Toelichting bij COM(2015)234 - Standpunt EU op de Wereldradiocommunicatieconferentie 2015 (WRC-15) van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (ITU)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Op de Wereldradiocommunicatieconferentie (World Radiocommunication Conference, WRC) wordt het radioreglement herzien waarin de grensoverschrijdende aspecten van het gebruik van radiospectrum worden geregeld; met name wordt bepaald welke radiodiensten aan specifieke spectrumbanden worden toegewezen. Op elke WRC wordt slechts een beperkt gedeelte van het radioreglement in beschouwing genomen, waarbij op basis van een op de voorafgaande WRC vastgestelde agenda is bepaald welke spectrumbanden worden besproken en binnen welk kader de mogelijke uitkomsten zich bevinden. De volgende conferentie zal plaatsvinden in Genève van 2 tot 27 november 2015. Op basis van jarenlang voorbereidend werk zal worden besloten wijzigingen aan te brengen in het radioreglement van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (ITU).

Alle EU-lidstaten zijn lid van de ITU en spelen een actieve rol bij de aanpassing van het radioreglement. De Europese Unie is sectorlid en heeft een status die vergelijkbaar is met die van bedrijfstakorganisaties. Een gemeenschappelijke aanpak van de planning van spectrum op nationaal grondgebied houdt in de praktijk in dat het radioreglement een aanzienlijke invloed op het spectrumgebruik kan hebben, zelfs in uitsluitend binnenlandse situaties.

Een strategisch en samenhangend EU-beleid inzake spectrum is een essentieel element van de moderne informatiemaatschappij en levert een bijdrage aan een breed gamma van beleidsdoelstellingen; het Europees Parlement en de Raad hebben het belang van radiospectrum erkend, met name in Richtlijn 2002/21/EG van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten1 (hierna 'de kaderrichtlijn' genoemd) en in Besluit nr. 243/2012/EU tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid2 waarbinnen de ontwikkeling van het spectrumbeleid binnen de EU moet plaatsvinden. De kaderrichtlijn3 verwijst specifiek naar de radioregelgeving van de ITU, die de lidstaten moeten eerbiedigen. Bovendien is in de Radiospectrumbeschikking nr. 676/2002/EG bepaald dat bij krachtens die beschikking ondernomen activiteiten terdege rekening wordt gehouden met het werk van de ITU.

Het is daarom van essentieel belang dat de Unie op basis van besluiten die op de WRC-15 worden genomen in staat is haar interne bevoegdheid uit te oefenen om de interne markt tot stand te brengen en om adequaat beleid te ontwikkelen. In dat kader is het noodzakelijk dat de Unie ervoor zorgt dat haar belangen tijdens de WRC-onderhandelingen worden behartigd en beschermd.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

De Europese Conferentie van post- en telecommunicatieadministraties (CEPT) heeft de inhoud van de op de WRC-15 te voeren onderhandelingen vanaf 2012 voorbereid. Aan alle bijeenkomsten van de CEPT konden geïnteresseerde belanghebbenden deelnemen. Daarnaast hebben er twee gezamenlijke workshops van de Commissie en de CEPT plaatsgevonden (op 10 december 2013 en 14 april 2015), waarbij de voorlopige Europese beleidsdoelstellingen en de stand van zaken binnen de CEPT werden gepresenteerd. Op 19 februari 2015 heeft de Beleidsgroep Radiospectrum na openbare raadpleging een advies over de Europese beleidsdoelstellingen uitgebracht.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

De ITU is het VN-agentschap dat verantwoordelijk is voor de ondersteuning van de wereldwijde ontwikkeling van telecommunicatie. Alle EU-lidstaten zijn lid van de ITU. ITU-R, de afdeling van de ITU die belast is met radiocommunicatie en ander gebruik van radiospectrum, is enerzijds belast met "de toekenning van frequentiebanden van het radiofrequentiespectrum en de toewijzing van radiofrequenties" en anderzijds met "de registratie van toewijzingen van radiofrequenties en, in het geval van ruimtediensten, van elke daarmee verband houdende omloopbaanpositie in de geostationaire baan of van alle aanverwante karakteristieke kenmerken van satellieten in andere omloopbanen, teneinde schadelijke interferentie tussen radiostations van verschillende landen te voorkomen"4.

