op de horizontale wetgeving inzake consumentenbescherming, doordat enerzijds de specifieke kenmerken van de sector aan bod komen en anderzijds de huidige sectorspecifieke voorschriften worden gestroomlijnd op gebieden waarop de reeds genoemde wetgeving sinds de laatste herziening in 2009 een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zodoende wordt met het voorstel voorkomen dat overlapping plaatsvindt op gebieden waarop uitsluitend met horizontale voorschriften kan worden gezorgd voor een adequaat beschermingsniveau voor de eindgebruiker.
De fondsen voor het cohesiebeleid alsmede de Europese structuur- en investeringsfondsen zijn belangrijke instrumenten waarmee de connectiviteitskloof in gebieden met marktfalen kan worden gedicht, en deze dienen zodanig te worden toegekend dat de beschikbare middelen optimaal worden benut. Het voorstel draagt bij tot deze doelstelling doordat passende voorwaarden voor particuliere investeringen tot stand worden gebracht, waardoor overheidsmiddelen doelgericht kunnen worden ingezet waar de behoefte het grootst is.
Met het voorstel wordt de huidige complementariteit tussen het beleid inzake elektronische communicatie en het beleid inzake audiovisuele mediadiensten in stand gehouden, doordat nog steeds wordt gewaarborgd dat het kader geen afbreuk doet aan op Unie- of nationaal niveau getroffen maatregelen ter verwezenlijking van doelstellingen van algemeen belang, in overeenstemming met het EU-recht, in het bijzonder met betrekking tot inhoudsregulering en audiovisueel beleid. Er is wel een onderscheid tussen de regelgeving inzake de transmissie van omroepsignalen en de regelgeving inzake inhoud, maar er kan evenwel rekening worden gehouden met de verbindingen die tussen beide gebieden bestaan, teneinde pluralisme in de media, culturele verscheidenheid en consumentenbescherming te garanderen.
• Samenhang met verplichtingen op grond van het internationale recht
Het voorstel is in overeenstemming met bestaande verplichtingen op grond van het internationale recht, met inbegrip van GATS, de bijbehorende bijlage betreffende telecommunicatie en het bijbehorende referentiedocument.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien hiermee wordt gestreefd naar een interne markt voor elektronische communicatie en de goede werking daarvan.
• Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)
Aangezien het voorstel een herziening van het bestaande kader vormt, is de onderstaande analyse inzake de subsidiariteit op de volgende elementen gericht: de nieuwe doelstelling betreffende alomtegenwoordige en ongehinderde connectiviteit, de harmonisering van de bevoegdheden van de nationale regelgevende instanties (“NRI’s”), de harmonisering van spectrumgerelateerde zaken en herziene voorschriften inzake diensten.
Inhoudsopgave
Zonder alomtegenwoordige connectiviteit met een zeer hoge capaciteit kan op de eengemaakte markt een significant gedeelte van het menselijk kapitaal niet worden benut. Dit vormt een belemmering voor de territoriale samenhang en voor de capaciteit van ondernemingen om efficiënt te produceren en om innovatieve en concurrerende diensten te leveren. Connectiviteit kan een essentiële sociaal-economische rol spelen bij het voorkomen van isolatie en ontvolking alsmede bij het vormen van verbindingen tussen de perifere en centrale regio's van de EU. De situatie van de lidstaten wat betreft connectiviteit loopt aanzienlijk uiteen. Er zijn zeer grote discrepanties die niet alleen kunnen worden verklaard door verschillen wat betreft het landschap, de bevolking, het bbp of de koopkracht, maar die het resultaat zijn van verschillende beleidskeuzes die in het verleden zijn gemaakt of die nu worden gemaakt. Als er geen EU-actie wordt ondernomen om alomtegenwoordige en ongehinderde connectiviteit als afzonderlijke doelstelling van het kader tot stand te brengen, zouden deze uiteenlopende negatieve effecten op de eengemaakte markt en op de belangen van de consument aanhouden.
Harmonisering van de bevoegdheden van de NRI’s
De institutionele structuur biedt de nationale regelgevende instanties en de lidstaten een grote mate van flexibiliteit, waardoor de regelgeving op maat kan worden gemaakt met het oog op specifieke nationale of lokale omstandigheden. Dit systeem vertoont echter uitermate zwakke punten op gebieden waar consistentie essentieel of meer in het gemeenschappelijk Europees belang is. Sommige regelgevingsgebieden vergen een meer gecoördineerde of geharmoniseerde benadering op EU-niveau. Dit kan worden verwezenlijkt door te zorgen voor harmonisering van de taken van de NRI’s, die dan deelnemen aan het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (“Berec”) in hun hoedanigheid van de zuilen van de institutionele structuur. De harmonisering van de taken van de NRI’s mag er niet toe leiden dat hun politieke onafhankelijkheid wordt verminderd, maar moet ervoor zorgen dat de bescherming tegen instructies wordt uitgebreid tot alle nieuwe bevoegdheidsgebieden.
Spectrum is, net als hulpbronnen zoals nummers en tot op zekere hoogte grond, een schaarse hulpbron die toebehoort aan de lidstaten, en bij het beheer en de toewijzing ervan moet rekening worden gehouden met nationale specifieke kenmerken en behoeften. Tegelijkertijd is er behoefte aan meer convergente en consistente EU-regelgeving inzake markttoegang, teneinde belemmeringen weg te werken die het gevolg zijn van ten onrechte uiteenlopende voorwaarden betreffende de toewijzing van individuele gebruiksrechten voor spectrum, nummers of grond. Consistente voorschriften op EU-niveau zijn noodzakelijk om i) exploitanten de mogelijkheid te bieden hun diensten naar andere lidstaten uit te breiden, ii) wat betreft de marktomvang een zodanig effect teweeg te brengen dat de lidstaten die in de EU koploper zijn ervan kunnen profiteren, iii) de EU-burgers en -bedrijven tijdig toegang te geven tot hoogwaardige draadloze capaciteit en diensten, zodat zij kunnen profiteren van de digitale omgeving alsmede innovatieve diensten en toepassingen, en in staat zijn in commercieel opzicht te zorgen voor de ontwikkeling en het fundament van de voordelen van de digitale economie die zich permanent in de richting van een 'mobiele' economie begeeft, waarbij spectrumbeleid een belangrijke rol speelt, iv) de landen die achterlopen de mogelijkheid te bieden hun achterstand weg te werken en aan de digitale eengemaakte markt deel te nemen, waardoor de lidstaten die verder zijn gevorderd de uitwisselingen van burgers en op commercieel vlak binnen hun grenzen kunnen versterken en v) alle spectrumgebruikers in de hele Unie op coherente wijze te behandelen. Tot slot moeten fabrikanten en aanbieders van communicatiediensten op afdoende schaal te werk kunnen gaan om ervoor te zorgen dat de EU op wereldniveau het voortouw neemt op het gebied van geavanceerde diensten, zoals 5G. Daarvoor is niet alleen technische harmonisering nodig, maar met name een interne markt die zich in ruime zin op overeenkomstige wijze ontwikkelt, waardoor diensten en toestellen kunnen profiteren van stabiele en geharmoniseerde voorschriften.
Wat betreft diensten zorgt de mededinging tussen lokale aanbieders van elektronische-communicatiediensten die netwerktoegang bundelen met diensten en wereldwijde aanbieders van “over the top”-diensten ten opzichte van netwerken ervoor dat het recht van de EU om actie te ondernemen teneinde een gelijk speelveld te waarborgen, wordt bekrachtigd. Actie op EU-niveau is ook noodzakelijk met het oog op het terugdringen van de versnippering van de voorschriften ter bescherming van de eindgebruiker, waardoor de administratieve kosten voor aanbieders van grensoverschrijdende diensten toenemen en de ontwikkeling van innovatieve diensten wordt belemmerd, en een ongelijk en suboptimaal niveau van consumentenbescherming in de Unie ontstaat.
• Evenredigheid
Het voorstel is in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde evenredigheidsbeginsel, omdat het niet verder gaat dan wat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen. Het voorstel omvat doelgerichte aanpassingen aan het huidige kader waarmee wordt gereageerd op veranderingen op het vlak van de markt en de technologie en met name op de noodzaak om op EU-niveau tegemoet te komen aan de behoefte aan beschikbaarheid een brede benutting van netwerken met een zeer hoge capaciteit als basis voor een volledig werkende digitale eengemaakte markt.
Met betrekking tot toegangsregulering blijven de nationale regelgevende instanties ervoor bevoegd te waarborgen dat marktfalen wordt aangepakt door middel van passende corrigerende maatregelen en dat de regulering bijdraagt tot gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen. Met de voorgestelde voorschriften beschikken de regelgevende instanties over aanvullende instrumenten waarmee op de huidige uitdaging met betrekking tot connectiviteit kan worden gereageerd, maar de manier waarop deze worden gebruikt, hangt af van nationale omstandigheden die door de nationale regelgevende instanties moeten worden beoordeeld. De doelgerichte versterking van het regelgevingstoezicht, voornamelijk via een bredere rol van Berec, wordt gerechtvaardigd doordat is gebleken dat de tenuitvoerlegging van de regelgeving niet coherent is, hetgeen doorslaggevend is voor de bevordering van de interne markt.