Het instrument voor het beheer van het eerste gedeelte van deze rol is het radioreglement, dat wordt beschouwd als internationaal verdrag en op elke Wereldradiocommunicatieconferentie wordt herzien. Het radioreglement omvat geen verplichtingen tot specifiek spectrumgebruik binnen de grenzen van individuele ITU-leden. Aangezien in het radioreglement het spectrumgebruik echter wordt gereguleerd om grensoverschrijdende interferentie te voorkomen en te bepalen welke soorten communicatie voorrang krijgen, heeft dit reglement veel invloed op het spectrumgebruik binnen elk land dat ITU-lid is en dientengevolge binnen de Unie als geheel. De meeste punten op de agenda van de WRC-15 hebben betrekking op een wijziging van het gebruik van een of meerdere specifieke spectrumbanden. De strekking van de wijzigingen is derhalve beperkt, maar er moet over worden onderhandeld en er moeten compromissen worden gesloten.

Een herziening van het radioreglement is voorlopig van toepassing op alle partijen die deze herziening hebben ondertekend5. Zesendertig maanden na de datum van inwerkingtreding van de herzieningen worden de partijen in ieder geval geacht ermee te hebben ingestemd door de herziening te worden gebonden6. Uit de herziening van het radioreglement op de WRC-15 zal dus zoals bepaald in artikel 218, lid 9, VWEU een handeling met rechtsgevolgen voortvloeien. Derhalve kan het noodzakelijk zijn de standpunten te bepalen die namens de Unie worden ingenomen.

Regels van de ITU kunnen de werkingssfeer van gemeenschappelijke EU-regels en -beleid op verschillende manieren aantasten. Op grond van artikel 9, lid 1, tweede paragraaf, van de kaderrichtlijn eerbiedigen de lidstaten "de desbetreffende internationale overeenkomsten, met inbegrip van de radioregelgeving van de ITU" bij de toepassing van artikel 9, dat betrekking heeft op het beheer van radiofrequenties voor elektronische-communicatiediensten. Een aanpassing van het radioreglement van de ITU kan daarom een nadelige invloed hebben op artikel 9 of de strekking ervan wijzigen.

Met name wat betreft radiospectrum is in artikel 10 van Besluit nr. 243/2012/EU het volgende bepaald met betrekking tot internationale onderhandelingen over spectrumaangelegenheden: "indien het onderwerp van de internationale onderhandelingen binnen de bevoegdheid van de Unie valt, wordt het standpunt van de Unie vastgesteld in overeenstemming met het uniale recht".

Daarnaast heeft de Commissie overeenkomstig de Radiospectrumbeschikking nr. 676/2002/EG een aantal besluiten betreffende technische harmonisatie vastgesteld om de beschikbaarheid en het efficiënte gebruik van radiospectrum in de Unie te waarborgen. Deze besluiten zijn in het kader van het Radiospectrumcomité in samenwerking met de lidstaten en met technische bijstand van de CEPT vastgesteld.

De agendapunten van de WRC-15 zijn nader onderzocht en daaruit is gebleken dat drie daarvan rechtstreeks van invloed kunnen zijn op gemeenschappelijke regels of de strekking ervan kunnen wijzigen, aangezien deze punten onder het EU-recht vallen of momenteel aan een concreet regelgevingsproces zijn onderworpen. Twee van deze punten hebben betrekking op elektronische-communicatiediensten en houden rechtstreeks verband met de inspanningen van de EU om de burgers van connectiviteit te voorzien. Het derde punt betreft de veiligheid in de automobielsector :

– Agendapunt 1.1 betreft spectrum voor internationale mobiele telecommunicatie (IMT) en houdt verband met mobiel breedband, dat onder EU-regelgeving valt. De in het programma voor het radiospectrumbeleid opgenomen bepaling om in de EU ten minste 1 200 MHz voor draadloze breedband aan te wijzen, is voor dit punt van belang. Wat betreft de relevante frequentiebanden moet er ook rekening worden gehouden met Beschikking 2008/411/EG betreffende de harmonisering van de 3 400-3 800 MHz-frequentieband voor draadloze breedband, Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/750 betreffende de harmonisering van de frequentieband 1 452-1 492 MHz voor downlinkbreedband, Beschikking 2008/671/EG betreffende het geharmoniseerde gebruik van de 5 875-5 905 MHz-frequentieband voor intelligente vervoerssystemen en het aan de CEPT verstrekte mandaat betreffende het gebruik van Radio Local Area Networks op de frequentiebanden 5 350-5 470 MHz en 5 725-5 925 MHz.