Spectrum is een gedeelde bevoegdheid van de Commissie en de lidstaten. De voorgestelde voorschriften bieden een algeheel kader voor samenhangend spectrumbeheer in de hele EU, waarbij de lidstaten over de nodige discretionaire bevoegdheid beschikken om de voorschriften overeenkomstig de nationale omstandigheden ten uitvoer te leggen en toe te passen. Door de belangrijke grensoverschrijdende implicaties van spectrumbeheer en de bredere impact ervan op de connectiviteit op de interne markt, zijn bepaalde coördinatieprocedures op EU-niveau noodzakelijk.
De voorschriften inzake de bescherming van eindgebruikers omvatten volledige harmonisering met doelgerichte uitzonderingen (bijv. wat betreft de maximale looptijd van contracten), maar de harmonisering heeft alleen betrekking op de gebieden die onder het voorstel vallen.
Voorts beschikken de lidstaten dankzij de keuze voor de juridische vorm van een richtlijn over een bepaalde discretionaire bevoegdheid om de tenuitvoerlegging aan te passen aan hun nationaal recht.
• Keuze van het instrument
Het voorstel voor een Europees wetboek voor elektronische communicatie bestaat uit een horizontale herschikking 3 van vier bestaande richtlijnen (de kaderrichtlijn, de machtigingsrichtlijn, de toegangsrichtlijn en de universeledienstrichtlijn) die in één richtlijn zijn samengevoegd. Elk van deze richtlijnen omvat maatregelen die van toepassing zijn op elektronische-communicatienetwerken en op aanbieders van elektronische-communicatiediensten. Deze herziening biedt de mogelijkheid tot vereenvoudiging van de huidige structuur teneinde de samenhang en toegankelijkheid ervan in overeenstemming met de doelstelling van gezonde regelgeving te versterken. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om de structuur aan te passen aan de nieuwe marktomstandigheden die betekenen dat de verstrekking van communicatiediensten niet meer per se gebundeld met de verstrekking van een netwerk plaatsvindt.
3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
• Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving
In het algemeen wordt in de werkdocumenten van de diensten van de Commissie bij het voorstel, waarin de gezondheidstoestand van de huidige voorschriften wordt beoordeeld, geconcludeerd dat met het regelgevingskader voor elektronische communicatie in grote lijnen de algemene doelstelling van waarborging van een concurrerende sector met significante voordelen voor de eindgebruiker is verwezenlijkt. De voornaamste specifieke doelstellingen van het regelgevingskader (bevorderen van de concurrentie, ontwikkeling van de interne markt en bevordering van de belangen van de eindgebruiker) blijven weliswaar relevant, maar een herziening ervan lijkt noodzakelijk om tegemoet te komen aan de toenemende behoefte aan meer connectiviteit op de digitale eengemaakte markt en om de bepalingen te stroomlijnen, rekening houdend met de ontwikkelingen op het vlak van de markt en de technologie.
Meer bepaald kunnen de bevindingen wat betreft de specifieke evaluatiecriteria als volgt worden samengevat:
Relevantie – In algemene zin is uit de evaluatie gebleken dat de specifieke doelstellingen van het kader (bevordering van de concurrentie, totstandbrenging van de eengemaakte markt en bescherming van de belangen van de consument) nog steeds van belang zijn, waarbij de relevantie van de doelstelling inzake de eengemaakte markt is toegenomen. Doeltreffende en duurzame concurrentie zet aan tot efficiënte investeringen en bevordert de ontwikkeling van de interne markt. Uiteindelijk is dit gunstig voor de belangen van de eindgebruiker doordat innovatie wordt gestimuleerd en maximaal voordeel op het vlak van keuze, prijs en kwaliteit wordt behaald.
Tegelijkertijd is gebleken dat connectiviteit de onderliggende stimulans voor de digitale maatschappij en economie is, waarbij het fundament wordt gevormd door technologische veranderingen alsmede consumenten- en marktbehoeften die zich ontwikkelen; connectiviteit is van doorslaggevend belang in het kader van de politieke verbintenissen van de Commissie-Juncker betreffende de totstandbrenging van de digitale eengemaakte markt. Daarom moet worden overwogen de huidige beleidsdoelstellingen en het regelgevingsinstrumentarium aan te passen, waardoor de toepassing van infrastructuur en de wijdverbreide benutting van de bijbehorende connectiviteitsdiensten overeenkomstig de toekomstige behoeften verder worden ondersteund.
De meeste regelgevingsgebieden zijn nog net zo relevant als in 2009, of zelfs nog relevanter, in het bijzonder het spectrumbeheer, gezien de rol van spectrum als essentiële, maar schaarse input voor de toepassing van mobiele en vaste draadloze netwerken van de huidige en de volgende generatie, evenals toegangsregulering als middel om de aanhoudende belemmeringen voor toegang tot de netwerken aan te pakken. Enerzijds wordt bijvoorbeeld de relevantie van bepaalde specifieke elementen van de voorschriften voor universele dienstverlening als gevolg van marktontwikkelingen ter discussie gesteld, terwijl anderzijds het concept van een vangnet dat ervoor zorgt dat alle burgers deel uitmaken van een volledig ontwikkelde digitale samenleving van steeds groter belang wordt op een digitale eengemaakte markt. Evenzeer moeten specifieke bepalingen in verband met de doelstelling betreffende de bescherming van de eindgebruiker gezien de veranderingen op het vlak van de technologie, de markt of de wetgeving wellicht worden aangepast, maar de basisbehoeften betreffende de bescherming van de eindgebruiker waarop de bepalingen betrekking hebben, blijven relevant en de desbetreffende specifieke doelstellingen blijven centraal staan.
Doeltreffendheid – Het wordt alom erkend dat met het regelgevingskader op doeltreffende wijze een over het geheel concurrerende sector tot stand is gebracht. Dit heeft op zijn beurt geleid tot significante voordelen voor de eindgebruiker, zoals de ruime beschikbaarheid van (basis)breedband, een significante daling van de prijzen en een ruimere keuze.
In het bijzonder hebben de regelgeving inzake toegang en spectrum, maar ook de bepalingen inzake markttoegang, bijgedragen tot scherpere concurrentie. Toegangsregulering heeft de concurrentie echter meer op dienstenniveau dan op netwerkniveau bevorderd, en er is weliswaar meer geïnvesteerd in netwerken met een zeer hoge capaciteit, maar het tempo van deze investeringen komt niet in alle lidstaten overeen met de doelen die zijn vastgesteld in de openbare beleidsagenda's en die aansluiten bij de behoeften van de toekomst. Van groot belang is verder dat de vrijgave van een aanzienlijke hoeveelheid spectrum voor draadloze breedband weliswaar een opmerkelijke verwezenlijking is, maar de vooruitgang op het gebied van spectrumbeheer niet voldeed aan de verwachtingen van de laatste beoordeling, waardoor de uitrol en benutting van 4G-netwerken vertraging heeft opgelopen en versnippering plaatsvindt.
De inspanningen om de doelstelling van een eengemaakte markt te verwezenlijken, hebben tamelijk bescheiden resultaten opgeleverd. Consistentie op regelgevingsgebied is slechts in beperkte mate tot stand gebracht, hetgeen nadelig is voor de activiteiten van grensoverschrijdende aanbieders en voor de voorspelbaarheid waaraan alle exploitanten en hun investeerders behoefte hebben. Op grond van het huidige kader worden slechts enkele bevoegdheden van de voor marktregulering ex ante verantwoordelijke nationale regelgevende instanties geharmoniseerd en mogen de lidstaten taken toewijzen aan andere instanties die niet aan dezelfde vereisten inzake onafhankelijkheid voldoen. Het resultaat daarvan is een lappendeken, aangezien de 28 nationale regelgevende instanties die lid van Berec zijn behalve de marktregulering ex ante geen enkele andere gemeenschappelijke bevoegdheid hebben.
Bovendien hebben de instrumenten op het vlak van samenwerking en consistentie geleid tot een situatie waarin de beste oplossingen op regelgevingsgebied niet altijd worden toegepast, hetgeen de resultaten voor de eindgebruiker nadelig heeft beïnvloed. In het kader van de huidige governancestructuur uitgevoerde controles betreffende consistentie op EU-niveau dragen bij tot de voorspelbaarheid van de toegangsregulering in de hele EU; wat betreft corrigerende ontwerpmaatregelen is de invloed ervan echter zeer beperkt. Ook het gebrek aan consistentie bij het spectrumbeheer en het ontbreken van een institutionele structuur voor de coördinatie van spectrumtoewijzingen hebben voor de eindgebruiker negatieve gevolgen gehad, zoals de vertraagde toepassing van 4G in het grootste deel van de EU.
Dankzij het kader zijn er aanzienlijke resultaten behaald wat betreft de bescherming van de eindgebruiker en het zorgen voor een vangnet (universele dienstverlening), hoewel met betrekking tot de tevredenheid van de consument slechts betrekkelijk langzaam vooruitgang wordt geboekt. Het is ook duidelijk dat niet alle sectorspecifieke bepalingen inzake de bescherming van de eindgebruiker nog adequaat zijn, gezien de ontwikkelingen op het vlak van de technologie, de markt en de wetgeving in bredere zijn.
Efficiëntie – Een precieze berekening van de kosten was weliswaar niet mogelijk, maar uit de evaluatie is wel gebleken dat de voordelen van het kader (voor de meeste exploitanten, de eindgebruikers en de maatschappij als geheel) ruimschoots opwegen tegen de kosten die het gevolg zijn van de tenuitvoerlegging ervan. Hoewel een bepaalde mate van complexiteit wellicht noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de maatregelen goed zijn uitgebalanceerd (bijv. passende toegangsregulering), is vastgesteld dat de administratieve last op bepaalde gebieden kan worden teruggebracht zonder afbreuk te doen aan de doeltreffendheid van de bepalingen, die in sommige gevallen zelfs wordt verhoogd. Voorbeeld daarvan zijn langere cycli voor marktregulering ex ante, vereenvoudigde procedures voor het opleggen van corrigerende maatregelen op de afgiftemarkten en stroomlijnen van bepaalde overlappende bepalingen inzake consumentenbescherming.
Toegevoegde waarde van de EU – Het regelgevingskader is van doorslaggevend belang geweest voor de totstandbrenging van concurrentie op de eengemaakte markt die tot op zekere hoogte op nationaal niveau niet mogelijk of waarschijnlijk was geweest. Er is voor gezorgd dat de nationale regelgevingspraktijken in de sector op elkaar aansluiten doordat werkwijzen op basis van beste praktijken in de hele Europese Unie zijn gestimuleerd, hetgeen op specifieke regelgevingsgebieden in meer of mindere mate is gelukt. EU-actie heeft ook bijdragen tot een uitgebreidere, zo niet homogene, bescherming van de eindgebruiker die anders niet het geval zou zijn.
Samenhang – In het algemeen hebben de verschillende instrumenten waaruit het regelgevingskader voor elektronische communicatie bestaat, elkaar versterkt bij de verwezenlijking van de respectievelijke doelstellingen. Aan twee kwesties dient bij het herzieningsproces echter in het bijzonder aandacht te worden besteed: de samenhang tussen i) regelgeving die is gericht op het stimuleren van de concurrerende uitrol van netwerken en ii) de EU-voorschriften inzake financiering en staatssteun in de sector, alsmede de eventuele overlappingen tussen bepaalde sectorspecifieke bepalingen en horizontale wetgeving met betrekking tot de belangen van de consument.
• Raadplegingen van belanghebbenden
Op 11 september 2015 is een speciale openbare raadpleging met een looptijd van twaalf weken van start gegaan, waarbij input voor het evaluatieproces is verzameld teneinde de huidige voorschriften te beoordelen en informatie in te winnen over standpunten betreffende mogelijke aanpassingen van het kader naar aanleiding van ontwikkelingen van de markt en de technologie. De raadpleging omvatte een algemene evaluatie van het huidige kader en een meer gedetailleerde evaluatie en beoordeling van de specifieke elementen van het kader: i) regulering van netwerktoegang, ii) spectrumbeheer en draadloze connectiviteit, iii) sectorspecifieke regelgeving voor elektronische-communicatiediensten, iv) voorschriften inzake universele dienstverlening en v) institutionele structuur en governance.
De raadpleging was zowel breed als gedetailleerd en de uitgebreide reacties erop waren afkomstig van consumenten, aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten, nationale en EU-organisaties van exploitanten, organisaties uit het maatschappelijk middenveld, omroeporganisaties, technologie-aanbieders, internetaanbieders en aanbieders van onlinediensten, ondernemingen die afhankelijk zijn van connectiviteit en spelers uit de digitale economie in bredere zin, nationale autoriteiten op alle niveaus, nationale regelgevende instanties en andere geïnteresseerde partijen. Er kwam input van belanghebbenden bij de beleidsvoering, van zowel diegenen die het beleid moeten implementeren als diegenen die een uitgesproken belang hebben bij het beleid. De onlineraadpleging leverde in totaal 244 antwoorden op van belanghebbenden uit alle lidstaten en landen buiten de Unie. De raadpleging werd aangevuld met een openbare hoorzitting die op 11 november 2015, halverwege de looptijd, plaatsvond.
Naast de openbare raadpleging heeft Berec zelf bijgedragen tot de evaluatie en de herziening met een advies dat in december 2015 werd gepubliceerd 4 . Daarnaast heeft de Beleidsgroep Radiospectrum een advies betreffende de digitale eengemaakte markt en de herziening van het kader uitgebracht 5 .
De volgende trends zijn in het raadplegingsproces naar voren gekomen.
• Alom wordt erkend dat connectiviteit de onderliggende stimulans voor de digitale maatschappij en economie is, waarbij het fundament wordt gevormd door technologische veranderingen alsmede consumenten- en marktbehoeften die zich ontwikkelen.
• Goede connectiviteit wordt beschouwd als een noodzakelijke voorwaarde voor de verwezenlijking van de digitale interne markt. Veel respondenten wezen op de noodzaak van beleidsmaatregelen en eventuele aanpassingen van de huidige beleids- en regelgevende instrumenten om de infrastructuuruitrol overeenkomstig de toekomstige behoeften te ondersteunen.
• Een aantal respondenten gaf aan dat het huidige regelgevingskader niet afdoende bijdraagt tot de totstandbrenging van de interne markt. Er is een algemene perceptie dat het regelgevingskader moet worden aangepast aan de huidige marktdynamiek. Toch erkenden veel respondenten dat de liberalisering van de telecommarkt resultaten heeft opgeleverd, met name wat betreft voordelen voor de eindgebruiker en concurrentie op de meeste nationale markten.
• Met betrekking tot spectrum erkenden respondenten het belang van draadloze connectiviteit en draadloze breedband. De bedrijfssector, die voorstander is van een meer gecoördineerde aanpak, verlangt in het algemeen meer zekerheid voor investeringen en mogelijkheden om nieuwe draadloze en mobiele communicatie, met inbegrip van 5G, te ontwikkelen in de gehele Unie. Flexibelere toegang tot en gebruik van spectrum werd aangemerkt als steeds belangrijker.
• De autoriteiten van de lidstaten wijzen in het algemeen op de resultaten die op het gebied van technische harmonisering zijn behaald en geven aan dat aanvullende coördinatie bottom-up en op vrijwillige basis moet plaatsvinden; sommige autoriteiten vinden dat harmonisering en flexibiliteit meer in evenwicht moeten worden gebracht. Het belang van flexibelere toegang tot en gebruik van spectrum in de toekomst wordt alom erkend.
• De overheden van verschillende lidstaten achten het noodzakelijk dat de telecomvoorschriften worden geactualiseerd en voeren daarvoor verschillende redenen aan, variërend van de noodzaak om investeringen in infrastructuur van de volgende generatie te bevorderen tot de noodzaak om te reageren op veranderingen van de technologie en de markt. Bovendien is er behoefte aan meer flexibiliteit en vereenvoudiging van die voorschriften.
• De traditionele telecombedrijven zijn van mening dat economische baten op de korte termijn de voorkeur hebben gekregen op langetermijninvesteringen en innovatie, maar alternatieve exploitanten, Berec en consumentenorganisaties vinden dat de huidige doelstellingen van het kader grotendeels zijn verwezenlijkt.
• De telecomgebruikers zijn in het algemeen voorstander van de huidige toegangsregulering, maar sommigen zijn van mening dat de nadruk meer op concurrentie betreffende diensten en minder op de onderliggende infrastructuur en het delen van infrastructuur moet worden gelegd.
• De overgrote meerderheid van de respondenten is van mening dat de herziening moet worden aangegrepen om de regeling inzake universele dienstverlening volledig te heroverwegen. De overheden van de lidstaten vinden het noodzakelijk om de universele dienstverlening te handhaven, met flexibiliteit op lidstaatniveau wat betreft de financiering en toepassing van breedband. Berec vindt dat alle instrumenten inzake de verplichting tot universele dienstverlening moeten worden gehandhaafd.