– Agendapunt 1.2 betreft de vaststelling van parameters voor het gebruik van de 700 MHz-frequentieband voor IMT. Op de WRC-12 is deze frequentieband op co-primaire basis toegewezen aan mobiele diensten bovenop de bestaande omroeptoewijzing die in werking treedt vanaf de WRC-15. Met betrekking tot deze frequentieband is aan de CEPT een mandaat verstrekt om geharmoniseerde technische voorwaarden te ontwikkelen voor het gebruik van spectrum op de frequentieband 694-790 MHz voor draadloze breedband. De Commissie heeft erop gewezen dat de besluiten die de ITU neemt zo flexibel mogelijk moeten zijn om de Raad en het Parlement in staat te stellen over het toekomstig gebruik van de frequentieband te beslissen.

– Agendapunt 1.18 betreft anti-botsingsradars voor motorvoertuigen op de frequentieband 77,5-78 GHz. Dergelijke radars zijn overeenkomstig Beschikking 2004/545/EG al geharmoniseerd in de EU: de volledige frequentieband 77-81 GHz kan ten behoeve van kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen worden gebruikt.

Over de andere agendapunten voor de WRC-15 heeft de Beleidsgroep Radiospectrum een advies uitgebracht dat de Commissie wat betreft de wezenlijke aspecten betreffende het spectrumbeleid onderschrijft.

Een aantal van deze agendapunten houdt verband met EU-beleidsterreinen, waaronder het vervoersbeleid (agendapunten 1.5, 1.7, 1.8, 1.15, 1.16 en het nieuwe agendapunt betreffende tracking tijdens de vlucht), het ruimtevaartbeleid (agendapunten 1.5, 1.7, 1.8, 1.11, 1.12, 1.16 en 1.17), de bestrijding van klimaatverandering en de monitoring van de aarde (agendapunten 1.5, 1.12, 1.17 alsmede 1.1) en het industriebeleid alsmede de economische groei (agendapunten 1.16 en 1.17). Uit dit overzicht blijkt dat er meerdere raakvlakken met EU-beleidspunten kunnen zijn. De onderhandelingen tijdens de WRC-15 kunnen resultaten opleveren die direct of indirect van invloed kunnen zijn op de toepassing van het bestaande EU-recht of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Het standpunt van de Unie betreffende deze agendapunten dient daarom te worden gevrijwaard door ervoor te zorgen dat de bestaande vereisten van het EU-recht bij de onderhandelingen worden gehandhaafd en dat de te verwachten ontwikkeling ervan niet in het gedrang komt.

Agendapunt 1.3. De WRC-12 heeft dit punt op de agenda gezet om een poging te doen het spectrum dat door overheidsdiensten wordt gebruikt bij civiele bescherming en rampenbestrijding (public protection and disaster relief, PPDR) te harmoniseren. Aangezien het spectrumgebruik momenteel, zelfs binnen Europa, uitermate versnipperd is, is dit een uiterst zware taak. Op wereldwijd niveau is een bescheiden benadering realistischer. De desbetreffende informatie over frequentiebereiken die op regionaal niveau voor civiele bescherming en rampenbestrijding worden gebruikt, dient aan de ITU te worden verstrekt, maar er mag geen verplichting worden opgelegd ten aanzien van het gebruik van een specifieke technologie en/of een specifieke frequentieband.

Agendapunt 1.5. Dit agendapunt heeft betrekking op de manier waarop op afstand bestuurde luchtvaartuigen (remotely piloted aircraft systems, RPAS) kunnen worden geïntegreerd in niet-gescheiden luchtruim, dat wil zeggen waar de normale regels betreffende luchtverkeersleiding van toepassing zijn. Dit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat deze luchtvaartuigen efficiënt voor civiele doeleinden kunnen worden gebruikt. Deze doeleinden zijn bijvoorbeeld opsporings- en reddingsdiensten en grenscontrole boven de Middellandse Zee, vaststelling van de omvang van bosbranden (wanneer het vliegen met bemande luchtvaartuigen te gevaarlijk is), bevoorrading op moeilijk terrein en vaststelling van de effecten van klimaatverandering. Het gebruik van de aan vaste satellietdiensten voor de besturingscommunicatie van onbemande luchtvaartuigen toegewezen frequentiebanden dient in beginsel te worden ondersteund, waarbij de compatibiliteit met andere diensten waaraan deze frequentiebanden zijn toegewezen dient te zijn gewaarborgd, de huidige coördinatie- en kennisgevingsprocedure van andere satellietnetwerken op de frequentieband niet in het gedrang mag komen en de ICAO-voorschriften dienen te worden nageleefd om de vluchtveiligheid te waarborgen.