• De overheden van verschillende lidstaten, de reguleringsgemeenschap en consumentenorganisaties vinden sectorspecifieke bescherming van de eindgebruiker op basis van minimale harmonisering op hoog niveau nog steeds noodzakelijk, maar de telecomsector wil dat er meer wordt vertrouwd op horizontale wetgeving en volledige harmonisering, met name voor diensten. De telecomsector in het algemeen en sommige overheden zijn van mening dat dezelfde voorschriften van toepassing moeten zijn op soortgelijke diensten, terwijl andere overheden, de zogeheten “over-the-top”-spelers, verkopers van software en apparatuur, kabelexploitanten en sommige omroeporganisaties vinden dat het momenteel gehanteerde concept van elektronische-communicatiediensten robuust is gebleken.
• Hoewel de blijvende rol van nationale regelgevende instanties en instanties voor spectrumbeheer algemeen wordt erkend, wijst een groot deel van de respondenten erop dat de institutionele structuur op EU-niveau moet worden herzien om de rechtszekerheid en de verantwoordingsplicht te verbeteren.
Als onderdeel van het evaluatieproces heeft de Commissie ook opdracht gegeven voor een aantal studies. Tot deze studies behoorden publieke workshops waarbij belanghebbenden opmerkingen konden maken en feedback konden geven betreffende de lopende evaluatiewerkzaamheden:
op 6 april 2016 werd een publieke workshop gehouden om de voorlopige bevindingen te valideren van de studie SMART 2015/002 door WIK, IDATE en Deloitte over regelingen, met name inzake toegang, voor modellen van netwerkinvesteringen in Europa; en
op 2 mei 2016 vond een publieke workshop plaats om de voorlopige bevindingen te valideren van de studie SMART 2015/003 door WIK, CRIDS en Cullen over inhoudelijke kwesties voor de herziening op het gebied van markttoegang, beheer van schaarse middelen en algemene eindgebruikerkwesties.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
De Commissie heeft gebruikgemaakt van het volgende advies van externe deskundigen:
beleidsaanbevelingen van andere EU-instellingen, met name het Europees Parlement 6 en de Europese Raad 7 ;
drie specifieke onderzoeken:
“Support for the preparation of the impact assessment accompanying the review of the regulatory framework for e-communications” (SMART 2015/0005);
“Regulatory, in particular access, regimes for network investment models in Europe” (SMART 2015/0002);
“Substantive issues for review in the areas of market entry, management of scarce resources and general consumer issues” (SMART 2015/0003).
• Voorts hebben een aantal andere studies input geleverd aan het herzieningsproces. Deze studies zijn opgesomd in punt 6.1.4 van de effectbeoordeling.
Een groep deskundigen op hoog niveau als onderdeel van studie SMART 2015/0005 8 .
• Effectbeoordeling
De samenvatting van de effectbeoordeling en het positieve advies van de Raad voor regelgevingstoetsing zijn beschikbaar op de website van de Commissie: ec.europa.eu/smart-regulation/impact .
Verschillende opties die in de effectbeoordeling zijn omschreven, zijn onderzocht, en de volgende opties zijn daarbij naar voren gekomen:
Toegangsnetwerken van de volgende generatie en regulering richten op hoogwaardige connectiviteit
Deze optie houdt in dat de voornaamste beginselen van het kader van kracht blijven, maar dat significante aanpassingen noodzakelijk zijn om gevestigde exploitanten en concurrenten zodanig te prikkelen dat zij economisch levensvatbare investeringen of mede-investeringen doen in toekomstige netwerken die in principe geschikt zijn om alle burgers en bedrijven in Europa te voorzien van connectiviteit met een zeer hoge capaciteit.
Bindende en afdwingbare voorschriften voor het versterken van de coördinatie van het spectrumbeheer in de EU, waarbij meer aandacht wordt besteed aan de aanpassing van de spectrumvoorschriften aan de toekomstige uitdagingen betreffende 5G
Het doel is aanpassing van het kader aan de ontwikkelingen op het vlak van alomtegenwoordige connectiviteit en de uitrol van 5G, en zorgen voor meer consistentie met betrekking tot maatregelen van de lidstaten, en met name tot maatregelen die van invloed zijn op concurrerende marktomstandigheden en economische regulering. Hiertoe wordt het kader in belangrijke mate aangepast, worden wettelijk afdwingbare instrumenten ingevoerd en wordt een peer-reviewmechanisme toegepast waarmee Berec, de Commissie en de nationale regelgevende instanties een beoordeling kunnen uitvoeren van elementen van de geplande nationale toewijzingsprocedures van de afzonderlijke lidstaten die meer impact op marktontwikkelingen en ontwikkelingen betreffende het bedrijfsleven hebben. Daarnaast wordt bij deze optie de nadruk meer gelegd op het investeringsklimaat met betrekking tot dichte 5G-netwerken.
Incrementele aanpassing aan tendensen met de nadruk op de betaalbaarheid van spraakcommunicatie en breedband
Met deze optie wordt de nadruk in het kader van de EU-verplichting inzake universele dienstverlening gelegd op het aspect betaalbaarheid, met inbegrip van de levering van betaalbare spraakcommunicatie en basisbreedband in de EU binnen de desbetreffende werkingssfeer, alsmede het recht van consumenten om een overeenkomst te sluiten met het oog op speciale universele tarieven. Op EU-niveau zou breedband worden gedefinieerd op basis van een functionele internettoegangsverbinding die voorziet in een minimumreeks onlinediensten waarmee de maatschappelijke participatie van de eindgebruiker mogelijk wordt gemaakt, waarvoor de lidstaten op nationaal niveau verdere specificaties vaststellen. De betaalbaarheid van deze op een vaste locatie verzorgde diensten dient te worden gewaarborgd, met name door middel van rechtstreekse ondersteuning, maar de lidstaten kunnen maatregelen inzake betaalbaarheid betreffende mobiele diensten voor de meest kwetsbare eindgebruikers vaststellen wanneer wordt aangetoond dat deze betaalbaarheid niet is gewaarborgd. De beschikbaarheid van dergelijke diensten zal voornamelijk worden bevorderd door middel van andere beleidsinstrumenten (prikkels voor particuliere investeringen, staatssteun, spectrumgerelateerde dekkingsverplichtingen enz.) en kan slechts bij wijze van uitzondering op nationaal niveau worden geïntegreerd, indien dat naar behoren wordt aangetoond. Bij deze optie wordt rekening gehouden met een ruimere groep begunstigden (buiten de telecomsector) van universele breedband en wordt gebruikgemaakt van financiering via de algemene begroting, aangezien deze financiering van universele dienstverlening billijker is en tot minder verstoringen leidt.
Internettoegangsdiensten en regelgevingsverplichtingen voor elektronische-communicatiediensten, voornamelijk in verband met het gebruik van nummervoorraden
Deze optie bouwt voort op andere opties. Hierbij wordt voorgesteld om naast de regulering van internettoegangsdiensten een beperkte reeks sectorspecifieke voorschriften toe te passen op persoonlijke communicatiediensten die op traditionele wijze (spraaktelefonie of sms) of via internettoegangsdiensten worden geleverd. In het bijzonder wordt bij deze optie bepaald op welke gebieden nog steeds sectorspecifieke bescherming nodig is vanwege de karakteristieke kenmerken van die gebieden; er wordt voorgesteld de relevante voorschriften gelijk toe te passen op alle aanbieders van diensten die op functioneel niveau gelijkwaardig zijn. In veel gevallen zijn dat internettoegangsdiensten plus persoonlijke communicatiediensten die nummers gebruiken (waarbij “gebruiken” inhoudt dat nummers worden geleverd aan de eigen abonnees van de dienst, of dat een dienst wordt geleverd waarmee communicatie met abonnees van andere aanbieders via dergelijke nummers mogelijk is). Op belangrijke gebieden, zoals beveiliging en de bevoegdheid om interoperabiliteit op te leggen, moeten de relevante voorschriften van toepassing zijn op alle persoonlijke communicatiediensten. Het voorstel houdt in dat wat betreft eindgebruikers zo veel mogelijk tot volledige harmonisering wordt overgegaan, en de huidige benadering met minimale harmonisering niet meer wordt gehanteerd, teneinde de lasten in verband met de naleving te verlichten en verstoring van de marktomstandigheden in alle lidstaten te voorkomen. Om de regeldruk te verlagen wordt voorgesteld om regelgevingsverplichtingen af te schaffen wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn of de algemene wetgeving inzake consumentenbescherming adequate voorzieningen biedt. Een belangrijk voorbeeld is de intrekking van de bevoegdheid van NRI’s om rechtstreeks regulering van de kleinhandelsprijzen op te leggen.
De meeste regelgevende verplichtingen die van toepassing zijn op persoonlijke communicatiediensten zouden verband houden met het gebruik van nummervoorraden, hetgeen in overeenstemming is met de benadering waarvan de regelgevende instanties op zijn laatst vanaf de laatste herziening van het kader melding hebben gemaakt 9 , maar die onder de relevante aanbieders van diensten zeer omstreden is en die in de praktijk niet veel is toegepast. Het bereik van de toegang tot noodhulpdiensten is opnieuw gedefinieerd met gebruikmaking van het concept nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat bepaalde onlinediensten de kwaliteit van dienstverlening bij dergelijke oproepen niet kunnen waarborgen. De voorschriften die van toepassing zouden zijn op nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten hebben onder meer betrekking op de looptijd van overeenkomsten, transparantie, informatie over de kwaliteit van dienstverlening, nummerportabiliteit op initiatief van de ontvangende aanbieder, instrumenten voor de monitoring van het verbruik, instrumenten voor de vergelijking van prijzen en de kwaliteit van dienstverlening of overstapvoorschriften voor bundels teneinde “lock-in”-effecten te voorkomen.
Bovendien is het op bepaalde gebieden uit het oogpunt van belangen van het overheidsbeleid nodig om regelgevingsverplichtingen toe te passen op alle persoonlijke communicatiediensten, dus ook op dergelijke diensten die via internettoegangsdiensten worden geleverd, maar geen nummervoorraden gebruiken.
Doorgifteverplichting en elektronische programmagidsen (EPG’s)
Bij deze optie worden de huidige voorschriften inzake doorgifteverplichting en EPG’s in stand gehouden. Wel wordt bij deze optie verduidelijkt dat de transmissieverplichtingen ook aanvullende gegevens met betrekking tot radio- en tv-kanalen kunnen omvatten, waarmee connected-tv-diensten en EPG’s worden ondersteund.
Aanpassing van het EU-kader inzake nummering teneinde concurrentieproblemen op de markt aan te pakken
Bij deze optie wordt het kader aangepast om de lidstaten toe te staan nummers toe te wijzen aan ondernemingen die geen aanbieders van elektronische communicatiediensten of- netwerken zijn. Bij deze optie is extraterritoriaal gebruik van bepaalde nummervoorraden binnen de EU toegestaan, mits passende waarborgen worden toegepast om de eindgebruikers te beschermen in alle lidstaten waarin de nummers worden gebruikt.
Adviserende rol voor Berec/de Beleidsgroep Radiospectrum rol met bepaalde normatieve bevoegdheden voor Berec en een verbeterd proces voor marktanalyse en spectrumbeheer
Deze optie omvat met name een minimumpakket van geharmoniseerde bevoegdheden voor de NRI’s en de onderlinge afstemming van de taken van de NRI’s en Berec, alsmede de inhoudelijke afstemming van de governancestructuur van Berec op de gemeenschappelijke aanpak voor gedecentraliseerde agentschappen.
Daarnaast zal Berec een aantal extra taken krijgen, zoals de bevoegdheid tot het vaststellen van bindende besluiten inzake de afbakening van transnationale markten en inzake een model van summier contract, bijna-bindende bevoegdheden met betrekking tot de internemarktprocedures voor nationale ontwerpmaatregelen inzake marktregulering (het „double-lock” -systeem, zie hieronder) en de invoering van een enkel maximaal tarief voor gespreksafgifte voor de Unie, en het opstellen van richtsnoeren op een aantal gebieden: geografische onderzoeken, gemeenschappelijke afspraken om in te spelen op grensoverschrijdende vraag, minimumcriteria voor referentieaanbiedingen, gemeenschappelijke criteria voor het beheer van nummervoorraden, parameters voor de voor de kwaliteit van dienstverlening, meetmethoden en technische details van het kostenmodel dat door NRI’s moet worden toegepast bij het vaststellen van maximale symmetrische afgiftetarieven. Berec zal ook de bevoegdheid krijgen om marktdeelnemers rechtstreeks om inlichtingen te verzoeken.
Berec zal ook worden belast met het invoeren van een register voor extraterritoriaal gebruik van nummers en grensoverschrijdende regelingen en een ander EU-register van aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Daarnaast zal Berec worden verzocht de Commissie en de NRI's bij te staan op het gebied van normalisatie door hen te helpen een gebrek aan interoperabiliteit of een bedreiging voor eind-tot-eindconnectiviteit of voor doeltreffende toegang tot noodhulpdiensten te identificeren.
Wat betreft corrigerende maatregelen wordt een “double-locksysteem” voorgesteld, op basis waarvan de Commissie, wanneer zij met Berec overeenstemming bereikt over het standpunt ten aanzien van door een NRI voorgestelde ontwerpmaatregelen, de NRI kan verplichten de ontwerpmaatregel te wijzigen of in te trekken en, indien nodig, een nieuwe analyse van de markt aan te melden. Berec zal belast worden met een aantal aanvullende normatieve en adviserende taken.
Wat betreft spectrum zullen de NRI’s worden belast met bevoegdheden inzake besluitvorming die uitsluitend betrekking hebben op de voorwaarden inzake regulering en vormgeving van de markt betreffende de toewijzing van spectrum voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Daarnaast wordt binnen Berec een peer-reviewsysteem ingevoerd dat als nieuw coördinatiemechanisme fungeert. Binnen dit systeem moeten de NRI’s kennis van hun ontwerpmaatregelen geven met betrekking tot deze aspecten van de toewijzing van spectrum, waarna Berec deze beoordeelt en een niet-bindend advies uitbrengt.
Bovendien krijgt de Commissie aanvullende algemene normatieve bevoegdheden met betrekking tot de vaststelling van criteria voor het bepalen van bepaalde elementen van de toewijzing van spectrum, waarbij terdege rekening wordt gehouden met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum en de comitologieprocedure wordt gevolgd – teneinde richtsnoeren te geven aan de afzonderlijke NRI’s en met betrekking tot het peer reviewsysteem binnen Berec. De Beleidsgroep Radiospectrum blijft een adviesorgaan en voorziet de Commissie van advies voordat via de comitologieprocedure uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld.
• Gezonde regelgeving en vereenvoudiging
De voorgestelde beleidsmaatregelen in het kader van de voorkeursopties zijn in overeenstemming met de Refit-agenda en dragen bij tot de doelstelling betreffende vereenvoudiging en de vermindering van de administratieve lasten, zoals geconcludeerd is toen het Refit-potentieel van de herziening werd onderzocht. Meerdere van de voorgestelde veranderingen op de beleidsterreinen toegang, spectrum, universele dienstverlening, diensten/eindgebruikers, nummering en governance zijn erop gericht de voorschriften duidelijker te maken, de partijen in staat te stellen hun rechten en verplichtingen gemakkelijk te begrijpen en overregulering en administratieve lasten te vermijden.
De voorgestelde veranderingen omvatten de volgende specifieke elementen: stroomlijnen en geografische concentratie van de toegangsregulering, het gebruik (voor zover mogelijk) van een algemene machtiging in plaats van individuele vergunningen voor spectrum, bevorderen van secundaire markten voor spectrum, het afschaffen van overbodig verplichtingen inzake universele dienstverlening, zoals vereisten om te zorgen voor telefooncellen en fysieke telefoongidsen, reduceren van de reikwijdte van verplichtingen inzake de beschikbaarheid van universele diensten en afschaffen van het sectorale delingsmechanisme, verduidelijken van de reikwijdte van het regelgevingskader en het afschaffen van overbodige verplichtingen inzake consumentenbescherming, wanneer deze reeds worden gewaarborgd via horizontale wetgeving of door de markt worden voorzien, harmoniseren en verduidelijken van voorschriften en governance met betrekking tot nummering in het kader van M2M en de bevoegdheid van de NRI’s in overeenstemming brengen met Berec.
De maatregelen van de voorkeursopties inzake vereenvoudiging hebben tevens betrekking op de coherentie van de eengemaakte markt, aangezien zij zorgen voor meer consistentie van de corrigerende maatregelen inzake toegang en van de processen inzake de toewijzing van spectrum; momenteel zijn deze vaak ingewikkeld voor exploitanten die spectrum in meerdere lidstaten willen gebruiken en kunnen deze (in het geval van afwijkende tijdschema’s) leiden tot interferentie in grensgebieden. Door de invoering van gestandaardiseerde corrigerende maatregelen op groothandelsniveau, bijvoorbeeld met betrekking tot toegang voor bedrijven, kunnen bedrijven gemakkelijker in meer dan één lidstaat actief zijn, en door de verlenging van spectrumvergunningen wordt de totstandbrenging van een pan-Europese secundaire markt voor spectrum bevorderd en voor een gunstiger investeringsklimaat voor de houders van dergelijke vergunningen gezorgd.