Agendapunt 1.7 (ECS). Oorspronkelijk was deze frequentieband bedoeld als uitbreidingsband voor microgolflandingssystemen voor luchtvaartuigen. Het gebruik van deze frequentieband door de luchtvaartsector is echter niet nodig gebleken. Daarom wordt voorgesteld de vorige voorschriften in te trekken en het gebruik voor mobiele satellietdiensten op de frequentieband geleidelijk af te schaffen. Het opheffen van de regelgevingsbeperkingen voor vaste satellietdiensten (aarde-ruimte) op de frequentieband 5 091-5 150 MHz dient te worden ondersteund.

Agendapunt 1.8. Een grotere mate van flexibiliteit wat betreft het gebruik van satellietgrondstations aan boord van schepen op de frequentieband 5 925-6 425 MHz en de frequentieband 14-14,5 GHz dient te worden ondersteund, waarbij de bescherming van andere diensten op deze banden dient te worden gehandhaafd. Door een versoepeling van de voorschriften worden de Europese ruimtevaart- en maritieme sector ondersteund.

Agendapunt 1.11. Deze toewijzing is bedoeld voor volg-, telemetrie- en controlesystemen voor satellieten en is van aanzienlijk belang voor de ontwikkeling van het ruimtevaartbeleid. De voorgestelde toewijzing voor aardexploratiesatellietdiensten (aarde-ruimte) binnen de frequentieband 7-8 GHz dient te worden ondersteund, waarbij de bestaande radiocommunicatiediensten op de frequentieband adequaat moeten worden beschermd.

Agendapunt 1.12. Dit punt heeft betrekking op de ondersteuning van de ontwikkeling van aardexploratiesatellietsystemen van de volgende generatie als aanvulling op het Copernicus-programma. De primaire toewijzing aan aardexploratiediensten op de frequentiebanden 9 200-9 300 MHz en 9 900-10 400 MHz dient te worden ondersteund, op voorwaarde dat deze uitbreiding alleen wordt gebruikt voor systemen die een grotere bandbreedte dan 600 MHz nodig hebben.

Agendapunten 1.15 en 1.16. Deze punten betreffen de bestrijding van congestie bij communicatie aan boord in havens en de invoering van een nieuw veiligheidssysteem en hebben zowel betrekking op het maritieme beleid als op het ruimtevaartbeleid. Aanpassingen die zijn gericht op verbeteringen die ten goede komen aan communicatiestations aan boord en de ontwikkeling van het door de maritieme sector gebruikte VHF-systeem voor gegevensuitwisseling, dienen te worden ondersteund.

Agendapunt 1.17. Een wereldwijd geharmoniseerde oplossing op de frequentieband 4 200-4 400 MHz voor Wireless Avionics Intra-Communications (WAIC, draadloze intracommunicatie voor luchtvaartelektronica) dient te worden ondersteund, waarbij bestaande, op de frequentieband actieve radionavigatiesystemen voor de luchtvaart dienen te worden beschermd. Indien in dit verband een positief resultaat wordt behaald, kan het gewicht van luchtvaartuigen aanzienlijk worden teruggedrongen, waardoor het brandstofverbruik daalt, de exploitatiekosten lager uitvallen en het milieu-effect van luchtvervoer dientengevolge wordt ingeperkt.

Wat betreft het nieuwe agendapunt betreffende tracking tijdens de vlucht dienen voor alle toekomstige systemen passende voorschriften te worden vastgelegd en dient te worden gewaarborgd dat elk op deze conferentie genomen besluit op die voorschriften is gebaseerd.

Gezien het bovenstaande is het noodzakelijk overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU de standpunten te bepalen die namens de Unie worden ingenomen op de WRC die plaatsvindt om herzieningen van het radioreglement goed te keuren.


4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen specifieke gevolgen voor de begroting van de Europese Unie, met uitzondering van de kosten van de onderhandelingen.