• Grondrechten
In het voorstel wordt ook ten volle rekening gehouden met de fundamentele rechten en beginselen die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Met name zijn de voorgestelde maatregelen erop gericht de connectiviteitsniveaus te verbeteren door middel van een gemoderniseerde reeks voorschriften inzake de bescherming van de eindgebruiker. Hierdoor wordt de toegang tot alle inhoud en diensten, met inbegrip van openbare diensten, op niet-discriminerende basis gewaarborgd, wordt bijgedragen tot de vrijheid van meningsuiting en van het bedrijfsleven, en worden de lidstaten in staat gesteld in de toekomst tegen veel lagere kosten te voldoen aan het Handvest.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De Commissie zal toezicht op de tenuitvoerlegging blijven houden op basis van:
• Het Europese Digital Progress Report
Het Europese Digital Progress Report voor alle 28 lidstaten biedt uitgebreide gegevens en analyses van de ontwikkelingen op de markt en de regelgeving en voor de consument in de digitale economie, met inbegrip van:
het digitale scorebord 10 , waarmee de vooruitgang van de Europese digitale economie wordt gemeten. Het scorebord is gebaseerd op gegevens die door de NRI’s, Eurostat en andere relevante bronnen worden verstrekt, en omvat informatie over de algemene situatie betreffende alle aspecten van de Digital Economy Society Index in de EU-lidstaten 11 . De indicatoren die het verslag bevat, maken het mogelijk de vooruitgang in Europese landen onderling en door de tijd heen te vergelijken.
Telecomrapporten over de Europese elektronische-communicatieregelgeving en -markten met uitgebreide gegevens en analyses van de ontwikkelingen in de markt en de regelgeving en voor de consument binnen de sector.
• Eurobarometer, jaarlijkse enquête onder huishoudens
De Eurobarometer-enquête biedt inzicht in de prestaties van de markt voor elektronische communicatie ten opzichte van de eindgebruiker en in het consumentengedrag met betrekking tot de benutting van serviceplatforms en het gebruik van diensten, en in een aantal kwesties op het gebied van consumentenbescherming.
• Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel
Het voorstel voorziet in de aanpassing van het huidige kader door middel van de volgende wezenlijke veranderingen:
Wijzigingen van de beleidsdoelstellingen:
In artikel 3 wordt de presentatie van de huidige doelstellingen gestroomlijnd en worden deze aangevuld met een nieuwe doelstelling betreffende de brede toegang tot en benutting van connectiviteit met een zeer hoge capaciteit in de hele EU, naast de bestaande doelstellingen betreffende de bevordering van de concurrentie, de interne markt en de belangen van de eindgebruiker.
Wijzigingen met betrekking tot de toegangsregulering:
De wijzigingen met betrekking tot de toegangsregulering zijn gericht op de versterking en verbetering van de momenteel toepasselijke toegangsregeling in verband met aanmerkelijke marktmacht (“AMM”), de verdere bevordering van de concurrentie op infrastructuurgebied en van de netwerkuitrol door alle exploitanten, en het voorzien in de aanhoudende uitrol van netwerken met een zeer hoge capaciteit op het hele grondgebied van de Unie.
In de eerste en tweede categorie (de versterking van de AMM-regeling en de bevordering van de concurrentie op infrastructuurgebied en van de netwerkuitrol door alle exploitanten) zijn de volgende bepalingen en veranderingen van belang:
Door middel van de artikelen 61 en 65 worden de procedures voor de marktanalyse gewijzigd, waarbij de huidige beste praktijken worden gecodificeerd en wordt gestreefd naar een meer doelgerichte toegangsregulering die meer rechtszekerheid biedt, en de geografische concentratie wordt aangescherpt, teneinde te waarborgen dat toegangsverplichtingen uitsluitend worden opgelegd wanneer dat nodig is om retailmarktfalen aan te pakken en resultaten voor de eindgebruiker te bereiken. De voorschriften omvatten ook een verplichting op basis waarvan regelgevende instanties bij de marktanalyse rekening moeten houden met commerciële overeenkomsten inzake toegang, alsmede alle andere reeds opgelegde regelgevingsverplichtingen, zoals symmetrische verplichtingen. Daarnaast wordt in het artikel de huidige marktanalyseperiode van drie jaar verlengd tot vijf jaar, waardoor de exploitanten op langere termijn kunnen plannen en de nationale regelgevende instanties meer flexibiliteit krijgen ten aanzien van het tijdschema voor marktanalyses. Artikel 66 heeft betrekking op deze doelstellingen; hierin worden de dienovereenkomstige voorschriften voor het opleggen en herzien van regelgevingsverplichtingen bijgewerkt en gewijzigd, bijvoorbeeld wanneer de marktomstandigheden veranderen.
Artikel 70 dient ter ondersteuning van scherpere concurrentie op het gebied van infrastructuur door de toegang tot civiele infrastructuur, zoals kabelgoten, palen enz., te waarborgen, voor zover deze het eigendom zijn van exploitanten met AMM.
Ook met artikel 59 wordt de concurrentie op het gebied van infrastructuur ondersteund: hierin wordt verduidelijkt onder welke voorwaarden verplichtingen aan alle exploitanten kunnen worden opgelegd (symmetrische verplichtingen) teneinde de toegang tot niet-repliceerbare netwerkactiva, zoals bedrading en kabels binnenshuis, te waarborgen. Teneinde investeringsprikkels te beschermen, wordt dergelijke toegang beperkt tot het eerste concentratiepunt vanaf de eindgebruiker, maar dit kan in bepaalde omstandigheden worden uitgebreid om de uitrol van alternatieve netwerken in de moeilijkste en dunst bevolkte gebieden te vergemakkelijken.
De artikelen 63 en 64 zorgen ervoor dat Berec de bevoegdheid krijgt om transnationale markten en transnationale vraag vast te stellen, zelfs als de markten nationaal of subnationaal blijven. Berec kan richtsnoeren vaststellen op basis waarvan de nationale regelgevende instanties gemeenschappelijke benaderingen moeten hanteren bij het opleggen van corrigerende maatregelen waarmee wordt geholpen tegemoet te komen aan een dergelijke transnationale vraag. Artikel 64 geeft verder de Commissie de bevoegdheid om, met ondersteuning door Berec, geharmoniseerde technische specificaties vast te stellen voor bepaalde groothandelstoegangsproducten, teneinde tegemoet te komen aan de vraag naar grensoverschrijdende communicatie, met name voor zakelijke gebruikers, indien het ontbreken van dergelijke geharmoniseerde producten een belemmering voor de interne markt vormt.
Bij artikel 73 wordt een proces op EU-niveau vastgesteld voor het bepalen van een bindende methodologie voor de vaststelling van spraakafgiftetarieven, een stabiele markt die in de meeste lidstaten op soortgelijke wijze wordt gereguleerd. Bovendien wordt een mechanisme gecreëerd voor de vaststelling van maximale afgiftetarieven op EU-niveau, met het oog op het verlichten van de administratieve lasten voor de afgiftetarieven die zich daardoor kunnen concentreren op de analyse van de meest complexe breedbandmarkten.
Tot slot worden de volgende veranderingen voorgestelde teneinde te voorzien in de aanhoudende uitrol van netwerken met een zeer hoge capaciteit op het hele grondgebied van de Unie:
Op grond van artikel 22 moeten de nationale regelgevende instanties de toestand van de breedbandnetwerken en investeringsplannen op hun gehele nationale grondgebied onderzoeken, zodat zij in staat zijn bij de marktanalyse meer rekening te houden met geografische specifieke kenmerken. De nationale regelgevende instanties moeten verder “digitale uitsluitingsgebieden” vaststellen waarin geen enkele exploitant of overheidsinstantie een netwerk met zeer hoge capaciteit heeft uitgerold en dat ook niet van plan is, en waarin zij hun legacynetwerk niet hebben gemoderniseerd of bijgewerkt tot een downloadsnelheid van ten minste 100 Mbps en dat ook niet van plan zijn. De nationale regelgevende instanties kunnen de aangewezen digital uitsluitingsgebieden bekendmaken en daarbij een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling doen teneinde de uitrol van netwerken met een zeer hoge capaciteit in dergelijke moeilijke gebieden te bevorderen.
In artikel 72 wordt uiteengezet onder welke omstandigheden AMM-exploitanten toestemming krijgen voor prijsflexibiliteit, waarbij de concurrentie niet mag worden belemmerd. Investeerders in nieuwe netwerken kunnen baat hebben bij prijsflexibiliteit, op voorwaarde dat de downstreamconcurrentie niet wordt geschaad.
In artikel 74 en bijlage IV worden bepalingen vastgesteld waarmee commerciële mede-investeringen in nieuwe infrastructuur worden bevorderd en de daartoe vereiste maatregelen op regelgevingsgebied worden getroffen. Het delen van nieuwe netwerkelementen tussen een netwerkeigenaar met AMM en toegangvragende partijen omvat een hogere mate van risicodeling dan traditionele toegangsproducten, en kan tevens een stevige basis voor duurzame concurrentie bieden indien het ontwerp van de mede-investering aan de passende voorwaarden voldoet. In dat kader moet de aanpassing van gereguleerde toegang zijn toegestaan, waardoor alle mede-investeerders ten opzichte van andere ondernemingen over het voordeel van de "first mover” kunnen beschikken. Het kan passend zijn dat gereguleerde toegangsproducten beschikbaar blijven voor ondernemingen die niet deelnemen, tot het niveau dat voorafgaand aan de investering beschikbaar was.
Artikel 77 omvat een vereenvoudigd reguleringsmodel voor uitsluitend-groothandelsnetwerken met aanmerkelijke marktmacht dat is beperkt tot billijke, redelijke en niet-discriminerende toegangsvoorschriften, waarbij indien nodig geschillenbeslechting plaatsvindt. De bepalingen vereisen strenge voorwaarden op basis waarvan een netwerk als daadwerkelijk “uitsluitend-groothandelsnetwerk” wordt beschouwd en kunnen met name van toepassing zijn op lokale netwerken met een zeer hoge capaciteit, waarbij in de toekomst evenwel kan worden vastgesteld dat zij over aanmerkelijke marktmacht beschikken. Artikel 76 biedt verduidelijking met betrekking tot het proces inzake vrijwillige scheiding, waarbij voor rechtszekerheid wordt gezorgd door middel van verbintenissen door de exploitant die een scheidingsproces doorloopt.
Tot slot wordt in artikel 78 verduidelijkt wat de rol is van de nationale regelgevende instanties bij de begeleiding van AMM-exploitanten die migreren van legacynetwerken naar nieuwe netwerken (bijv. wanneer legacykopernetwerken worden uitgeschakeld), met het oog op verdere ondersteuning van de overstap naar nieuwe netwerken.
Wijzigingen in verband met spectrumbeheer:
Artikel 45 biedt verduidelijking ten aanzien van de algemene doelstellingen en beginselen als richtsnoer voor de lidstaten bij het beheren van spectrum op nationaal niveau. Dit omvat consistentie en evenredigheid bij vergunningsprocedures, het belang van het zorgen voor passende dekking, het rekening houden met tijdschema’s bij het ter beschikking stellen van spectrum, preventie van grensoverschrijdende of schadelijke interferentie, het vaststellen van het beginsel “use it or lose it” en het bevorderen van gedeeld gebruik van spectrum alsmede handel met en verhuur van spectrum. Het artikel omvat ook een mechanisme met duidelijk gedefinieerde voorwaarden waaronder tijdelijk alternatief gebruik van geharmoniseerd spectrum is toegestaan.
Op grond van artikel 46 wordt de nadruk meer gelegd op algemene machtigingen en minder op individuele vergunningen, alsmede op het gedeeld gebruik van spectrum in overeenstemming met het recht van de Unie, teneinde te waarborgen dat de nationale instanties in de toekomst vergunningsmodellen ontwikkelen die het beste aansluiten bij de ontwikkelingen inzake 5G. Bovendien krijgt de Commissie de bevoegdheid om bindende maatregelen vast te stellen teneinde consistentie tussen verschillende soorten machtigingsregelingen tot stand te brengen.
In artikel 47 zijn de voorwaarden vastgesteld die zijn verbonden aan een algemene machtiging voor radiofrequenties en de bijbehorende gebruikersrechten, en wordt voorzien in uitvoeringsmaatregelen van de Commissie die zijn gericht op de totstandbrenging van consistentie met betrekking tot bepaalde voorwaarden, zoals de criteria voor het definiëren en meten van dekkingsverplichtingen, die een belangrijkere rol krijgen in het kader van het efficiënt gebruik van spectrum. Bovendien wordt de nadruk gelegd op verplichtingen zoals het delen van infrastructuur om de connectiviteit voor eindgebruikers te verbeteren, met name in gebieden met minder dichte netwerken.
De artikelen 48 tot en met 54 hebben betrekking op elementen van vergunningen inzake spectrum en zijn gericht op het verbeteren van de consistentie van de werkwijzen van de lidstaten, waaronder i) de minimale duur van vergunningen (25 jaar), ii) een duidelijk en eenvoudiger proces voor de handel in en verhuur van spectrum, iii) objectieve criteria voor consistente toepassing op basis van de beginselen van het mededingingsrecht ten aanzien van maatregelen ter bevordering van de concurrentie, zoals spectrumlimieten, reservering van spectrum voor nieuwe marktdeelnemers en verplichtingen inzake wholesaletoegang, iv) processen ter verbetering van de consistentie en voorspelbaarheid bij het verlenen en verlengen van afzonderlijke gebruiksrechten voor spectrum en v) duidelijkere voorwaarden voor de beperking of intrekking van bestaande rechten, bijvoorbeeld door middel van de “use it or lose it”-oplossing en een versterkte handhavingsrol voor de nationale instanties. Deze artikelen omvatten verder bevoegdheden voor de Commissie om maatregelen vast te stellen ten aanzien van gemeenschappelijke uiterste termijnen voor de vergunningsverlening inzake het gebruik van geharmoniseerd spectrum in alle lidstaten en ten aanzien van de coördinatie van de voornaamste elementen van selectieprocessen en het vaststellen van criteria voor de opzet daarvan.
De artikelen 55 en 56 zijn gericht op vereenvoudiging van de voorwaarden voor de toegang tot wifi, teneinde tegemoet te komen aan de exponentieel stijgende vraag naar connectiviteit, en met het oog op de uitrol van en bepalingen inzake draadloze breedbandtoegang met laag vermogen (kleine cellen), waardoor de kosten in verband met de uitrol van zeer dichte netwerken worden verlaagd.
Artikel 28 omvat een verplichting inzake coördinatie tussen de lidstaten betreffende het aanpakken van problemen met grensoverschrijdende interferentie, waarbij de Beleidsgroep Radiospectrum is betrokken en de Commissie uitvoeringsbevoegdheden krijgt om bindende maatregelen vast te stellen die zijn gericht op het oplossen van grensoverschrijdende geschillen, terdege rekening houdend met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum.
Het voorstel geeft de nationale regelgevende instanties bevoegdheden ten aanzien van markt- en economiegerelateerde regelgevingselementen van de toewijzing van spectrum voor elektronische-communicatiediensten. Zij worden tevens bevoegd om besluiten te nemen betreffende het opleggen van uitzonderlijke maatregelen inzake het delen van netwerken en spectrum en roaming op nationaal niveau teneinde “blinde vlekken” op het vlak van connectiviteit weg te werken. De nationale regelgevende instanties moeten hun acties op dit gebied baseren op een grondige analyse van de economische en concurrentiesituatie op de markten. Teneinde in de hele Unie te zorgen voor consistente toepassing van toewijzingsvoorwaarden die effect hebben op de economische, markt- en concurrentieomstandigheden en daardoor op de werking van de markt, omvat artikel 35 een peer-reviewmechanisme waarmee Berec de met de markt en de economie verband houdende regelgevingselementen van nationale ontwerptoewijzingen van spectrum kan beoordelen en niet-bindende adviezen kan uitbrengen.
Artikel 37 omvat een kader voor de lidstaten waarmee vrijwillige toewijzingsprocedures voor de hele EU of meerdere lidstaten worden vergemakkelijkt.
Wijzigingen van het stelsel van universele dienstverlening:
Het voorstel is gericht op de modernisering van het stelsel van universele dienstverlening doordat de verplichte opname op EU-niveau van legacydiensten (telefooncellen, alomvattende telefoongidsen en telefooninlichtingendiensten) uit de werkingssfeer wordt verwijderd en de nadruk op de universele basisbreedbanddienst wordt gelegd, die wordt gedefinieerd op basis van een dynamische basislijst van onlinediensten die via een breedbandverbinding kunnen worden gebruikt. Maatregelen van de lidstaten dienen te zijn gericht op de betaalbaarheid van beschikbare connectiviteit en niet op de uitrol van netwerken, waarvoor betere instrumenten beschikbaar zijn.
De betaalbaarheid van universele dienstverlening moet ten minste op een vaste locatie worden gewaarborgd, maar de lidstaten mogen flexibel te werk gaan en maatregelen inzake betaalbaarheid uitbreiden tot mobiele diensten met het oog op de meest kwetsbare gebruikers.
Artikel 79 omvat een verplichting voor de lidstaten om betaalbare toegang voor alle eindgebruikers tot functionele breedbandinternettoegangs- en spraakcommunicatiediensten te waarborgen, ten minste op een vaste locatie. Teneinde de betaalbaarheid te waarborgen, krijgen de lidstaten op grond van artikel 80 de bevoegdheid een verplichting aan ondernemingen op te leggen om speciale tariefopties beschikbaar te stellen voor eindgebruikers waarvan is vastgesteld dat zij een laag inkomen of bijzonder sociale behoeften hebben, en/of om deze eindgebruikers te voorzien van rechtstreekse ondersteuning; bovendien wordt vastgesteld dat consumenten die gebruikmaken van bijzondere universele tarieven betalen het recht hebben om een overeenkomst te sluiten.
Maatregelen van de lidstaten moeten weliswaar zijn gericht op de betaalbaarheid van beschikbare connectiviteit en niet zozeer op de uitrol van netwerken, maar de lidstaten mogen op grond van artikel 81 de verstrekking van een verbinding op een vaste locatie (beschikbaarheid) opnemen in de werkingssfeer indien wordt aangetoond dat een dergelijke verbinding niet kan worden gewaarborgd onder normale commerciële omstandigheden of door middel van andere beleidsinstrumenten waarover zij beschikken.
Het wordt erkend dat flexibiliteit noodzakelijk is om tegemoet te komen aan verschillende nationale omstandigheden en daarom mogen de lidstaten op grond van artikel 82 op nationaal niveau verplichtingen blijven opleggen betreffende diensten waarop momenteel de EU-verplichting inzake universele dienstverlening van toepassing is, zoals telefooncellen, telefoongidsen en telefooninlichtingendiensten indien de noodzaak daartoe naar behoren wordt aangetoond, op voorwaarde dat zij de financieringsregeling eveneens aanpassen.
In artikel 85 wordt bepaald dat universele dienstverlening moet worden gefinancierd uit de algemene begroting en niet meer door middel van sectorale financiering.
Wijzigingen van de voorschriften inzake diensten en de bescherming van de eindgebruiker:
Teneinde rekening te houden met de ontwikkeling op het vlak van de markt en de regulering die de laatste jaren hebben plaatsgevonden en met de aanhoudende behoefte aan sectorspecifieke voorschriften, omvat artikel 2, lid 4, een nieuwe definitie van het begrip “elektronische-communicatiedienst”. De definitie omvat drie soorten categorieën diensten: i) internettoegangsdiensten, ii) persoonlijke communicatiediensten, die worden onderverdeeld in twee subcategorieën: enerzijds nummergebaseerde diensten en anderzijds nummeronafhankelijke diensten, en iii) diensten die volledig of voornamelijk bestaan uit de verzending van signalen, zoals transmissiediensten die worden gebruikt voor M2M-communicatie en voor omroepdoeleinden. Veel bepalingen met betrekking tot de eindgebruiker zullen alleen van toepassing zijn op internettoegangsdiensten en op nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten.
Voor nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten gelden alleen verplichtingen wanneer het uit het oogpunt van belangen van het overheidsbeleid nodig is specifieke regelgevingsverplichtingen toe te passen op alle soorten persoonlijke communicatiediensten, ongeacht of deze diensten gebruikmaken van nummers. Dit geldt met name voor veiligheidsbepalingen (artikel 40). Daarnaast kan de Commissie bij een daadwerkelijke bedreiging voor eind-tot-eindconnectiviteit of voor de doeltreffende toegang tot noodhulpdiensten vaststellen dat maatregelen ter waarborging van de interoperabiliteit noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld door een normalisatieproces op gang te brengen. Dergelijke normen kunnen zo nodig door de NRI’s worden opgelegd (artikel 59).
Met het voorstel wordt de regeldruk verlaagd doordat regelgevingsverplichtingen worden afgeschaft wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn of de algemene wetgeving inzake consumentenbescherming adequate voorzieningen biedt. Een belangrijk voorbeeld is de intrekking van de bevoegdheid van NRI’s om rechtstreeks regulering van de kleinhandelsprijzen aan AMM-exploitanten op te leggen (intrekking van artikel 17 van de Universeledienstrichtlijn). Verder zijn bepaalde bepalingen inzake overeenkomsten, transparantie, gelijkwaardige toegang door gehandicapte gebruikers, telefooninlichtingendiensten en interoperabiliteit van digitale televisieapparatuur voor consumenten gestroomlijnd en gedeeltelijk geschrapt vanwege overlappingen met horizontale voorschriften of andere redundanties (de artikelen 95 tot en met 98 en de artikelen 103 tot en met 105).
Met een beperkt aantal nieuwe bepalingen wordt ernaar gestreefd tegemoet te komen aan nieuwe uitdagingen, bijv. betere leesbaarheid van overeenkomsten door middel van een samenvatting van de essentiële informatie uit de overeenkomst, de verstrekking van verbruikscontrole-instrumenten om de eindgebruikers in te lichten over hun huidige communicatiegebruik, versterkte bepalingen betreffende prijs- en kwaliteitsvergelijkingsinstrumenten, overstapvoorschriften voor het snel toenemende aantal bundels ter voorkoming van “lock-in”-effecten (belangrijke sectorspecifieke bepalingen, zoals de maximale looptijd van overeenkomsten en rechten inzake het opzeggen van overeenkomsten, zouden van toepassing zijn op de gehele bundel) en een bepaling op grond waarvan discriminatie op basis van nationaliteit of het land van woonplaats wordt verboden (de artikelen 92, 95, 96, 98 en 100).
De algemene maximale looptijd van dienstenovereenkomsten bedraagt weliswaar twee jaar, maar langere afzonderlijke overeenkomsten met eindgebruikers zijn toegestaan als middel om de terugbetaling van bijdragen aan de aanleg van een fysieke verbinding te vergemakkelijken en om de uitrol van netwerken door middel van tranchegebaseerde bijdragen aan netwerkkapitaalkosten te ondersteunen (de benadering betreffende bundeling van de vraag), (artikel 98).
Wijzigingen van bepalingen inzake nummering:
Teneinde concurrentieproblemen op de M2M-markt aan te pakken (met name inzake “lock-in” bij een bepaalde exploitant), mogen de nationale regelgevende instanties op grond van het voorstel nummers toewijzen aan ondernemingen die geen aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten zijn, maar zijn zij hiertoe niet verplicht (artikel 88). In hetzelfde artikel is bepaald dat de nationale regelgevende instanties verplicht zijn bepaalde nummervoorraden voor extraterritoriaal gebruik van nationale nummers binnen de EU aan te wijzen, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de toenemende vraag naar een dergelijk extraterritoriaal gebruik van nummervoorraden, met name voor M2M-toepassingen.
Wat betreft de voorschriften voor geharmoniseerde nummers voor diensten van maatschappelijk belang, blijft de nadruk liggen op de doeltreffende tenuitvoerlegging van het telefonische meldpunt voor vermiste kinderen (artikel 90), waarbij het algehele kader voor 116-nummers op Beschikking 2007/116/EG van de Commissie gestoeld blijft. Aangezien er de afgelopen jaren weinig vraag naar de Europese telefoonnummeringsruimte is geweest, wordt de desbetreffende bepaling geschrapt (artikel 27 van Universeledienstrichtlijn).
Wijzigingen van bepalingen inzake noodcommunicatie:
Er wordt voorzien in rechtszekerheid betreffende de toegang tot noodhulpdiensten door alle aanbieders van nummergebaseerde persoonlijk communicatiediensten. Door de voorgestelde bepalingen wordt het bestaande mandaat van de Commissie betreffende het opleggen van technische uitvoeringsmaatregelen vervangen door de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde op samenhangende wijze in de hele EU te zorgen voor doeltreffende toegang tot het gemeenschappelijke Europese noodnummer 112 wat betreft de locatie van de beller, de doorschakeling naar alarmcentrales en de toegang voor gehandicapte eindgebruikers. Met een dergelijke benadering wordt gezorgd voor een grensoverschrijdende uitrol en werking van technische oplossingen voor noodcommunicatie (artikel 102).
Wijziging van de governance:
Met de artikelen 5, 6 en 8 wordt de rol van de onafhankelijke nationale regelgevende instanties versterkt doordat een minimumreeks bevoegdheden voor deze regelgevende instanties in de hele EU wordt vastgesteld; verder worden de vereisten inzake onafhankelijkheid aangescherpt doordat in vereisten inzake benoemingen en rapportageverplichtingen wordt voorzien.
Artikel 12 omvat een aantal wijzigingen met betrekking tot de procedure voor algemene machtiging. De aanbieders moeten kennisgevingen aan Berec verstrekken, dat als centraal contactpunt fungeert en de kennisgevingen doorstuurt naar de relevante nationale regelgevende instanties. Berec dient een register op EU-niveau op te zetten.
Artikel 27 voorziet in een procedure voor de beslechting van grensoverschrijdende geschillen tussen ondernemingen, waarbij de rol van Berec wordt versterkt doordat de nationale regelgevende instanties verplicht zijn Berec te raadplegen.
Artikel 33 voorziet in een “double-locksysteem”, wanneer Berec en de Commissie overeenstemming bereiken over het standpunt ten aanzien van door een nationale regelgevende instantie voorgestelde ontwerpmaatregelen waarvan overeenkomstig artikel 32 aan de Commissie en Berec kennis is gegeven. In dergelijke gevallen kan de regelgevende instantie worden verplicht de ontwerpmaatregel te wijzigen of in te trekken en, indien nodig, de Commissie en Berec in kennis te stellen van haar nieuwe analyse van de markt.
2002/19/EG (aangepast)